0.5 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 759

Lijdt links aan ‘christofobie’?

0
‘In onze empathie zijn we niet onpartijdig.’

Telegraaf-journalist Wierd Duk weet het zeker: ‘Links heeft smetvrees voor christelijke slachtoffers’. In zijn podcast Het land van Wierd Duk stelt hij dat links met twee maten meet. Na Christchurch was links heel solidair met de moslims en werd de extreemrechtse achtergrond van de daders benadrukt, maar na de aanslagen in Sri Lanka had links het opeens over paasvierders en werd de religie van de daders niet benoemd. Duk begrijpt dat sommige bezorgde burgers hierdoor heel wantrouwig zijn geworden tegenover ‘de gevestigde orde’. Duk is het met hun achterdocht eens: ‘En ja, zo langzamerhand moet ik wel zeggen hoor, het was wel heel opvallend hoe dat gaat.’
Maar ervaren christenen dit zelf ook zo? Dat links en de gevestigde media bevooroordeeld zijn en zich laten leiden door antichristelijke sentimenten? De Kanttekening sprak hierover met vier christelijke opiniemakers: blogger en activist Chris Develing, SGP-raadslid Tom de Nooijer, theoloog en schrijver Alain Verheij en politicoloog en bestuurskundige Jasper Klapwijk.

Fobie

Chris Develing is een ‘wedergeboren christen’ en staat politiek duidelijk rechts. Hij was eerst randkerkelijk, voordat hij bewust tot geloof kwam en Jezus Christus als zijn verlosser zag. Develing is werkzaam voor Schreeuw om Leven, een christelijke organisatie die strijdt tegen de abortus- en euthanasiepraktijk in Nederland. Daarnaast is hij blogger en activist en schrijft hij bijdragen voor het online evangelisatieplatform Deo Volente.
Met de stelling van Wierd Duk dat links met twee maten meet is Develing het voor 100 procent eens. ‘Je zag dit heel duidelijk in de reactie op de aanslagen in Sri Lanka. Dat de daders moslim waren mocht niet benoemd worden, maar ook niet dat de slachtoffers christenen waren. Ze werden Easter Worshippers genoemd, paasvierders. Moslims worden als slachtoffers erkend, christenen niet. Opvallend vond ik ook het optreden van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema. Na Christchurch zei ze dat ze solidair was met Nieuw-Zeeland, de nabestaanden en met de moslims wereldwijd. Na Sri Lanka zei de GroenLinks-politica niets.’
Halsema en andere linkse politici, opiniemakers, journalisten en wetenschappers hebben volgens Develing last van christofobie. Met deze term, die enkele jaren geleden gemunt is door Ayaan Hirsi Ali, wordt de afkeer tegen christenen bedoeld. ‘De term is natuurlijk een reactie op de term islamofobie, maar christofobie werkt een beetje anders’, vertelt Develing. ‘De afkeer tegen christenen is subtieler, geniepiger. Ik merk het bijvoorbeeld wanneer kranten gretig een nieuwsbericht overnemen, waarin zogenaamd wordt bewezen dat bepaalde passages in de Bijbel niet waar zijn. Dit wordt dan heel triomfantelijk gebracht. Over de islam durven journalisten het niet op die manier op te schrijven.’ Op de Nederlandse universiteiten is volgens Develing iets soortgelijks aan de hand. ‘Studenten aan de Vrije Universiteit Amsterdam en andere instellingen vertelden mij dat tijdens de colleges de Bijbel en het christendom regelmatig belachelijk worden gemaakt, terwijl de Koran en de islam met het grootst mogelijke respect worden behandeld. Dat is krom.’
Maar waar komt volgens Develing die dubbele maat, zoals hij dat ziet, vandaan? ‘Links is tegen religie, maar komt op voor minderheden. In Nederland ziet links het christendom als de religie van de onderdrukkers, terwijl de islam de religie van de onderdrukten zou zijn. In Turkije en andere islamitische landen is het – interessant genoeg – precies andersom. Daar is links tegen de politieke islam maar moeten christenen, als vervolgde minderheid, worden beschermd.’

Islam

Ook Tom de Nooijer, SGP-raadslid in de Gelderse gemeente Oldebroek en met zijn negentien jaar een van de jongste gemeenteraadsleden van Nederland, is van mening dat links dubbele maatstaven hanteert. ‘Na de gebeurtenissen in Christchurch, die echt verschrikkelijk waren, werd er meteen gewezen op de identiteit van de dader. Brenton Tarrant was geen christelijke, maar wel een blanke man met extreemrechtse denkbeelden. Ik vind het op zich goed dat zijn foute denkbeelden benoemd worden, maar doe dat dan bij alle terroristen. Wees daarin consequent. De NOS en andere media hielden lange tijd de kaken stijf op elkaar na de aanslagen in Sri Lanka. Het was al heel gauw duidelijk dat de daders moslims waren, maar dit mocht aanvankelijk niet benoemd worden, bijvoorbeeld in de avonduitzending van Nieuwsuur. Dat is meten met twee maten.’
Maar kun je dat wel zo simpel stellen, dat moslims de daders waren van de aanslagen in Sri Lanka? Scheer je daarmee niet alle moslims – bedoeld of onbedoeld – over een kam? De Nooijer: ‘Natuurlijk wordt de islam verschillend uitgelegd door moslims, maar de terroristen beroepen zich wel degelijk op de islam en hebben daar ook gefundeerde theologische argumenten voor. De islamitische religie en ideologie kunnen door theologische concepten als de jihad zeker tot terrorisme leiden. Links wil dat echter niet onder ogen zien. We moeten een inhoudelijk, theologisch debat voeren over de relatie tussen islam en terrorisme, maar links gaat dit debat uit de weg. Al meer dan twintig jaar lang.’ De Nooijer stoort zich aan het beeld dat jihadisten een kleine minderheid zijn en dat de ‘ware’ islam vrede is. ‘Het onderscheid tussen radicale en gewone moslims kun je niet zo scherp maken, blijkt telkens maar weer. Moslims in de Brusselse wijk Molenbeek wisten dat er ook terroristen in hun buurt woonden, maar zij werden gewoon gedoogd en soms zelfs gesteund. Het probleem is echt veel groter dan linkse mensen denken.
De SGP, de partij waarvoor De Nooijer in Oldebroek in de gemeenteraad zit, heeft toch ook weinig op met democratie? De Nooijer ziet dit toch echt anders. ‘De SGP vindt de democratische rechtsstaat heel belangrijk en we zijn daarom terughoudend met de bouw van nieuwe moskeeën, omdat de politieke islam onze democratie bedreigt. We zijn niet tegen de godsdienstvrijheid, maar de islam is niet alleen een religie, maar ook een ideologie. Daarom moeten we als overheid heel alert zijn.’

Foto: Youtube – Sri Lanka

Frames

Maar toch klinkt er vanuit christelijke hoek ook felle kritiek op het narratief, waarin de christenen slachtoffers en moslims daders zouden zijn. ‘Theoloog des Twitterlands’ Alain Verheij, auteur van de bestseller God en ik, stelt dat we in principe solidair met alle slachtoffers moeten zijn, maar legt uit dat dit in de praktijk niet zo werkt. ‘In onze empathie zijn we niet onpartijdig.’ Volgens Verheij zit dat ‘tribale’ in alle mensen. Als voorbeeld noemt hij de ranglijst van Open Doors, een orthodox-protestantse organisatie die zich voor vervolgde christenen inzet. ‘Dankzij Open Doors wist ik alles van de christenvervolging in China, maar hoe het met andere minderheden in China zat, die ook slachtoffer waren van discriminatie, wist ik helemaal niets. Daarvoor moest ik naar andere stichtingen.’ Verheij snapt dat christenen wereldwijd solidariteit met elkaar voelen, maar begrijpt ook dat linkse mensen dat misschien minder zullen voelen. ‘Dat komt toch door dat tribale, een doorwerking van de verzuiling.’
Verheij is tegen het frame ‘christendom versus islam’. Volgens Verheij doet die tegenstelling geen recht aan de lokale situatie. ‘Bovendien willen extremisten juist dat we in zo’n frame gaan denken. Dat is genoeg reden om het niet te willen.’ Verheij vindt het ook opvallend dat christenen – net als Joden – selectief als minderheden worden omarmd door populistisch rechts. ‘Dat doet men niet omdat men zo dol op ons is, maar we zijn een stok om de moslims mee te slaan. Vervolgde christenen in islamitische landen passen in het islamofobe narratief van rechts.’
De Theoloog des Twitterlands wijst daarenboven op de kwalijke rol die sociale media kunnen spelen. ‘Brenton Tarrant, de terrorist die vijftig moslims vermoordde in Christchurch, was geradicaliseerd dankzij het alt-rechtse internetcultuurtje. Op Twitter wordt na elke aanslag meteen druk gespeculeerd over de mogelijke daders, terwijl het veel beter is om eerst gewoon het nieuws af te wachten. Het is juist heel belangrijk om zorgvuldig te zijn. Dat geldt trouwens ook voor de reguliere media. Er kunnen heel snel frames ontstaan. En die frames werken radicalisering en tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen in de hand.’
Ook Jasper Klapwijk, tot voor kort politiek commentator bij het EO-programma Dit is de Dag, is tegen het Duk-frame waarin christenen alleen maar slachtoffers zijn. ‘Christenen zijn maar al te vaak daders, zoals weer bleek bij de recente aanslag in de synagoge in de Verenigde Staten. Maar ook de toenmalige Amerikaanse president George W. Bush heeft met zijn ‘War on Terror’ honderdduizenden doden op zijn geweten. De uitgesproken christelijke Bush sprak over een ‘crusade’, een kruistocht. Moslims in het Midden-Oosten, die door Amerikaanse bommen en raketten werden bestookt, zagen de oorlog tegen het terrorisme als een christelijke oorlog tegen de islam. Het Westen en het christendom zijn in de ogen van veel moslims namelijk hetzelfde. Zoals het Midden-Oosten in de westerse beeldvorming één monolithisch islamitisch blok is.’
Westerse landen en westerse christenen hebben volgens Klapwijk een zeer kwalijke rol gespeeld in het Midden-Oosten. Om die reden zouden ze zich eerst drie keer achter de oren moeten krabben voordat ze protesteren tegen de christenvervolging in islamitische landen. ‘Bovendien help je daar christenen in het Midden-Oosten helemaal niet mee’, voegt Klapwijk hieraan toe. ‘Zij worden dan namelijk weggezet als handlangers van het christelijke Westen, dat verantwoordelijk is voor al die bommen en raketten. Oosterse christenen zijn geen vijfde colonne, maar zo worden ze wel gezien.’
Als de aanslagen in Sri Lanka ter sprake komen vertelt Klapwijk dat hij helemaal geen moeite heeft met de term Easter Worshippers. ‘Historicus James Kennedy vond dit woord politiek-correct, maar ik vind het eigenlijk wel een goede term: mensen die pasen vieren. Niet alle mensen die in de kerk zaten waren christelijk. Bovendien werden er aanslagen gepleegd op hotels, waar veel westerse toeristen zaten. Het is dus niet zo dat alle slachtoffers christenen waren.’ Klapwijk noemt zichzelf ook niet altijd christen. ‘Ik vind het een omstreden woord. Joseph Kony van het Verzetsleger van de Heer, die dood en verderf zaait in Afrika, noemt zichzelf een christen. Ik weet niet of ik daarmee wel geassocieerd wil worden.’
Klapwijk is het ten slotte niet eens met De Nooijer, die de islam sterk associeert met geweld. ‘Dat media niet direct spraken over moslims vind ik meer dan terecht, want het was niet direct duidelijk wie de aanslag hadden gepleegd. Bovendien is de term te generiek: je kunt de islam niet de schuld geven. Liever spreek ik van jihadisten. We moeten gewoon heel erg goed opletten welke woorden we gebruiken, we moeten heel nauwkeurig in onze analyse zijn.’ Klapwijk benadrukt dat moslims tegen geweld zijn en zulke aanslagen veroordelen. ‘We mogen dit natuurlijk niet van moslims eisen, zoals we ook niet van christenen eisen dat ze zich van aanslagen uit naam van het christendom distantiëren. Maar het is fijn als dit gebeurt. ‘Religie moet bijdragen aan menselijkheid’, zei de onlangs overleden VVD-politicus Johan Witteveen ooit. Hij was een soefi. Christenen en moslims kunnen veel van zijn wijsheid leren.’

Ooit knielden wij ook voor onze vorsten

0

Het was, zullen we maar zeggen, een opmerkelijke foto, die dezer dagen in de krant verscheen: van de trouwceremonie van de kersverse koning van Thailand Rama X. Niet alleen lagen alle hovelingen languit op de grond rond het gouden troonachtige gestoelte van de daarop gezeten monarch geschaard. Voor hem lag in dezelfde houding ook zijn aanstaande echtgenote, wier voorhoofd op het plaatje net door de koninklijke wijsvinger werd beroerd. Niet alleen voor republikeinen is er, gezien de draconische straffen die ginds op majesteitsschennis staan, nog het nodige werk aan de winkel, ook voor feministen is dat het geval. Ik geloof althans niet dat Maxima er indertijd zo bijgelegen heeft; mocht Willem Alexander dat gesuggereerd hebben, dan vond ze dat vast méér dan ‘een beetje dom’.

Het nieuwe Thaise staatshoofd geldt ook in eigen land als een zonderling. Zo had hij een aantal jaren terug zijn poedel Fufu tot luchtmaarschalk verheven, wat aan de Romeinse keizer Caligula herinnert, die zijn paard tot consul had benoemd. Fufu schoof vanzelfsprekend ook, in bijpassend uniform en met de pootjes in witte handschoentjes gestoken, bij officiële banketten aan, zoals de Amerikaanse ambassadeur wist te berichten. De koning schijnt in Zuid-Duitsland, waar hij grote delen van het jaar verblijft, juist wat minder formeel gekleed rond te lopen – met afhangende spijkerbroek en een met neptatoeages beplakt naveltruitje. Ook zou hij samen met zijn minnares halfnaakt in een damesslipje fietsen, wat voor de doorsnee westerling misschien juist weer wél wat meer herkenbaar is.

Maar dat zijn aanstaande echtgenote uitgestrekt op de grond voor hem lag, was geen gril van de koning als persoonlijke variant op een passage uit Fifty Shades of Grey, maar officiële etiquette. De vereisten daarvan kunnen overigens soms ook enig sadistisch gehalte bezitten; denk aan de verplichting van de wachtsoldaten bij Buckingham Palace en hun soortgenoten bij paleizen elders om, ongeacht de weersomstandigheden en het opdringerige publiek, urenlang geen spier te vertrekken. Al die stompzinnige selfies schietende toeristen om je heen: dat moet toch een vorm van geestelijke marteling zijn. En ook onder die toeristen zullen er regelmatig zijn die die soldaten met een vinger aanraken, om te kijken of ze wel echt zijn, zoals de apostel Thomas ooit bij Christus deed.

