Volgens de Britse tv-presentatrice Malia Bouattia perkt Nederland de burgerrechten van moslims in, schrijft ze op de website Middle East Eye.
De financiën en mogelijke ‘buitenlandse invloeden’ bij moskeeën zullen scherper in de gaten worden gehouden, besloot de Tweede Kamer onlangs. Het is het vervolg op het werk van de parlementscommissie naar ‘ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen’, die na haar onderzoek vorig jaar alarm sloeg over de invloed van Turkije en de Golfstaten.
Bouatta: ‘Moslims worden weer eens afgeschilderd als barbaarse mensen die discipline nodig hebben om de zogenaamde Nederlandse waarden te omarmen. De staat dringt zich op in hun religieuze leven, ook als zij niets misdaan hebben. De moskee als schimmig instituut van ongepaste politieke invloed, op de wenken bediend door gevaarlijke buitenlandse mogendheden, is een klassieke racistische gedachte.’
Nederland doet precies hetzelfde als Franse president Emmanuel Macron, aldus Bouttia, die presentator is bij het satellietkanaal British Muslim TV. Na de moord op Samuel Paty voerde Macron de strijd tegen het islamisme op. Zo werden het Collectief tegen Islamofobie in Frankrijk en de NGO BarakaCity verboden.
Er is volgens Bouttia wel een verschil tussen de twee landen: Frankrijk is door de islamitische wereld fel veroordeeld voor zijn ‘islamofobe’ beleid, Nederland niet.
Gisteravond organiseerde de islamitische stichting Meld Islamofobie een online bijeenkomst over alledaagse moslimhaat in Nederland. Moslims deelden daarin hun ervaringen met discriminatie. ‘Iedereen moet hier melding van maken.’
Een islamitische man, die om privacy-redenen zijn verhaal anoniem deed, vertelde hoe hij in 2017 met zijn vrouw naar het Flevo Ziekenhuis ging omdat zij een kaakoperatie moest ondergaan. Maar de kaakchirurg weigerde haar echter te helpen, omdat ze een hoofddoek droeg, vertelde hij. De man diende een klacht in bij het ziekenhuis, maar de tuchtcommissie stelde de chirurg in het gelijk.
Uiteindelijk moest er een rechter aan te pas komen, die na drie jaar wachten zei dat het moslimechtpaar in zijn recht stond. Inmiddels was de kaakchirurg met pensioen gegaan.
De man, mismoedig: ‘En in het ziekenhuis is er nog steeds moslimdiscriminatie, zo weet ik van verhalen van broeders en zusters.’
Een andere aanwezige op de online bijeenkomst, een anonieme vrouw in een niqaab, vertelde dat ze in de metro werd lastiggevallen door de conducteur omdat ze geen medisch mondkapje ophad. Ze voelde zich gediscrimineerd, omdat haar mond wel was bedekt – ze was immers gesluierd.
De vrouw linkte dit aan het in 2019 ingegane boerka- en niqaabverbod. In haar stad werd dit verbod officieel niet gehandhaafd, vertelde ze, maar werden de coronamaatregelen door wetshandhavers misbruikt om moslims eruit te pikken. Ze vertelde dat ze zelf ook vaak wordt uitgescholden, waarbij mensen soms haar niqaab van haar gezicht willen aftrekken.
‘Mensen verdedigen het niqaabverbod omdat veel mensen zich hierdoor kennelijk onveilig voelden. Maar wij niqaabdraagsters zijn hier de dupe van. Hierom worden we aangevallen. Iedereen moet hier melding van maken.’
Een vrijwilliger van Meld Islamofobie, die veel telefoongesprekken voert met moslims die meldingen doen, vertelde dat vooral vrouwen slachtoffer zijn van moslimhaat. Ze worden uitgescholden als ze alleen zijn, of alleen met hun kinderen over straat lopen. Als er een man bij is worden ze vrijwel nooit aangevallen.
‘Islamofobie is heel erg genormaliseerd in Nederland. Hierdoor gaan moslims soms aan zichzelf twijfelen.’
