14.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 761

Afrin

1

Een tijdje geleden schreef ik in deze krant over mijn ontmoeting met Ahmad, mijn ‘maatje’ die ik toegewezen kreeg via Vluchtelingenwerk. We troffen elkaar voor het eerst bij de Hema en in de weken daarna bezocht ik hem iedere donderdag een paar uur lang in zijn Amsterdamse huis. Hij woonde pas een paar maanden in Nederland, na een afschuwelijke vlucht uit Syrië. Hij reisde naar Turkije, maakte een levensgevaarlijke tocht in een rubberen boot over de Egeïsche Zee en verbleef een paar maanden in een kamp op Lesbos, waar het zó druk was dat hij ‘onder de sterrenhemel’ moest slapen.

Ahmad was blij dat hij een tijdelijke verblijfsvergunning had gekregen en beloofde zichzelf plechtig om alles uit zijn nieuwe leven in Nederland te halen, ook al was hij eenzaam en miste hij zijn familie die was achtergebleven in de Koerdische provincie Afrin. Hij volgde in een razend tempo taalcursussen zodat hij zo snel mogelijk een baan zou kunnen vinden en het huisje dat hij toegewezen kreeg richtte hij sober maar gezellig in. Via Tinder ontmoette hij een Nederlands meisje waar hij een relatie mee kreeg, hij sloot nieuwe vriendschappen en vond een baantje als kleermaker, een vak dat hij had geleerd in Turkije. Ik hielp hem met praktische zaken, zoals het vinden van een huisarts of het betalen van de huur. Ook spoorde ik hem aan om niet steeds naar Arabische of Koerdische nieuwszenders te kijken, maar naar Nederlandse kindertelevisie; een speelse manier om zijn taalschat te vergroten. Zo kwam het regelmatig voor dat we op een donderdagmiddag Syrische koffie dronken en naar Willem Wever keken.

Op een gegeven moment ging het zó goed met hem dat hij geen tijd meer had voor mijn bezoekjes. Hij was te druk met taalles, zijn werk, een stage bij de gemeente en natuurlijk zijn vriendin. Hoewel ik altijd erg genoot van zijn gezelschap en het jammer vond dat ik hem nauwelijks meer zag, begreep ik dat dit onderdeel was van mijn vrijwilligerswerk als ‘maatje’. Het was immers de bedoeling dat hij zelfstandig zou worden, hij was per slot van rekening een man van dertig jaar.

Maar twee weken geleden belde hij opeens. Ahmad informeerde of ik kon langskomen. Ik hoorde meteen aan zijn stem dat er iets niet in orde was. We spraken al tijden Nederlands met elkaar, maar nu begroette hij me in het Engels. Bovendien klonk hij nerveus. Zodra ik de vertrouwde woning binnenwandelde zag ik dat hij weer was begonnen met roken (daar was hij net mee gestopt). De Koerdische televisiezender stond keihard aan en hij was voortdurend met zijn familie aan het WhatsAppen. Hij keek me verdrietig aan. ‘Turkije is Afrin binnengevallen’, fluisterde hij bijna wanhopig. ‘Ik ben bang dat mijn familie wordt vermoord. Ik doe al dagen geen oog meer dicht. Gisteren was er een zwaar bombardement in het dorp naast de stad waar mijn ouders, broer en zussen wonen.’

Hij vertelde dat hij tijdelijk gestopt was met zijn studie Nederlands, omdat zijn hoofd te vol zat. Daarna keek hij me recht in de ogen aan en zei ‘Natascha, ik ben bang!’ Ik gaf hem een knuffel en verklaarde dat ik me kon voorstellen hoe hij zich voelde. Ik beet op mijn tong, want dat was een leugen. Hoe zou ik moeten weten hoe het voelt om dag en nacht bang te zijn dat je familie wordt vermoord?

Onderweg naar huis voelde ik me machteloos en terneergeslagen. Misschien kan ik hem helpen om een huisarts te vinden of kan ik uitleggen hoe internet bankieren werkt. Maar wat heeft dat eigenlijk voor zin als ik niets kan doen tegen zijn pijn?

‘Het Koerdische volk is eensgezinder dan ooit’

0
Volgens koerdoloog Martin van Bruinessen moet de reden achter de Turkse Afrin-operatie gezocht worden in de Turkse binnenlandse politiek. Hij stelt dat president Erdogan nationalistische sentimenten probeert te mobiliseren om het volk achter zich te krijgen.

Turkije begon op 20 januari een militaire operatie in het noorden van Syrië, gericht tegen de Koerdische organisatie die het kanton Afrin en andere delen van Noord-Syrië bestuurt, de PYD (Democratische Eenheidspartij) en de SDF (Syrische Democratische Strijdkrachten). De SDF is een militaire coalitie die gesteund wordt door de Verenigde Staten. De gewapende tak van de PYD, de YPG (Volksbeschermingseenheden), is onderdeel van de SDF, naast Arabische, Turkmeense en christelijke strijdgroepen. Turkije beschouwt de PYD als de Syrische vleugel van de PKK (Koerdische Arbeiderspartij), die op de Turkse, Europese en Amerikaanse terreurlijsten staat. Het offensief is volgens Ankara dan ook gericht tegen terroristen in het gebied.

De Kanttekening sprak de gerenommeerde koerdoloog en emeritus hoogleraar Martin van Bruinessen (Universiteit Utrecht) en vijf Koerdische Nederlanders over de Afrin-operatie.

Noord-Syrië
De Koerdische aanwezigheid in Noord-Syrië vormt volgens Van Bruinessen geen militaire bedreiging voor Turkije. ‘Totaal niet’, benadrukt hij. Hij ziet wel een andere bedreiging. ‘Turkije beschouwt het feit dat er een zelfbesturend Koerdisch gebied bestaat aan de zuidgrens van Turkije als een gevaarlijk voorbeeld voor de Koerden in Turkije. Turkije vreest dat het succes van de PYD het onafhankelijkheidsstreven van haar ‘eigen’ Koerden aanwakkert of versterkt.’

Wat is de rol van de PKK daarin? ‘De PYD is volgens de Turkse visie identiek aan de PKK. Turkije maakt zich er zorgen over dat Turkse Koerden deelnemen aan de strijd van de PYD en Syrische Koerden deelnemen aan de strijd van de PKK. Turkije wil niet dat Noord-Syrië een vrijhaven wordt voor de PYD en de PKK, dus probeert het Turkse leger de controle van de PYD over Noord-Syrië te beëindigen en Rojava haar onafhankelijkheid te ontnemen, te beginnen met Afrin.’

Rojava, ook bekend als Syrisch-Koerdistan of de Democratische Federatie van Noord-Syrië, is een de facto autonome regio in Noord-Syrië. Het bestaat uit drie centrale autonome kantons oftewel bestuurseenheden, te weten Afrin, Jazira en Eufraat (voorheen bekend als Kobani). Sommige Koerdische organisaties beschouwen Rojava als een onderdeel van een groot Koerdistan dat ook delen omvat van Zuidoost-Turkije (Turks-Koerdistan), Noordoost-Irak (Iraaks-Koerdistan) en Noordwest-Iran (Iraans-Koerdistan).

‘Als Turkije er heel zijn leger aan committeert, dan moet het in principe in staat zijn om heel het gebied te bezetten en de infrastructuur van de Koerdische beweging grotendeels te vernietigen’, zegt Van Bruinessen over het Afrin-offensief. Hij voegt eraan toe dat de YPG gespecialiseerd is in guerrillastrijd en daarom hoe dan ook actief zal blijven in het gebied. ‘Bergachtig gebied is relatief gemakkelijk te verdedigen voor een guerrillagroep zoals de YPG.’

Foto: de Kanttekening. Martin van Bruinessen (Schoonhoven, 1946) is antropoloog, gespecialiseerd in Koerdische gemeenschappen. Hij is emeritus hoogleraar Vergelijkende Studie van de Moderne Islamitische Samenlevingen (Universiteit Utrecht), in het bijzonder de koerdologie. Zijn andere expertises zijn Turkse en Indonesische gemeenschappen. Hij doceerde Koerdische en Turkse Studies aan de Universiteit Utrecht en Sociologie van Religie aan het Staatsinstituut voor Islamitische Studies in Yogyakarta. Hij verrichte antropologisch veldwerk in Turkije, Iran, Irak, Syrië, Indonesië en Afghanistan. Zijn eerste veldonderzoek voerde hij uit binnen Koerdische gemeenschappen in Turkije, Iran, Irak en Syrië, in het midden van de jaren zeventig.

Vreedzame actie
Volgens Van Bruinessen moet de reden achter de Afrin-operatie gezocht worden in de Turkse binnenlandse politiek. ‘Voor 2019 staan zowel gemeenteraads- als presidentsverkiezingen gepland in Turkije (Erdogan won de laatste verkiezingen, het grondwetsreferendum van 16 april 2017, met een nipte meerderheid, red.). Erdogan heeft om verschillende redenen veel steun verloren binnen zijn eigen partij, de AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, red.). Hij zoekt naar nieuwe manieren om steun te krijgen en zijn draagvlak te vergroten. Nu mobiliseert hij nationalistische sentimenten om het volk achter zich te krijgen. Daarom wordt het offensief enorm opgeblazen door de Turkse media. Het wordt voorgesteld als een geweldige operatie, terwijl reports vanuit het gebied, the facts on the ground laten zien dat het allemaal niet zo groots en spectaculair is.’

Waar de Turkse staat zich veruit het meest zorgen over maakt als het gaat om de Koerdische kwestie, is volgens Van Bruinessen niet het terroristische geweld van organisaties zoals de PKK, maar juist vreedzame actie. ‘Koerdische vrienden van mij die al lange tijd politiek actief zijn in Turkije, zeggen altijd dat de Turkse staat het bangst is voor de democratische, niet-gewelddadige Koerdische beweging. De gewelddadige beweging, daar heeft de staat niet zo veel problemen mee, want die legitimeert hard beleid tegen de Koerden. Terroristische aanslagen die gepleegd worden door Koerden bieden de staat een sterke legitimering om de mensenrechten van de Koerden in te perken, zwaar onderdrukkende maatregelen toe te passen en een staat van beleg af te kondigen in het zuidoosten van het land.’

Jihadisten
Hoe lang blijft het Turkse leger in Noord-Syrië? Van Bruinessen vermoedt dat Turkije van plan is het veroverde gebied uiteindelijk over te dragen aan de Syrische overheid. ‘Ik denk niet dat Turkije het gebied permanent wil blijven bezetten.’ Wat zegt het feit dat Rusland Turkije groen licht heeft gegeven voor het offensief over het Russische Syrië-beleid? ‘We weten natuurlijk niet voor hoe lang dat is en wat precies de bedoeling van Rusland is. Turkije probeert een aantal dingen tegelijk. We praten nu over Afrin, maar het is ook belangrijk wat er gebeurt in Idlib, ten zuiden van Afrin, waar zich veel jihadbewegingen bevinden. Daar is Turkije samen met Rusland bezig aan wat ze noemen ‘deëscalatie’. Het lijkt erop dat Turkije meer en meer Syrië ingetrokken wordt aan de kant van jihadbewegingen. Dat valt noch in Rusland noch in het Westen goed. Rusland zal niet toestaan dat jihadisten de oorlog winnen. Een veelgehoorde theorie is dat Rusland opzettelijk Turkije de invasie van Afrin laat uitvoeren om ervoor te zorgen dat jihadisten uit hun verdedigingsposities in Idlib komen en deelnemen aan de invasie van Afrin, waar ze gemakkelijker aan te vallen en vernietigen zijn. Geen idee of dat klopt.’