In dit soort ceremonies die een bijna als goddelijk begrepen hiërarchie moeten verbeelden, en vooral in de waarde die daarom daaraan wordt gehecht, manifesteert zich een enorme kloof met de hedendaagse westerse cultuur. Zeker: ook daar bestaan nog bepaalde rudimenten van omgangsvormen uit hiërarchischer tijden. Dit is met name zo in Engeland, dat niet alleen in dat opzicht de sprong naar de moderne tijd volledig heeft gemist. In de film The Queen (2006) konden we premier Blair bij zijn aantreden voor Elisabeth zien knielen, waarna hij achteruitlopend de kamer verliet, omdat niemand de koningin zijn rug terugkeren mag.

Vóór 1918 was dit aan veel Europese hoven gebruikelijk. Toen de Duitse ex-keizer Wilhelm II het Slot in Berlijn voor Huis Doorn verruilde zonder de hoeveelheid meegenomen meubilair geheel op zijn krappe nieuwe onderkomen aan te passen, waagde een jonger lid van de hofhouding het weliswaar om te opperen of men misschien niet een beetje met de tijd mee moest gaan door dit archaïsche gebruik af te schaffen, maar die werd meteen als ‘communist’ in de hoek gezet. Ook in de volgestouwde gangen en kamers van Doorn bleef de oude hofetiquette, inclusief dit achterwaarts bewegen der lakeien, strikt intact. Of daarbij wel eens een kostbare vaas gesneuveld is verhaalt de geschiedenis niet.

Geen volk is momenteel informeler – Zuid-Europeanen zouden zeggen: plomper – dan de Nederlanders, de Scandinaviërs hooguit uitgezonderd. En de Amerikanen niet te vergeten. Toen de voorvorige president Bush junior in 2007 een bezoek aan het Vaticaan bracht, begroette hij de vorige paus met de woorden ‘Hello Sir‘: Zijne Heiligheid tot meneer Benedictus-zoveel teruggebracht. Al anderhalve eeuw eerder had overigens bij de opening van de Badischer Bahnhof in Basel het dienstdoende Zwitserse bondsraadlid, eveneens wars van veel formeel gedoe, groothertog Frederik I van Baden met een simpel ‘Guten Tag, Herr Grossherzog‘ aangesproken.

Inzake Nederland valt trouwens de kanttekening te maken dat veel verder rationele mensen Beatrix met grote wellust met ‘majesteit’ aanspraken, in de kennelijke hoop dat dan ook iets van dat koninklijke aura op hen afstralen zou. En oud-minister Klaas de Vries wist in het aan de mislukte revolutie-poging van Troelstra van 1918 gewijde nummer van De Republikein van afgelopen najaar te berichten, hoe in zijn jeugd in Limburg het volledige college van B&W bij een bezoek van de bisschop op de knieën ging – met uitzondering van zijn vader, die ook wethouder was. Hij stak slechts zijn hand uit, die de bisschop echter niet wilde aannemen.

Met handen schudden hadden in vroeger tijden wel meer machthebbers moeite, omdat het als een bij uitstek ‘democratisch’, want gelijkwaardigheid demonstrerend begroetingsritueel gold. Dit in tegenstelling tot de gangbare kniebuiging met handkus, waarmee juist een hiërarchische relatie zichtbaar werd gemaakt: degene die hem krijgt staat immers duidelijk boven degene die hem geeft.

Toen paus Pius VI in 1783 in Wenen een bezoek aan kanselier Kaunitz bracht, strekte hij na aankomst dan ook zijn hand met die intentie uit in de richting van de Oostenrijkse kanselier. Tot zijn volstrekte verbijstering boog Kaunitz echter noch zijn knieën, noch zijn hoofd voorover voor de bedoelde kus, maar hield hij zijn rug recht, om de hand van de paus met zijn beide eígen handen beet te grijpen en enthousiast te schudden. Hij gaf daarmee aan dat hij zich in geen enkel opzicht de mindere wist van zijn gast. In Thailand kost je zoiets nu nog vast de kop.

dK-Panel: ‘Houd toch op met de herdenkingspolitie uit te hangen!’

1

De laatste jaren is er veel te doen rondom de invulling van Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Wie herdenken wij op 4 mei – en wat vieren wij precies op 5 mei? Het panel van de Kanttekening kijkt terug.

Amma Asante

Amma Asante, (46) voorzitter Landelijke Cliëntenraad

‘Als kind groeide ik in Nederland op met de geschiedenis van de Dodenherdenking en leerde ik op school over de Tweede Wereldoorlog. Toen ik wat ouder werd en ging nadenken over actuele oorlogen en de oorzaken daarvan, kregen 4 en 5 mei voor mij een bredere betekenis dan de Tweede Wereldoorlog alleen. Wat daarin misschien ook meespeelt is dat ik geen familieleden heb die ik herdenk – geen Nederlandse opa of oma die mij verhalen vertelde over hoe de oorlog hier was.
Alles wat ik van de oorlog hoorde leerde ik op school en heb ik zelf opgepikt uit de boeken en verhalen. De Tweede Wereldoorlog heeft voor mij een universele betekenis gekregen: hoe heeft dit allemaal zo kunnen lopen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat het nooit meer gebeurt?
Op 4 mei ben ik om 20.00 uur twee minuten muisstil, samen met mijn man en kinderen. Vroeger ging ik nog wel eens naar de Dam, maar met de kinderen vind ik dat een beetje te massaal. Toen mijn oudste negen jaar werd heb ik haar het dagboek van Anne Frank gegeven, omdat ze allemaal vragen had over hoe gemeen Adolf Hitler was en over hoe erg de oorlog voor de Joden was. Inmiddels is ze twaalf en stelt ze ook vragen ook over wat andere mensen meemaken in de oorlogen die ze ziet op het Jeugdjournaal.
5 mei is een heugelijke dag, een echte feestdag, waarbij we vieren dat we vrij zijn van onderdrukking en vervolging. Dat we mogen zijn wie we zijn. De verantwoordelijkheid die daarbij hoort probeer ik ook over te brengen op de volgende generatie: jouw vrijheid houdt op wanneer je de vrijheid van een ander beperkt. Maar ook: wat hebben we een geluk dat we in Nederland wonen!
Over wie of wat we herdenken heb ik wel een mening, maar ik zeg ook: laten we elkaar vooral de vrijheid bieden om te herdenken op onze eigen wijze. De laatste overlevenden van de oorlog zijn straks dood. Als je 4 en 5 mei een dag van betekenis wil laten zijn in de toekomst, dan doe je er goed aan om het idee nu alvast breder te trekken dan alleen de Tweede Wereldoorlog. Ik doe sowieso niet zo aan de rangschikking van leed. Ieder mensenleven verloren aan oorlog is de moeite waard om te herdenken. Als je een Syriër bent die is gevlucht voor de oorlog, waarom zou je op 4 mei niet ook je vrienden mogen herdenken die zijn gemarteld en vermoord? Hou toch op met de herdenkingspolitie uit te hangen!’

Lieke Huizinga

Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker

‘Ik doe zelf weinig met Bevrijdingsdag. Dat komt meer door de invulling die er tegenwoordig aan wordt gegeven dan door de dag zelf. Je hebt een aantal bevrijdingsfestivals en dat was het dan. Heel erg gecentreerd en toegespitst op jongeren. Dat laatste vind ik wel heel belangrijk hoor, maar het betekent ook dat ik er zelf minder mee bezig mee ben. In 1995, toen Nederland een halve eeuw bevrijd was, maakte de viering wel een onuitwisbare indruk op mij. De veteranen die Hengelo destijds bevrijd hebben waren toen allemaal ingevlogen, die dag herinner ik mij nog heel goed.
Aan de Nationale Dodenherdenking doe ik wel ieder jaar mee, maar ik herdenk dan niet alleen de doden uit de Tweede Wereldoorlog. Ik sta er juist heel erg bij stil dat er iedere keer weer een klein groepje mensen is – ook nu nog – dat besluit dat er oorlogen moeten worden gevoerd die miljoenen mensen het leven kosten. Ik ben dus niet alleen met de Holocaust bezig, al blijven dat gruwelijke verhalen. Zeker als je ziet hoe het zich nu ontwikkelt met de haat jegens buitenlanders en moslims in het bijzonder, vind ik het extra belangrijk om stil te staan bij de processen die leiden tot uitsluiting.
Ik heb het herdenken bepaald niet van huis uit meegekregen. Als kind werd ik thuis zelfs belachelijk gemaakt op 4 mei, omdat ik die twee minuten per se stil wilde zijn. Maar de hoon van mijn familie heeft me niet tegengehouden. Ik vond het wel belangrijk. Mijn eigen kinderen doen nu ook mee. Die leren op school veel over de oorlog.
Ik vind ook dat niemand zeggenschap heeft over het hoofd van een ander, dus ik zeg: herdenk lekker wie je wilt en hoe je wilt. Ik vind het ook goed om aandacht te vragen voor bepaalde kwesties, wie je wel of niet wil herdenken – Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties in Indonesië bijvoorbeeld. Geef er media-aandacht aan, dan hoor je ook nog eens een andere visie. Vorig jaar was er de oproep om twee minuten te schreeuwen in plaats van stil te zijn. Ik zou zeggen, vooral doen als je dat wilt. Ergens op een aparte herdenking dan, lekker schreeuwen met elkaar. Dat kan heel bevrijdend werken.’

Avital Elbaz

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Ik ga eigenlijk altijd, sinds ik kinderen heb, naar de Dodenherdenking. Ik doe dat omdat ik het belangrijk vind dat zij de geschiedenis kennen, zodat de kans groter is dat we het in de toekomst anders zullen doen. Ik ben zelf Joodse, maar heb gelukkig in de Tweede Oorlog geen familie verloren omdat mijn grootouders in Marokko woonden (Sefardische Joden, red.). Toch behoor ik ook tot het Joodse collectief. Mijn Volendamse bab (opa) heeft in het verzet gezeten. Voor mijn moeder en mijn grootouders, maar ook voor mij is de oorlog altijd prominent aanwezig geweest. Nu ik zelf als therapeut werk, kan ik achteraf zien hoe getraumatiseerd mijn bab eigenlijk was. Hij sprak altijd over de oorlog alsof het een groot avontuur was, maar rond deze periode mocht hij van mijn bes (oma) geen TV kijken. Van al die programma’s over de oorlog kreeg hij ‘s nachts nachtmerries. Dan werd-ie schreeuwend wakker.
Mijn kinderen doen ook mee aan de herdenking. Ik herdenk dan niet alleen de Joden, maar ook al die Duitse soldaten die naar het front werden gestuurd als kanonnenvoer. Dat is natuurlijk tegen het heilige huisje schoppen en ik vermoed dat mijn bab zich omdraait in zijn graf – maar de oorlog kent slachtoffers aan alle kanten. Als systeemopsteller kijk ik op een andere manier dan de gemiddelde mens naar de dynamiek tussen daders en slachtoffers. Natuurlijk heb je de agressors en zij die zichzelf verdedigen – maar uiteindelijk eindig je aan beide kanten met mensen die anderen hebben vermoord en daarmee moeten dealen. We leven in een getraumatiseerde maatschappij en we weten inmiddels dat getraumatiseerde mensen getraumatiseerde kinderen voortbrengen. Ik denk dat je ook zo moet kijken naar de Nederlandse soldaten die hebben gevochten in Indonesië en daar vreselijke dingen hebben gedaan. Wanneer je zodanig bent gebrainwashed, dat je denkt dat je iets goeds doet terwijl je mensen vermoordt en verkracht, dan ben je zelf ook een slachtoffer van een systeem dat groter is dan onszelf. Ook die slachtoffers moeten herdacht worden. Wij kunnen het onszelf misschien niet voorstellen dat wij zulke misdaden kunnen plegen – maar de wereld om ons heen laat iets anders zien, namelijk dat ook gewone mensen in staat zijn tot gruwelijke dingen. Die Amerikanen die nu in het Midden-Oosten de boel platbombarderen denken ook echt dat ze daar iets goeds doen.
Als ik kijk wie er bij die herdenkingen aanwezig zijn, dan zie ik weinig mensen van mijn eigen leeftijd en jonger al helemaal niet. Veel jongeren hebben echt geen idee meer, merk ik. En als je dan van die droeftoeters hebt die ‘Minder, minder!’ roepen, dan denk ik wel eens: ‘God, wat hebben we verdomd weinig geleerd.’ Op scholen moet er ook veel meer aandacht komen voor andere oorlogen en misdaden, zoals bijvoorbeeld het slavernijverleden waarin Nederland een kwalijke rol heeft gespeeld.
In Israël op Jom HaShoa (de jaarlijkse dag voor de herdenking van de Holocaust, red.) staat echt heel de natie stil als de oorlog wordt herdacht. Hier in Nederland is het een keuze. Ik ben zelf niet zo van de dwang, maar het houdt de overlevering van het bewustzijn wel in stand. Ik vertel de verhalen van mijn bab door aan mijn kinderen. Als je die familieverhalen niet hebt, dan haal je er misschien gemakkelijker je schouders over op.’

