0.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 761

Bosnië-Herzegovina, een ingewikkelde situatie

1
Vijfentwintig jaar na de bloedige burgeroorlog dromen Bosniërs over een betere toekomst, het liefst in EU-verband.

De lente is begonnen in de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Overal in de stad lopen gezinnen op straat, drinken mensen koffie in de vele barretjes en de sfeer is gemoedelijk. Het is bijna niet voor te stellen dat hier bijna vijfentwintig jaar geleden nog een hevige oorlog plaatsvond. Sarajevo was ooit het symbool van de multiculturele samenleving, waar orthodoxe christenen, katholieken, moslims en joden in vrede met elkaar samenleefden. Maar door de oorlog is er veel veranderd. Sarajevo is de geschiedenisboeken ingegaan als de stad die het langst belegerd is in de moderne oorlogsgeschiedenis.

De nationalistische oorlogen die in voormalig Joegoslavië uitbraken lieten de westelijke Balkan verdeeld achter. Ofschoon geschiedenis een belangrijke rol speelt in de regio is er ook een groot deel van de inwoners in Bosnië dat zich richt op de toekomst. Het opdelen van het land langs religieuze en nationalistische lijnen heeft gezorgd voor bijna onbestuurbare politieke systemen. Sinds 2008 wordt het land gezien als een potentiële EU-kandidaat. De Europese commissie blijft benadrukken dat het land met veel sociaaleconomische problemen kampt, zoals het opzetten van goed functionerende staatsinstituties, het hervormen van de economie en justitie en de strijd tegen corruptie. Deze zaken moeten eerst worden opgelost voordat echt serieus gekeken kan worden naar een volwaardig EU-lidmaatschap. De Balkanstaten maken de meeste kans om lidstaten van de EU, maar hoe reëel is die kans volgens de inwoners van Bosnië?

Haris (24), een student economie uit Sarajevo, is niet zo zeker van een snelle toetreding. ‘De EU is op het moment onstabiel, kijk naar de brexit en Griekenland. Ik denk daarom dat de EU een arme staat als Bosnië in de nabije toekomst niet zal toelaten. Bovendien heeft iedereen hier een nationalistische en religieuze politieke voorkeur. Daarnaast zijn er veel Serviërs die bij Servië willen horen. Daardoor zie ik een toelating tot de EU niet snel gebeuren. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de corruptie, de hoge werkloosheid en ga zo maar door.’ Haris zou wel graag willen dat Bosnië EU-lid wordt. ‘Dan zou ik in het buitenland kunnen werken.’

Bahira Bosniak (25) uit Mostar studeert medicijnen en woont samen met haar vriendin Andrea (31), een Bosnische Kroaat. Ze zijn allebei sceptisch over toetreding tot de EU. Op sarcastische toon zegt Bahira: ‘Het gaat nog duizend jaar duren voordat wij uiteindelijk EU-lid zijn. Welk land heeft nou drie presidenten? Ze kunnen het nergens met elkaar over eens worden, een besluit duurt eeuwen. Daardoor hebben we ook meerdere grootschalige protestdemonstraties gehad. Er was bijvoorbeeld een crisis rondom nieuwgeboren baby’s die geen identiteitspapieren kregen omdat de politiek op slot zat, ze konden om die reden niet worden opgenomen in een ziekenhuis.’

Andrea heeft in tegenstelling tot Bosniakken en Bosnische Serven wel een EU-paspoort. ‘Ik ben tijdens de oorlog gevlucht naar Italië. Daar groeide ik op in een klein dorpje, net boven Milaan. Met klein bedoel ik echt klein, er stonden maar vijf huizen.’ Ze wilde, toen ze begin twintig was, het liefst settelen in Londen. Maar het werd haar onmogelijk gemaakt. ‘Ik moest zoveel papierwerk regelen, dat ik het heb opgegeven.’ Uiteindelijk is ze zes jaar geleden terug gegaan naar Mostar, de plek waar haar familie vandaan komt. ‘Eerst was het moeilijk om hier te wennen en een leven op te bouwen.’ Nog steeds worstelt Andrea. Ze werkt bij een bedrijf dat gokken op sportwedstrijden verkoopt. In haar vrije tijd runt ze een opvang voor straathonden. Haar huisgenoot Bahira wilt het liefst dierenarts worden, maar dat lijkt een onmogelijke opgave: ‘Je verdient heel weinig en er zijn ook heel weinig mogelijkheden hier, er is niet zoveel apparatuur beschikbaar.’ Bahira zou het liefst in West-Europa werken. Zonder visum is dat onmogelijk. De politiek is volgens Andrea en Bahira een zooitje. ‘Ze kunnen niets voor elkaar krijgen. Alles wordt maar half gedaan in dit land. De ene dag is er geld voor een nieuwe snelweg tussen Sarajevo en Belgrado, maar na tweehonderd kilometer stoppen ze gewoon met bouwen. Zo gaat het met alles hier’, aldus Bahira.