Op internet circuleren beelden van militanten van de jihadistisch-salafistische Hayat Tahrir al-Sham, die een konvooi van het Turkse leger escorteren naar het plaatsje al-Eis in de provincie Aleppo. Hayat Tahrir al-Sham stond eerder bekend onder de naam Jabhat al-Nusra en later Jabhat Fateh al-Sham. Hayat Tahrir al-Sham is volgens experts de Syrische tak van al-Qaeda, Hayat Tahrir al-Sham ontkent dat. Behalve jihadisten wordt het Turkse offensief officieel ondersteund door rebellen van het Vrije Syrische Leger, die bekendstaan als ‘gematigd’.

Nederland
Intussen eisen veel Nederlanders dat de Nederlandse regering het Turkse offensief veroordeelt. Minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra (Zijlstra trad dinsdag af nadat hij toegaf te hebben gelogen over zijn aanwezigheid bij een bijeenkomst met de Russische president Vladimir Poetin in 2006) toonde begrip voor het offensief. Hij verklaarde dat er ‘zeker grond’ is voor Turkije’s narratief dat het zichzelf verdedigt. Verscheidene partijen staan kritisch tegenover Zijlstra’s houding, waaronder het CDA, de ChristenUnie en de SP. Zo trekt Tweede Kamerlid Sadet Karabulut (SP) fel van leer tegen Zijlstra in een opiniestuk in de NRC. ‘Zijlstra moet zich niet voor het karretje van Erdogan laten spannen maar democratie, mensenrechten en een einde aan militaire agressie en samenwerking met jihadisten als voorwaarde voor normale verhoudingen eisen. Dat zal bijdragen aan een duurzame vrede en stabiliteit’, schrijft de SP’er. Ze roept het kabinet op het offensief te veroordelen, geen wapens meer te leveren aan Turkije en bij het land aan te dringen op vertrek uit Syrië.

‘In hun hart zijn veel mensen het eens met Karabulut’, zegt Van Bruinessen. ‘Maar we moeten realistisch blijven. Karabuluts stem is momenteel een minderheidsstem in het parlement.’ De koerdoloog wijst erop dat Nederland pragmatische overwegingen laat prevaleren boven emoties en Realpolitik voert. ‘Je zou graag willen dat Nederland consistent morele buitenlandse politiek zou voeren, maar dat is een beetje onrealistisch. Nederland zal alleen een duidelijke kritische houding nemen tegenover de Turkse aanval als daar vanuit de Nederlandse bevolking heel sterk vraag naar is. Voor Nederland en andere westerse, in het bijzonder West-Europese landen, zijn andere dingen van veel groter belang wat betreft Turkije. Turkije is strategisch gezien heel belangrijk voor het Westen. Kijk alleen al naar waar Turkije ligt, aan de grens met Rusland, op de grens met Europa en Azië. Het gevaar is dat Turkije steeds nauwere banden aanknoopt met Rusland en zich helemaal afzet tegen het Westen. Dat is strategisch gezien heel gevaarlijk voor West-Europa. Daarom zijn deze landen heel voorzichtig, ze proberen te voorkomen dat Turkije zich nog verder afkeert van het Westen. Het is een heel rationeel beleid. Een moreel besluit zal een land als Nederland alleen nemen als ze daartoe gedwongen wordt door het volk, vrijwel geen enkele overheid neemt zo’n besluit uit zichzelf.’

Westen
Koerden voelen zich nu dan ook ‘genaaid’ door het Westen, en zeker niet voor het eerst. Zo beloofden westerse landen Koerden een eigen staat aan het eind van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), maar ze zagen daar uiteindelijk toch van af. Of in 1975, toen leverde de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst, de CIA, in samenwerking met Iran wapens aan Koerden om te strijden tegen het regime van Saddam Hoessein (1937-2006), maar aan de wapenleveranties kwam abrupt een eind nadat Teheran en Bagdad een vredesakkoord sloten.

Koerden hebben het gevoel dat ze nu in de steek worden gelaten door het Westen en dat terwijl Koerdische strijders een essentiële bijdrage hebben geleverd aan het verzwakken van IS (Islamitische Staat) in Syrië en Irak. ‘Het is begrijpelijk dat ze zich zo voelen. Maar niet alleen de Koerden, ook andere bevolkingsgroepen, facties, bewegingen of landen worden weleens gebruikt door grote mogendheden’, zegt Van Bruinessen. ‘Grote mogendheden geven steun als ze daar belang bij hebben, zoals aan de afscheidingsbeweging van de Iraaks-Koerdische leider Massoud Barzani in de jaren zeventig, en hebben er geen probleem mee om de steun op te geven als hun belangen veranderen. Koerden zijn wat dat betreft vaak veel te naïef geweest, ook het afgelopen jaar, Iraakse Koerden waren ongelooflijk naïef. Ze dachten ‘het Westen heeft ons nodig, wij zijn het enige stabiele gebied in Irak, we hebben geholpen IS te bestrijden en nu worden we onafhankelijk’. Barzani dacht dat Amerika hem wel zou helpen om zijn regio, Noord-Irak of Iraaks-Koerdistan, onafhankelijk te maken. Niet dus. De politieke leiders van de Koerden zijn heel vaak, helaas, ongelooflijk naïef geweest.’

‘Het voelt als een mes in de rug’

Wat vinden Koerdische Nederlanders van het Afrin-offensief? Vijf Koerdische Nederlanders geven hun mening. ‘Als je mij in mijn huis aanvalt, dan verdedig ik mezelf, dat is wat Syrische Koerden nu doen.’

Mabest Othman (36), voorzitter van de Koerdische vereniging Midia

Foto: Mabest Othman

‘Oorlog is nooit goed, omdat gewone, onschuldige burgers er altijd het slachtoffer van worden. Mensen worden vermoord of raken gewond.

De Turkse aanval op Afrin kan je onmogelijk een strijd tegen terrorisme noemen. Wat zich nu afspeelt in Afrin, raakt mij diep. Des te meer omdat ik zelf ooit gevlucht ben uit Irak voor de wreedheden van Saddam Hoessein. Ik zie nu dat er weinig is veranderd. Het zijn telkens weer de Koerden die de klappen moeten opvangen, terwijl de rest van de wereld toekijkt. Iedereen heeft recht op een normaal leven, ook de Koerden.

Duizenden mensen in Noord-Syrië zitten zonder stroom, water en andere basisbehoeften. Het voedsel raakt langzaam op. Mensen in Afrin hebben nauwelijks contact met de buitenwereld, ze zijn bijna volledig geïsoleerd. En ze zijn omsingeld door troepen. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat de Koerden in Afrin tot hun laatste adem zullen strijden voor hun land. Er staat voor deze mensen veel meer op het spel dan velen denken. Als Afrin valt, dan verliezen we niet alleen ons land, maar ook onze vrijheid en onze manier van leven en is de strijd die jaren is gevoerd voor niets geweest. Dat kunnen we niet laten gebeuren. Turkije dacht dat Afrin binnen twee dagen zou vallen, maar ziet nu dat het niet zo gemakkelijk is.

De afgelopen eeuw zijn de Koerden, sinds het Sykes-Picot-verdrag (1916, red.), keer op keer verraden door westerse landen. Daarom is het Koerdische vertrouwen in het Westen ernstig geschaad.

Ik ben diep teleurgesteld in de manier waarop de Nederlandse regering heeft gereageerd op de Turkse aanval op Afrin. Het beeld dat ik had van Nederland als een land dat altijd opkomt voor mensen in nood en zich uitspreekt tegen mensenrechtenschendingen, is verdwenen. Blijkbaar houden we onze mond dicht tegen Turkije wanneer er handelsbelangen of andere belangen op het spel staan. Het is onacceptabel dat bepaalde belangen de voorkeur krijgen boven mensenrechten.

Nederland is niet het enige land dat de Koerden nu laat barsten. Toen IS sterk was en het Westen zich bedreigd voelde door terroristen, waren westerse regeringen blij met de Koerdische strijders in de regio. Westerse leiders stonden allemaal in de rij om Koerdistan te bezoeken en hun steun kenbaar te maken. Toen hadden ze de Koerden nodig, nu blijkbaar niet meer. We worden opeens niet meer als partner behandeld. Het voelt als een mes in de rug.

Mijn droom is dat er ooit een verenigde Koerdische staat komt. De Koerden gaan winnen. Er komt een generatie van zelfverzekerde Koerden aan die geen binding met Irak, Syrië, Iran of Turkije hebben, maar zich echt Koerdisch voelen.’

Reyis Kurt (42), huisarts

Foto: Reyis Kurt

‘Het gebied in Noord-Syrië waar Koerden de dienst uitmaken is relatief veilig. Daarom is het een toevluchtsoord voor veel mensen in andere Syrische gebieden die huis en haard verlaten, vaak op de vlucht voor terroristische organisaties zoals IS. Door de Turkse inval bestaat nu het risico dat ook Noord-Syrië een onveilig gebied wordt. Als het gebied inderdaad onveilig wordt, dan zullen er meer mensen omkomen en zal de oorlog verder escaleren. Wie zit daarop te wachten? Geweld produceert geweld. Het is een vicieuze cirkel.

Ik pleit voor serieuze vredesonderhandelingen. Sommige mensen vinden dat wellicht naïef, maar hoe wil je anders een eind maken aan de oorlog? Met bloedvergieten komen we sowieso nergens. Honderdduizenden mensen zijn omgekomen. Wat heeft Syrië daarmee bereikt? Helemaal niets.

Als de supermachten Amerika en Rusland en andere invloedrijke landen het écht willen, dan denk ik dat de oorlog vrij snel beëindigd kan worden. Maar ik zie dat de wil om een eind te maken aan het bloedvergieten, er helaas niet is. Als er onderhandeld wordt, dan moeten de rechten van alle groepen in het land in acht genomen worden. Dat is belangrijk, want als je dat niet doet, dan creëer je bronnen voor nieuwe conflicten.

Net als alle bevolkingsgroepen moeten ook de rechten van de Koerden gerespecteerd worden. Waarom zouden de Syrische Koerden geen autonomie mogen hebben? Ze zijn decennialang onderdrukt door het Syrische regime en strijden nu voor hun rechten. Ze hebben als leeuwen gestreden tegen IS en willen nu zelf hun lot bepalen en zelf beslissen hoe hun toekomst eruit gaat zien. Daarom steun ik de strijd van de Syrische Koerden voor mensenrechten, respect en erkenning.

Het is sneu dat in Turkije zelfs artsen die zich uitspreken voor vrede en tegen oorlog, opgepakt worden. Door de vergaande repressie van de regering zijn critici, zowel Koerden als Turken, bang om zich uit te spreken, laat staan de straat op te gaan om te protesteren.

Verder wil ik benadrukken dat ik het erg jammer vind dat bij vrijwel alle Koerdische demonstraties tegen de Turkse aanval op Afrin, zoals recent in Amsterdam en Rotterdam, PKK-vlaggen en foto’s en posters van PKK-leider Abdullah Öcalan meegedragen worden. Daarmee sluit je de Koerden die niet pro-PKK zijn uit. Je uitspreken of protesteren tegen de aanval op Afrin heeft niets te maken met de PKK of nationalisme of zoiets, het is een kwestie van opkomen voor mensenrechten.’

Ronahi Muhamad (23), taaldocent en activist

Foto: Ronahi Muhamad

‘Het doet enorm veel pijn om te zien dat er veel mensen, inclusief burgers en kinderen, worden vermoord door Turkije. Dat heel de wereld toekijkt en niets doet om dit te stoppen maakt de pijn veel groter.