Leo Rearuw

Leo Rearuw (59), veteraan en voorzitter Stichting Maluku 4 Maluku

‘De Nationale Dodenherdenking is totaal veranderd de afgelopen jaren. De Moluks-Indische gemeenschap heeft daarin wel een goede rol gekregen, mede dankzij mijn inzet. Er zijn daarnaast geluiden dat onze militairen die hebben gevochten in Bosnië en Afghanistan ook herdacht moeten worden. Daar heb ik wel vrede mee. Twee minuten van bezinning over oorlogen waarbij we betrokken zijn geweest, waarom niet? Ook met het herdenken van Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties heb ik geen moeite. Door de Pemuda’s (nationalistische knokploegen, red ) zijn in de eerste vier weken na het uitroepen van de Indonesische Onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 zo’n dertigduizend Indisch-Nederlandse mensen vermoord (deze periode staat bekend als de Bersiap, red.). Dat geweld moest stoppen. Trouwens, de Pemuda’s vochten elkaar onderling ook de tent uit. Het was een gruwelijke tijd, lang niet zo zwart-wit als soms wordt gedacht. De Politionele Acties hebben voorkomen dat er nog meer slachtoffers zijn gevallen. Dat hebben militairen onder de Nederlandse vlag gedaan en tijdens de Dodenherdenking herdenken we ook de gevallenen uit andere oorlogen waarbij Nederland betrokken was. Dus ik heb er vrede mee.
We zijn in Nederland nu al weer een hele tijd gevrijwaard van oorlog. We mogen blij zijn dat we hier in vrijheid kunnen leven, dat Nederland een democratie is. Ik zag op WNL een veteraan die naar Afghanistan was gegaan – en toen opeens besefte hoe goed we het in Nederland hebben. Dat mogen we koesteren.
Voorheen was de herdenking van de Tweede Wereldoorlog voor ons Ambonezen een beetje dubbel. Wij zijn na de oorlog ontzettend genaaid door de Nederlandse regering, maar aan de andere kant bleven wij koningin Wilhelmina altijd trouw. Dat is nooit veranderd. Ik, als iemand van de jongere generatie, was al weer wat kritischer. Ik kom helemaal uit de militaire traditie en ik eer de militairen die zijn gevallen. Maar ik dacht ook: waarom wordt de Molukse gemeenschap hier niet bij betrokken? De Japanners hebben flink huisgehouden in Indië en wij Ambonezen waren zo gek als een deur. Wij weigerden om over de Nederlandse vlag heen te lopen, wilden niet op het portret van Wilhelmina spugen. Want de Japanners gingen de dorpen rond met vlaggen en portretten, om de lokale bevolking hierop te laten spugen. Molukkers waren zo trouw aan Nederland dat ze dit weigerden, ook onder dreigen van onthoofding. Dan bogen ze hun hoofd. Gekkenwerk, vooral met de kennis van achteraf. Nederland, ook het koningshuis, heeft de Molukkers namelijk in de steek gelaten. Er kwam geen eigen Zuid-Molukse Republiek (Republik Maluku Selatan, RMS, red.). Ik draag daarom een oranje stropdas om iedereen hieraan te herinneren, daar mag men over nadenken. Want in principe ben ik republikein.
Het is me pas vorig jaar gelukt om een officiële Ambonese delegatie mee te krijgen naar de Nationale Dodenherdenking. Dit jaar nam ik als genodigde de allerjongste deelnemer – Gersayno Tahitu, een vijfjarige jonge uit Ede – mee naar de Nieuwe Kerk. De hele kerk zit altijd vol met bobo’s – maar als wij het herdenken willen doorgeven aan de volgende generaties, dan moeten we ook kinderen hierbij betrekken. Wij als Molukse gemeenschap hebben ons aandeel in de oorlog wel geleverd. Ik ben dankbaar dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei gehoor heeft gegeven aan ons verzoek om ook het Molukse verhaal een plek te geven.
Tegenwoordig ben ik ook in contact met de laatste levende Surinaamse veteranen. Die mannen hebben tegen de Japanners gevochten in Indië en waren actief in de Prinses Irene Brigade, die ook een steentje heeft bijgedragen aan de bevrijding. Ten slotte waren Surinaamse veteranen actief in de Korea Oorlog. Echt een vergeten stukje geschiedenis. Gelukkig heb ik met directeur Jan van Kooten van het Nationaal Comité de afspraak kunnen maken dat ik volgend jaar de Surinaamse veteranen mee mag nemen naar de herdenking, vijfenzeventig jaar na de bevrijding. Opdat wij – maar vooral zij, de Nederlanders – niet vergeten!’

İbrahim Özgul

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Soms vind ik het lastig met 4 en 5 mei. Je herdenkt een nare situatie, mensen die hun leven hebben opgeofferd voor ons land, maar je viert ook de bevrijding. Met de ene dag zit je diep in de oorlog, met de andere dag open je een nieuwe periode. Een dubbel gevoel, maar we moeten het wel zo houden. Per jaar verschilt het hoe ik het herdenk en vier. Soms neem ik deel aan een vrijheidsdiner, maar tijdens de Dodenherdenking neem ik altijd twee minuten stilte in acht. In Vlaardingen, waar ik als kind woonde, heb je bij een rotonde allemaal standbeelden staan van mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de oorlog. Als kind bezocht ik altijd de Dodenherdenking daar, samen met mijn vrienden. Tien of twaalf waren we, maar ik associeer die rotonde in Vlaardingen nog altijd met 4 mei.
Met mijn eigen kinderen, die nu vier en zeven zijn, heb ik er tot dit jaar niks aan gedaan. Maar mijn oudste heb ik dit jaar wel voor het eerst verteld wat er is gebeurd, dat er mensen zijn gestorven om andere mensen te beschermen en dat we daarvoor dankbaar moeten zijn.
Wat betreft het herdenken, je moet organisaties niet gaan verbieden om op 4 mei ook vluchtelingen of andere hedendaagse oorlogsslachtoffers te herdenken. Maar als je in de officiële herdenking ook allerlei andere oorlogen gaat herdenken, dan krijg je natuurlijk wel de eindeloze discussie over welke andere oorlog we wel en welke oorlog we niet meenemen.’

Nooit meer oorlog?

0

Ik doe mee met de twee minuten stilte tijdens de nationale Dodenherdenking op 4 mei. Soms ergens op locatie, deze keer thuis achter de buis vanwege ziekte. Ik zal dat blijven doen, maar ik merk ook dat ik moeite heb met de nationalistische ondertoon die de Dodenherdenking steeds meer kenmerkt. Het dreigt een nationalistisch ritueel te worden dat mensen de maat neemt over loyaliteit en integratie. Bovendien is inmiddels volstrekt vaag wie er nu herdacht worden; concentratiekampslachtoffers worden gelijkgeschakeld met omgekomen Nederlandse soldaten in ‘vredesmissies’. Dat lijkt me een heilloze ontwikkeling.

De nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam is, net als alle herdenkingsplechtigheden, een ritueel, een reeks voorgeschreven handelingen waarbij degenen die niet actief aan het ritueel deelnemen – de toeschouwers – op een afstand worden gehouden. De commentator die zijn stem gepast laat dalen, de koning en koningin met de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei die van het paleis naar het monument schrijden, de toespraak, de kransleggingen, het defilé. En iedereen kijkt heel serieus, want zo hoort dat. Het probleem van zulke protocollair strak geregisseerde rituelen is dat ze weinig meer met spontaniteit en emotie te maken hebben, alleen voor een handjevol mensen die oorlogsgeweld in de jaren veertig zelf hebben meegemaakt. Voor heel veel aanwezigen lijkt het vooral een ‘ervaringsmomentje’. Daar is op zichzelf niets mis mee, maar daar zit precies het probleem: wat wil je hiermee dan bereiken? Wat communiceer je naar al die toeschouwers die van ‘na de oorlog’ zijn? Hoe houd je deze groeiende groep bij de zaak betrokken en hoe voorkom je dat zo’n Dodenherdenking niet even weinigzeggend wordt als de herdenking van bijvoorbeeld het einde van de Tachtigjarige Oorlog zou zijn? Er moet iets zijn dat de volgende generaties erbij betrekt. Maar dat gebeurt nu op totaal verkeerde gronden.

Op 4 mei 1946 werd de eerste officiële Dodenherdenking gehouden. Een jaar ervoor, op 9 mei 1945, vond in Amsterdam al een herdenking van de doden plaats. Toen nog had de overgrote meerderheid van de bevolking de gruwelen van het naziregime en hun handlangers en meelopers in Nederland zelf meegemaakt. De herdenking was een persoonlijke en emotionele gebeurtenis. Maar ieder jaar wordt die groep kleiner. Aan het begin van de jaren tachtig werd serieus gezocht naar een vorm van herdenken die ook voor de volgende generaties betekenis had. De 4 mei-herdenking zou een herdenking moeten worden van alle slachtoffers van racisme en onverdraagzaamheid. Dit is een zinvolle verbreding. Racisme en onverdraagzaamheid, dé kenmerken van het naziregime, zijn immers nog springlevend, ook in Nederland. Als je de herdenking verbreedt kun je bovendien duidelijk maken dat het naziregime een Europees product was en dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat het niet weer kan gebeuren, sterker nog dat het aan het gebeuren is. Zo wordt de Dodenherdenking vooral ook toekomstgericht.

Maar het mocht niet zo zijn. Vanaf het midden van de jaren 2000 wordt het nationale element in de herdenking weer sterker aangezet. Dat gebeurt aan de ene kant door het Nederlandse slachtofferschap tijdens de Tweede Wereldoorlog tot iets collectiefs te verheffen. Het Nederlandse volk heeft geleden en dat laat een nationaal litteken achter, over de generaties heen. Aan de andere kant wordt het naziregime in Nederland, meer dan voorheen, beschouwd als een bezetting van de ene (Nederlandse) natie door de andere (Duitse) natie. In plaats van het naziregime te beschouwen als een politiek systeem waar ook veel Duitsers onder hebben geleden, wordt dat politieke regime gelijkgesteld met de Duitse bevolking. Ik hoorde dit jaar in de aanloop naar de herdenking ook mensen steeds zeggen dat ‘we’ vijf jaar geen vrijheid hebben gekend omdat ‘we’ bezet werden door ‘de Duitsers’. En nog steeds is er gedoe over de absurde vraag of de Duitse ambassadeur bij de herdenking aanwezig mag zijn. Daarmee veegt Nederland niet alleen historisch zijn straatje schoon, alsof de bezetting ‘ons overkwam’ en dat ervoor en erna alles koek en ei was, maar de bezetting wordt bovendien voorgesteld als een botsing tussen volkeren. De bezetting als nationale mythe. Met zo’n voorstelling van zaken worden de nationalisten van nu op hun wenken bediend. En door de totale verwarring over wie we nu herdenken, ontstaat de bizarre situatie dat Nederlandse soldaten die in de vuile koloniale oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949 zijn omgekomen, op één lijn worden gesteld met de Joden die zijn omgekomen in de gaskamers van de nazi’s.

Of we moeten de Dodenherdenking beperken tot alle slachtoffers van de naziterreur van toen, met het risico dat het op den duur aan betekenis verliest, of maak het tot een wake-up call: potentiële nazi’s zijn nog steeds onder ons. Maar maak er in elk geval geen nationalistisch ritueel van, zoals nu dreigt te gebeuren.

Een andere kijk op stress

0
Drie vrouwelijke coaches vertellen over oosterse wijsheden en oefeningen om van stress af te komen.

Wanneer je googelt op ‘volksziekte nummer één’ krijg je veel verschillende resultaten. Verklein je de zoekopdracht naar het werkaspect, dan is het duidelijk: stress en burn-outs liggen overal op de loer. Volgens onderzoeksinstituut TNO ervaart zestien procent van de werkende bevolking stressklachten. Volksgezondheid en Zorg laat zien dat er in 2017 bijna 145.000 nieuwe patiënten met overspannenheid bij de dokter hebben aangeklopt.

Stresscounselor en mental coach Annelies Deinum weet: ‘De jaren van wederopbouw, hard werken en jezelf daarvoor wegcijferen zijn al lang voorbij, maar de drive die daarmee is ontstaan is er nog steeds: winst maken en steeds meer doen met steeds minder. Bovendien wordt onze maatschappij steeds veeleisender. Het probleem wordt dus alleen maar groter.’

Om meer inzicht te geven in deze vorm van stressbestrijding ging de Kanttekening in gesprek met verschillende coaches. Is er buiten de westerse psychologie een oplossing te vinden voor dit stressprobleem?

Feline Beuming

Feline Beuming (30) is pedagoog, sociotherapeut in de psychiatrie en business consultant voor creatieve ondernemers. Ze heeft zelf ook ernstige stress ervaren.

‘Vier jaar geleden zakte ik letterlijk in elkaar door orgaanuitval en een aangetast immuunsysteem. De oorzaak: stress. Ik heb mijn leven drastisch moeten omgooien en de antwoorden vond ik in de alternatieve sector.’

Persoonlijke ervaring

‘In eerste instantie leerde ik van mijn ouders en mijn omgeving hoe ik met stress moest omgaan’, vervolgt Feline haar verhaal. ‘Ik was altijd al wel een beetje anders. Met name omdat ik hoogsensitief ben zocht ik altijd naar diepere betekenissen, door mijn intensere behoefte aan verwerking. Vaak voelde ik me pas vervuld wanneer ik goed had kunnen huilen, of echt even aandacht kon geven aan wat er speelde. Zolang ik echter de vaardigheden daar niet voor had geleerd was de oplossing vaak het ‘wegdrukken’ van gevoelens.’

Dit wegdrukken werkte absoluut niet voor Feline. ‘Dankzij verschillende cursussen, studies, levenservaringen en de nodige therapieën leerde ik dat het wél aandacht geven aan wat gevoelens voor je betekenen je zó kan helpen. Het kan je letterlijk ontladen. Natuurlijk richt de westerse geneeskunde zich hier ook op, alleen geloof ik inmiddels dat er meer voor nodig is dan enkel het werken aan de psyche. Je hebt namelijk ook nog je fysieke lichaam, waar je je gevoelens en stress opslaat als je er niet genoeg aandacht aan geeft. Daarnaast heb je jouw spirit of ziel. Jouw ‘innerlijke kind’ dat gehoord wil worden. De kijk op deze drie zaken tezamen, komt voor uit de holistische geneeskunde. Hier wordt de mens als geheel gezien en gaat men er vanuit dat iemand nu al compleet en heel is.’

In de praktijk

Feline past deze manier van werken dan ook met veel succes toe in haar werk. ‘Veel Aziatische genees -en zienswijzen gaan uit van het positieve en niet van een probleem. Zo kan ik mijn klanten op een positieve manier helpen en bij hen aansluiten. Natuurlijk is er een klacht, maar het gaat er voor mij om dat de cliënt leert dat deze er mag zijn en niet weg moet. De acceptatie ervan zorgt namelijk juist voor verlichting van frustratie en stress. Ik zou mensen dan ook willen aanraden om verder te kijken dan de westerse psychologie en op onderzoek uit te gaan als ze er op die manier niet uit komen. Om mensen op weg te helpen heb ik een Healthcare Toolkit gemaakt. Het heeft mij ontzettend geholpen en ik hoop dat het ook voor anderen veel kan betekenen.’

Annelies Deinum

Annelies Deinum (57) is gespecialiseerd in stressklachten. Zelf luisterde ze jarenlang niet naar de stress die ze voelde. ‘Ik was geen watje en al helemaal niet bereid om te falen. Mijn lijf moest gewoon doen waar het voor gemaakt was, vond ik. Die houding zorgde ervoor dat ik altijd bezig was, maar op een gegeven moment ging dat niet meer. Ik had mezelf afgebeuld. Mijn lichaam protesteerde dusdanig dat ik niet meer kon presteren. Ik had een burn-out en hartproblemen.’

Persoonlijke ervaring

‘In eerste instantie probeerde ik mijn burn-out op te lossen door uit te rusten, een hartoperatie te ondergaan en te bedenken hoe ik mij in mijn baan beter staande kon houden, bijvoorbeeld door praktische afspraken te maken. Het werkte niet. Ik ging langzaamaan inzien dat ik daarmee mijn probleem niet echt kon oplossen.’

‘Met de vraag: ‘Wat moet ik met mezelf?’ zocht ik hulp bij een coach. Dat hielp ontzettend. Ik ontdekte daarnaast mijn hoogsensitiviteit en leerde begrijpen waarom ik me altijd een beetje ‘anders’ had gevoeld. Ik concludeerde dat ik helemaal niet zo anders was en leerde mezelf, met mijn hoog sensitieve kanten, waarderen.’

Ervaringen deed en doet Annelies niet alleen op in Nederland. Dat doet ze in allerlei culturen. ‘In Vietnam heb ik kennis gemaakt met de boeddhistische cultuur. Wat mij opviel, was de rust die in de tempels heerst, maar ook daarbuiten. Dan bedoel ik niet op straat, waar de bromfietsen aan alle kanten om je heen scheuren, maar de rust in de mensen zelf. Ik vond het weldadig. In het bijzonder viel mij de houding van de mensen tegenover de Amerikanen op. Die was zonder enige haat, terwijl de Vietnamezen gruwelijk hebben geleden door wat de Verenigde Staten tijdens de Vietnamoorlog (1955-1975, red.) hebben aangericht. In dit opzicht waren de positieve gevolgen van een boeddhistische grondhouding in Vietnam duidelijk zichtbaar.’