Foto: SARA-MAY LEEFLANG

Ivana Dzadic (31) is werkzaam als juridisch adviseur in het regionale kantoor van de ombudsman in de hoofdstad van de landstreek Herzegovina Mostar. Volgens haar is de politiek een probleem, maar ze wil graag benadrukken dat burgers onderling niet veel problemen met elkaar hebben. Al geeft ze wel toe dat bijvoorbeeld Bosnische Kroaten en Bosnische moslims in Mostar sinds de oorlog voornamelijk een gescheiden leven leiden. ‘In Sarajevo leven de verschillende etniciteiten meer met elkaar, maar hier is het minder, dat komt toch door de oorlog.’ In Mostar hebben hevige gevechten tussen de twee groepen plaatsgevonden. Toch groeit het toerisme in het idyllisch ogende historische stadje enorm de laatste jaren. Met als meest populaire attractie de indrukwekkende brug, die uit de Ottomaanse periode stamt en op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat.

Volgens Ivana werkt het regionale kantoor veel samen met de VN en in mindere mate met de EU. ‘We vullen enquêtes van de EU in, omdat Bosnië in het proces zit om lid te worden.’ Er zijn volgens Ivana nog veel problemen, die ze eerst moeten tackelen. ‘Het Europese gerechtshof geeft ons aanbevelingen, bijvoorbeeld dat in het parlement elke groep vertegenwoordigd moet worden. Dat is echter niet het geval, zo worden de Roma’s nog steeds niet vertegenwoordigd. Armoede is eveneens een groot probleem hier, vanwege de werkloosheid. Er zijn geen economische mogelijkheden.’ Volgens Ivana zijn er goede wetten, maar is de handhaving ervan een probleem, omdat er in korte tijd zoveel verschillende wetten bij zijn gekomen. Zij krijgt vooral veel klachten binnen over discriminatie. Dat is volgens Ivana niet per se discriminatie tussen Bosniakken en Bosnische Kroaten en Serven, het gebeurt ook vaak binnen dezelfde groep.

Volgens Geert Luteijn (30), een historicus uit Delft die zich gespecialiseerd heeft in de geschiedenis van de Balkan, liggen de problemen in Bosnië voornamelijk bij de interne verdeeldheid van de drie nationaliteiten. ‘De aspiratie van het Servische gedeelte (Republika Srpska, RS) om zich af te scheiden is een probleem. De RS heeft de ambitie om zich bij Servië aan te sluiten, maar Servië zelf wil dat niet. Maar ik denk dat je politiek leider Milorad Dodik van de RS wel serieus moet nemen in die aspiraties. Zolang dat het geval is is het vrijwel onmogelijk om vooruitgang te boeken, hoewel die er soms wel is als er iets concreets wordt aangeboden door de EU. Maar ik las laatst dat het studentenuitwisselingsprogramma Erasmus wordt geblokkeerd door Servische politici, terwijl Serviërs hier zelf ook baat bij zouden kunnen hebben. De politiek is dus heel destructief. Er wordt een nationalistische politiek gevoerd, waarbij men niet verder kijkt dan de belangen van de eigen groep. Mensen zien wel dat die politici niets klaarspelen, maar er is helaas geen alternatief.’