De meerderheid van de Nederlandse moslims is zich tussen 2014 en 2019 minder veilig gaan voelen concludeerde Meld Islamofobie in een rapport uit 2019. Vorig jaar beweerde Meld Islamofobie dat het boerka- en niqaabverbod tot meer moslimhaat geeft geleid. De stichting vreest zelfs dat het verbod de opmaat is voor een hoofddoekverbod.
Ruim vijftig senatoren, Democraten en Republikeinen, hebben de Amerikaanse president Joe Biden per brief gevraagd om actie tegen Turkije vanwege de mensenrechtenschendingen in het land.
Ze schrijven dat de Turkse president Erdogan een autoritaire richting is ingeslagen, de binnenlandse oppositie heeft gemarginaliseerd, kritische media heeft overgenomen of gesloten en onafhankelijke rechters heeft vervolgd en vervangen door ja-knikkers. Ook noemen ze dat Turkije – na China – de meeste journalisten heeft opgesloten.
Behalve over de mensenrechtensituatie maken de senatoren zich grote zorgen over de buitenlandse politiek van Turkije, dat officieel een bondgenoot van de VS is.
Turkije heeft in de afgelopen jaren Koerdische strijders aangevallen die tegen IS hebben gevochten en door de VS daarom werden gesteund. Ook heeft het land het Russische luchtverdedigingssysteem S-400 aangeschaft, ondanks Amerikaanse waarschuwingen. Tevens heeft Turkije heeft Azerbeidzjan aangemoedigd een oorlog te voeren tegen Armenië.
Daarbij hekelen de senatoren de Turkse bemoeienis met de Amerikaanse politiek. Zo heeft Erdogan geprobeerd de VS ertoe te bewegen politieke tegenstanders van het regime aan Turkije uit te leveren. Ook wil hij critici tot zwijgen brengen, zoals de in Amerika woonachtige basketballer Enes Kanter. Diens familie in Turkije werd aangevallen, waarbij Erdogan ook Interpol inschakelde.
Turkije is volgens de senatoren een belangrijke bondgenoot van de VS in het Midden-Oosten. Toch dringen ze er bij Biden op aan dat hij tegen Erdogan moet zeggen dat hij onmiddellijk alle politieke gevangenen en gewetensgevangenen moet vrijlaten, de mensenrechten moet respecteren en een einde moet maken de klopjacht op dissidenten.
Er valt nog veel te verbeteren aan onze aanpak van radicalisering, vindt onderzoeker Annebregt Dijkman. Ze schreef er een boek over. ‘Professionals die nu werken in de aanpak tegen radicalisering hebben geen vooropleiding.’
Naast een onophoudelijke islamistische dreiging steekt een extreemrechts gevaar de kop op, aldus de AIVD. En onlangs verbaasde de wereld zich over hoe het zo gezapig geachte Nederland in brand stond tijdens de avondklokrellen. Hoe drukken we de extremistische geest weer terug in de fles?
Met twintig jaar aan ervaring als organisatieantropoloog en onderzoeker van extremisme en inclusie schreef Annebregt Dijkman De radicaliseringsindustrie: Van pionieren naar professionaliseren. Ze noemt radicalisering een wicked problem: een ongestructureerd fenomeen zonder kop of staart, dat bovendien steeds verandert.
Beeld: Amsterdam University Press
Dijkman: ‘Dat zie je bijvoorbeeld bij de rellen tegen de avondklok, waar mensen met verschillende ideologische motieven protesteerden. Het gaat om mensen die zich vervelen of boos zijn op de overheid, maar ook om mensen die aanhangers zijn van de QAnon-complottheorie. De coronacrisis wordt nu gezien als een onderwerp dat losstaat van extremisme, maar wicked problems hebben de eigenschap zich te vermengen met andere wicked problems. Juist nu moeten we het erover hebben.’
Je verbindt extremisme ook aan inclusie. Wat hebben die twee met elkaar te maken?