Tijdens haar werk gebruikt Annelies die ‘boeddhistische blik’, en wel op een heel bijzondere manier. Ze begeleidt haar cliënten via de mail. ‘De methodiek die ik bij e-mailcoaching.nl gebruik heeft een wetenschappelijke insteek, gebaseerd op universele inzichten uit de verschillende werkvelden van geestelijke verzorging, taalwetenschap, filosofie, mindfulness en boeddhistische psychologie. Eén van mijn collega’s heeft grondig onderzoek gedaan en hieruit blijkt dat e-mailcoaching in meer dan 95 procent van de gevallen werkt. Het is eigenlijk een samenraapsel van het beste van alles.’

Deze hulpverlening via de mail is heel geschikt voor alle situaties die stress geven. ‘De fases binnen de methodiek van e-mailcoaching, die mindful analysis heet, zijn afgeleid van ‘de vier edele waarheden’ uit het boeddhisme. Deze vier fases fungeren als een natuurlijke leidraad binnen het proces. Ik stel vragen die dit proces ondersteunen en meer denkruimte geven dan je voor mogelijk houdt. Daardoor komt de cliënt steeds een laagje dieper en wordt deze zich gaandeweg bewust van de eigen mogelijkheden en oplossingen.’

‘Tijdens de eerste fase ga je uitgebreid in op de situatie die je stress geeft. Je beseft dat er lijden is en hoe dat eruit ziet. De tweede fase is meer therapeutisch en gaat in op de oorzaak van dit lijden. In fase drie richt je je op al wat mogelijk is om je situatie te veranderen, oftewel het lijden te beëindigen. In fase vier, ten slotte, beschrijf je de stappen die je daadwerkelijk gaat nemen om de situatie te veranderen, jouw pad naar verlichting. Met schrijven, wat min of meer meditatief werkt, kom je snel tot de kern. Daarbij kun je via de mail geheel anoniem aan het werk in je eigen vertrouwde omgeving.’

Tip

Annelies ziet dat het werkt en heeft tijdens haar coachingstrajecten al veel ontdekt. ‘Het is eerder ons gebrek aan perspectief in combinatie met de mate waarin we ons gesteund voelen, dan de feitelijke belasting die ervoor zorgt dat je te maken krijgt met chronische stress. Mijn tip: trek regelmatig tijd uit om stil te staan en helder te krijgen wat je bezielt, waarom je doet wat je doet. Wat belangrijk en goed voor je is, wat bij je past en wat je kunt veranderen om rust, ruimte en vrijheid in je hoofd te ervaren. Je zult er veel plezier van hebben, want het geeft je focus en je kunt prioriteit geven aan wat er voor jou toe doet.’

Sunita Changoe

Sunita Changoe (47) is mediator en business mentor. Ze weet door haar achtergrond niets beter dan eclectisch te handelen. ‘Er stroomt Aziatisch bloed door mijn aderen. Ik ben half Moluks en daarnaast half Hindoestaans. Met het motto ‘Take the best of all worlds’ ben ik opgegroeid. Dat maakte dat ik lang een vreemde eend in de bijt was, maar dat is nu wel anders. Oosterse disciplines worden steeds meer vermengd met de westerse.’

Echte stress heeft Sunita eigenlijk nooit gehad. ‘Ik had vooral op mijn werk last van stress. Zelf had ik dat niet zo in de gaten, maar er werd wel veel van me verwacht. Toch vond ik werken onder druk ook juist heel prettig. Het hield me gefocust. Stress heb ik meestal weten te voorkomen door te gaan mediteren. Als ik er toch last van kreeg ging ik sporten. Wanneer je aan meditatie doet, aan yoga of aan sport, ben je bezig met jezelf. Je blijft in verbinding met jezelf en daardoor voel je je al gauw veel beter en minder gestrest.’

Oplossing

‘Ik raad mensen wanneer ze bij me komen met stress dan ook aan om te mediteren. Zo blijf je bij je kern en kom je in je eigen kracht te staan. In India en Azië zie je heel sterk dat de psychologie ook echt onderdeel is van de levenswijze. Ze zijn er eigenlijk elke dag mee bezig. In Nederland groeien mensen niet op met het idee dat wanneer je ‘s ochtends je dag rustig begint met een meditatie, dat mentaal en fysiek vruchten gaat afwerpen. En juist omdat we daar niet mee opgroeien belanden we sneller in stresssituaties of krijgen we zelfs burn-outs.

We kunnen veel leren van de oosterse culturen. Ook dat we meer verbonden mogen zijn met de natuur. We kunnen de weerspiegeling van de mensheid zien in de natuur. Een duidelijk voorbeeld daarvoor zijn de mythen en sagen uit niet-westerse culturen, die vol zitten met verwijzingen naar dieren en de natuur.’

Sunita werkt tijdens haar coaching-sessies vaak met deze mythes en sagen om mensen iets duidelijk te maken. ‘Bijvoorbeeld als het gaat om focus en het gebrek daarvan met als resultaat een burn-out. Dan haal ik het verhaal van de krijgsheer Arjuna aan. Hoe hij samen met zijn broers bekwaam werd gemaakt in het boogschieten. De leraar die een houten vogel had gemaakt, vroeg een leerling telkens nadat die boog en pijl gespannen had: ‘Wat zie je?’ Iedereen beschreef de houten vogel, om vervolgens bij de volgende vraag ‘En verder?’ in geuren en kleuren al het overige te beschrijven. Hoe volledig de omschrijving ook was, elke leerling mocht telkens boog en pijl weer neerleggen en teruggaan naar zijn plek. Totdat Arjuna aan de beurt was. Hij stond klaar met gespannen pijl en boog. ‘Vertel me wat je ziet, Arjuna?’ Arjuna antwoordde rustig en verzekerd: ‘Het oog van de vogel, meester.’ ‘Vertel me wat je verder nog ziet Arjuna?’ ‘Nog steeds alleen het oog van de vogel, meester.’ De leerlingen keken op en naar de meester. De meester bleef naar Arjuna kijken en zei: ‘Schiet.’ Arjuna trof precies het oog van de vogel.’

Tip

Door het vertellen van deze verhalen, krijgt Sunita het voor elkaar om mensen net even op een andere manier naar hun probleem te laten kijken. Daarnaast geeft ze tips, zoals bijvoorbeeld over het mediteren. ‘Haal adem. Elke ademhaling masseert je organen. Elke inademing is toelaten en elke uitademing is loslaten. Met dit loslaten en toelaten kun je veel meer in het moment zijn en minder stress ervaren. Neem de tijd om bewust adem te halen. Het is het beste om daarmee te beginnen als je wakker wordt.’

‘Adem in, laat je buik opkomen, duw je navel terug en adem alles uit. Als je dat aan het eind van de dag ook doet, helpt dat al heel veel. Let ook op de gedachte waarmee je ‘s ochtends deze bewuste ademhaling doet. Sommige mensen denken: ‘Ik ga even goed ademhalen, want ik moet een race gaan winnen vandaag.’ Maar je kunt ook denken: ‘Oké, ik ga alles doen zoals het hoort te zijn en niet omdat het van me verwacht wordt. De dag mag verlopen zoals hij verloopt’.’

‘Wanneer je ‘s avonds in- en uitademt met de gedachte ‘Dankjewel dat het zo is gebeurd’, dan krijg je een heel andere blik op het leven. Mensen mogen meer dankbaar zijn voor het enkele gegeven dat ze leven. Dat ze ademen.’

Black Lives Matter – ook in Afrika

0
De wereld was doof voor de noodkreet van Mozambique

De Notre-Dame is nog geen uur in de fik en grote mediaorganisaties, inclusief de NOS, lanceren livestreams om het incident te verslaan. De hele wereld barst in tranen uit, want de Notre-Dame en Parijs zijn een beetje van ‘ons’ allemaal. De brand is nog maar een paar uur bezig en twee rijke families beloven al 300 miljoen euro voor de restauratie van de wereldberoemde kathedraal. De volgende dag staat de teller op 700 miljoen. Een internationale donorconferentie voor de heropbouw van de kerk volgt, en bedrijven als Michelin en Apple doen een greep in de beurs om de kathedraal der kathedralen als een fenix uit de as te doen laten herrijzen.

Critici in mijn netwerk stelden dat de massale wereldwijde solidariteit een dubbele standaard blootlegt: in het Westen rouwt men wel massaal om de Notre-Dame, maar een bootongeluk in Oost-Congo, waarbij veertig mensen verdronken, haalt het nieuws niet. En westerlingen geven miljarden uit om een kathedraal te restaureren, maar laten de meer dan een miljoen slachtoffers van de cycloon Idai in Mozambique gewoon creperen.

Mijn eerste gedachte: het is helemaal geen ramp dat mensen om de Notre-Dame geven. Daarnaast, want zo werkt de menselijke psyche nu eenmaal, blijken we pas empathie te kunnen tonen als een ramp zich in onze nabijheid afspeelt, of wanneer wij ons in de slachtoffers kunnen verplaatsen. Daarom kijken media bij een ramp altijd of er ook Nederlandse slachtoffers zijn en schrijven journalisten over individuele slachtoffers van een ramp, want met mensen van vlees en bloed kun je je identificeren. Bovendien, zo bedacht ik, moeten wij boos worden op de Afrikaanse leiders, in plaats van op die mensen die hun portemonnee trekken om de Notre-Dame weer op te bouwen. Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo betuigden Afrikaanse leiders hun solidariteit met Frankrijk, maar tegelijkertijd zwijgen ze nog steeds in alle talen over rampen op hun eigen continent. Wie van anderen solidariteit verlangt moet eerst zijn eigen broeders en zusters helpen.

Maar helaas, dat is niet het hele verhaal. Eind vorige maand trof de cycloon Kenneth, zes weken na Idai, Mozambique. Tijdens deze ramp kwamen meer dan dertig mensen om het leven, honderdduizend anderen werden dakloos. Het was een van de zwaarste natuurrampen die Afrika in de recente geschiedenis heeft getroffen. Kinderen konden niet meer naar school. Er ontstonden voedseltekorten. Er braken ziektes uit. Een vreselijke humanitaire ramp dus. Hulporganisaties trokken hard aan de bel: er is meer geld nodig. Maar ondanks deze oproepen en een oproep van de Verenigde Naties is nog maar een kwart van het geld dat nodig is om Mozambique weer op te bouwen binnengehaald.

De wereld was doof voor de noodkreet van Mozambique. Politici zoals Sybrand Buma waren bezig met campagnepraatjes over het versterken van de Europese grenzen. Want dat is wat er nu gebeurt: Europese landen geven miljarden uit aan grensbewaking om migranten uit Afrika tegen te houden, geld dat vroeger werd uitgegeven aan ontwikkelingshulp. Internationale solidariteit staat steeds meer onder druk.

‘Dit is niet zomaar een kleine toevoeging op een bestaande crisis, dit is een nieuwe crisis’, zei Gemma Connell van de humanitaire dienst van de Verenigde Naties over cycloon Kenneth. ‘Als deze ramp elders in de wereld had plaatsgevonden, dan zou de reactie heel anders zijn geweest’, verklaarde zij tegenover de camera van Al Jazeera. Bij het horen van haar woorden moest ik aan mijn vrienden denken, die tegen mij zeiden dat Europa meer geeft om oude gebouwen dan om zwarte mensen.

De wereld is vol bittere ironie. In de Verenigde Staten worden zwarte levens beëndigd door witte politieagenten, terwijl mobiele telefoons deze tragedies op camera vastleggen. Hiertegen wordt – volkomen terecht natuurlijk – gedemonstreerd: Black Lives Matter. Maar die zwarte levens doen er ook toe in Afrika. Daar worden zwarte levens beëindigd zonder dat een camera dit vastlegt, zonder dat media hierover berichten. Er volgen geen demonstraties. Geen leuzen. Geen solidariteit.

Progressieve idealisten of nuttige idioten?

0
Vrij Links is deze maand precies één jaar oud. De Kanttekening blikt met voor- en tegenstanders van deze seculiere beweging terug en vooruit.

Een jaar geleden publiceerden Asis Aynan, Femke Lakerveld, Eddy Terstall en Keklik Yücel het manifest Vrij Links, waarin ze een seculiere linkse politiek bepleiten. Nu, een jaar later, is er een hele beweging rondom dit initiatief gevormd, met een eigen stichting, een website, borrels en evenementen. Welke mensen voelen zich aangetrokken tot Vrij Links? Moet Vrij Links een nieuwe politieke partij worden? Waarom roept Vrij Links bij sommige linkse politici en opiniemakers zoveel weerstand op? Is Vrij Links eigenlijk wel een linkse stroming? Of zijn degenen die Vrij Links propageren islamofoob en de ‘nuttige idioten van het nieuwe fascisme’? De Kanttekening ging op onderzoek uit.

Weerklank

Wie een beetje actief is op Twitter wist het misschien al, maar de beweging Vrij Links bestaat voor een deel uit de bloggers van Plebspraat, een opiniewebsite. Bojan van der Heide, Marieke Hoogwout, Niels Roode en Sander Zuidema schreven eerst voor Plebspraat, voordat ze actief werden voor Vrij Links. Zuidema is tegenwoordig penningmeester van stichting Vrij Links. ‘Toen ik het manifest (van Vrij Links, red.) in de Volkskrant las herkende ik mij zeer in de inhoud ervan. Ik wilde graag dit geluid versterken. In de zomer hebben we een stichting gevormd en is ook onze website vrij-links.nl de lucht ingegaan. We nemen veelvuldig deel aan debatten die door anderen worden georganiseerd, waaronder politieke partijen. We hebben bovendien een rol gespeeld in de totstandkoming van het debat over afvalligheid in debatcentrum De Balie. Dit jaar organiseren we onze eerste eigen debatmiddag.’

Ook historicus en islamdeskundige Gert Jan Geling herkent zich in het manifest. ‘Vrij Links wil meer aandacht voor het individu, keert zich tegen politieke correctheid en staat voor vrijheid en secularisme.’ Geling bezoekt regelmatig de borrels van Vrij Links, waar veel mensen op af komen. ‘De oprichters van Vrij Links komen uit de PvdA, maar de beweging is breder. Ik ben zelf actief voor D66. We hopen het seculiere geluid binnen de progressieve partijen te versterken.’ Volgens Geling is het lastig na te gaan hoeveel invloed Vrij Links heeft. ‘PvdA-leider Lodewijk Asscher heeft sympathie voor onze ideeën en er zitten invloedrijke politici, oud-politici, opiniemakers en activisten bij onze club, denk aan Tweede Kamerlid Zihni Özdil van GroenLinks, oud-parlementariër Boris van der Ham van D66, journalist en columnist Erdal Balci en Shirin Musa van de vrouwenrechtenorganisatie Femmes For Freedom. Maar of progressieve partijen hierdoor van koers veranderen? Dat kan je niet goed meten. Als ik op een D66-congres voorstellen indien die in de lijn liggen van Vrij Links betekent dat niet dat ik ze namens Vrij Links indien. Dat doe ik als D66’er natuurlijk.’