Foto: SARA-MAY LEEFLANG

Invloed Turkije

Bosnië heeft een nauwe maar moeilijke relatie met de EU als gevolg van het laatste conflict. ‘Eén van de angsten van Europa is de invloed van Turkije op de Balkan, en dan voornamelijk in Bosnië’, stelt Luteijn. Die angst is overdreven. ‘Natuurlijk kijkt Bosnië naar de EU als een belangrijkste partner, dat zal men blijven doen. De snelweg die Bosnië zou gaan aanleggen tussen Sarajevo en Belgrado is gefinancierd met Turks geld. Maar nu het daar slechter gaat kijken de Bosniërs ook naar de EU. Dat geldt trouwens voor de hele regio. Bosnië heeft voornamelijk een ideologische relatie met Turkije, die economisch gezien weinig voeten in de aarde heeft. Rusland is een leverancier van gas, maar alleen gas is niet genoeg om je economie op te bouwen. Economisch gezien heeft Bosnië een groot probleem, want er zijn geen grote steden in het land en bovendien trekken veel mensen weg. Er is geen toekomstperspectief. Van alle republieken van voormalige Joegoslavië was Bosnië misschien nog wel het meest gebaat bij het land van Tito, omdat Bosnië daar onderdeel was van het groter geheel. Nu hebben de Bosniërs veel minder te zeggen over wat er aan investeringen binnenkomt. Door die verdeeldheid wordt er minder in het land geïnvesteerd dan normaal. Er moet daarom een hervorming komen in de politiek. De kantons (bestuurlijke eenheden in Bosnië, red.) en het Verdrag van Dayton (het vredesverdrag dat een einde maakte aan de Bosnische oorlog, red.) moeten op de schop. Daar lijkt iedereen het wel over eens te zijn, maar de vraag is hoe je dat voor elkaar krijgt. De politici hebben er belang bij dat alles bij het oude blijft.’

Volgens Haris is het logisch dat er Turkse invloed is in Bosnië. ‘De Ottomanen hebben hier eeuwen geheerst. Wat verwacht je van ons, dat we Frans zijn? Natuurlijk hebben we bepaalde gebruiken gemeen. We delen een geschiedenis.’ Volgens Haris zijn er ook Turkse culturele instituties zoals het Yunus Emre-instituut. ‘Zij geven Turkse taallessen en vieren Turkse feestdagen, maar echt veel mensen komen daar niet op af.’

‘De koloniale geschiedenis is van ons allemaal’

0
In een tentoonstelling in het Centraal Museum Utrecht staan de zwarte bedienden op Nederlandse schilderijen centraal, die vroeger onzichtbaar waren.

Donkere ‘tot slaaf gemaakten’ uit kolonies als West-Indië en Afrika zijn, als ze al op schilderijen staan, bijfiguren. Kunstenares Joyce Vlaming heeft deze lijfeigenen uit de Nederlandse slavernijperiode in de expositie Act II, 12 Portraits nu een hoofdrol toebedeeld. Het Centraal Museum Utrecht herbergt deze tentoonstelling. De Kanttekening sprak met de kunstenares.

De rollen omgedraaid

Regenten zijn het. Bankiers en opperkoopmannen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). De Nederlandse elite van de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd van de slavenhandel en de uitbuiting van Indonesië, staat pontificaal op de schilderijen afgebeeld. In de bijschriften staat hoe deze personen heten en wat hun daden waren. Maar dat geldt niet voor hun donkere bedienden. Wie zij zijn is onbekend. Hun namen zijn niet met zekerheid vast te stellen. Kunstenares Joyce Vlaming probeert hier verandering in te brengen. Zij wil hen voor het voetlicht brengen, hun geschiedenis achterhalen.

Voor haar kunstproject, dat in 2011 startte, heeft Vlaming zo veel mogelijk persoonsgegevens verzameld van deze ‘ongedocumenteerden’. ‘Ik zocht in allerlei archieven, registers en ook gewoon op Google.’ De werken in de eerste expositieruimte van het Centraal Museum zijn gefotografeerde schilderijen, die hangen in huizen van particulieren, kastelen en zijn ook afkomstig uit de opslagplaatsen van andere musea. In ruimte nummer twee zijn de rollen omgedraaid. De donkere bedienden zijn uitvergroot en staan nu alleen, zonder hun ‘meester’, afgebeeld.