‘Radicalisering gaat over het in- en uitsluiten van mensen. Ook gaat het over mechanismen binnen groepen, waarbij je ziet dat de extremistische groepen of ideologieën weliswaar mensen het gevoel geven dat ze ergens bij horen, maar mensen die er graag bij willen horen ook strikte normen opleggen. Op het moment dat dat niet lukt, wat vaak zo is, worden zij uitgesloten.
‘Voorbeelden van mensen die uittreden van extremistische groeperingen laten zien dat ze teleurgesteld zijn over het feit dat ze de verbondenheid niet hebben gevonden. Dat vind ik wel hoopgevend, anders zou het betekenen dat je nooit meer terug kan komen van radicalisering, maar dat is niet zo. Het is een dynamisch proces van in- en uitsluiting. Mensen kunnen intreden, maar er ook weer uit. Daar heb je echter ook een samenleving voor nodig die mensen weer wil insluiten.’
Wat voegt je boek toe aan de bestaande literatuur over radicalisering?
‘De onzichtbaarheid van de hoeveelheid dilemma’s, druk, en ingewikkelde taken waar radicalismeprofessionals voor staan waren voor mij redenen om dit boek te schrijven. Professionals ervaren dit in grote eenzaamheid, wat ik zelf ook ondervond in mijn werk. Ook denk ik dat radicalismeprofessionals onvoldoende beschermd worden, vanwege de complexiteit van het werk en het hoge afbreukrisico. Denk aan de veiligheidsdreiging, maar ook media exposure. Daarnaast begrijpen veel leidinggevenden nog niet precies wat er gebeurt op de werkvloer, bij professionals in de uitvoering. Ook daardoor zijn zij soms onbeschermd, en vallen ze mede daarom uit.’
‘Voor deradicalisering heb je ook een samenleving nodig die mensen weer wil insluiten’
Wat maakt het werken met radicalisering zo ingewikkeld?
‘In Nederland hebben we een integrale aanpak tegen radicalisering, wat betekent dat we met veel verschillende beroepsgroepen samenwerken. Een van de vragen die veel radicaliseringsprofessionals delen is: wat moet ik zelf doen en wanneer moet iemand anders iets doen – en wie is dat dan? De wijkagent, de docent, de jeugdzorgmedewerker en de IND-ambtenaar moeten allemaal iets doen tegen radicalisering, en daarin kijken ze vanuit hun eigen beroepskaders naar de ander.
‘Zo heeft een wijkagent meer ruimte om informatie te delen, maar een jeugdzorgmedewerker heeft weer andere beroepskaders. Hierdoor kunnen situaties ontstaan waarin professionals elkaar niet begrijpen. Het is daarom belangrijk om niet alleen de eigen beroepskaders goed te begrijpen. Gemeenten herkennen deze complexiteit en proberen hun professionals te ondersteunen door de zogeheten ‘gemeenteregie op de aanpak van radicalisering’. Maar ook daarin zie je nog onduidelijkheden, want bij welke afdeling moet dit thema worden aangepakt? Bij Openbare Orde en Veiligheid? Bij Jeugd? Bij Diversiteit? En hoe ga je dat samen aanpakken? Het blijft een grote uitdaging.’
Annebregt Dijkman (Beeld: Tristam Sopacua)
Wordt de huidige radicaliseringsaanpak beïnvloed door het huidige discours in Nederland over de islam en moslims?
‘Afgelopen jaren kenden we een veiligheidsdreiging vanuit jihadistische bewegingen. Het discours in Nederland over de islam en moslims kunnen we daarom niet los zien van het beleid tegen radicalisering. Ik benoem in mijn boek voorbeelden van hoe we radicalisering kunnen zien als spiegel voor de samenleving, en als toetsing voor de democratische rechtsstaat. Wat mij daarin opvalt, is dat we als samenleving op een glijdende schaal terecht kunnen komen waarin we moslims uitsluiten – en misschien zitten we daar al in. Dat is een van de redenen waarom ik laat zien dat professionals een belangrijke rol hebben. Het is belangrijk dat zij bewust zijn van hun eigen positie, zowel vanuit hun professionele bewustzijn als persoonlijke betrokkenheid: hoe kleuren die je visie op radicalisering? Een belangrijk element dat nog niet genoeg wordt benoemd.