In gesprek met Wierd Duk van de Telegraaf vertelde Femke Lakerveld dat het bestuur van Vrij Links veel mailtjes kreeg van sympathisanten, die zich afvroegen of Vrij Links van een platform gaat veranderen in een politieke partij. Voormalig PvdA-Kamerlid Keklik Yücel zei in datzelfde interview echter dat ze hoopte dat dit niet hoefde, want ‘dat zou betekenen dat ons geluid niet doordringt bij de bestaande linkse partijen’. Geling en Zuidema zijn het hierin helemaal met Yücel eens. Geling: ‘Vrij Links is nu een meerstemmige club. Als je een politieke partij wordt, dan vallen er mensen af. Denk aan het Forum voor Democratie, dat is begonnen als denktank. Aanvankelijk waren journalist Arno Wellens hoogleraar en SP’er Arjo Klamer ook bij het FvD betrokken. Toen het FvD een politieke partij werd en heel duidelijk een bepaalde ideologie ging uitdragen vertrokken zij als lid.’ Zuidema: ‘Een eigen politieke partij is niet aan de orde. We vinden veel weerklank, onder andere bij alle politieke partijen op links en bij liberale partijen, op lokaal en landelijk niveau, en die stemmen willen we versterken. Dit beperkt zich trouwens niet tot de politiek, we krijgen ook weerklank binnen de cultuursector, bij vakbonden, in de wetenschap, enzovoort.’

Kritiek

De beweging Vrij Links heeft, sinds de publicatie van het manifest een jaar geleden, veel kritiek gekregen. Critici vinden Vrij Links islamofoob, omdat religiekritiek heel vaak over de islam alleen gaat. Ook geeft Vrij Links weinig aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen, waardoor de beweging het predicaat ‘links’ niet zou verdienen. Opiniemaker Joshua Livestro noemde de aanhangers van Vrij Links op Twitter ‘de nuttige idioten van het nieuwe fascisme’.

‘Er is in ons land op de rechterflank een stroming ontstaan die handelt in complotdenken, vijandbeelden en rassentheorieën’, legt Livestro uit. ‘Elke oprecht democratische beweging zou zich tegen dit nieuwe fascisme moeten verzetten. Dat verzet zien we niet bij Vrij Links, dat lijkt me op zich al een ernstig verzuim. Nog erger is dat Vrij Links zowel de retoriek als het analysekader van extreemrechts heeft overgenomen en daarmee van legitimiteit heeft voorzien – ‘politieke correctheid’ zou hebben geleid tot ‘onbeduidende kunst’ en ‘intellectueel weerloze laureaten’ – het is alsof je Baudet zelf hoort zwatelen. Door het debat niet over de economische maar over de culturele as te voeren, en daarbij uit te gaan van de stelling dat migratie in culturele zin een probleem vormt voor de vrije samenleving, verlegt men het speelterrein naar de uiterst rechtervleugel van het politieke speelveld. Ze bedoelen het wellicht anders, maar in feite legitimeren ze de agenda van het nieuwe fascisme.’

Deze analyse wordt grotendeels onderschreven door historicus en GroenLinks-coryfee Huub Bellemakers. Volgens hem zijn er twee dingen mis met Vrij Links. ‘Ten eerste besteedt Vrij Links nauwelijks aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen, het gaat vooral over identiteitspolitiek. Dat is ironisch, want daar keren ze zich zogenaamd tegen. Maar door altijd maar weer hiertegen te ageren hebben ze het er telkens over. Mijn tweede kritiekpunt ligt in het verlengde hiervan, want hun verzet tegen linkse identiteitspolitiek past helemaal in het raamwerk van rechts. Links wil het helemaal niet alleen over identiteitspolitiek hebben, dat is een karikatuur. Jesse Klaver heeft kritiek op het economisme, Lodewijk Asscher strijdt voor bestaanszekerheid en de SP zet zich in voor de zorg. Allemaal economie. Maar in het rechtse beeld van links, een beeld dat ook door Vrij Links is omarmd, houdt links zich alleen maar bezig met genderneutrale toiletten en Zwarte Piet. De betiteling ‘de nuttige idioten van het nieuwe fascisme’ is wel heel negatief gezegd. Nuttige idioten is niet het goede woord. Maar ze versterken wel het frame van rechts’.

Fatima Faid, raadslid voor de Haagse Stadspartij en lid van BIJ1, windt er ook geen doekjes om en vindt ‘dat vrij links te veel op identiteit zit en te weinig op de verhouding tussen staat en burgers’. Voor werkelijke kritiek op links moet je volgens haar bij vrouwen zijn, mensen van kleur en LHBTQIA’ers. ‘Vrij links is vooral de status quo en niets vernieuwends.’ De club is volgens Faid dus helemaal niet links. ‘Het gaat Vrij Links om islambashen, want als het echt om individuele vrijheid zou gaan dan pakten ze het heel anders aan en bleven ze ver uit de buurt van rechts.’ Als voorbeeld noemt Faid de controversiële postercampagne van Shirin Musa van Femmes For Freedom, waarop onder andere te zien is dat een moslima een joodse man met een keppeltje zoent. Deze actie werd niet alleen door de populistische partij Leefbaar Rotterdam maar ook door Vrij Links actief ondersteund. Faid: ‘Er is niks mis met vrije partnerkeuze, daar ben ik ook voor. Maar de vrouwen om wie het te doen is herkennen zich helemaal niet in die posters. Femmes For Freedom hangt te veel aan de rokken van (extreem)rechts. Hoe denk je dat je vrouwen kunt emanciperen, als je aanschurkt tegen groepen en partijen die hun bestaansrechten en die van hun kinderen betwijfelen? Dat werkt natuurlijk niet. Die postercampagne is echt zonde van het geld, daarmee hadden we veel meer grassroots-zaken kunnen doen.’

Bellemakers vindt het verwijt dat Vrij Links niet echt links is, maar feitelijk rechts is, niet terecht. ‘Ze staan voor progressieve waarden, voor individuele vrijheid, voor verheffing, dat zijn linkse idealen. Ik heb slechts kritiek op hun tactiek, op de manier waarop ze te werk gaan, dat ze rechtse frames overnemen.’ Geling vindt zichzelf ook allesbehalve conservatief. Er bestaan volgens hem twee soorten van linkse politiek. ‘Binnen links heb je eigenlijk twee tradities, een seculiere en een pluralistische. Seculier links staat voor individualisme, vrijheid, zelfontplooiing, enzovoort. Pluralistisch links daarentegen denkt vanuit groepen, collectieven. Deze stroming staat voor de multiculturele ideologie, politieke correctheid en identiteitspolitiek. De tegenstanders van Vrij Links willen dat links de multiculturalistische ideologie blijft uitdragen. Wij willen juist dat er aandacht komt voor het individu, voor minderheden binnen minderheden.’ Faid vindt dit onderscheid echter kunstmatig: ‘Natuurlijk is links voor individuele vrijheid. Maar we komen ook op voor kwetsbare groepen. Vrij Links plaatst zich echter aan de kant van rechts in deze discussies, aan de kant van de moslimbashers.’

Dupliek

Zuidema vindt deze linkse kritiek op Vrij Links niet terecht. ‘Het begrip ‘islamofobie’ is problematisch, omdat hierin geen onderscheid wordt gemaakt tussen islamkritiek en haatzaaien tegen moslims. Bovendien schrijven we niet alleen over de islam, maar ook over de Nashvilleverklaring (de verklaring van orthodox-protestantse predikanten die homoseksualiteit veroordelen, red.), bijzonder christelijk onderwijs, diversiteit binnen de moslimgemeenschap, enzovoort.’

‘Het is given dat we links zijn, ons doel is juist om links wakker te schudden op dat andere vlak’, vervolgt Zuidema. ‘Niettemin besteedt Vrij Links steeds meer aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen. SP-parlementariër Jasper van Dijk schrijft stukken voor onze website. En we hebben ook Ewald Engelen geïnterviewd, die pleit voor een herwaardering van de klassenstrijd.’ Volgens Zuidema heeft Vrij Links een heel ander wereldbeeld dan de populisten. ‘Wij zijn progressief en voor secularisme, populistisch rechts hangt conservatieve waarden aan. Denk bijvoorbeeld aan de ophef over de Donald Duck, waarin een lesbisch stelletje was getekend, en de protesten tegen een bijeenkomst in de Openbare Bibliotheek van Nijmegen, omdat de dragqueen Dolly Bellefleur kinderen verhaaltjes zou vertellen tijdens een voorleesmiddag.’

‘Critici die ons als islamofoob of fascistisch labelen noemen iedereen die het niet met hun eens is islamofoob of fascistisch’, antwoordt Geling als hem gevraagd wordt wat hij van de kritiek vindt, dat Vrij Linksers islamofoob en de nuttige idioten van het nieuwe fascisme zouden zijn. Volgens Geling worden zulke labels geplakt met als doel andersdenkenden te verketteren en de mond te snoeren. Vrij Links is helemaal niet islamofoob, wat niet betekent dat er geen kritiek is op de islam. ‘Er is veel discussie over de islam in onze samenleving en er wordt veel gediscussieerd over identiteitsgerelateerde onderwerpen. Wij worden hierin meegezogen. En we formuleren hier onze eigen antwoorden op.’

Ook het verwijt dat Vrij Links te weinig aandacht aan sociaaleconomische kwesties zou besteden is volgens Geling niet eerlijk. ‘Natuurlijk vind ik dat het meer over sociaaleconomische kwesties zou moeten gaan, want daarmee kunnen we rechts verslaan. Nu is het echter zo dat veel mensen niet op linkse partijen willen stemmen, vanwege het islamstandpunt en de identiteitspolitiek. Ze stemmen op rechtse partijen. Door de meerstemmigheid van links op het gebied van identiteit te laten zien kunnen we de aan rechts verloren kiezers weer terughalen.’

Gaat dat lukken? Vrij Linksers willen vooralsnog geen eigen politieke partij, omdat ze geloven dat ze met hun geluid progressieve partijen kunnen beïnvloeden en een meer seculiere koers kunnen laten varen. Zullen progressieve partijen dat doen? En levert een seculiere koers echt meer stemmen op? Opiniemaker en blogger Wouter Louwerens heeft hier zo zijn twijfels bij: ‘Vrij Links wordt volgens mij echt overschat. Er zijn wat mensen die in de media en vooral op sociale media heel hard allemaal dingen roepen, maar het heeft weinig om het lijf. Het lijkt groot, vanwege de Twitterbubbel. En als je als ‘linkse’ beweging de Telegraaf en GeenStijl nodig hebt om je boodschap te promoten, dan is er volgens mij toch iets mis.’ Zuidema ziet dat toch echt anders: ‘Het manifest werd gepubliceerd in de Volkskrant, we hebben interviews en publicaties gehad in NRC, Parool, de Volkskrant en Vrij Nederland – en inderdaad ook een interview gedaan met de Telegraaf. GeenStijl heeft over ons geschreven, en daarin zijn ze vrij. Het klopt dat we in de Telegraaf hebben gestaan en dat GeenStijl positief over ons schrijft, maar de suggestie dat we alleen weerklank vinden op rechtse platforms is feitelijk onjuist.’

 

dK-Panel: ‘Ik ben voorstander van Koningsdag, erg hè?’

0
Koningsdag, wat betekent het nog anno 2019? Wat vieren we eigenlijk en waarom? De Kanttekening vroeg aan de leden van het panel wat zij dit jaar deden met Koningsdag en wat zij vinden van de monarchie.

Ook meedoen in het online panel van de Kanttekening? Meld je aan via: [email protected]

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Normaal ga ik altijd de stad in – Amsterdam. Altijd alle kraampjes af, de hele binnenstad door. Nou ja, toen de regels nog niet zo aangescherpt waren als nu. Het Vondelpark – en toen de kinderen nog klein waren: de Beethovenstraat. Daar kun je in alle drukte nog net doorheen met de kinderwagen. Toen ik tiener was en mijn eerste stappen in het uitgaansleven zette was Koningsdag – toen nog Koninginnedag – voor mij de leukste dag van het jaar. En dat begon dan al met Koninginnenacht in Amsterdam. Maar dit jaar heb ik Koningsdag eigenlijk voor het eerst in mijn leven niet gevierd. Ik was op die dag uitgenodigd voor een bruiloft – hoe verzin je het? – en ik moest de verjaardag van zijn dochter voorbereiden die zondag de 28e jarig was. Jammer, want ik hou van mensenmassa’s en feestende mensen. Ik vind het ook heel leuk dat kinderen op Koningsdag de gelegenheid hebben om een zakcentje te verdienen met hun oude troep – en alle spanning die daaromheen hangt.

Ik vind Koningsdag dus echt iets fantastisch. Maar dan heb ik het wel alleen over het feest. Niet over wat ik van het koningshuis vind. Want dat is echt volkomen achterhaald. Ik zie de noodzaak er niet van in. Ik zie alleen een zeer bevoordeeld gezin dat lintjes mag doorknippen en naar ons zwaait – en Nederland verder alleen maar heel veel geld kost. Ja, ik weet wel dat het argument is dat de koninklijke familie het land heel veel zakelijke deals zou opleveren met het buitenland. Maar serieus, alsof we die deals niet zouden krijgen zonder koningshuis? Van mij mag de poppenkast meteen opgedoekt worden. Dan vieren we hetzelfde feestje wel voor iemand anders. Nee, ik heb nog geen alternatieve naam in gedachten – maar ik vier in ieder geval niet dat de koning jarig is.’

Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker

‘Ik ben helemaal voorstander van Koningsdag en eigenlijk zelfs ook van het koningshuis, erg hè? Je ziet in landen waar een koningshuis aan het hoofd staat – ook in Nederland – gewoon meer stabiliteit. Je krijgt toch het idee dat mensen een vaste factor nodig hebben, iets dat niet verandert. De ceremoniële rol die de leden van het koningshuis hebben past daar heel erg goed bij. Ze vertegenwoordigen wel Nederland, zowel naar de Nederlander als naar het buitenland.

Toch heb ik kritiek: we betalen er per saldo veel te veel voor. Ik vind dat ze recht hebben op een beloning voor hun werk, net zoals iedereen. Maar man, het zijn miljardairs! Moeten ze nou echt miljoenen verdienen van ons belastinggeld? Soms zou ik wel willen dat zo’n Willem Alexander zou zeggen: ‘Weet je wat – geef mij een euro per jaar. Ik heb al genoeg.’ Dan ben je in mijn ogen pas echt een voorbeeld. Ik vind ook dat de kosten die berekend worden voor feestjes van de familie lager kunnen en dat er door de regering maximumbedragen moeten worden ingesteld, waarboven de Oranjes zelf mogen bijdragen aan de kosten. Een kasteel laten verbouwen en dat het dan opeens zoveel euro meer kost. Laten ze dat dan maar zelf ophoesten. En als het dan toch allemaal eigendom van de staat is zogenaamd, zorg er dan voor dat de Oranjes huur betalen.