Ik kom uit Afrin en heb veel familie en vrienden in het gebied, maar contact maken gaat heel lastig. Ze zijn via de telefoon moeilijk bereikbaar. Ook ik ben daarom nog steeds heel erg afhankelijk van de berichtgeving op tv en internet. Ik maak me al dagen zorgen over de gebeurtenissen daar. Ik vraag me steeds af of de mensen die ik liefheb het nog goed hebben en ongedeerd zijn. Op het nieuws hoor ik dat er in een bepaald dorp iets is gebeurd en dan denk ik ‘oh, dat is mijn dorp’ of ‘daar ben ik geweest’. Wanneer ik burgers daar wel kan bereiken, merk ik hoe strijdbaar ze zijn. Ze zeggen dat ze zich tot het bittere einde zullen verzetten tegen de aanvallen die Turkije uitvoert.

Eerder hoopte Turkije dat Kobani snel zou vallen, dat is ook niet gebeurd. Het is meer wishful thinking dan een gezonde analyse denk ik. Ik geloof dat Turkse leiders ook in de gaten hebben dat het helemaal niet zo simpel is om hun doelen te bereiken in Afrin, maar ze kunnen dat niet publiekelijk bekendmaken. Turkije probeert nu propaganda te verspreiden.

Voor de Koerden in het gebied is het nu alles of niets. Hoe deze strijd ook wordt beëindigd, het is niet Turkije of de Koerden die iets gaat winnen. De winnaars zijn nu al de grootmachten die belangen hebben in de regio. Ze willen een nieuwe verdeling maken in het Midden-Oosten volgens hun eigen richtlijnen en zetten daarvoor volkeren tegen elkaar op. Hun mannen worden niet vermoord, hun vrouwen worden niet verkracht.

Wat Turkije nu doet overschrijdt de rode lijn van de Koerden. Toch zeggen veel Koerden niet dat ze niets meer te maken willen hebben met Turkije. Het is nog steeds mogelijk dat de Turks-Koerdische banden worden aangehaald, maar dan moet Turkije wel kiezen voor vrede en democratie. Als Turkije Koerden blijft aanvallen, dan zal de Koerdische reactie ook niet vriendelijk zijn. Als je mij in mijn huis aanvalt, dan verdedig ik mezelf, dat is wat Syrische Koerden nu doen.

Veel Koerden zetten zich in voor Afrin, ze sturen bijvoorbeeld humanitaire hulp of demonstreren. We weten dat de mensen daar niets hebben aan rouwen en huilen. We moeten actie ondernemen, dat zie ik veel Koerden in het Westen gelukkig ook doen.’

Latif Tali (39), gebiedscommissielid in Rotterdam namens de PvdA

Foto: Latif Tali

‘De inval van Turkije is ongegrond. Het gaat zeker niet om een terreurdreiging, zoals Turkije telkens benadrukt, maar puur om een poging de erkenning van het Koerdische volk in het gebied te voorkomen of in ieder geval te vertragen. In Turkije hebben de Koerden niet de wettelijke rechten die ze zouden moeten hebben en dat probeert Turkije nu ook in de rest van de regio te realiseren. Erdogan is doodsbang dat de Koerden erkenning krijgen. Als hij zich echt zoveel zorgen maakt om terreurgroepen, zou hij niet samenwerken met IS en soortgelijke terreurgroepen.

Afrin is één van de weinig stabiele regio’s in het gebied en neemt veel vluchtelingen op. Veel mensen die een veilig bestaan hadden opgebouwd in Afrin moeten nu weer vertrekken naar een ander gebied. De vraag is natuurlijk waar het dan nog wel veilig is in het land. Syrië begon, nu IS is verdreven, net weer te herstellen en de ellende van zich af te schudden. Door Afrin aan te vallen heeft Turkije gekozen voor het laten escaleren van de oorlog. We keren weer terug naar oorlog en slachtoffers, juist toen mensen weer begonnen te geloven in vrede.

Erdogan ziet het democratische systeem van zelfbestuur dat wordt opgebouwd in Afrin en andere Koerdische regio’s in Noord-Syrië en de relatieve stabiliteit en veiligheid in deze gebieden, als een bedreiging, niet de YPG of andere groepen die hij als excuus gebruikt om de aanval te legitimeren. Hij is vooral bang dat het Koerdische systeem van zelfbestuur op internationaal vlak erkenning krijgt.

De Koerden in Turkije vragen al tientallen jaren hun gekaapte rechten terug van Turkije. Er wordt gezegd dat Turkije Afrin binnenvalt om de PKK een halt toe te roepen, maar Turkije is al veertig jaar in oorlog met de PKK. Wie weet waar Turkije gaat stoppen in Syrië. Turkse leiders begonnen eerst met ‘we gaan alleen onze grenzen beschermen’, inmiddels hebben ze het over ‘doorgaan tot de grens met Irak’. Zo onbetrouwbaar. Maar gemakkelijk zal het sowieso niet worden voor Turkije. Ankara onderschat de uitdagingen die het te wachten staat in Syrië. Ik geloof absoluut niet dat Turkije aan de winnende hand is op dit moment of zijn doelen in Syrië zal bereiken. Oorlog kent geen winnaars, wel slachtoffers, doden en verliezers.

Je mag in Turkije niet eens zeggen dat je tegen oorlog bent, als je dat wel doet, moet je de gevangenis in. Het lijkt wel een mentale verlamming. Het Erdogan-regime tolereert niet eens humanitaire oproep tot het stoppen van het bloedvergieten. De noodtoestand die van kracht is in Turkije maakt de situatie nog erger. Tegenstanders van de regering en critici zijn niet meer veilig. De regering bewapent zelfs burgers. Als straks tijdens een demonstratie Koerden doodgeschoten worden, kunnen de daders zeggen dat de Koerden geen burgers maar terroristen waren. Er heerst een ware angstcultuur in het land. Burgers worden geterroriseerd. Erdogan heeft Koerden ook openlijk bedreigd. ‘Als jullie de straat opgaan zullen jullie zien wat we gaan doen’, zei hij. Verder zijn complete Koerdische gebieden in het zuidoosten van het land verwoest. Zo wordt de woede alleen maar groter. Op een gegeven moment zullen mensen zeggen ‘tot hier en niet verder’.

Helaas zie ik in mijn omgeving dat de afstand tussen Turken en Koerden alleen maar groter wordt. Ook voor mij is de aanval op Afrin een grens, een rode lijn die wordt overschreden. Als het alleen om de Turkse regering zou gaan, zou ik het minder erg vinden. Maar nu ik zie dat grote groepen Turken de oorlog zo openlijk en fanatiek steunen, is de teleurstelling enorm. Behalve de pro-Koerdische HDP (Democratische Partij van de Volkeren, red.), steunen alle politieke partijen in Turkije Erdogans oorlog tegen de Koerden. Dat kunnen ze moeilijk goedmaken. Veel Turken zeggen dat Turken en Koerden broeders zijn. Als ze zo veel waarde hechten aan broederschap, waarom worden Koerden dan benadeeld, achtergesteld en zelfs gebombardeerd door de Turkse staat? De aanval op Kobani zorgde al voor een nieuwe barst in de Turks-Koerdische relatie, wat er in Afrin gebeurt is veel erger. Turken en Koerden raken steeds verder vervreemd van elkaar.

Zonder een eigen staat of bestuur hebben we geen bescherming en zijn we kwetsbaar. De ene keer komt de dreiging van Iran, de andere keer van Turkije of een ander land. Dat is waarom de PKK is ontstaan, de Koerden hadden en hebben geen andere bescherming.’

Ömer Kaya (21), student

Foto: Ömer Kaya

‘De Afrin-operatie is een bezetting, anders kan ik het niet noemen. Het ware doel van de inval, dat Turkije uiteraard verbergt, is het stationeren van radicaal-salafistische terroristen in Afrin. De aanval is een regelrechte ramp voor de Koerden in het gebied. We zien beelden van dode kinderen, vrouwen en ouderen. Het is in feite een slachting.

Turkije gebruikt oude tactieken en vervalt weer in oude fouten. Turkije is bang de confrontatie aan te gaan met zijn eigen geschiedenis, aangezien de moderne Turkse geschiedenis vol zit met volkerenmoorden, genocides en assimilatie van minderheden.

De spanningen tussen Turkse en Koerdische Nederlanders zijn een gevolg van Erdogans propagandamachine. Zoals iedereen weet is de lange arm van het Erdogan-regime ook te voelen in Europa en vooral in tijden van chaos die veroorzaakt wordt door hetzelfde regime. De acties van het regime drijven Turken en Koerden verder uit elkaar. Door de polarisatie in Turkije en doordat het regime de spanningen ook exporteert naar de rest van wereld bevinden Turken en Koerden zich nu op een zeer belangrijk breekpunt. Als de emotionele band tussen de Koerdische en Turkse volkeren breekt, dan is het afgelopen met de dialoog. Erdogan deinst nergens voor terug en beschouwt elk middel als legitiem om een definitieve breuk tussen de Turken en de Koerden te realiseren.

De Koerden willen niets van Turkije behalve respect voor hun mensenrechten. Andere landen zullen de Koerden niet beschermen. Dat weten wij ook heel goed. De Koerden verwachten dat ook niet. Zolang andere landen Turkije maar niet helpen om ons te bestrijden, dan zijn wij al tevreden. NAVO-landen moeten geen wapens meer leveren aan Turkije. Die wapens worden gebruikt tegen Koerdische burgers.

Zoals elk ander volk op de wereld hebben ook de Koerden recht op zelfbeschikking, in de vorm van autonomie of volledige onafhankelijkheid. Ik beschouw het democratische systeem in Rojava als een lichtpunt in de duisternis van het Midden-Oosten.

De Koerdische gemeenschap, ook die in Nederland, is fel gekant tegen de invasie van Afrin. Er zijn dan ook al meerdere demonstraties gehouden. Welk weldenkend mens kan voorstander zijn van moord op burgers? We hebben een vuist gemaakt tegen de invasie van Afrin. Zo heeft een negatieve ontwikkeling toch ook weer iets positiefs teweegbracht. Het Koerdische volk is eensgezinder dan ooit.’

Pas op voor doemscenario’s

0

Recent sprak ik op een door het ministerie van Justitie en Veiligheid georganiseerde conferentie over klimaatverandering en migratie. Het is terecht dat dit ministerie, dat verantwoordelijk is voor het migratiebeleid, dit belangrijke thema oppikt.

Gelukkig werd op die conferentie totaal niet de alarmerende toon aangeslagen die je soms tegenkomt onder klimaatwetenschappers. Die gaan ervan uit dat in de komende decennia enkele honderden miljoenen mensen op de vlucht zullen slaan voor de stijgende zeespiegel, de toenemende verzilting, de voortschrijdende verwoestijning en andere natuurrampen. Zij wijzen erop dat een derde van de wereldbevolking op minder dan honderd kilometer van een zee woont. Vooral dichtbevolkte delta’s als die van de Nijl in Egypte, de Ganges in Bangladesh of de Mekong in Vietnam zullen steeds vaker overstromen en daardoor ontvolkt raken. Ook acht van de grootste tien wereldsteden liggen aan zee.

Hebben de klimaatwetenschappers gelijk? De meeste migratiedeskundigen denken dat ze overdrijven. Het is prima de noodklok te luiden over de risico’s van klimaatverandering, maar dat zou niet moeten door mensen bang te maken voor massale immigratie. Natuurlijk ontkennen ook migratiedeskundigen niet dat de aarde opwarmt. Zij wijzen er echter ook op dat er altijd al migratie heeft plaatsgevonden als gevolg van weers- en klimaatveranderingen, droogte en natuurrampen. Een goed voorbeeld is de massale ontvolking van Ierland rond 1850 als gevolg van aanhoudende misoogsten. Enkele miljoenen Ieren emigreerden toen naar de Verenigde Staten, waar zij veel bijdroegen aan de opbouw van dat land.