‘Daarnaast is het ook de taak van islamitische gemeenschappen om te voorkomen dat we op die glijdende schaal belanden. Voor moslims is het lastig dat zij op twee borden moeten schaken wanneer het gaat over radicalisering. We vragen moslims om zich voortdurend uit te spreken tegen terroristische aanslagen en zeggen dat ze dat niet genoeg doen, wat niet waar is: er is een voortdurend uitspreken ertegen. Moslims zijn er moe van, willen zich er niet meer tegen uitspreken. Niet omdat ze het geweld goedkeuren, maar ze willen dat die vanzelfsprekende norm ook voor hen geldt en er niet steeds als collectief op worden aangesproken. Tegelijkertijd vragen we moslims om binnen hun eigen gemeenschappen de taboes te doorbreken, want die taboes zijn er. Maar als je het gevoel hebt dat je niet door de samenleving wordt gesteund om die taboes te doorbreken, en je constant in de verdediging moet schieten, dan gaat het moeizaam.’
Je gebruikt de term ‘jihadistisch’, terwijl moslims een hele andere betekenis geven aan het woord ‘jihad’.
‘Er zijn verschillende vormen van radicalisering en verschillende soorten ideologieën die radicalisering inspireren. Als het gaat over terminologie moet je daarom precies zijn. Dat heb ik gedaan in mijn boek, maar tegelijkertijd laat ik zien wat het probleem is als we termen als ‘jihadisme’ gebruiken. Voor de meeste moslims is jihad een belangrijk basisbegrip binnen religieuze kaders, waarin meestal de innerlijke strijd voor het goede vanuit geloofsbelevenis mee wordt aangeduid. Enerzijds wordt de betekenis van dit woord gekaapt door extremistische moslims die geweld plegen in naam van de islam, anderzijds wordt de term ook gekaapt in mediaberichtgeving. Je ziet nu krantenkoppen met bijvoorbeeld ‘jihadkinderen’ en ‘jihadbruid’. Het grote probleem hieraan is dat de gemiddelde moslim wordt beroofd van religieuze taal. Ook moslims hebben recht op taal waarmee een religieuze identiteit kan worden uitgedrukt. Het woord ‘jihad’ is nu voor altijd in een terroristische context geplaatst. Dat zie ik gebeuren bij meer woorden, zoals met het woord ‘kalifaat’.’
Hebben media ook een verantwoordelijkheid in de aanpak tegen radicalisering?
‘Zeker. Zie bijvoorbeeld het effect van media op beeldvorming. Stel dat een eindredacteur bij een artikel deze kop plaatst: ‘Willen we jihadkinderen terug uit Syrië?’ Dan zeggen de meeste mensen: ‘Nee, dat is een te groot risico.’ Maar als je mensen vraagt of ze vinden dat kinderen gestraft moeten worden voor de keuzes die hun ouders hebben gemaakt, dan antwoorden de meesten van niet. Dat is een heel simpel voorbeeld van woordkeuze, welke frame je gebruikt, en het effect daarvan op onze onderlinge beeldvorming. Daarnaast weten we uit onderzoek dat meer media-aandacht beter is voor de terroristische groep die de aanslagen heeft gepleegd. Dat noem ik het dramatische ‘huwelijk’ tussen terrorisme en media. Het is een fuik waarin terroristen duidelijk de mediakaart trekken om meer status te krijgen. Terrorisme gaat over het op grote schaal zaaien van angst. De media kunnen de brandstof voor die angst onbewust voeden. Anderzijds hebben media de verantwoordelijkheid om het publiek van informatie te voorzien, waar het publiek ook recht op heeft. Media zijn de waakhond van de democratie, ons controlemechanisme op de macht. Maar media hebben zelf ook macht.