Maar goed, terug naar Koningsdag – dat hoort gewoon bij Nederland. Ik vind dat je best een dag mag hebben waarbij iedereen zich samen één voelt.

Dit jaar zag ik op de televisie twee dames met een hoofddoek die geïnterviewd werden. Ze waren allebei helemaal behangen met oranje slingers. Alle discussie over politiek of identiteit lijkt op die ene dag helemaal verdwenen. We vieren allemaal feest. Een gekozen president is altijd wel gelieerd aan een of andere partij. En dat heb je bij een koning niet, die is onpartijdig. Zo iemand – een mediator – heb je nodig. Bij een scheiding, maar ook een land heeft zo iemand nodig. Zelf heb ik weinig bijzonders gedaan op Koningsdag. Ja, bandjes wezen kijken. Met de vrijmarkt heb ik weinig, ik ga voor de muziek.’

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Ja, Koningsdag, wat is het voor mij? Een feestdag waarop heel veel mensen vrij zijn. Een traditie natuurlijk ook. Ik vier het zelf op de vrijmarkt-manier. Ik ben in de stad waar mijn ouders wonen of in de stad waar mijn zus woont. We eindigen de dag sowieso meestal met een etentje bij de familie. Het is een positieve dag voor iedereen. Een dag waarover – tot nu toe in ieder geval – nog eventjes geen discussies zijn over culturele en politieke issues.

Wat mij dit jaar wel opviel: de vrijmarkt wordt een beetje commercieel. Dat gevoel had ik deze keer voor het eerst. Winkels die een kraampje uitstallen, of mensen die dan ergens honderd schoenen hebben gekocht voor vijf euro en die dan proberen te verkopen voor zeven euro. Maar voor de rest was het ook dit jaar gewoon een leuke, positieve dag.

En de monarchie? Ik vind het prima zo. De Oranjes hebben een bepaalde zeggenschap ja, maar we zijn toch een democratie, dus ze kunnen niks geks doen. En inderdaad, het kost ook wat. Ongeveer drie euro per persoon. Nou ja, er zijn genoeg andere overheidsuitgaven waar we meer over kunnen klagen dan over het koningshuis, althans dat vind ik. De vorst blijft een onpartijdig en verbindend persoon die het landsbelang voor ogen heeft. Ik heb er geen moeite mee. Houden zo!’

Peggy Wessels (47), mental coach

‘Ik heb Koningsdag dit jaar voor het eerst niet gevierd. Dat voelde voor mij echt als verraad. In mijn jeugd moesten we drie mensen ‘adoreren’ van mijn grootmoeder: Joop den Uyl, Martin Luther King en koningin Juliana. Door die opvoeding en de koppeling Den Uyl-Juliana ben ik Oranje altijd blijven associëren met het socialisme, haha. Wat betekent Koningsdag voor mij? Het is voor mij een nationaal feest – bijna een moetje. Heb ik niets oranjes aan op die dag en ben ik op straat, dan voel ik me bekeken.

Ik voelde mij zelfs zo schuldig over het feit dat ik Koningsdag niet vierde, dat ik twee dagen later nog steeds mijn oranje schoenen aantrok en mijn oranje sjaal omdeed. Mijn grootmoeder leerde ons dat we dankbaar moesten zijn dat we naar Nederland konden komen – een grote stap naar de vrijheid voor haar en voor ons. En ik ben zelf ook een nationalist in zekere zin. Ik woon op één van de grachten van Amsterdam. Van mij hoeven de historische iconen ook niet te verdwijnen uit de publieke ruimte. Die mensen zijn er geweest, wegpoetsen heeft geen zin. Er is zoveel loyaliteit voor Nederland en het koningshuis bij voormalige gekoloniseerden. Dat is wel dubbel. Er zit namelijk een heel naar koloniaal verhaal achter. Ze hebben ons vroeger uitgebuit – ook de Oranjes – maar Nederland stopt nu wel veel geld in de voormalige koloniën om het erfgoed op te knappen.

Je kunt wat mij betreft beter liberale en financiële middelen inzetten om de scheefgelopen koloniale erfenis een beetje recht te zetten in plaats van maar te blijven klagen over de geschiedenis. Als rijke figuren uit Nederland meer geld zouden investeren in de voormalige koloniën zouden we een stuk verder komen. En ik denk ook dat er dan weer veel dankbaarheid deze kant op komt. Men is in de voormalige koloniën heel loyaal als het gaat om het koningshuis: men viert het feest Koningsdag uitbundig. Het zou mooi zijn als er ook vanuit de andere kant – Nederland – meer initiatief wordt genomen om mooie projecten te financieren, die onze landen een beetje vooruit helpen.’

Kirti Singh (20), student filosofie in Nijmegen

‘Ik heb afgelopen Koningsdag niet gevierd. Maar normaal vier ik het wel. Meer als een grote feestdag, niet als de verjaardag van de koning. Ik zou mezelf geen Oranjeklant willen noemen. Het koningshuis, de monarchie, ik ben er nooit echt mee opgegroeid – en ook nu voel ik er geen verbinding mee.

Ik was al vrij vroeg best wel links, las Marx toen ik 17 was. Sociaal-politieke theorieën die een kritische blik werpen op de ‘boven ons gestelden’ beïnvloeden mijn kijk op het koningshuis tot op de dag van vandaag, ook al ben ik nu geen marxist meer. Het instituut past niet bij het idee van gelijkheid.

De belangrijkste waarde van het koningshuis – een heel praktische: verbinding tussen veel Nederlanders – functioneert wel. Dat moet ik erkennen, ook al voel ik het dan zelf niet zo. De band voor en vertegenwoordiging door het koningshuis die veel Nederlanders voelen en de rol die de koning speelt in de internationale politiek, dat zijn punten die het koningshuis (enigszins) legitimeren. Het instituut monarchie is ook niet meer zo cliché als in de geschiedenisboekjes. Maar er zijn voor mij dingen die Nederland meer vertegenwoordigen dan de koning. Dan denk ik bijvoorbeeld aan academische en wetenschappelijke inclusiviteit, tolerantie, gelijkheid en de vrijheid van meningsuiting in de meest brede zin van het woord.’

 

Het ter discussie stellen van 4 mei begint traditie te worden

0
Een ‘lawaai-demonstratie’ tijdens de Nationale Dodenherdenking, de hashtag #geen4meivoormij en stille protesten op de Dam – de afgelopen jaren hebben activisten zich rond en op 4 mei laten zien. ‘De strijd duurt langer dan vandaag.’

Het lijkt een oer-Hollandse traditie te worden: het ter discussie stellen van al bestaande tradities. Geen Sinterklaasfeest zonder debat over Zwarte Piet en geen Nationale Dodenherdenking zonder de vraag wíe we precies moeten herdenken. ‘Niet inclusief genoeg’, zeggen activisten over 4 mei, waarop officieel alle Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de militaire missies van daarna worden herdacht.

Zo joeg de actiegroep Geen 4 mei voor mij vorig jaar de discussie aan via een aangekondigde ‘lawaaidemonstratie’ tijdens de twee minuten stilte op de Dam. Dat ook gesneuvelde Nederlandse militairen in de onafhankelijkheidsoorlog tegen Indonesië worden herdacht schiet Geen 4 mei voor mij in het verkeerde keelgat: ‘Nederland herdenkt oorlogsmisdadigers die niet onderdoen voor nazi’s’, staat in een Facebook-bericht uit 2018. Maar het activistische protest tegen de Dodenherdenking begon drie jaar eerder. In 2015 keerde een groep Afro-Nederlanders tijdens de twee minuten stilte op de Dam het Nationaal Monument en de bloemenkransen de rug toe. Ze deden dit om aandacht te vragen voor de vergeten strijders van kleur uit Suriname en de Antillen.

De Kanttekening blikt met betrokkenen bij deze acties terug op wat er toen gebeurde en staat stil bij hun beweegredenen. Wat is er volgens hen mis met 4 mei? Waarom is het protest pas enkele jaren geleden van start gegaan? Wat deed het Nationaal Comité 4 en 5 mei eigenlijk met deze kritiek? Ook kijken we met de activisten naar de toekomst. Wat moet er nog gebeuren aan 4 mei? En zien deze activisten de toekomst zonnig in? De Kanttekening sprak hierover met Afro-Nederlandse activisten Ptah Ankh Re en Morena Taborda en met journalist Kevin P. Roberson, die hun stille protest op de Dam in beeld bracht. Ook sprak de Kanttekening met Christa Noëlla van actiegroep Geen 4 mei voor mij.

Witte superioriteit

Ptah Ankh Re, van Surinaams-Arubaans afkomst en geboren in Nederland, was een van de aanwezige Afro-Nederlanders bij het Damprotest van 4 mei 2015. Al lang voor het protest maakte hij zich hard voor ‘meer bewustzijn over de onzin van witte superioriteit’ en ‘het geven van zelfvertrouwen aan niet-witte mensen’. Ankh Re kon op jonge leeftijd meepraten over dat gebrek aan zelfvertrouwen. ‘Als kind keek ik op naar witte mensen. Op school leerde ik dat mensen van kleur slaven waren, dat Afrika zielig was. Mij werd voorgeschoteld dat witte mensen, zoals Napoleon Bonaparte, tenminste wél iets hadden bereikt.’ Dat ligt anders, zag Ankh Re later in. Hij sloot zich begin dit decennium aan bij activistische netwerken en was aanwezig bij demonstraties tegen Zwarte Piet. Ook was Ankh Re radio-dj bij het Amsterdamse Salto. In een uitzending vroeg hij aandacht voor het feit dat ook Surinamers, Antillianen en Indonesiërs met Nederland meevochten in de Tweede Wereldoorlog. ‘Luisteraars bleken zich er niet bewust van.’ Het zaadje was bij hem geplant om op 4 mei 2015 ‘iets te doen’.

Morena Taborda was een van de Afro-Nederlanders die zich aansloot bij het voornemen van Ptah Ankh Re. Taborda is geboren Colombiaanse, werd geadopteerd en groeide op in een wit gezin in een Twents dorp. Uiteindelijk ging ze daar weg, vanwege de vele racistische pesterijen die ze daar ondervond. ‘Mensen wilden bijvoorbeeld steeds aan mijn haar zitten.’ Ze verhuisde naar Amsterdam, waar ze geen last had van racisme. Maar er veranderde iets toen ze kunstenaar Quincy Gario zich eind 2013 bij het tv-programma Pauw en Witteman zag uitspreken tegen Zwarte Piet, volgens Gario een racistische karikatuur met wortels die teruggaan tot de slavernij. Bij Taborda kwam haar antipathie tegen racisme weer naar boven. ‘Ik dacht tot dan dat ik de enige was!’ Taborda mengde zich in het netwerk van antiracisme-activisten en werd betrokken bij het plan voor een stil protest op de Dam in 2015. Ze ziet het ongenoemd laten van oorlogsslachtoffers van kleur als illustratie dat ‘stukken geschiedenis niet genoemd worden.’ Ook vindt ze dat de opstelling van witte Nederlanders in de oorlog te rooskleurig wordt weergegeven. ‘Niet iedere witte had een Jood in de kelder.’ Ze heeft weleens mails gestuurd naar politici van linkse partijen om hen te wijzen op de ‘onjuiste en incomplete schoolboeken, waarin de trans-Atlantische mensenhandel wordt gebagatelliseerd en verder niets staat over de geschiedenis van ónze voorouders’. Tevergeefs. ‘Niemand in de politiek die zich hier mee bezighoudt’, verzucht ze.

Ptah Ankh Re, Morena Taborda en gelijkgestemde Afro-Nederlanders benaderden Kevin P. Roberson om het stille protest op de Dam te filmen. Roberson is journalist en richtte zich al langer op racisme en discriminatie. Ook heeft hij zelf een interessant verhaal als het gaat om het niet-erkennen van strijders van kleur. Roberson heeft een zwarte vader en een witte moeder, is geboren in Nederland en trok op zijn twaalfde met zijn ouders naar Amerika. Hij leerde daar dat zijn Amerikaanse grootvader van zijn vaders kant, Jack C. Roberson sr., meevocht met de Amerikanen in de Tweede Wereldoorlog, maar dat dit in de gesegregeerde Verenigde Staten van de decennia na de oorlog niet werd erkend. ‘Hij mocht niet eens meelopen tijdens de bevrijdingsmars in Europa.’ Roberson was in 2015 een aantal jaren terug in Nederland. Hij had wel oren naar het plan van de groep Afro-Nederlanders om tijdens de twee minuten stilte een geruisloos protest te houden op de Dam, om zo aandacht te vragen voor erkenning van de oorlogsslachtoffers uit Suriname en de Antillen die waren aangesloten bij het Nederlandse verzet, het leger en de geallieerden. ‘Het beeld van de herdenking is heel wit, het narratief van de Tweede Wereldoorlog is te eurocentrisch’, stelt hij.

De stille actie op de Dam

De protestgroep uit 2015 was aanvankelijk dertig mannen en vrouwen sterk, maar er bleven er slechts acht over. ‘Velen waren bang dat er gevechten of arrestaties zouden komen’, verklaart Ankh Re. Morena Taborda was een van de afhakers. ‘Stel dat ik een paar dagen in de cel zou moeten zitten? Ik moet voor vier kinderen zorgen, dat kon ik me niet veroorloven.’ Die angst bleek niet ongegrond. Ankh Re legt uit: ‘Terwijl we op de Dam stonden, keken de mensen ons al bang aan, zo van: ‘Die gaan iets doen’. Ook hielden agenten in burger ons in de gaten.’ Een jaar later besloot Taborda samen met een groep andere Afro-Nederlanders het voorbeeld van 2015 toch na te volgen. En weer stonden er agenten in de buurt. Maar: ‘Ze zeiden dat als we stil zouden blijven, we het mochten doen.’ Taborda en haar metgezellen hielden zich daaraan, want ze kwamen er enkel om borden omhoog te houden met daarop de namen van enkele strijders van kleur. Strijders zoals de Arubaanse verzetsheld Segundo Ecury, die in 1944 werd verraden en uiteindelijk gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte.

‘Zwijgen is geen optie’

Deze stille protesten van 2015 en 2016 leidden, ondanks het inhoudelijke punt dat deze activisten maakten, bij veel Nederlanders tot woede. ‘Ze kunnen meteen doorlopen naar Schiphol’, zei Dominique Weesie bijvoorbeeld in een uitzending van Studio Powned, vlak na het Dam-protest uit 2015. Wat vinden Kevin P. Roberson, Morena Taborda en Ptah Ankh Re van de felle kritiek op de demonstraties? ‘Natuurlijk vinden witte Nederlanders het niet leuk’, zegt Roberson. ‘Van kinds af aan horen we verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Als activisten een discussie beginnen over 4 mei, dan komt dat dicht bij huis. Toch is het goed dat mensen aan het denken worden gezet.’ Hij vervolgt: ‘We hebben tot nu toe niet samen geleefd, maar langs elkaar. Je moet dit zien als groeipijn van een samenleving die volwassen wordt.’ Taborda kan er kort over zijn: ‘Wat hadden we dan moeten doen? Zwijgen is geen optie.’