Veel ontwikkelingslanden kennen een lange traditie van nomadische landbouw: als de gronden uitgeput raakten, trok men weer naar elders. Ook bestaat daar vanouds veel seizoenmigratie, net als vroeger in Europa. De laatste halve eeuw vindt in de meeste ontwikkelingslanden sowieso al een enorme trek plaats van platteland naar stad, omdat steden vaak meer kans op werk bieden. Klimaatverandering is hierbij zeker een extra prikkel, maar migratiepatronen zullen er niet wezenlijk door veranderen. Daarbij komt natuurlijk ook nog dat landen zich kunnen wapenen tegen sommige gevolgen, bijvoorbeeld door het bouwen van dijken, het slaan van waterputten of het verbeteren van landbouwmethoden.

In de afgelopen jaren ben ik betrokken geweest bij twee grote internationale onderzoeksprojecten naar ‘klimaatmigratie’. Voor één daarvan, Environmental change and forced migration scenarios geheten, hebben we in niet minder dan drieëntwintig landen over de hele wereld onderzoek gedaan. Daaruit bleek allereerst hoe divers de gevolgen van veranderingen in klimaat en milieu kunnen zijn. Toch kwamen we ook bepaalde gemeenschappelijke patronen tegen. Zo bleek er verschil te zijn tussen de gevolgen van plotselinge gebeurtenissen, zoals orkanen of overstromingen en van langzame ontwikkelingen, zoals verzilting en verdroging. In het eerste geval vertrokken mensen hals-over-kop, maar keerden ze meestal weer terug zodra dat mogelijk was. In het tweede geval zagen we veel vaker dat mensen langdurig of zelfs voorgoed vertrokken. Dikwijls waren dat vooral de jongeren en de meest ondernemenden. Zo blijven de ouderen en zwakkeren achter en raken zij steeds meer afhankelijk van geldovermakingen door de vertrokken familieleden – als die geldovermakingen al komen.

We ontdekten ook dat migranten bij wier vertrek klimaat- en milieufactoren een belangrijke rol spelen bijna altijd in hun eigen land blijven. Dat ligt heel anders bij politieke vluchtelingen, die wel naar een ander land moeten vluchten omdat hun eigen regering hen niet meer beschermt. Daarom is de term ‘klimaatvluchtelingen’ wat misleidend: de meeste mensen die als gevolg van klimaatverandering huis en haard verlaten zijn geen (politieke) vluchtelingen, maar veeleer economische migranten.

‘Klimaatmigratie’ is dus niet een totaal nieuwe vorm van migratie en in Europa hoeven we voorlopig geen doemscenario’s te vrezen waarbij plotseling tientallen miljoenen ‘klimaatmigranten’ voor de deur staan. Dat neemt niet weg dat het in ieders belang is de landen die het meest worden getroffen door de klimaatverandering te helpen met het opvangen van de gevolgen daarvan. Nog beter is klimaatverandering zo veel mogelijk te voorkomen. Daaraan kunnen wij in het rijke Westen veel meer bijdragen dan degenen die in de ontwikkelingslanden juist de eerste slachtoffers ervan zijn. Zolang de rijkste tien procent van de mensheid verantwoordelijk is voor vijfenveertig procent van de CO2-uitstoot in de wereld, is er iets fundamenteel mis.

‘Ik inspireer mensen om te durven dromen’

0
‘Mijn moeder, broer, zus en ik hebben jarenlang in angst geleefd, ik werd echt gezien als een nummer.’

De Ghanese Amsterdammer Akwasi Frimpong maakt dit jaar als eerste mannelijke zwarte skeleton-atleet zijn debuut op de Olympische Winterspelen in Pyeongchang, Zuid-Korea. Eerder was hij illegaal in Nederland. Hij doet alleen niet voor mee voor Nederland, maar Ghana, het land waar hij geboren is. Hij is de eerste Ghanese skelletonner ooit op de Winterspelen en de tweede Ghanees die tot nu toe mee doet.

Al vijftien jaar droomt Frimpong ervan om naar de Olympische Spelen te gaan. Eerdere pogingen als sprinter en bobsleeër mislukten, nu is hij goed genoeg om als skelletonner mee te doen. In slechts anderhalf jaar wist hij zich bij de eerste zestig op de wereldranglijst te scharen en dat is voor Ghana voldoende voor een plaatsing. Hoe anders was het jaren geleden, toen hij in 1995 op achtjarige leeftijd als illegale vluchteling terechtkwam in de Amsterdamse Bijlmer, waar hij woonde met zijn moeder, broer en zus. Het is een tijd van voortdurende angst, waarbij hij steeds van het kastje naar de muur gestuurd wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Pas dertien jaar later, in 2008, kreeg hij de Nederlandse nationaliteit. Een Ghanees paspoort heeft hij ook nog steeds.

Nog voordat hij officieel Nederlander was zocht hij zijn heil in de atletiek. Hij kreeg, zelfs zonder verblijfsvergunning, een opleiding aan het Johan Cruijff College. Hij was de snelste sprinter van Nederland, werd in 2003 Nederlands jeugdkampioen op de tweehonderd meter sprint en plaatste zich in 2012 bijna voor de Zomerspelen in Londen, voor de 4×100 meter. Door een peesblessure moest hij helaas verstek laten gaan. Hij maakte ook deel uit van het Nederlandse bobsleeteam, maar miste daarmee in 2014 net de Winterspelen in Sotsji, omdat hij reserve was. Hij vertrok daarna naar de Verenigde Staten, waar hij stofzuigerverkoper werd. Ondertussen bleef hij zich richten op de sport en tot op de dag van vandaag traint hij in Salt Lake City, Utah. Maar het ging niet helemaal zoals hij wilde en net toen hij het op wilde geven, ontfermde de Nederlandse schaatser Mark Tuitert zich over hem. Tuitert was onder de indruk van de sporter, die zich inmiddels heeft gespecialiseerd in skeleton. Tuitert hielp hem aan een sponsor en coacht hem. Frimpong richtte zich in eerste instantie op de Winterspelen van 2022, maar skeleton gaat hem zo goed af, dat hij nu al dit jaar zijn debuut maakt.

Nu is Frimpong wereldnieuws, wordt hij gevolgd door CNN en wist hij net voor de Spelen nog wat tijd vrij te maken voor de Kanttekening.

Hoe kwam het nieuws bij je binnen?
‘Prachtig. Hier heb ik vijftien jaar lang op gewacht. Ik heb een traantje weggepinkt en mijn dochter en vrouw een dikke kus gegeven. Het is echt een droom die uitkomt. Soms denk ik dat ik aan het slapen ben en zo wakker wordt. Het is een persoonlijk succes voor me, waar ik altijd keihard voor heb gewerkt. Eerdere Spelen heb ik niet gehaald, maar ik ben doorgegaan, doorgegaan met knokken. Als je keihard werkt en in jezelf gelooft, kun je veel bereiken in het leven, daar ben ik het levende bewijs van.’

Hoe belangrijk was dit voor je?
‘Heel belangrijk. Mijn deelname betekent niet alleen iets voor mij als sporter. Ik kan nu ook veel jongeren bereiken, in Amsterdam, maar ook in Ghana. Ik inspireer mensen om te durven dromen. Mijn droom was groot en is nu nog groter geworden. Ik ben blij en trots op mezelf, maar ik moet het nu wel eerst even waarmaken, want ik ben er nog niet. Alleen het feit al dat ik mee mag doen vind ik prachtig. Het gaat bij de Spelen wat mij betreft niet alleen om het winnen van medailles. Het gaat er ook om dat je ergens voor gevochten hebt, dat is de Olympische geest. Mijn vrouw vindt me in ieder geval nu al een winnaar.’

Waarom kom je voor Ghana uit en niet voor Nederland?
‘Een terechte vraag. Ik heb veel gedaan voor Nederland en vooral Amsterdam, als atleet en individueel. Ik heb de Johan Cruijff Award gewonnen. Nu in Amerika doe ik ook veel voor de gemeenschap. Maar ik vroeg me op een gegeven moment af wat ik heb gedaan voor Ghana, het land waar ik ben geboren. Wat heb ik kunnen betekenen voor de mensen daar? Helemaal niks. Toen mijn coach me vertelde dat skeleton misschien wel wat voor me zou zijn, zag ik dat als een mooie kans om mee te doen namens Ghana. Ik kan nu iets terug doen voor mijn land en dat gaf voor mij de doorslag om voor Ghana uit te komen. Bovendien heeft Ghana het meer nodig dan Nederland.’

Kon het niet voor Nederland?
‘Dat kon wel. Ik zat al in het Nederlandse bobsleeteam en was lid van de bond en kon daardoor zo omschakelen naar skeleton. Ik heb een goede band met de Nederlandse bond. Nadat ik de bond had uitgelegd wat mijn doel was, werd ik vrijgesteld van Nederland, zodat ik voor Ghana kon uitkomen. Sommige mensen zeggen dat dat makkelijker is, maar dat is niet zo. Mijn doel was altijd om een medaille te pakken op de Spelen voor Ghana. Ik ben Nederlander, maar heb ook nog steeds een Ghanees paspoort, want ik ben in Ghana geboren.’

Je bent als illegaal naar Nederland gekomen. Hoe was dat voor je?
‘Dat was heel zwaar, een traumatische ervaring en nog steeds is het heel emotioneel. Je bent jong en je weet niet wat er allemaal gebeurt. Mijn moeder, broer, zus en ik hebben jarenlang in angst geleefd, ik werd echt gezien als een nummer. Ik moest nieuwe vrienden maken en de taal leren. Ik zat daarom iedere zaterdag in de bibliotheek en ging lezen, om zo de taal snel op te pikken. Toen ontdekte ik atletiek en dat werd mijn redding. Als illegaal kon en mocht ik weinig en met atletiek kon ik toch wat doen. Ik kreeg de kans om een opleiding te doen aan het Johan Cruijff College, terwijl geen enkele andere school me wilde aannemen, omdat ik geen papieren had. Die kans heb ik aangegrepen en ik ben er helemaal voor gegaan. Ik was zeventien toen ik in Nederland kampioen werd op de sprint, terwijl ik door de politiek als een crimineel behandeld werd. Pas na dertien jaar, in 2008, kreeg ik een Nederlands paspoort, terwijl we iedere paar maanden een gele brief kregen van de IND dat we het land uit moesten.’

Vertelde je wel dat je hier illegaal was?
‘Nee. Ik was bang om het te zeggen, omdat ik vrienden wilde hebben en niet wilde dat mensen me als een illegaal zouden zien. Minister Rita Verdonk vond mijn zaak niet schrijnend genoeg en nu vraagt iedereen me waarom ik niet voor Nederland uitkom. Ze kennen het verleden en mijn verhaal niet. Ik heb vooral een probleem met hoe het beleidstechnisch gelopen is toen. Want met de Nederlanders heb ik totaal geen probleem, veel mensen in Nederland hebben me gesteund. Ik denk ook dat veel Nederlanders mij zullen steunen op de Spelen. Het gaat er nu om dat ik mijn droom heb waargemaakt en het gaat er niet meer om voor welk land ik uitkom. Mijn asielprocedure was een drama. Ik ben blij dat veel mensen wèl wat in me zagen.’

Is skeleton moeilijk?
‘Het is een grote uitdaging, want je gaat met een kleine slee op het ijs met een vaart van zo’n honderdveertig kilometer per uur naar beneden. Het kost zeker zes jaar om het goed onder de knie te krijgen. Ik doe het nu pas anderhalf jaar en het gaat al aardig. Mijn doel is nog steeds om tijdens de Spelen van 2022 een medaille te pakken. Geen enkele Afrikaan heeft ooit een medaille gepakt op de Winterspelen. Dit jaar ga ik meer voor de ervaring, maar in 2022 ga ik voor goud.’