‘In mijn boek geef ik het voorbeeld van de mediacode over zelfdoding. We weten uit onderzoek dat berichtgeving over zelfdoding extra zelfdoding uitlokt. Daarom zijn er afspraken gemaakt over de terughoudendheid waarmee de media berichten over zelfdoding. In diezelfde lijn zouden we kunnen kijken naar richtlijnen wanneer het gaat om berichtgeving over terroristische aanslagen.’
‘Maak concreet welke kwaliteitseisen er zijn voor professionals die werken tegen radicalisering, en welke opleiding en zorg daarbij horen’
Hoe tillen we de radicalismebestrijding in Nederland nu naar een hoger plan?
‘Het is heel belangrijk dat organisaties expliciet aangeven dat werken met radicalisering een risicoberoep is. Daarnaast moeten we concreet maken welke kwaliteitseisen en normen we hanteren voor professionals die werken tegen radicalisering, en welke opleiding en zorg daarbij horen. Professionals die nu werken in de aanpak tegen radicalisering hebben geen vooropleiding. De wijkagent, docent of jeugdzorgwerker hebben allemaal een eigen goede opleiding gehad, maar daar zit aan de voorkant niet in wat het betekent om te werken met radicalisering. Pas op de werkvloer worden ze daarmee geconfronteerd. In mijn ideale wereld zie ik daarom een lectoraat ‘Werken met extremisme’, dat hogescholen en universiteiten voorziet van knooppunten tussen praktijk en wetenschap. Radicalisering is niet iets dat alleen in de politieke arena besproken moet worden, maar juist in de beroepspraktijken en in de wetenschap.
‘Bij de aanpak tegen radicalisering zijn overheidsprofessionals nodig die kennis hebben over de democratische rechtsstaat, maar ook zorgprofessionals die meer te maken hebben met radicalisering als moreel vraagstuk. Zij kunnen daarin nog veel van elkaar leren. Daarbij is het goed voor professionals om aan te geven waar hun kennis ophoudt en geen antwoord hebben op de complexe vraagstukken. Er is veel dat we nog niet weten, en dat is oké. Belangrijker is om steeds vragen te blijven stellen bij de veranderende complexiteit van radicalisering. Voor mij is dit boek daarom geen eindpunt, maar het begin van een nieuwe vraag: hoe gaan we radicalisering samen effectief aanpakken als professionals, waaronder de media? Het gaat immers om de toekomst van ons land, maar ook om de toekomst van de wereld.’
Vrouwen in de Golfstaat Koeweit zijn hun eigen #MeToo-campagne begonnen, meldt de Arabische nieuwszender al Jazeera. De vrouwen spreken zich uit tegen de zwijgcultuur in het land, waardoor vrouwen vaak maar niets zeggen als ze slachtoffer zijn geworden van seksuele intimidatie of aanranding.
Online duiken tientallen getuigenissen over stalking, intimidatie of aanranding op, voornamelijk vanuit het Instagram-account ‘Lan Asket’, Arabisch voor ‘Ik zal niet zwijgen’, dat verklaringen verzamelt van Koeweitse burgers als van expats, die een groot deel van de totale bevolking uitmaken.
De Koeweitse modeblogster Ascia al Faraj, die meer dan 2,5 miljoen volgers heeft op social media, zei vorige week in een geruchtmakende video (foto) dat er een probleem is in het land.
Elke keer als ik naar buiten ga, is er iemand die mij lastigvalt of een andere vrouw op straat lastigvalt,’ zei ze in haar video vol emotionele lading, die ze had geüpload nadat een bestuurder het gaspedaal intrapte om haar te ‘laten schrikken’ terwijl ze naar haar auto liep.
‘Heb je geen schaamte? We hebben een probleem van intimidatie in dit land, en ik heb er genoeg van.’
De Amerikaanse #MeToo-campagne ging aan Koeweit grotendeels voorbij, maar de video van Ascia al Faraj heeft een landelijke beweging op gang gebracht. In radio- en tv-programma’s zijn nu veel activisten, advocaten en academici te gast om de kwestie van seksuele intimidatie te bespreken.