‘Ik krijg van sommige mensen de reactie dat ze op een andere manier naar deze schilderijen zijn gaan kijken’, vertelt Vlaming. Ze geeft rondleidingen en dan hoort ze de feedback. ‘Andere mensen waren geroerd, omdat ze zichzelf of anderen in de beeltenissen herkenden.’ Zuid-Afrikaanse onderzoekers bijvoorbeeld waren zeer onder de indruk. Zij zagen het, volgens Vlaming, als een erkenning. Andere bezoekers wisten nog niet helemaal wat ze met deze manier van kijken aan moesten, ze kozen ervoor het even te laten bezinken. Maar bezoekers waren vrijwel allemaal van mening dat het concept ‘sterk’ was. Daarnaast werd ook het onderzoek gewaardeerd.

Bewustwording  

Het zijn haar internationale klasgenoten tijdens de opleiding die Vlaming indirect hebben aangezet tot het maken van een dergelijke tentoonstelling. ‘De laatste twee jaar van mijn studie was ik de enige Nederlandse in de schoolbanken. Hierdoor werd ik me bewust van mijn Nederlanderschap. Ik ontwikkelde een andere blik, ik verbaasde mij over sommige Nederlandse gebruiken en hoe er wordt aangekeken tegen de Nederlandse identiteit. Vanuit onder meer deze verbazing ontstond dit project.’

Maar waarom heeft Vlaming, als witte vrouw, interesse voor het perspectief van iemand van kleur? ‘Ik merk vaker dat mijn ‘witheid’ vragen oproept. Het ligt niet zo voor de hand dat een witte Nederlander dit thema bespreekt.’ Ze vervolgt: ‘Het is misschien naïef, maar ik was mij aanvankelijk niet echt bewust van mijn huidskleur. Ik vond het een dringend onderwerp, dus ben ik er toch maar aan begonnen. Pas later, toen ik mij dus meer bewust werd van mijn kleur en van de witte blik in het algemeen, heb ik mij regelmatig de vraag gesteld of ik wel de aangewezen persoon was om dit aan te kaarten.’ Maar na veel te hebben gelezen en gesproken over het onderwerp concludeerde Vlaming: ‘Deze geschiedenis is van ons allemaal, ook van de witte mensen. Het zou daarom zonde zijn als ik dit verhaal niet vertel, alleen maar omdat ik niet de ‘juiste kleur’ zou hebben.’ Ze zegt hiermee wel dat ze probeert rekening te houden met haar positie.

Bezoekster Sandra Bisdom was benieuwd naar de verhalen achter deze schilderijen. De van oorsprong Surinaamse weet uiteraard dat de meningen over het Nederlandse slavernijverleden uiteenlopen. ‘Er zijn mensen die dit bagatelliseren, terwijl anderen er nog steeds mee zitten. Ik vind dat mensen de slavernijperiode moeten bekijken met de bril van toen. In de zeventiende en achttiende eeuw was de slavenhandel – helaas – volstrekt normaal.’  Ze stelt dat mensen moeten verdergaan.

Glansrijk de hoofdrol

Oud-burgemeester van het Noord-Hollandse Venhuizen Roy Ho Ten Soeng heeft de tentoonstelling niet gezien, maar vindt het ‘zeer goed dat ook in die historie wordt gedoken’. De gewezen burgervader van Chinees-Surinaamse komaf vindt dat ons land meer aandacht moet besteden aan zijn slavernijverleden, ook omdat deze geschiedenis nog steeds grote maatschappelijke gevolgen heeft voor de maatschappij van tegenwoordig. ‘Nederland behoort de gehele nationale geschiedenis te kennen, dus ook dit aspect.’ De burgemeester vindt het een goede zaak dat zwarte Nederlanders centraal staan in de tentoonstelling van Vlaming: ‘Ook kleurlingen kunnen glansrijk de hoofdrol vervullen. Maar in dit geval is het dan de donkere kant van de Nederlandse historie. En zoiets mag nooit verzwegen worden.’

Bart Rutten, artistiek directeur van het Centraal Museum, wilde de expositie in zijn kunstinstelling hebben: ‘Ik was hierdoor zeer geïnspireerd geraakt.’ Rutten vervolgt: ‘Het museum streeft naar een inclusiever programma. We hebben als taak om belangrijke, urgente maatschappelijke issues en belangrijke urgente, kunsthistorische issues te adresseren.’