Hoe werd er gereageerd in Ghana?
‘Heel enthousiast. Heel Ghana is trots. Ze hadden geen idee wat skeleton was, maar nu weten ze dat wel. Ik moest er wel een nieuwe bond opstarten. Dat was niet makkelijk, want het is een land waar geen wintersport wordt beoefend. Ik moest het Olympisch Comité erachter krijgen, dat is uiteindelijk gelukt.’

Wat voor band heb je met Ghana?
‘Ik heb er nog veel familie wonen, mensen met wie ik nog veel contact heb. Toen mijn moeder om economische redenen naar Nederland vertrok toen ik drie was, heeft mijn oma me opgevoed en zij woont er nog. Ghana is voor mij een soort Disneyland, niet wat rijkdom betreft, maar wel als het gaat om het gevoel van geluk dat Disneyland en Disneyfilms je geven. In Ghana zijn de mensen arm, maar wel gelukkig. Er zijn veel kleine ondernemers, net zoals ik. Veel mensen hebben een zaakje op de markt en werken hard om het hoofd boven water te houden. Ik voel me nog steeds Ghanees. Het leven, de straat, het eten, de cultuur, dat is me altijd bijgebleven. Ghana heeft altijd aangevoeld als mijn thuisland en dat wordt nu versterkt nu ik voor het land uitkom als sporter.’

Helpt dat?
‘Ja, dat heeft me ook weer geholpen om niet af te dwalen van mijn land. Natuurlijk is Nederland mijn thuis, waar ik ben opgegroeid en mijn vrienden heb leren kennen op de basisschool. Ik kon in het begin nooit terug naar Ghana, omdat ik in Nederland geen verblijfsvergunning had. Als je dan het land verlaat mag je niet meer terugkomen. Maar in Ghana kon niemand voor me zorgen. Mijn oma was erg ziek en dat was moeilijk. Nu krijg ik de kans om mijn cultuur weer te leren kennen en om te waarderen waar je vandaan komt.’

Ga je binnenkort nog naar Ghana?
‘Ik ben uitgenodigd om de president te ontmoeten, dus daarvoor ga ik binnenkort wel terug ja. Maar wel na de Spelen. Ik wil meer jongeren in Ghana interesseren voor wintersport. Er loopt veel talent rond in Ghana, maar men is geen sneeuw gewend en er is onvoldoende kennis en faciliteiten om te trainen. Niet iedereen kan een Usain Bolt worden, maar er is genoeg talent om wat mee te doen. Dit is mijn manier om bij te dragen aan de sport in Ghana en om jongeren daar te leren om uit hun comfortzone te komen. Je moet uit je comfortzone komen om iets te doen dat anders is.’

Werd jij met skeleton ook uit je eigen comfortzone gehaald?
‘Het is wel een heel andere sport, maar er zijn overeenkomsten, omdat het gaat om snelheid en die heb ik vanwege mijn atletiekachtergrond. Maar ik heb het wel eerst een paar keer gedaan om te kijken of ik het leuk vond. Ik heb meegedaan aan een trainingskamp en dat was echt eng.’

Wat trekt je vooral aan in de sport?
‘Ik vind het leuk dat het een sport is met veel uitdaging. Iedereen zei tegen me dat ik het kon, maar het is geen sport van ‘je bent zwart en snel’. Het gaat om vaardigheden, alertheid en focus. Als je het goed doet ga je hard en als je het niet goed doet ga je langzaam en doet het pijn, alsof je aan het boksen bent met beton. Er komt veel meer bij kijken dan alleen je eigen kracht. Ik ben op de Spelen wel de minst ervaren skeletonatleet, dus ik loop achter.’

Is dat geen probleem?
‘Daarom wil ik dit jaar gebruiken voor meerdere dingen. Allereerst om te breken met tradities, want ik ben de eerste mannelijke zwarte skeletonatleet ooit op de Spelen. Dus ik schrijf geschiedenis, ook voor mijn land. Maar ik wil vooral ervaring opdoen voor 2022. Ik kan niet meer dan mijn best doen. Natuurlijk wil ik niet als laatste aankomen, maar ik sta nu eenmaal nog aan het begin van mijn skeletoncarrière. Er gaat nog veel meer komen.’

‘Juist moslimstudenten waarschuwden voor de invloed van islamisten’

0
‘In Nederland kan de Grondwet pas na twee lezingen gewijzigd worden. Dat lijkt misschien inefficiënt, maar het maakt onze democratie weerbaarder.’

In landen als Turkije, Egypte, Hongarije en Polen staat de democratie onder druk. Hoe kan de democratie weerbaarder worden gemaakt tegen anti-democratische krachten? Moeten anti-democratische partijen worden verboden? Hoe moet een democratie reageren op islamisme? Moet er een constitutioneel hof komen dat wetten toetst aan de grondwet? De Kanttekening sprak daarover met rechtsfilosofen Bastiaan Rijpkema en David Suurland, beiden verbonden aan de Universiteit Leiden, historicus Patrick van Schie van de Telders Stichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD. Ze schreven alle drie mee aan de pas verschenen bundel De strijd om de democratie.

Hongarije en PVV
Onder premier Viktor Orban is Hongarije volgens de auteurs veranderd in een illiberale staat waar de rechtsstaat onder vuur ligt, maar die volgens Rijpkema ook qua democratie problemen kent. ‘Orban heeft het districtenstelsel zo gewijzigd dat zijn partij Fidesz ook met minder dan de helft van de stemmen een twee derde meerderheid kreeg in het parlement. Ook is van diversiteit in het media-aanbod weinig meer over’, vertelt Rijpkema. Hoe heeft dat zo kunnen komen? ‘De Hongaarse Grondwet kon vrij gemakkelijk veranderd worden, namelijk met twee derde meerderheid in het parlement na een lezing. Fidesz beschikte over deze meerderheid en herschreef dus als enige partij de Grondwet. In Nederland kan de Grondwet pas na twee lezingen gewijzigd worden. Dat lijkt misschien inefficiënt, maar het maakt onze democratie weerbaarder.’

PVV-leider Geert Wilders heeft sympathie voor de Hongaarse regering. Hij heeft zich onlangs met Orban laten fotograferen. Is de PVV een anti-democratische partij? ‘De PVV is sowieso een anti-rechtstatelijke partij; de partij wil immers alle moskeeën sluiten en moslims voor bepaalde beroepen uitsluiten. Dat staat haaks op voor de rechtsstaat cruciale grondrechten, in het bijzonder de vrijheid van godsdienst en het non-discriminatie-beginsel. De PVV is nog niet anti-democratisch, maar doet wel uitspraken die er tegen aanschurken. Denk aan Wilders’ revolte-uitspraak. De suggestie dat ‘de mensen’ het niet pikken als de PVV niet aan de coalitieonderhandelingen mocht meedoen. Wilders moet zijn achterban uitleggen dat de Nederlandse democratie zo niet werkt.’

Hoe maak je een democratie weerbaarder voor anti-democraten? Volgens Rijpkema heeft een weerbare democratie drie verdedigingslinies. ‘De eerste linie is het politieke debat, waarin anti-democratische ideeën worden bestreden. Dan volgt de rechtsstatelijke verdedigingslinie. Het moet niet te gemakkelijk zijn om de grondwet te veranderen. Ook moeten wetten toetsbaar zijn aan fundamentele mensenrechten. In Nederland toetsen we wetten aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, red.). De derde linie is de mogelijkheid om een partij te verbieden. Dat moet alleen in het uiterste geval gebeuren.’ Van Schie vult Rijpkema aan: ‘Misschien moet dat nog een extra bepaling krijgen, dat als je de grondwet wil wijzigen, daar minimaal twee partijen voor nodig zijn.’

Islamisme en democratie
Tot zover rechts-autoritaire anti-democraten. Hoe zit het met islamisten? Volgens Suurland kunnen we islamistische organisaties zoals de Moslimbroederschap en Hizb-ut-Tahrir aanpakken met beroep op het EVRM. ‘In de jaren tachtig werd de neo-nazi Michael Kühnen de vrijheid van meningsuiting ontzegd op basis van artikel zeventien van het EVRM, omdat hij met zijn nazistische ideologie de grondrechten wilde ondermijnen. Als een ideologie zich ten doel stelt om de grondrechten af te schaffen, dan kunnen de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid worden opgeschort.’ Maar gaat dat wel lukken? Mensenrechtenadvocaten en politici roepen dan toch moord en brand? ‘Kritiek van juristen is goed, want daardoor krijgen we een betere wet, maar we moeten niet naïef zijn. Het islamisme wil een eind maken aan de mensenrechten, de godsdienstvrijheid, de vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid tussen man en vrouw. Partijen als D66 en GroenLinks steken daarvoor hun hoofd in het zand.’

Suurland is niet voor een verbod op Denk en Nida. ‘Want deze partijen zijn niet islamistisch.’ Ook is hij tegen de sluiting van salafistische moskeeën, maar uit pragmatische overwegingen. ‘Ze gaan anders ondergronds.’ Hij benadrukt dat we waakzaam moeten zijn. ‘Ik gaf les op de Haagse Hogeschool, over mensenrechten. De meeste studenten waren moslim en juist moslimstudenten waarschuwden voor de invloed van islamisten en zeiden dat Nederland veel te naïef was. Het schoolbestuur dacht daar anders over. Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo verklaarde het bestuur van de school meteen dat deze aanval niet kwam door de islam, maar het gevolg was van racisme en uitsluiting. Tegen dat relativisme verzet ik mij.’

Rechterlijke toetsing
Een belangrijk discussiepunt ten slotte is de vraag of wetten behalve aan het EVRM ook moeten worden getoetst aan de Nederlandse Grondwet, om zo de democratische rechtsstaat beter te beschermen. Van Schie is tegen een constitutioneel hof. ‘Rechters doen dan politieke uitspraken, dat is niet goed’, verklaart hij. Om die reden heeft hij ook zo zijn twijfels over partijverboden en rechtszaken tegen politici. ‘Politiek moet aan politici worden overgelaten.’ Hij vindt een democratische politieke cultuur veel belangrijker. ‘We willen als de VVD meer burgerschap in onderwijs, om meer democratische gezindheid te bevorderen. Daar is de Telders Stichting ook mee bezig.’

Rijpkema ziet de waarde van rechterlijke toetsing, hoewel hij het belang ervan voor democratische weerbaarheid niet wil overschatten. ‘Het grondwetswijzigingsvoorstel van voormalig GroenLinks-Tweede Kamerlid Femke Halsema om rechterlijke toetsing aan de Grondwet mogelijk te maken is overigens blijven liggen in de tweede lezing. Het huidige GroenLinks-Tweede Kamerlid Liesbeth van Tongeren heeft het voorstel wel in de Kamer verdedigd, maar het is niet meer in stemming gebracht. De vraag is of dat nog gebeuren gaat, en wanneer. De Raad van State gaf in ieder geval advies om het niet in stemming te brengen. Grondwetswijzigingsvoorstellen kunnen anders net zo lang in de la liggen totdat er een parlementaire meerderheid voor te vinden is.’

De storm die een andere kant van Nederland liet zien

0

18 januari 2018, de dag waarop de storm Nederland zou redden, begon voor mij met een gehaaste ochtend zonder koffie in de Amsterdam Bijlmer Arena. Terwijl ik gehaast een koffietent zocht om mijn deadline te halen, werd ik gestopt door een net geklede man. Zijn huid was donker als de nacht. ‘Français?’, vroeg hij. Het is een vorm van etnisch profileren door Frans-sprekende Afrikanen aan mijn adres als ze geld van mij willen. Na een halfuur naar zijn verhaal te hebben geluisterd haastte ik me naar de koffietent, maar niet voordat ik geld had gepind voor hem. Ik was er weer in getrapt.