Ook de Amerikaanse ambassade in Koeweit steunt vrouwen die zich hiertegen uitspraken. De ambassade tweette een afbeelding die de campagne illustreert, met afbeeldingen van drie vrouwen: één zonder hoofddoek, één met een hoofddoek en één met haar gezicht gesluierd – en met de slogan ‘Val haar niet lastig’.
147 prominente Turkse schrijvers hebben een solidariteitsverklaring uitgegeven richting de studenten aan de Bogazici Universiteit in Istanbul.
Studenten daar protesteren al ruim een maand tegen de nieuwe rector, die door president Erdogan is aangesteld. Ze vrezen dat de vrijheid van meningsuiting aan de universiteit in het geding is. Honderden studenten werden opgepakt. Erdogan vergeleek hen met terroristen.
‘Wij zullen niet buigen voor vervolging en onderdrukking’, stellen de schrijvers in de verklaring. ‘Het bestempelen van studenten als terroristen, de onrechtmatige aanhoudingen en het politiegeweld zijn allemaal nieuwe bewijzen dat ons land al lang geen rechtsstaat meer is.’
Onder meer Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk (foto) en Elif Safak, de best verkopende vrouwelijke schrijfster van Turkije, ondertekenden het manifest getiteld ‘Wij zullen niet omlaag kijken’. Een politieagent zei tegen de demonstranten gezegd dat ze naar de grond moesten staren. Dat accepteerden de studenten niet.
Afgelopen zaterdag werd in Amsterdam een solidariteitsdemonstratie georganiseerd, waar onder meer SP-Kamerlid Sadet Karabulut haar steun betuigde aan de demonstranten.
Het Collectief Tegen Islamofobiein Frankrijk (CCIF) gaat in hoger beroep tegen de Franse staat, die de organisatie heeft verboden. Dit schrijft le Monde.
Het verbod was een reactie op de moord op geschiedenisleraar Samuel Paty, die Charlie Hebdo-cartoons over de profeet Mohammed had laten zien. Minister Gérard Darmanin (Binnenlandse Zaken) beschuldigde CCIF van betrokkenheid bij de hetze tegen Paty voorafgaand aan de moord, omdat twee mensen die kritiek hadden op Paty zich tot deze organisatie hadden gewend.
Het CCIF is in hoger beroep gegaan om het verbod terug te draaien. Dat de minister CCIF wilde verbieden zou politiek gemotiveerd zijn. De nu ontbonden organisatie heeft nooit haat gezaaid of opgeroepen tot het plegen van terroristische aanslagen, stelt CCIF, en zou alleen zijn verboden omdat de organisatie de ‘verkeerde mening’ promoot.
In België werd de ontbinding van het CCIF aangegrepen door Theo Francken van N-VA voor felle kritiek op CCIF’s Belgische zusterorganisatie CCIB. Francken was ‘geschokt’ omdat CCIB van de Belgische overheid 20.000 euro subsidie had gekregen.
Nourdin el Ouali, politiek leider van de islamitische partij Nida, stelde vorig jaar voor dat Nederland aan verboden Franse organisaties ‘een veilig toevluchtsoord’ moest bieden.
Thierry Baudet springt in de bres voor ‘die bloeiende etnostaat Israël’, zo schrijft de Forum voor Democratie-lijsttrekker op Facebook. Hij ondertekende een petitie die Nederland oproept om niet langer VN-moties te ondersteunen die Israël negatief uitlichten.
‘Wij willen (…) géén schijnheilige veroordelingen van die bloeiende etnostaat in het Midden-Oosten, de enige democratie in de Arabische wereld, onze bondgenoot en historisch-religieus verbonden vriend!’, schrijft Baudet.
De term ‘etnostaat’ verwijst naar een etnisch homogene staat. De extreemrechtse alt-rechtse beweging streeft naar een witte etnostaat waarin geen plaats is voor andere rassen, aldus de AIVD.
Eind vorig jaar was FvD negatief in het nieuws vanwege antisemitische appjes. Binnen de alt-right-beweging circuleren veel antisemitische complottheorieën.