De kritiek deed ook Ptah Ankh Re ‘vrij weinig’, zegt hij. ‘Het is een teken dat er veel kennis ontbeert. Witte mensen kunnen zich nog niet in ons verplaatsen.’ Maar is zo’n actie dan geen provocatie? Ankh Re vindt van niet. Hij verwijst naar het feit dat hij in de jaren voor 2015 over Zwarte Piet in gesprek ging met clubs als Erfgoed Sinterklaas en Eberhard van der Laan, de toenmalige Amsterdamse burgemeester. Bij allen ving hij bot. ‘Van der Laan zei dat er tien jaar nodig zou zijn om Zwarte Piet af te bouwen’, stelt Ankh Re. Dat deed hem iets inzien: ‘Op de lieftallige manier bereiken we niets, wel met hardere actie.’

#geen4meivoormij

2016 was, behalve het jaar van het tweede stille Dam-protest, ook het jaar waarin Christa Noëlla opzien baarde met de hashtag #geen4meivoormij. Het activistische vuur had ze toen al drie jaar in zich. Ze noemt het jaar 2013, toen Verene Shepherd, leider van een VN-werkgroep die onderzoek deed naar Zwarte Piet, Nederland adviseerde hiermee te stoppen. Christa Noëlla, die zelf Surinaamse en Javaanse roots heeft, besloot zich toen uit te spreken tegen Zwarte Piet, maar: ‘Dit maakte veel racisme zichtbaar in mijn omgeving, veel agressie en bedreigingen tegen mijn persoon ook.’ Ze raakte betrokken in het activistische netwerk. ‘Ik zat in een groepsapp met mede-activisten, het idee ging rond om iets te doen rond de Dodenherdenking.’ Waarom de Dodenherdenking? ‘Herdenken is belangrijk, maar wat is nog de waarde daarvan als we de rest van het jaar niets doen tegen racisme en islamofobie?’ Ze besloot in 2016 haar profielfoto op Facebook te veranderen, waarop te zien is hoe ze een bord voorhoudt met de hashtag #geen4meivoormij. ‘Ik wist niet dat het viral zou gaan.’

Dat ging het wel. De actie stuitte op bijval, maar nog meer op openlijke kritiek. Velen pasten hun profielfoto aan, met daarop de hashtag #wel4meivoormij. Christa Noëlla begrijpt niet dat mensen zich door haar actie gekwetst voelden. ‘Ik zei alleen maar: ‘Ik doe niet mee’. Het was niet dat ik een bom op de herdenking wilde gooien, of deze wilde afschaffen. Maar mensen komen in conflict met zichzelf, ze vinden het lastig om erop gewezen te worden dat Nederland een racismeprobleem heeft. En als een niet-witte vrouw zich uitspreekt, vindt ze deze kritiek nóg moeilijker.’

Christa Noëlla werd na haar actie zelfs bedreigd, en ze voelde zich in Noordwijkerhout, waar ze toen nog woonde, zo onveilig dat ze naar Leiden verhuisde. Of dat veel geholpen heeft? Ze zegt ook daar weleens ‘huisbezoekjes door nazi’s’ te krijgen, net als stickers op haar brievenbus en anonieme, bedreigende appjes. En ze moest uit de media vernemen dat Vincent T., die in 2018 werd opgepakt omdat hij aanslagen wilde plegen op moslims en activisten, ook haar op het oog had. Toch heeft ze er nooit over nagedacht om op te geven: ‘Ik ga ze hun zin niet geven.’

Lawaaidemonstratie op de Dam

Na de hashtag-actie uit 2016 werd Geen 4 mei voor mij een actiegroep, waarbij ook Rogier Meijerink zich aansloot. Het was Meijerink die de gemoederen vorig jaar hoog liet oplopen, door een ‘lawaaidemonstratie’ aan te kondigen voor tijdens de twee minuten stilte op de Dam op 4 mei 2018. Waarom? De actiegroep toonde zich solidair aan de strijd van de Afro-Nederlanders, maar het voornaamste focuspunt werd het feit dat op 4 mei wél de militairen die zijn gesneuveld tegen Nederlands-Indië worden herdacht, maar niet de slachtoffers aan de zijde van de Indonesiërs. Een actueel issue, vindt Christa Noëlla, omdat een bundeling van instituten sinds 2017 onderzoek doet naar de gebeurtenissen tijdens de oorlog tussen Nederland en de Republiek Indonesië. Of, in de woorden van Christa Noëlla: ‘De Nederlanders begingen daar op grote schaal oorlogsmisdaden. Bovendien waren de Indonesiërs feitelijk Nederlanders, ze hoorden toen nog bij het Koninkrijk der Nederlanden. Het is racistisch dat we de daders van deze massamoord herdenken, en niet de slachtoffers.’

Nationaal Comité 4 en 5 mei

De lawaaidemonstratie van vorig jaar ging uiteindelijk niet door. De rechter verbood deze wegens ‘verstoring van de openbare orde’. Rogier Meijerink gaf daarna aan dat het doel bereikt was:  ‘De bal ligt nu bij Nederland om te zorgen dat de Dodenherdenking een geschiedgetrouwe herdenking wordt’. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert de Dodenherdenking, dus het lijkt erop dat de bal met name daar ligt. Hoe gaat het Comité met kritiek op de Dodenherdenking om?

Ptah Ankh Re en Morena Tabora geven aan dat ze na hun stille protest nooit iets van het Nationaal Comité hebben gehoord. We checkten dit bij een woordvoerder van het Nationaal Comité. Deze stelt dat het Nationaal Comité inderdaad nooit met de Afro-Nederlandse demonstranten heeft gesproken. ‘Zij hebben nooit contact met ons gezocht, voor zover wij hebben kunnen nagaan. Het Comité onderhoudt wel nauw contact met andere organisaties die zich inzetten voor de Afro-Nederlandse gemeenschap, zoals het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee). Begin dit jaar heeft het Nationaal Comité wel gesproken met  vertegenwoordigers van Geen 4 mei voor mei.’

Dat klopt, zegt Christa Noëlla, maar ze voegt toe: ‘We moesten wel zelf bij ze aankloppen, nadat we ontdekten dat het Nationaal Comité met honderd andere organisaties al een gesprek had, met als thema: ‘Wie herdenken we op 4 mei?’’ Over de dialoog met het Nationaal Comité is Christa Noëlla niet te spreken. Ze noemt de opstelling van het Nationaal Comité ‘politiek gekleurd’ en de houding van de 4-mei-organisatoren ‘fragiel’. ‘Wij wilden het racisme van de huidige herdenking bespreekbaar maken, maar ze reageerden met ‘Waarom doen jullie zo? We zijn toch helemaal geen racisten?’ Ze schoten meteen in de verdediging’. En er stak haar nog iets anders. ‘De lawaaidemonstratie kon vorig jaar niet doorgaan omdat de rechter de veiligheid niet kon waarborgen, vanwege de bezoekers die ons misschien iets zouden aandoen. Maar het Nationaal Comité gaf daar een andere draai aan: die vonden dat je gewoon niet zo kon demonstreren als wij wilden doen.’

Uiteindelijk heeft Geen 4 mei voor mij zelf de stekker uit het overleg gehaald, zegt Christa Noëlla. ‘Als het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting volgens het Nationaal Comité niet voor ons gelden, dan kunnen we ook niet verder met ze praten. We vinden de opstelling van het Comité hypocriet, omdat er ook gevochten is voor ónze mensenrechten. Maar daar is het Nationaal Comité het blijkbaar niet mee eens.’

Meer actie, ondanks tegenwerking

Dus wordt het tijd voor meer actie? Christa Noëlla klinkt strijdvaardig: ‘Dat gaan we sowieso doen. Als praten geen zin heeft…’ Ze wil op het moment van optekenen nog niet zeggen wat Geen 4 voor mij precies in de pijpleiding heeft. Ze noemt wel dat haar zwijgzaamheid gevolg is van het feit dat ‘activisten steeds meer worden tegengewerkt’. Zelf is ze het afgelopen jaar twee keer vastgezet en andere leden van Geen 4 mei voor mij zou hetzelfde zijn overkomen. ‘Geen idee waarom’, zegt ze hierover. ‘Er werd bij mij aangebeld, met een bevel van binnentreding in de hand. En als ik op het politiebureau vraag van welk strafbaar feit ik verdacht word, dan krijg ik antwoorden als: ‘Daar kan ik geen antwoord op geven’, of: ‘Dat weet ik zelf ook niet’.

Komt het ooit goed?

Zal de Dodenherdenking, ondanks de ontbrekende connectie met het Nationaal Comité 4 en 5 mei en het tegenwerken van activisten, dan ooit nog inclusiever worden? Ptah Ankh Re is hoopvol: ‘De strijd duurt langer dan vandaag.’ Ook Kevin P. Roberson is optimistisch gestemd: ‘Je ziet nu al dat de herdenking verandert.’ Hij noemt de aandacht die de media besteedt aan de kinderherdenking in Madurodam, vernoemd naar de Curaçaose George Maduro, reserveofficier in de Nederlandse cavalerie die in 1943 werd opgepakt aan de Frans-Belgische grens en uiteindelijk in concentratiekamp Dachau stierf aan vlektyfus. Of neem de KNSM-Kroonvadersherdenking, waar Surinaamse en Antilliaanse zeevaarders worden herdacht. ‘De Maduro- en KNSM-herdenkingen krijgen steeds meer aandacht van de media en ook via sociale media. Op die manier werken we toe naar een herdenking waarin álle slachtoffers binnen het Koninkrijk der Nederlanden worden herdacht en een gezicht krijgen.’

Morena Taborda daarentegen is somber. Om haar heen merkt ze dat de meeste mensen van kleur zich niet willen uitspreken over 4 mei. ‘Ze zijn er niet mee bezig. Ik krijg dan reacties als: ‘De Tweede Wereldoorlog is al te lang geleden’, of: ‘Ik word er alleen maar boos van’. Ook denkt Taborda dat de vorig jaar aangekondigde lawaaidemonstratie van de Geen 4 mei voor mij-groep slecht afstraalt op het activisme rond 4 mei. ‘Daarmee benadeel je alleen maar degenen die wél op een fatsoenlijke manier een statement willen maken.’ Tevens benoemt Taborda dat de groep activisten in de loop der jaren niet groter, maar kleiner is geworden. ‘Er is veel ruzie en wantrouwen tussen de activisten onderling, daardoor haken mensen af.’ Christa Noëlla denkt echter dat er niet veel activisten nodig zijn om impact te maken. ‘Via bijvoorbeeld sociale media en rechtszaken kan het ook nog goed komen.’

Wat moet er precies gebeuren?

Wat moet er volgens deze activisten nu concreet gebeuren om een inclusieve herdenking te bereiken? Ptah Ankh Re heeft een aantal ideeën. ‘Er zijn tijdens de herdenking meer sprekers van kleur nodig. Ook moet er meer informatievoorziening komen over het aantal mensen van kleur die meevochten. Via documentaires op televisie, bijvoorbeeld.’ Morena Taborda ziet ook een belangrijke rol weggelegd voor educatie. ‘De boeken moeten aangepast worden. Ook mensen van kleur hebben hun leven gegeven voor de vrijheid. Noem die mensen dan ook.’

Christa Noëlla denkt, zoals ze zelf zegt, in ‘stappen’: ‘Een eerste stap zou zijn wanneer we officieel geen oorlogsmisdadigers meer herdenken, maar wel de slachtoffers uit Nederlands-Indië.’ Het ‘einddoel’ is echter groter, want: ‘Wat heeft een herdenking voor zin als de mensen zelf niet weten wie ze herdenken, wie de échte slachtoffers zijn?’ Daarom bepleit Christa Noëlla ‘educatie over ons racismeprobleem’: ‘We moeten ons meer bewust worden van onze koloniale geschiedenis. In alle landen waar Nederlanders zijn geweest, zoals Indonesië, Zuid-Afrika en Sri Lanka, is mensen schade toegebracht.’ Zelf heeft ze daar een verleden mee. De grootouders van haar vader zijn, zoals vele anderen, ‘verscheept van Java naar Suriname, om daar te werken. De Nederlanders noemden dit ‘contractarbeid’, maar eigenlijk was dit gewoon dwangarbeid.’

Activisme is here to stay

Het protest tegen de inrichting van 4 mei is, net als het protest tegen Zwarte Piet, pas sinds dit decennium te horen. Hoe kan dit eigenlijk? Ankhe Re: ‘Vroeger waren we wat angstiger om openlijk onze monden open te doen, dat deden we vooral binnenshuis. Je zult je baan er maar mee kwijtraken. Zelf heb ik op mijn werk ook veel verhitte discussies over racisme moeten voeren. Maar je ziet dat de generatie van nu minder bang is.’ Roberson, die naast journalist ook media-adviseur is, noemt de rol van sociale media. ‘Juist doordat de Afro-Nederlandse demonstranten en Geen 4 mei voor mij op sociale media zoveel tegenstand krijgen, verspreidt hun boodschap zich. Reguliere media pikken dit op. Je zag ook dat het Sinterklaasdebat losbarstte nadat Quincy Gario en Jerry Afriyie hardhandig werden opgepakt tijdens de intocht van 2011.’ Ook Christa Noëlla denk dat de sociale media beslissend voor activisten zijn geweest. ‘Hierdoor kunnen activisten elkaar vinden, zich organiseren en snel en efficiënt informatie verspreiden.’

‘Wie zijn wij eigenlijk?’

De term is inmiddels een aantal keren gevallen: Zwarte Piet. Alle vier de geïnterviewden zijn aanwezig geweest bij demonstraties tegen Zwarte Piet, en sommigen spreken van een link tussen 4 mei en het Sinterklaasfeest. Wat is dan precies het grotere verband waarbinnen we hun activisme moeten zien? Christa Noëlla: ‘Zwarte Piet en de manier waarop we op 4 mei herdenken zijn allebei een zichtbaar uitvloeisel van het koloniale verleden van Nederland.’ Journalist Kevin. P Roberson vult aan: ‘Net als bij de discussie rond Zwarte Piet gaat het bij 4 mei om de vragen: Wat is Nederland? Wie zíjn wij eigenlijk?’

Reactie Nationaal Comité 4 en 5 mei

We vroegen Gerben van den Berg, woordvoerder van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, om een reactie op de uitspraken van Christa Noëlla van ‘Geen 4 mei voor mij’ over het gesprek tussen de actiegroep en het Nationaal Comité.

 ‘Geen 4 mei voor mij’ gaf aan dat jullie in januari dit jaar met honderd organisaties een gesprek hadden met als thema: ‘Wie herdenken we op 4 mei?’ Is dit juist?

 ‘Nee. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei werkt met beleidsperiodes van vijf jaar. Iedere vijf jaar wordt het beleid van het Nationaal Comité opnieuw tegen het licht gehouden. In dat kader hebben we onder meer met honderd mensen uit alle geledingen van de Nederlandse samenleving een gesprek gevoerd over de toekomst van herdenken en vieren op 4 en 5 mei.’