Vlaming vindt dit ook belangrijk voor haar eigen werk: ‘Ik wil dat in mijn kunst terug te zien is dat de Nederlandse koloniale geschiedenis er een van alle Nederlanders is.’

Act II, 12 Portraits is t/m 30 juni 2019 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.

Bruggenbouwer Can krijgt lintje

0

‘Pas toen ik bij de Schouwburg kwam en mijn gezin en bekenden zag staan, herinnerde ik me dat ik iets over de lintjesregen had gelezen’.

Dursun Can woont al 40 jaar in Tilburg en is een zeer actieve vrijwilliger. ‘Een echte bruggenbouwer,’ vindt Mehmet Demirözcan, die veel met Can samenwerkte. Daarom gaf hij Can op voor een lintje op Koningsdag.

De jaarlijkse lintjesregen wordt het genoemd. Op Koningsdag worden nietsvermoedende mensen verrast met een koninklijke onderscheiding. Dat kan Ridder in de Orde van Oranje Nassau zijn of een hogere onderscheiding. In de meeste gevallen gaat het om ridder, vaak voor burgers die zich al jaren inzetten voor een goed doel of op een andere manier ruimschoots hun steentje bijdragen aan de maatschappij.

Demirözcan : ‘De stichting ECCB (Educatief Cultureel Centrum Brabant) kreeg een brief van de gemeente Tilburg. Of we vrijwilligers kenden die in aanmerking kwamen voor de jaarlijkse lintjesregen. Ik dacht meteen aan Dursun Can en stuurde een mail om hem aan te melden. Daarna moest ik een uitgebreid formulier invullen en begon de gemeente ‘een dossier op te bouwen’. Al snel merkte ik dat mensen niet zo maar een lintje krijgen. Alles wordt uitgezocht. Wat hij allemaal doet, hoe lang, waarom, enzovoort.’

Dursun Can doet een heleboel, dus het is geen wonder dat er veel moest worden uitgezocht. Hij probeert om mensen bij elkaar te brengen, vooral verschillende bevolkingsgroepen. Verder helpt hij vluchtelingen te integreren en is hij actief bij een aantal sociaal maatschappelijke organisaties. Demirözcan zegt hierover: ‘Can is iemand die zich heel graag inzet voor de samenleving, altijd bereid om te helpen. Bij de stichting ECCB organiseert hij bijvoorbeeld thema-avonden over onderwijs, opvoeding, noem maar op. Verder organiseert hij om de week een dialoogontbijt in Tilburg en Iftar maaltijden tijdens de ramadan. Van huis uit is Can sociaal werker, maar doet dus ook veel vrijwilligerswerk op dit vlak. Hij is volgens mij de meest actieve vrijwilliger van Tilburg.’

Nieuwe Nederlanders krijgen zelden een lintje. Dat komt mede omdat organisaties waarvoor ze actief zijn als vrijwilligers niet zo bekend zijn met de procedures van de lintjesregen. ‘Ik ook niet,’ geeft Demirözcan toe. ‘Zonder die brief van de gemeente was ik nooit op het idee gekomen om ervoor te zorgen dat Dursun een lintje zou krijgen en had ik de procedure niet gekend.’

Smoesje

Het is donderdagavond 25 april als het gesprek met Mehmet Demirözcan plaatsvindt. Hij hoorde heel lang niets, maar een paar weken geleden kreeg hij plotseling goed nieuws van de gemeente Tilburg. Can wordt inderdaad Ridder in de Orde van Oranje Nassau! Want dat iemand wordt voorgedragen betekent niet automatisch dat het lukt. Dursun Can weet er nog van niets, wat gebruikelijk is. Hij wordt met een smoesje naar de Schouwburg gelokt, waar de uitreiking van de onderscheidingen zal plaatsvinden.