Tegelijkertijd zijn sommige kopstukken van de beweging pro-Israël, zoals de Amerikaan Richard Spencer. Hij bewondert juist de enige staat in de wereld die zich Joods noemt. ‘Je zou kunnen zeggen dat ik een witte zionist ben’, vertelde hij in 2017. Hij noemt de Joodse staat als ‘de belangrijkste en misschien wel meest revolutionaire etnostaat’, waar hij zich door liet inspireren.
Critici van Israël, waaronder de Britse journalist en activist Ben White, noemen Israël ook een etnostaat, maar bedoelen dit juist niet positief. Israël zou een racistische staat zijn, die zich schuldig maakt aan apartheidspolitiek tegenover Arabische Israëli’s en de Palestijnen.
Baudet gebruikt vaker omstreden begrippen. In 2017 en 2019 repte de FvD-leider in speeches over ‘ons boreaal Europa’ en ‘onze boreale wereld’. ‘Boreaal’ slaat op het noorden, waar de Noordse, Germaanse volkeren vandaan komen.
‘Boreaal’ wordt in extreemrechtse kringen, onder meer door de Franse oud-politicus Jean-Marie Le Pen, uitgelegd als verwijzing naar de overtuiging dat Europa van oorsprong enkel door witte mensen bevolkt was en dat dit hersteld en behouden moet worden.
Baudet ontkende dat hij extreemrechtse taal had gebezigd. Hij vond de term gewoon mooi, zij hij, en zou deze ontleend hebben aan de negentiende-eeuwse Franse dichter Charles Baudelaire, die de term ‘aurora borealis’ gebruikte als aanduiding voor landen die beschenen worden door het Noorderlicht, ofwel West-Europa en Noord-Amerika.
In aanloop naar de verkiezingen geeft de Kanttekening wekelijks een podium aan biculturele kandidaten voor de Tweede Kamer. Vandaag: Sofyan Mbarki, fractievoorzitter PvdA Amsterdam. Hij is kandidaat nummer 16 voor de PvdA.
De toeslagenaffaire was de afgelopen tijd volop in het nieuws. Er blijkt etnisch te zijn geprofileerd. Echter heeft discriminatie door de Belastingdienst in de berichtgeving veel te weinig aandacht gekregen, terwijl ik om mij heen zie dat juist dit aspect bij heel veel mensen tot wantrouwen en cynisme heeft geleid. Ik begrijp deze emotie heel goed.
Want het zijn juist deze mensen die het goed doen op school en hun diploma halen. Die ondernemen, carrière maken en vrijwilligerswerk doen. Kortom: het gaat om mensen die meebouwen mee aan de toekomst van dit land. En toch voelen ze zich nog steeds regelmatig een buitenstaander.
Ik geef een persoonlijk voorbeeld, want dit onderwerp raakt mij persoonlijk.
Ik ben Amsterdammer. Geboren en getogen. Een Amsterdammer met warme herinneringen aan het voetballen voor het Olympisch Stadion, en aan de superdiverse omgeving waarin ik opgroeide in Amsterdam-West. Als vierjarige was ik bovendien verliefd op juf Joke. Dat ik anders ben, dat ik moslim ben, was destijds nooit een reden tot wantrouwen. Er was niemand die destijds tegen mij zei dat de ramadan iets on-Nederlands is. De stad omarmde mij. En het is niet moeilijk om op te bloeien in een stad die je omarmt.
Mijn kinderen groeien hier nu ook op. Ze leren op een Amsterdamse school. Ze voetballen bij een voetbalvereniging en ze spelen met andere Amsterdammertjes buiten. En toch worden zij veel meer gezien en aangesproken als ‘Marokkanen’ dan ik. En niet op een positieve manier. De manier van opgroeien en hoe we naar elkaar kijken, is echt veranderd. Dat is pijnlijk om te constateren als vader, je wilt namelijk dat je kinderen het beter krijgen dan jij.