En klopt het dat Geen 4 mei voor mij daarvoor niet was uitgenodigd?

 ‘Klopt. Voor deze bijeenkomst zijn geen organisaties uitgenodigd. Wel zijn er mensen op persoonlijke titel uitgenodigd waarbij we ernaar hebben gestreefd om een zo divers mogelijke groep mensen samen te stellen.  Daar was ook iemand bij met goede contacten in de kring van Geen 4 mei voor mij.’

In latere instantie heeft Geen 4 mei voor mij zelf bij jullie aangeklopt. Dat is de reden geweest dat er uiteindelijk toch een gesprek tussen jullie en deze actiegroep geweest. Is deze bewering juist?

‘Nee. Al voor de bijeenkomst met honderd mensen is aangegeven dat ze welkom waren voor een gesprek met ons. Vorig jaar al heeft het Nationaal Comité aangegeven altijd open te staan voor een gesprek.’

Uiteindelijk heeft Geen 4 mei voor mij zelf de stekker uit het overleg met jullie gehaald. Klopt dit?

 ‘Er is een gesprek geweest, waarop van ons uit altijd een vervolggesprek mogelijk is.’

Geen 4 mei voor mij ondervond een onwillige houding van jullie kant richting Geen 4 mei voor mij. De groep stelt dat ze het ‘racisme’ dat aan de herdenking zou kleven bespreekbaar wilde maken, maar dat jullie je in dit kader ‘fragiel’ opstelden. Hoe zit dit?

‘Wij gaan niet in op de inhoud van de gesprekken die wij met derden voeren. Wij respecteren altijd de vertrouwelijkheid van gesprekken met derden en gaan daar dus ook niet op in.’

Geen 4 mei voor mij stelt ook dat uit het gesprek tussen jullie en Geen 4 mei voor mij zou blijken dat jullie afwijzend staan tegenover de aangekondigde lawaai-actie van vorig jaar. Klopt dit?

 ‘Dat klopt.’

De rechter verbood deze lawaai-actie. Klopt het dat jullie je in deze rechterlijke uitspraak kunnen vinden?

‘Wij respecteren altijd de uitspraak van de rechter.’

Ook op verdere vragen over wat er precies tijdens het gesprek is gezegd over de uitspraak van de rechter, en of het Nationaal Comité het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting van Geen 4 mei voor mij respecteert, antwoordt Van den Berg dat het Nationaal Comité ‘altijd de uitspraak van de rechter respecteert.’

 

Van hoofdredacteur naar taxichauffeur

0
Abdülhamit Bilici was hoofdredacteur van de Turkse krant Zaman. Hij werd in maart 2016 ontslagen, nadat de Turkse regering besloot om de krant over te nemen. Bilici vluchtte daarop naar Amerika.

Enkele jaren geleden was Abdülhamit Bilici (49) een vooraanstaande Turkse journalist. Een goede bekende van Recep Tayyip Erdogan bovendien: Bilici heeft enkele exclusieve interviews met Erdogan op zijn naam staan en mocht meevliegen met zijn privévliegtuig. In maart 2016 werd zijn krant Zaman echter gelijkgeschakeld (gedwongen om zich aan te passen aan de opvattingen van het regime, red.) en moest Bilici zijn vaderland ontvluchten. Hij woont nu in Washington D.C., waar hij werkt als taxichauffeur om zijn gezin te onderhouden. ‘Dit is de prijs die ik betaald heb.’

Bilici is vijfentwintig jaar lang journalist geweest. Hij begon zijn carrière bij Zaman als correspondent, hij werkte van 1995 tot 1997 bij het nieuwsagentschap Aksiyon als redacteur, hij was van 1998 tot 2001 redacteur buitenland bij Zaman, van 2002 tot 2008 algemeen redacteur bij Zaman Daily en algemeen directeur van Cihan News Agency. Bilici eindigde zijn journalistieke carrière ten slotte als hoofdredacteur van de krant Zaman en als columnist bij enkele andere uitgaven van het concern Zaman. ‘De persvrijheid in Turkije heeft altijd onder druk gestaan. Toen Turkije nog geregeerd werd door de republikeinse volkspartij CHP werden kritische journalisten vermoord en belandden anderen in de gevangenis.’

In de beginjaren van Erdogans premierschap leek echter alles beter te gaan. Bilici kende hem ook persoonlijk: ‘Ik volgde in 1994 de campagne van Erdogan om burgemeester van Istanbul te worden en bezocht ook zijn politieke meetings. Erdogan deed dat namens de Welvaartspartij van de islamist Necmettin Erbakan. In 1998 werd deze antidemocratische partij echter verboden en werd Erdogan tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld. Toen hij in 1999 werd vrijgelaten beweerde Erdogan echter het licht te hebben gezien en democraat te zijn geworden. Veel seculiere Turken geloofden hem niet en ook ik had mijn twijfels. Pas toen Erdogan Turkije in democratische zin ging hervormen, met als doel om het land de EU binnen te loodsen, geloofde ik dat zijn politieke bekering oprecht was. Hij is echt veranderd, meende ik, een andere man geworden.’

Weemoed

Met weemoed denkt Bilici terug aan de gouden jaren, de periode 2003-2010. Het was de tijd waarin Zaman de politiek van Erdogan steunde en Bilici hem dikwijls interviewde voor de krant. ‘Hij deed exclusieve interviews met mij.’ Maar Erdogan bekeerde zich. Vanaf 2010 stokte het democratische hervormingsproces. Zaman was hier kritisch over, hoewel de krant zich nog niet oppositioneel opstelde. Dat veranderde na de Gezi-protesten van mei 2013. ‘Als Zaman stonden we aanvankelijk achter Erdogan en deden we ook mee aan het demoniseren van de Gezi-demonstranten. Dat is achteraf heel fout van ons geweest. Maar dankzij deze protesten kwamen we als krant tegenover de regering te staan. Ik maakte reportages over de protesten en deelde deze via mijn sociale media-accounts. Dat werd door het regime niet gewaardeerd. Ik had gehoopt dat Turkije, als een democratie in wasdom, de klachten van de demonstrerende jongeren serieus zou nemen. Maar de regering koos voor de confrontatie, zette traangas en waterkanonnen in. Er vielen doden. De schellen vielen mij van de ogen.’

Zaman kreeg het erg moeilijk: ‘In plaats van op Europa begon Turkije zich meer op het Midden-Oosten te oriënteren. Het Ottomaanse verleden (1299-1923, red.) werd verheerlijkt en Turkije begon steeds autoritairder te worden. Onze krant was het daar niet mee eens en stelde kritische vragen over corruptiepraktijken, waarvan Erdogan en zijn kliek werden beschuldigd. Op persconferenties reageerde Erdogan heel erg geprikkeld op de journalisten van Zaman, die zulke vragen stelden. Toen ze die vragen bleven stellen werden hun perskaarten afgepakt. Ook belde Erdogan de redactie soms woedend op, en eiste hij dat een kritische columnist zou worden ontslagen. Ook riep hij tijdens politieke bijeenkomsten zijn aanhangers op Zaman te boycotten. Ten slotte werden er tegen onze krant en tegen sommige journalisten van Zaman diverse rechtszaken gevoerd, met als doel om ons een toontje lager te laten zingen. Ik ben er trots op dat onze krant niet voor deze druk is bezweken. Veel andere kranten, die aanvankelijk onafhankelijk waren, bogen wel voor deze intimidatie en wezen kritische columnisten en journalisten de deur.’

Omdat Zaman weigerde zich te laten gelijkschakelen besloot het regime om met geweld in te grijpen. Bilici: ‘Erdogan gebruikte de nucleaire optie en stuurde duizend politieagenten op ons af.’ Op 4 maart 2016 werd de krant overgenomen door de regering, op basis van een omstreden rechterlijk bevel. Trouwe lezers van de krant, die wisten dat de politie zou komen om de krant over te nemen, hadden een menselijk schild om het hoofdkantoor gevormd. De politie wist echter met behulp van waterkanonnen de linie te doorbreken, maakte met geweld het hek open en bezette het gebouw. ‘Misschien heb je de beelden hiervan wel gezien. We hebben alles gefilmd en op internet gezet. De pen is machtiger dan het zwaard.’

Een dag later werd Bilici, op dat moment nog maar zeven maanden hoofdredacteur, ontslagen op staande voet. Hij werd vervangen door een marionet van de regering, die van Zaman een spreekbuis van het regime maakte. Redacteuren moesten zich óf aan zijn lijn conformeren óf opstappen. ‘Onze abonnees waardeerden dit niet. We hadden 700.000 lezers, maar hiervan bleven er slechts 5.000 over nadat onze krant was gelijkgeschakeld.’

De bezetting van Zaman vond enkele maanden voor de mislukte coup van 22 juli 2016 plaats. Het is nu nog steeds onduidelijk wie er achter deze coup zaten, maar het gevolg was dat Erdogan de gebeurtenissen met beide handen aangreep om zijn politieke tegenstanders genadeloos te vervolgen. ‘Zo’n tweehonderd kranten en andere media mochten niet meer verschijnen, ook voor het gelijkgeschakelde Zaman viel definitief het doek. Bovendien besloot het regime duizenden dissidenten op te pakken, die werden gelinkt aan de Gülenbeweging, die volgens Erdogan verantwoordelijk was voor de mislukte coup.’ Als Bilici zich op dat moment nog in Turkije bevond was hij, net als een aantal oud-collega’s, zeker achter de tralies beland. De voormalige hoofdredacteur van Zaman was echter zijn vaderland al ontvlucht. Via Europa kwam hij in de Verenigde Staten terecht, waar hij asiel heeft gekregen. Zijn gezin is nu ook bij hem.

Hoop

Bilici is naar eigen zeggen een ‘conservatieve, vrome moslim’, maar is tegelijkertijd voor democratie, persvrijheid, mensenrechten en de rechtsstaat. Hij vindt het belangrijk dat mensen voor de mensenrechten van anderen opkomen. ‘De Turkse oppositie is veel te verdeeld, er is te weinig solidariteit met anderen. We kunnen nauwelijks een vuist maken. Toch zijn er ook mooie dingen. Journalisten die sit-ins organiseerden voor collega’s die werden aangeklaagd door de regering. En voordat de regering besloot ons hoofdkantoor te bezetten heb ik een symposium belegd, om samen met andere journalisten over de persvrijheid in Turkije te praten. Ik heb ook de linkse journalist Can Dündar bezocht toen hij gevangen zat. Ik ben het niet in alles met hem eens, maar ik wilde wel solidair zijn.’

Uiteraard maakt Bilici zich ernstige zorgen over de toekomst Turkije, maar hij wil de hoop niet opgeven. ‘We leven nu in een donkere tijd, maar ik denk dat dit een uitzondering is. Al meer dan tweehonderd jaar is Turkije bezig om te moderniseren en te democratiseren. Turkse intellectuelen zijn hier al tweehonderd jaar mee bezig, we hebben als Turken een veel sterkere democratische traditie dan andere islamitische landen. We moeten niet bij de pakken neerzitten.’

Of Bilici over zijn levensverhaal nog een boek gaat maken? Wie weet. ‘Je bent niet de eerste die dit vraagt, hoor. Maar op dit moment heb ik het te druk en staat mijn hoofd er niet naar. Veel van mijn vrienden, zoals Mustafa Ünal, Emre Soncan, Faruk Akkan, Aysenur Parildak, Cüneyt Arat en prof. Mümtazer Türköne zitten nu in de gevangenis. Onder hen ook de 75-jarige journaliste Nazli Ilicak, die eind jaren ‘90 nog tegen Erdogans veroordeling heeft geprotesteerd, hoe ironisch. Mijn vrienden worden als criminelen behandeld. Maar dat zijn ze natuurlijk niet. Ik ken ze. Als ik aan ze denk doet dat pijn, daardoor lukt het mij niet om mij goed te focussen op het schrijven van een boek. Wel spreek ik op veel bijeenkomsten, georganiseerd door universiteiten en diverse platforms, waar ik mijn verhaal doe. Daarnaast heb ik nu ook gewoon een baan om mijn gezin te onderhouden. Ik werk als taxichauffeur en moet zo weer aan de slag. Natuurlijk hoop ik weer als journalist aan de slag te gaan, of een baan bij een universiteit te krijgen. Maar ik ben vooral blij dat ik vrij ben. Dat mijn gezin vrij is. Persvrijheid heeft een prijs. Dit is de prijs die ik betaald heb. Als ik ‘ja’ had gezegd tegen Erdogan, mij had laten gelijkschakelen, dan had ik nu een royaal inkomen gehad en was ik wellicht kind aan huis op zijn paleis. Toch ben ik blij dat ik dat niet heb gedaan. Ik heb nu misschien niet de meest ideale baan, maar ik ben tenminste niet mijn ziel kwijt.’

Maar als Bilici zich er straks tóch toe kan zetten om zijn verhaal op papier te zetten, hoe zal zijn boek er dan uitzien? ‘Als ik een boek schrijf, dan wil ik vertellen welke les je uit de recente Turkse geschiedenis kunt trekken. Dat corruptie en autoritarisme nauw met elkaar verweven zijn. Dat populistische leiders weinig op hebben met de persvrijheid en met de democratie. Hoe een democratie zomaar ten onder kan gaan. De oorlog tegen de democratie is trouwens – dat wil ik graag benadrukken – niet alleen een oorlog tegen de vrije pers, maar ook tegen de onafhankelijke rechtspraak en tegen het onderwijs. We moeten waakzaam zijn.’

Bilici vindt voorts dat westerse landen als Nederland, Duitsland en zijn nieuwe vaderland Amerika solidair moeten zijn met Turkse journalisten in de gevangenis en met andere politieke gevangenen. ‘Toen Turkije een Duitse journalist oppakte heeft Angela Merkel enorm veel druk op Erdogan uitgeoefend, met als gevolg dat deze journalist uiteindelijk werd vrijgelaten. Dat is natuurlijk heel mooi, maar waarom oefenen Duitsland, Nederland en de Verenigde Staten geen druk uit op Erdogan om de Turkse journalisten vrij te laten? Turkije is lid van de NAVO. Turkije moet worden aangesproken op de ernstige schendingen van mensenrechten. Maar dat gebeurt nu nauwelijks. Dat vind ik echt een gemiste kans.’

Ten slotte, zijn er nog journalisten die Bilici in deze duistere tijden weten te inspireren, zodat hij de moed heeft om vol te blijven houden? Bilici: ‘Degene die mij nu het meest inspireert is Nelson Mandela (1918-2013). Zijn autobiografie Long Walk to Freedom heb ik net uit. Hij heeft zevenentwintig jaar gevangen gezeten. Maar in plaats van zijn vijanden te haten heeft hij ze vergeven. Dat vergt moed. Ik zit ook niet vol haat. Zelfs niet tegenover Erdogan. Hij is een democraat geweest. Ik voel geen woede, maar verdriet over het feit dat hij de democratie daarna weer de rug heeft toegekeerd. Ik hou van mijn land Turkije. Ik hou van mijn stad Istanbul. Ik wil dat mijn land weer met een schone lei begint.’