In de koffietent vroeg ik me af hoe het zou voelen als ik in zijn schoenen zou staan. Naar eigen zeggen was hij net uit een detentiecentrum gekomen, nadat hij daar drie maanden had vastgezeten. ‘Ik ben een man met eigenwaarde. Ik heb een vrouw en drie kinderen in Boeroendi. Dat ik nu om uw hulp vraag komt omdat ik niet anders kan.’ De Nederlandse politie zou hem drie dagen hebben gegeven om het land te verlaten. Hij zou het geld nodig hebben om een illegale taxi te regelen zodat hij naar Brussel kon. ‘Daar zal ik andere Boeroendezen treffen en hulp krijgen.’

Ik vond zijn verhaal niet geheel overtuigend. Hij zag er te netjes en gelikt uit voor iemand die net uit te de gevangenis komt. Maar misschien trapte ik er toch in omdat ik zelf vrienden heb gehad die in zulke detentiecentra hebben gezeten. Misschien wilde ik hem gewoon geld geven zodat ik me op mijn deadline kon richten. Misschien vond ik het feit dat hij de moeite nam om hulp te vragen al voldoende reden om te concluderen dat hij het minder dan ik had. Ik had tenminste deadlines zodat ik mijn eigen geld kon verdienen. Hij niet.

‘Rijdt iemand van Amsterdam naar Friesland? Ik strand nu, terwijl ik een speciale boodschap voor mijn oma, die daar woont, heb gedaan. #StormPoolen.’ Dat twitterde ik een paar uur later na mijn deadline te hebben gehaald. Een paar uur later twitterde ik weer: ‘Ik zit in een Jaguar naar Fryslân. Voor het eerst in mijn leven. Column voor @deKanttekening volgt snel. #StormPoolen.’

Zo is 18 januari 2018 voor mij de geschiedenis ingegaan als een dag waarop ik zonder voorwaarde gaf en zonder voorwaarde terugkreeg. En niet alleen ik. Terwijl de NS niet in staat bleek te zijn om ons naar onze geliefden te brengen, bleken wij in staat om door middel van een hashtag elkaar te helpen. Kosteloos.

Mijn held van de dag was Richard. Een Friese ict-ondernemer die voor grote organisaties, zoals de gemeente Amsterdam, projecten doet. Omdat de naar schatting veertigjarige Friese ondernemer zo hard werkt, vindt hij dat hij een fatsoenlijke auto verdient. In deze auto die meer dan een ton kost bracht ik mijn Congolese boodschappen voor mijn oma vanuit Amsterdam-Zuidoost naar Friesland. We passeerden knooppunt Joure en andere Friese snelwegen zonder wegblokkades. Het geld dat ik aan de Boeroendese man in de ochtend gaf was niet genoeg om deze dure taxirit te betalen.

De storm liet een andere kant van ons zien. Er wordt regelmatig geklaagd over het feit dat Twitter vooral door schreeuwers wordt gebruikt om het maatschappelijk debat te bevuilen. Maar met #StormPoolen liet Nederland weten dat wij ondanks al het geschreeuw naar elkaars verhalen luisteren. Door het besef dat wij het alleen niet redden, ontwikkelen wij het vermogen er onvoorwaardelijk voor elkaar te zijn. Laten we het hele jaar maatschappelijke stormen in iets positiefs veranderen. Wie weet kunnen we dan in een Jaguar naar de hemel vliegen.

De universiteit als hoer van het bedrijfsleven

0

China is een dictatuur. En een tamelijk totalitaire, waarbij bovendien door president Xi Jinping de touwtjes weer steeds verder worden aangetrokken. Dat moet misschien toch maar eens duidelijk gezegd worden, gezien de jarenlange hosannastemming over groeimarkten in het Verre Oosten die in Nederland van bedrijfsleven tot universiteiten domineert. Zeker, anders dan Rusland, met een inwonertal dat amper tien procent van dat van China beloopt, is het een dictatuur met groeipotentie, zowel in economische als politieke zin. En daar ligt dus meteen het probleem.

Hoe naïef zijn zelfbenoemde ondernemers in Nederland, als het gaat om totalitaire dictaturen? Zéér naïef, als we naar de recente handel en wandel van het bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen kijken. Het is dat de universiteitsraad er gelukkig een stokje voor gestoken heeft, maar anders was het absurde plan van collegevoorzitter Sibrand Poppema om in de Chinese stad Yantai een filiaal te beginnen, misschien nog inderdaad doorgegaan. Dat zijn megalomane droom nu uiteen is gespat, is te danken aan de studentenfractie Calimero, die als eerste een spaak in het wiel durfde te steken.

Van het ministerie moet men dit opzicht niet al te veel verwachten. Daar wordt over dit soort initiatieven plichtmatig wel eens wat geprutteld, maar geeft men uiteindelijk meestal toch groen licht. Daar ziet men dit vooral als een eigen verantwoordelijkheid van de instelling en is men in feite nog steeds erg voor de ‘ondernemende universiteit’ geporteerd. Ja, dat tijdens colleges alles in het Engels gaat tegenwoordig, Nederlandse gedichten inclusief, daar vallen natuurlijk wel vraagtekens bij te plaatsen. Maar, inderdaad, vraagtekens, een helder antwoord blijft van Haagse zijde meestal uit. Want we moeten natuurlijk toch wel met onze tijd meegaan, we mogen de boot van de globalisering niet missen, dus sla uw vleugels uit, ja, wereldwijd!

Ook het recent vanuit Den Haag bij gebrek aan academisch gewicht naar het voorzitterschap van de Vereniging van Universiteiten omhooggevallen ex-VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg, vindt dit soort initiatieven vast erg prachtig. Het feit dat hij nooit enige bijdrage aan de wetenschap heeft geleverd, stond zijn benoeming tot hoofd van de nationale universiteitskoepel niet in de weg. Integendeel, dat is voor bedrijfsbobo’s zelfs een aanbeveling. Als je maar van ondernemen weet, het liefst internationaal, en China is een heel grote markt. Met meer studenten heb je ook meer inkomsten en stijgt je als instelling makkelijker in rang op de wereldlijst.

Dat feest gaat nu dus niet door. Al een paar dagen voordat Calimero zíjn vleugeltjes uitsloeg, had de historicus Eelco Runia de knuppel in het Groningse hoenderhok gegooid, door in de NRC zijn ontslag aan te kondigen. Het stond los van het concrete China-plan, maar hij was het dominante marktdenken inmiddels beu. Serieuze wetenschap bedrijven is onmogelijk als het meest profijtelijke verdienmodel centraal komt te staan. Dat de universiteit intussen de hoer van het bedrijfsleven dreigt te worden, maakte tegelijk ook de rel aan de Utrechtse Alma Mater duidelijk, waar tabaksfabrikant Philipp Morris gezondheidsonderzoek zou gaan financieren. Ook dat ging uiteindelijk niet door, zij het pas nadat het nodige kabaal was gemaakt, de betrokkenen zagen zélf aanvankelijk geen probleem.

In het geval van Yantai dreigde de universiteit de hoer van een dictatuur te worden. Heeft u trouwens het cv van universitair topondernemer Poppema wel eens bekeken? Hij was voorheen hoogleraar Pathologie en Medische Biologie. Maar pathologisch is vooral zijn wens om Groningen koste wat kost te laten groeien. Vandaar Yantai. De academische vrijheid, zo had hij maandenlang de gemoederen trachten te sussen, was echt gegarandeerd. Totdat de eerste communistische secretaris in het aanstaande filiaalbestuur werd gedetacheerd. En Beijing tevens liet weten dat academische vrijheid mooi was, maar op Chinese grond natuurlijk wel respect voor Chinese waarden werd verlangd. Dat maakt uiteraard het eerste tot een farce. Hooguit voor een apolitiek vak als wiskunde kan universitaire verbroedering met dictaturen wetenschappelijk onbezwaarlijk zijn.

Onze koning-koopman Willem-Alexander bezoekt deze week China, nadat hij in 2015 al met president Xi aanwezig was bij het tekenen van de overeenkomst tot vestiging van die Groningse campus. Chinese bureaucraten hebben de afgelopen weken met verbijstering gadegeslagen, hoe dit alles, dankzij een paar onafhankelijk denkende studenten, nu plots voor niets blijkt te zijn geweest. Het kon toch niet zo zijn dat een paar koppige dwarsliggers een miljoenendeal zouden verprutsen?
Wel, hier ligt dus een schone educatieve taak voor Willem-Alexander. Aan het aankaarten van de mensenrechten in zijn algemeenheid komt hij tussen alle lucratieve handelsakkoorden vast niet toe, maar hier kan hij niet omheen. Hij kan het de Chinese dictator nu haarfijn uitleggen aan de hand van een concreet voorbeeld waarvan de dictator inmiddels ook op de hoogte is: dit is exact hoe democratie werkt en wat academische vrijheid is, koppige dwarsliggers worden als onafhankelijke geesten gewaardeerd.

Palestijnen halen uit naar moslimlanden

0
Wat vinden inwoners van Ramallah van de houding van moslimlanden tegenover het Palestijns-Israëlisch conflict? Onze correspondent Freek de Swart doet verslag vanuit Ramallah. ‘We hebben een imagoprobleem, we zijn Palestijns, Arabisch én moslim, daardoor denken mensen vaak het ergste over ons.’

In de islamitische wereld wordt geen zaak zo vurig verdedigd als die van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. De militaire bezetting door Israël wordt daarbij vaak aangedragen als ultiem symbool van westerse hypocrisie en de onderdrukking van moslims. Tegelijkertijd worden Palestijnse vluchtelingen in diezelfde landen vaak behandeld als tweederangsburgers. Hoe beoordelen inwoners van Ramallah (stad op de Westelijke Jordaanoever op ongeveer vijftien kilometer ten noordwesten van Jeruzalem) deze houding van de oemma (de wereldwijde islamitische gemeenschap) en wat zijn hun hopen voor de toekomst?

Door de oogharen bekeken verschilt Ramallah nauwelijks van elke andere willekeurige Arabische stad. Het centrum is een chaotische kakofonie van geuren, kleuren en vaststaand verkeer. Schreeuwende marktkoopmannen aan de kant van de weg worden qua volume alleen door de moskeeoproepen af en toe overstemd. Aangezien het midden winter is staan er op de rotondes levensgrote kerstbomen en ook veel etalages zijn met feestverlichting versierd. Net als andere stedelijke gebieden in de regio wil Ramallah vooral uitstralen dat het een kosmopolitische stad is vol moderne mensen met moderne levens. Dat de plaatselijke Subway en Starbucks daarbij Sabway en Star & Bucks heten doet daar niets aan af.

Ali Yahya is één van deze Palestijnse kosmopolieten. Hij studeert Engels met Engelse literatuur als specialisatie. Hij hoopt over een paar jaar aan de slag te gaan al vertaler van juridische documenten. ‘Met het zetten van één stempel verdien je soms wel tweehonderd sjekel’, verklaart hij. Over de toekomst van Palestina is hij minder hoopvol. De situatie wordt volgens hem met de dag gecompliceerder. ‘Dat komt vooral door het toegenomen aantal wegblokkades en controles.’ Ook worden wegen volgens hem soms afgezet zonder duidelijke reden of tijdskader. Hij gelooft dat de meerderheid van de wereld de Palestijnse zaak steunt, maar dat dat vaak niet wordt omgezet in daden. Als voorbeeld wijst hij naar kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed, de nieuwe de-facto leider van Saoedi-Arabië. ‘Zijn leiderschap is gericht op interne problemen. Wij Palestijnen zijn daardoor een minder belangrijk onderwerp voor hem, dat zie je bij wel meer Arabische landen.’