Tegelijkertijd zie ik ook een hoopvolle ontwikkeling. Afgelopen zomer zijn in mijn stad duizenden mensen de straat op gegaan om hun afkeuring uit te spreken tegen discriminatie en uitsluiting. Ook ik ben naar de Dam gegaan – niet alleen als PvdA-raadslid – maar juist ook als vader ván drie kinderen, en als Nederlander.
Nu gaat het eindelijk om diegenen die discriminatie ervaren
Het racismedebat richtte zich de afgelopen jaren vaak op de intenties van degenen die discrimineerden. Denk aan opmerkingen als ‘Het was maar een grapje’ of ‘Sinterklaas is maar een kinderfeest’. Nu gaat het eindelijk om diegenen die discriminatie ervaren. Dat komt mede omdat er nu een generatie is opgestaan die gelijkwaardigheid opeist. Deze nieuwe generatie spreekt zich niet alleen uit tegen discriminatie en uitsluiting, maar verkondigt ook de boodschap dat ze zich niet willen laten reduceren tot slechts een onderdeel van hun identiteit.
Om deze positieve ontwikkeling voort te zetten, zullen we ook naar de politiek moeten kijken. Helaas is de realiteit dat het marginaliseren van mensen de afgelopen decennia niet voorbehouden is geweest aan één politieke partij. Alle partijen hebben zich op een bepaalde manier bewust of onbewust schuldig gemaakt aan groepsdenken. Of het nu gaat om doelgroepenbeleid om een specifieke groep te ‘helpen’ of doelgroepenbeleid dat heeft geresulteerd in etnisch profileren bij de Belastingdienst.
Wat mij daarnaast ook opvalt, is dat juist partijen die zeggen te willen vechten tegen discriminatie deze trend versterken. We hebben gezien hoe (stemgedragingen van) politici met een Marokkaanse of Turkse achtergrond uitsluitend aan de hand van hun afkomst werden beoordeeld. Dat is niet de verbindende politiek die ik voor ogen heb.
We moeten nu juist toe naar een brede coalitie. Een coalitie met gedeelde progressieve waarden, die zich niet slechts om één gemarginaliseerde groep bekommert, maar opkomt voor iedereen die uitsluiting ervaart. Van uitsluiting om wie je bent, tot uitsluiting door je sociaaleconomische positie. Een coalitie waarin dus niet je afkomst leidend is, maar je ideeën over de Nederlandse samenleving en je betrokkenheid bij de maatschappij.
Op 17 maart gaan we naar de stembus. Hopelijk kijkt de nieuwe Tweede Kamer daarna verder dan naar slechts één klein deel van je identiteit. Ik draag daar graag aan bij. Om dit land voor mijn kinderen nog beter te maken.
Publicist en jurist Ludo Grégoire pleit er in het Parool voor de christelijke feestdagen af te schaffen.
73 procent van de officiële feestdagen is christelijk. Dat komt omdat de feestdagen werden vastgelegd in 1965, toen de grote meerderheid van ons land nog christelijk was. Maar dankzij secularisatie en de komst van de islam en andere religies is Nederland ingrijpend veranderd.
Grégoire: ‘Deze systemische discriminatie (voorkeursbehandeling) is in strijd met het gelijkheidsbeginsel van Artikel 1 van de Grondwet.’
Ook gaan christelijke feestdagen in tegen de scheiding tussen kerk en staat, vindt de jurist, en doet onze feestdagenregeling geen recht aan onze ‘vele andere Nederlandse identiteitselementen dan religie’.
‘Ik noem: de emancipatie van de vrouw, de vele vormen van non-heteroseksualiteit, de verhouding tot ons verleden, de veranderingen in de bevolkingssamenstelling.’
Grégoire stelt ‘neutrale feestdagen’ voor, zoals de ‘dag van de verjaardag van de aarde’ (1 januari), de ‘dag van gelijkheid’ (21 maart) en de ‘dag van Europa’ (15 september).
De jurist vindt dat christenen hun feestdagen best in privékring mogen vieren, maar hiervoor moeten ze dan verlofdagen opnemen.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.