Yahya ziet de Turkse president Recep Tayyip Erdogan als een gezonde uitzondering daarop. ‘Erdogan steunt Gaza direct met geld en Turkije neemt ook actie bij de Verenigde Naties. Soms nodigt Erdogan Palestijnen uit, zoals laatst een man uit Hebron, die was gefilmd terwijl hij door Israëlische soldaten geslagen werd.’ Toch denkt de student dat echte verandering alleen kan komen vanuit het volk zelf. De Amerikaanse erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël ziet hij als een goede aanjager daarvan. ‘Ik zie in de toekomst een nieuwe oorlog uitbreken. Jeruzalem is niet de hoofdstad van de Joden.’

Ook de Palestijnse antropologe Samira Mashni verwacht niet veel actie van wereldleiders als het gaat om Palestina. De vrouw heeft een half Puerto Ricaanse achtergrond en spreekt daardoor Engels met een valley girl-accent. Niet het geluid dat je normaal gesproken verwacht bij een gehoofddoekte patriottische Palestijnse moslima. ‘De islamitische wereld heeft niets gedaan behalve praten. Moslimlanden tonen zich solidair, maar gebruiken de Palestijnse zaak ook om hun eigen schuld af te schuiven.’ Eén voor één gaat Mashni de buurlanden langs. In Egypte worden Palestijnen vaak gezien als aanhangers van de Moslimbroederschap. Het merendeel van de Egyptenaren die Mashni ontmoet tonen volgens haar bovendien weinig interesse in de Palestijnse zaak. Turkije geeft veel verbale steun, maar doet ondertussen wel zaken met Israël. ‘Is dat hypocriet? Ik weet niet hoe ik daar over moet denken.’

Mahsni noemt Saoediërs ‘arrogante mensen die onterecht denken dat ze de islamitische wereld vertegenwoordigen’. Europese landen zouden op hun beurt de Palestijnse gebieden vaak onterecht straffen voor aanslagen door moslimterroristen. ‘We hebben een imagoprobleem, we zijn Palestijns, Arabisch én moslim, daardoor denken mensen vaak het ergste over ons.’

Buitenlanders zien volgens Mahsni Palestina vaak als een oorlogsgebied. ‘Een komische en absurde gedachte’ vindt ze. ‘Aangezien je voor een oorlog twee legers nodig hebt, niet één.’ Zelf maakt Mashni zich overigens ook wel eens schuldig aan stereotype gedachtes als ze alleen over straat loopt. ‘Ik schaam me om dit te zeggen, maar als ik dan een man zie met een lange baard en een gewaad denk ik onbewust ‘gaat hij iets laten ontploffen?’ En ik ben zelf moslim!’ Ze vertelt dat ze indirect ook geweld van Israëlische kant meemaakte. ‘De broer van mijn beste vriendin werd opgeblazen in een huis dat op het punt stond te worden gesloopt. Nadat hij was opgeblazen schoten ze nog zestien kogels in zijn lijf.’ Volgens de antropologe niets anders dan een bewuste liquidatieactie van het Israëlische leger. ‘Als Palestijn weet je door het aantal militairen, honden en het soort wagens waarmee het leger komt, of het leger je gaat lastigvallen, arresteren of vermoorden.’ Hoewel de dominante positie van Israël volgens Mashni nog nooit zo sterk is geweest blijft ze hoopvol over de toekomst. Ze verwacht dat de Arabische wereld en de moslimgemeenschap op een dag in opstand zullen komen tegen hun leiders en de ‘vernedering’ door Israël. ‘Ik begrijp volledig dat dit niet een religieuze strijd is, maar Palestina is een heilig land en verbonden met elke moslim. Een slaaf zijn van Israël is geen optie.’

Ook binnen de muren van de Modern University in Ramallah zijn de meningen over de houding van de oemma jegens de Palestijnen sceptisch. In de kantine vertelt journalistiekstudent Halima Hani dat vooral de economische banden tussen Israël en Egypte haar een doorn in het oog zijn. Het land zou volgens haar beter moeten weten gezien het oorlogsverleden met de Joodse staat. ‘De islamitische wereld moet één worden voor de Palestijnen. Dat lukt nu niet, omdat landen moeten respecteren wat Israël en de Verenigde Staten voorschrijven.’ Ze denkt dat wanneer de islamitische wereld zich wél zou verenigen een ‘Joden-vrij’ Jeruzalem binnen tien jaar te realiseren is. Een land creëren waar Palestijnen en Joden vredig naast elkaar leven is volgens haar moeilijker te bewerkstelligen. ‘Een éénstatenoplossing kan alleen werken als de Joden echt vrede willen, maar ze willen Jeruzalem en Jeruzalem is van de moslims.’

Eenzelfde geluid is ook te horen bij docenten van de Modern University. Tijdens het inschenken van de koffie in zijn kantoor schetst historicus Abu Khalal het beeld van een moslimgemeenschap die machteloos staat tegenover een ‘geoliede zionistische machine’. Hij wijst erop dat leiders in de moslimlanden over het algemeen worden benoemd en niet gekozen. Daardoor zouden ze meer geven om goede banden met de Verenigde Staten en de Europese Unie dan om het welzijn van de eigen bevolking. Khalal noemt Erdogan ‘zwak’ en de Saoediërs ‘corrupt’. ‘Wat is Saoedi-Arabië behalve de familie Saoed? Donald Trump is door deze familie gekocht met vierhonderd miljard dollar.’ Het is een bedrag dat vaker klinkt in de straten van Ramallah. Daarmee wordt gedoeld op de handelscontracten die het land van de twee heilige moskeeën vorig jaar lente ondertekende met het Amerikaanse bedrijfsleven.

Abu Khalal

Enigszins schamperend merkt Khalal op dat vrede nog dichter bij was ten tijde van de kruistochten. ‘Toen de Franken Jeruzalem veroverden was dat geen probleem, omdat ze heel het gebied in handen hadden, dat is nu anders.’ Volgens de docent is het sowieso moeilijk onderhandelen met Israëliërs vanwege hun Joodse mentaliteit. ‘Joden zien zichzelf verheven boven andere mensen, zelfs boven Europeanen. Daarom werken ze ook altijd in de financiële wereld en media.’

Het Amerikaanse besluit om Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël ziet de historicus als een breuk met het verleden. Amerika is volgens hem daardoor niet meer serieus te nemen als neutrale bemiddelaar in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. ‘Nu ze zo openlijk één kant hebben gekozen is die positie een groot probleem voor ze geworden.’ De man hoopt dat landen als Zweden nu een prominenter onderhandelingsrol opeisen. Denkend aan de toekomst kijkt hij, logischerwijs, vooral naar het verleden. Hij wijst erop dat eerder de Franken, de Ottomanen en verschillende andere islamitische kalifaten allemaal dachten dat ze Jeruzalem voor eeuwig zouden regeren. ‘Toen Yitzhak Rabin samen met Yasser Arafat tot een overeenkomst kwam werd de houdbaarheidsdatum van Israël met vijftig jaar verlengd. Maar nu? Ik weet dat niet meer zo zeker.’

‘Zwart en wit profiteren van zo’n museum’

0
‘Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’.

Simion Blom (28) is geboren in Suriname. Hij kwam op vierjarige leeftijd naar Nederland. Hij is al bijna tien jaar betrokken bij GroenLinks. Sinds 2014 is hij gemeenteraadslid namens die partij in Amsterdam. Daarvoor was hij stadsdeelraadslid in Amsterdam-Zuidoost. Hij staat op nummer acht op de kandidatenlijst van zijn partij voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart. Tevens is hij Bijlmer-bewoner, zoals ook te lezen is op zijn Twitter-pagina, en initiatiefnemer van een slavernijmuseum in Amsterdam. Wat wil hij met een slavernijmuseum? Hoe staat hij ten opzichte van de hete hangijzers in het hedendaagse racismedebat? Wat vindt hij van de deelname van het FvD aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam? Waarom gaat hij deelnemen aan de demonstratie van het Comité 21 Maart tegen ‘racisme in de raden’? De Kanttekening sprak met Blom af op het Museumplein in Amsterdam, voor de ‘I Amsterdam’-letters, en stelde hem die en vele andere vragen. Expres op het Museumplein natuurlijk, want Blom wil op een andere manier de geschiedenis herinneren. Het Rijksmuseum en andere musea vertellen volgens hem niet het complete verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Ook zijn verhaal moet worden gehoord. Blom is ook honderd procent Nederlander en honderd procent Amsterdammer.

Waarom moet Amsterdam een slavernijmuseum krijgen?
‘Het onderwerp slavernij vind ik heel belangrijk, uit historisch oogpunt, maar ook als mens. In de gemeenteraad hebben we er vaak over gediscussieerd. Scholen moeten meer aandacht besteden aan de slavernij en de slavenhandel. Het is een goede zaak dat dit nu ook meer gebeurt.’

Wat is de precieze aanleiding voor het initiatief om een slavernijmuseum op te richten?
‘In Amerika bestaat sinds 2015 een museum voor Afro-Amerikaanse geschiedenis, het National Museum of African American History and Culture. In Londen is er het archief Black Cultural Archives en in Liverpool het International Slavery Museum. Ik dacht: Amsterdam zou eigenlijk ook zoiets moeten hebben. We hebben als gemeenteraad weinig invloed op de inhoud van het onderwijs, maar zo’n museum is een mooie plek om aan educatie te doen.’

Wat is de stand van zaken nu? Komt er zo’n museum?
‘Op 30 juni vorig jaar heb ik samen met mensen van de SP en de PvdA een voorstel ingediend. Zij haakten aan bij mijn idee. De bestuurlijke reactie is positief en de wethouder ziet het ook zitten. Er is een haalbaarheidsonderzoek ingesteld, waarvoor unaniem geld is vrijgemaakt. Dat is een mooi signaal. Het is goed dat men ongeacht de politieke kleur een slavernijmuseum belangrijk vindt voor onze samenleving. Ik hoop dat de gemeenteraad straks ook instemt met het museum zelf.’

Heb je zelf ook ideeën over hoe zo’n museum eruit moet zien? Wat moet het doel van zo’n museum zijn?
‘Om met het laatste te beginnen, dit museum is er niet alleen voor Surinamers en Antillianen, maar ook voor de rest van Nederland. Het gaat over angst, over misdaden tegen de menselijkheid, over de uitwassen, maar ook over menselijkheid en de hoop op verandering. Er moet aandacht zijn voor de positieve kant, voor de strijd voor gelijkheid en gelijkwaardigheid. Waarden die onze samenleving goed kunnen gebruiken. Zwart en wit profiteren van zo’n museum.’

Dat is allemaal theoretisch. Hoe zie je het concreet voor je?
‘Dat is natuurlijk aan het museum zelf. Wel moet het slavernijmuseum aan educatie doen, in samenwerking met scholen. Ik hoop persoonlijk dat het ook een debatcentrum wordt, waar ruimte wordt geboden aan discussies over racisme. Denk bijvoorbeeld aan de Zwarte Piet-discussie. En verder zou het museum wat mij betreft ruimte moeten bieden aan een uitgebreide bibliotheek. Enkele jonge Amsterdammers zijn twee jaar geleden The Black Archives gestart, de grootste Europese collectie over kolonialisme, slavernij, activisme, kritische literatuur, enzovoorts.’

En inhoudelijk? Welk historisch verhaal moet er verteld worden, alleen de Trans-Atlantische slavenhandel of toch breder?
‘Het laatste natuurlijk. Er moet ook aandacht zijn voor pre-koloniaal Afrika. Denk aan de koninkrijken Dahomey, Allada, Yoruba en Mali. Afrikaanse en Caribische landen hebben nog steeds te maken met de effecten van de slavernij en het kolonialisme. De wijze waarop al deze samenlevingen zijn ingericht kun je niet los zien van de koloniale tijd, die honderden jaren heeft geduurd. We hebben nog steeds last van de gevolgen van de koloniale tijd. Denk aan oorlogen en migratiestromen. Die zijn puur het gevolg van de westerse inmenging. Helaas heeft het Westen er niets van geleerd. Er moet daarom een eerlijkere en rechtvaardigere buitenlandse politiek komen, die niet uitgaat van eigenbelang.’

Wordt het zo niet toch een ideologisch, links, zwart-wit-verhaal? 
‘Er zijn mensen die denken dat het kolonialisme en zelfs de slavernij de wereld iets goeds hebben gebracht. Daar ben ik het niet mee eens. Het heeft niets goeds gebracht.’

En de zogenoemde ‘ethische politiek’ dan? De ziekenhuizen die in Suriname en Indonesië zijn gebouwd? Het onderwijs? Soekarno (1901-1970) heeft aan een Nederlandse universiteit kunnen studeren. Die aspecten had het kolonialisme toch ook?
‘Die ziekenhuizen waren gebouwd in de koloniale context, niet in de eerste plaats om de mensen daar te helpen. Het Nederlandse koloniale beleid om de niet-witte bevolking te emanciperen was paternalistisch. En waarom studeerde Soekarno niet gewoon aan een Indonesische universiteit? Waarom was dat niet mogelijk?

Als politicus maak je je hard tegen racisme en voor een inclusieve samenleving. Waarom doe je dat voor GroenLinks?
‘Ik ben bijna tien jaar lid van GroenLinks. Ik ben heel even actief geweest voor de SP, maar ik voelde me niet thuis bij die partij. Wat mij aan GroenLinks aantrekt is de inzet voor het milieu. Ik keek toen ik jong was het Wereld Natuur Fonds -programma van Anniko van Santen. Die beelden van regenwouden die werden gekapt, dat trok ik slecht.’

Wat vind je van de partij van Sylvana Simons, Bij1, en die andere lokale partij van kleur die meedoet aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, Ubuntu Connected Front?
‘Het is goed dat mensen politiek willen participeren en dat mensen met een multi-culturele achtergrond gebruikmaken van hun recht om dat te doen.’

Is Bij1 een electorale concurrent voor GroenLinks?
‘Natuurlijk vissen we deels in dezelfde vijver. Bij1 agendeert zaken die wij ook belangrijk vinden. Maar GroenLinks heeft de afgelopen vier jaar bewezen dingen voor elkaar te krijgen. Zo is de Amsterdamse haven over tien jaar kolenvrij, daar hebben we keihard voor geknokt. Maar bijvoorbeeld ook op het gebied van anti-racisme doen we veel.’

Hoe sta je tegenover de zogenoemde nieuwe ‘beeldenstorm’ ofwel de ophef over straten, scholen, tunnels, standbeelden en andere dingen met een ‘besmette’ naam?
‘Ik stoor mij aan het woord ‘beeldenstorm’. Ik wil niet meegaan in het frame van de Telegraaf. Ik vind het ontzettend goed dat er nu een discussie wordt gevoerd over de verering van mensen die misdaden hebben gepleegd in de koloniale tijd. We moeten deze discussie aangrijpen om aandacht te vragen voor andere helden. Voor helden die hebben bijgedragen aan een rechtvaardigere samenleving.’

Wat vind je van identiteitspolitiek? Ben je voor het ideaal van kleurenblindheid of is kleur relevant in de politiek?
‘Kleur doet er wel degelijk toe, om heel veel redenen. Segregatie en ongelijkheid nemen toe in Amsterdam. Gekleurde kinderen hebben structureel minder kansen dan witte kinderen. Er is sprake van een significant verschil. Dat komt door bewuste en onbewuste discriminatie vanuit scholen, terwijl kinderen even intelligent zijn. Ik heb vwo gedaan en ben daarna naar de universiteit gegaan, maar veel van mijn vrienden hebben moeten stapelen. Ze zaten eerst op het vmbo, toen gingen ze naar het mbo en vervolgens het hbo en daarna naar de universiteit. Stapelen kost veel tijd en heel veel doorzettingsvermogen. Veel mensen redden het niet. Dat is slecht voor Nederland, want zo lopen we veel potentie mis. Er is ook veel discriminatie op de arbeidsmarkt. Zwarte mensen worden vanwege hun achternaam minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Witte mensen met een strafblad maken zelfs meer kans op een baan dan zwarte mensen.’

Het eerste blijkt uit talloze onderzoeken en het laatste blijkt uit recent onderzoek (2017) van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht, de Radboud Universiteit en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.

Waarom doe je mee aan de demonstratie van het Comité 21 Maart?
‘Ik keer mij tegen het symbolische geweld van het FvD en de PVV. Ik bestrijd dat met alle democratische middelen, met alle ideeën en woorden die er zijn. Ik loop ieder jaar mee aan de demonstratie van het comité. Tientallen organisaties, vanuit verschillende hoeken, hebben zich aangesloten bij het comité. Ik loop mee, omdat ik dat wil als Nederlander en als politicus. Ik ben er trots op dat ook GroenLinks meedoet aan deze demonstratie.’

Op 18 maart wordt in Amsterdam gedemonstreerd tegen de deelname van het FvD, de PVV en Leefbaar Rotterdam aan de gemeenteraadsverkiezingen. De slogan van het protest, dat georganiseerd wordt door het Comité 21 Maart (de naam van het comité is gebaseerd op de dag die door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie, 21 maart) is ‘geen racisme in de raden’. De slogan was eerst ‘geen racisten in de raden’, maar werd aangepast na ophef. De PvdD, de SP en de PvdA kondigden aanvankelijk aan deel te nemen aan de demonstratie, maar trokken zich eerder deze week terug vanwege de ophef. De ophef gaat niet alleen over de oorspronkelijke slogan, maar ook over bepaalde radicale organisaties die onderdeel zijn van het Comité 21 Maart, zoals de Anti Fascistische Aktie.

Ben je niet bang voor polarisatie, niet alleen door populistische partijen en racisten, maar ook door ‘iets te ijverige’ anti-racisten? Werken de inspanningen van sommige social justice warriors niet averechts?
‘Ik wil de vicieuze cirkel van racisme en ongelijkheid doorbreken. We moeten het benoemen en aanpakken. Daarom is het goed dat dit maatschappelijk debat wordt gevoerd. Dat mag best hard. Nederland zal het horen en weten totdat het wordt opgelost. Het is goed dat Nederlanders van kleur hun mond opendoen. Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’. Ik ben voor radicale gelijkheid. Daarom hoop ik ook dat we deze discussie over een paar jaar niet meer hoeven te voeren.’

Is jouw streven niet irreëel, utopisch?
‘Het streven naar een sociaal rechtvaardige samenleving is haalbaar. Het is een kwestie van cultuur. De echte politieke wil ontbreekt nog. Dat moet anders. Waar een wil is, is een weg. Wij kunnen onze cultuur en samenleving zelf vormgeven.’

Vergeet niet, Assad is topslager nummer één

0

In mijn commentaren voor diverse media op de situatie in Syrië na het uitbreken van de opstand en de erop volgende verwoestende strijd, debiteerde ik menigmaal de mening dat het Westen zich afzijdig moest houden. Ik verwees daarbij naar de ingreep van het Westen in het Irak van Saddam Hoessein. De dictator werd verdreven, zeker, maar van het secundaire doel, het opzetten van een goed functionerende democratie, is het niet gekomen. Het voorbeeld van Libië sprak ook boekdelen. Natuurlijk, we grepen in met luchtaanvallen om de strijd te doen kantelen in het voordeel van de opstandelingen en met succes, want dictator Moammar al-Kaddafi werd gedood en daarmee verdween zijn dictatuur. Maar de moord op Kaddafi was wreed en bruut en na zijn dood verviel het land in een even wrede en brute chaos. En iets verder terug in de geschiedenis is daar het geval van Afghanistan. Waar het de Sovjet-Russen niet gelukt was het land hun wil op te leggen, zo is het Westen dat ook niet gelukt. De Taliban zijn vitaler dan ooit en bomaanslagen zijn aan de orde van de dag op de meest cruciale plekken van het land, ook in de hoofdstad Kaboel.

Ik was de mening van uiterste terughoudendheid toegedaan, omdat ik vond (en vind) dat het Westen haar ideologische opvattingen van wat goed bestuur is, democratie, nooit kan opleggen aan een ander land. Dat moet uit dat andere land zelf komen. Het werkt vaak contra-productief om de ander je wil op te leggen, de geschiedenis heeft dat meer dan bewezen. Streeft een land zelf daadwerkelijk democratie na, dan is de slagingskans veel groter. Een mooi voorbeeld is Tunesië. Het zijn de diverse politieke stromingen, van islamitisch tot links georiënteerd, die aan de Tunesische democratie werken. Dat gaat gepaard met gedoe en geruzie, precies zoals dat hoort in een democratie.

Waar ik indertijd misschien te weinig rekening mee hield is dat als bepaalde grootmachten zich uit de wereldarena terugtrekken, anderen op het vinkentouw zitten om hun slag te slaan. De wereldpolitiek is meer dan een onschuldig spelletje Monopoly of Risk. Het gaat om ideologie, invloed, macht en geldelijk gewin. Zo zien we dus dat de Russen meer dan ooit op de voorgrond zijn getreden om hun stempel op het wereldtoneel te zetten.

Het meest sprekende voorbeeld uit het Midden-Oosten is uiteraard Syrië. De Amerikanen met in hun kielzog de Europeanen staarden zich blind op het wrede en meedogenloze kalifaat dat ook nog eens bloedige en spectaculaire aanslagen pleegde in westerse steden. Willens en wetens vergat het Westen zo dat het regime van Bashar al-Assad topslager nummer één en de meest gehate vijand van veel Syriërs is. De Russen hadden al snel door dat het Westen zich vooral bekommerde om IS en steunden de dictator die ook nog eens ruim en breed geholpen werd door Iran en de Libanese Hezbollah. Inmiddels zou naar verluidt alweer bijna negentig procent van het Syrische grondgebied in handen zijn van Assad en dus binnen de Russisch-Iraanse invloedssfeer vallen. Dat dat slecht nieuws is voor de toekomst van Syrië als democratie moge duidelijk zijn.

De afrekening die nu in Afrin plaatsvindt met het verdrijven van de Koerden aldaar zal gevolgd worden door de slag om Idlib, waar de laatste resten van de Syrische ‘oppositie’ zit, die inmiddels zeer geïslamiseerd is. En dan is het wachten of de laatste slag tussen het regime en de Koerden in het noorden nog gaat plaatsvinden. De Verenigde Staten steunen de Koerden, maar durven de Amerikanen straks ook de confrontatie aan met Turkije, dat een krachtige Koerdische zuiderbuur totaal niet ziet zitten? Ik betwijfel het. Het Westen heeft zijn politieke doelen behaald: IS is grotendeels van de kaart geveegd en dat straks Assad het hele land weer onder controle heeft met een grotere invloed van Rusland en Iran dan ooit, moet dan maar voor lief genomen worden.

Valt het Westen dit allemaal aan te rekenen? Het is te simpel om te stellen dat dat het geval is. Het Westen maakte begrijpelijke politieke afwegingen en als grootmacht doe je het feitelijk toch nooit goed. Maar zuur is het wel, en dan druk ik me nog zacht uit, voor de Syrische bevolking. En voor mijzelf geldt dat ik mijn naïviteit als commentator, zo ik die al niet had verloren, nu toch definitief ben kwijtgeraakt.