Beet genomen

Het is 24 uur later. De ceremonie is achter de rug. Dursun Can werd door een vriend opgehaald, die meteen zei dat Can wat nettere kleding moest aantrekken. Ze gingen ook voor iets naar het stadhuis. ‘Hij is een goede vriend van me, dus ik vertrouwde hem;, vertelt Can. ‘Pas toen ik bij de Schouwburg kwam en mijn gezin en bekenden zag staan, herinnerde ik me dat ik iets over de lintjesregen had gelezen. Toen begreep ik wat er ging gebeuren. Heel bijzonder. Deze onderscheiding is voor mij een extra stimulans om door te gaan. Het is een bevestiging dat ik op de goede weg ben. Ik heb me van jongs af aan ingezet voor de samenleving en me verantwoordelijk gevoeld voor de integratie. Mensen begrijpen elkaar niet, vaak omdat ze te weinig contact met elkaar hebben. Veel van mijn vrijwilligerswerk doe ik niet alleen, maar samen met mijn vrouw. De afgelopen jaren nodigen wij vaak mensen bij ons thuis uit om te ontbijten, of een andere maaltijd samen te gebruiken. Wij maken ons zorgen over de polarisatie in Nederland, het uit elkaar vallen van de samenleving. Er wordt veel te veel gekeken naar de verschillen tussen bevolkingsgroepen in plaats van naar de overeenkomsten. We zijn allemaal mensen, wereldburgers. Tijdens de kerst organiseerden wij een kerstdiner, waarbij acht buurtbewoners aanschoven. Er waren mensen bij die elkaar al jaren alleen maar gedag zeiden, maar nooit een woord gewisseld hadden. Nu werd er een keer gepraat.’

Smolders

Can heeft ook politicus Hans Smolders, destijds van de LPF (Lijst Pim Fortuyn) bij hem thuis uitgenodigd. ‘Eerst ben ik in contact gekomen met een partijgenoot van hem. Ik heb gezegd dat ik Smolders een keertje wilde ontvangen, want ik wilde weten of mijn beeld over hem klopte. Dat heeft hij geaccepteerd. Samen met die partijgenoot is Smolders bij ons komen ontbijten, twee uur lang. Ik bleek een vooroordeel over hem te hebben. In werkelijkheid was hij helemaal niet zoals hij in de media werd neergezet. Toen hij bij ons was, had mijn vrouw Turks brood gebakken. Dat brood is meestal rond. Het stuk brood dat Hans Smolders pakte, was bijna hartvormig. Heel typerend. Wij leggen ons hart in onze activiteiten.’

Rolmodel

De vraag of hij een rolmodel is voor andere mensen en/of voor moslims vindt Can moeilijk te beantwoorden, wat mede komt door zijn bescheidenheid: ‘Ik wil me inzetten voor de samenleving. Als ik daarmee een voorbeeld geef, dan ben ik daar blij om. Zelf ben ik gemotiveerd om actief te zijn in mijn omgeving. Ik hou van Tilburg. Een paar weken terug stond ik voor mijn deur een kopje Turkse thee te drinken. Er kwam een Nederlandse man naar me toe die vroeg waar hij Turkse thee kon kopen. Dat legde ik hem uit en vroeg of hij soms binnen een kopje Turkse thee wilde drinken. We hadden net ontbeten en er was wat over. Hij heeft ook bij ons ontbeten. Ik had sterk de indruk dat hij het niet breed had, dus ik heb hem lekkere hapjes meegegeven. Later hoorde ik dat hij heel positief over ons sprak. Mijn vrouw en ik hebben zoveel mooie verhalen, we zouden er een boek over kunnen schrijven.’

Ten slotte wil Dursun Can benadrukken dat de achtergrond van al zijn activiteiten te danken zijn aan zijn opvoeding en aan het gedachtengoed van de Hizmetbeweging. ‘Hun standpunten over actief burgerschap en het stimuleren van vrede hebben mij gevormd.’

In totaal kregen vijfentwintig Tilburgers dit jaar een lintje. Ze werden tijdens de ceremonie verdeeld in twee groepen. Van de dertien in zijn groep was Can de enige niet-westerling.

‘Ik wil mijn Armeense identiteit niet verloochenen’

1
Sinds de jaren zestig wonen er duizenden Armeniërs in Nederland, het leeuwendeel in Twente. Wie zijn de Armeniërs? En hoe beleven Armeense Nederlanders hun identiteit?

In Nederland wonen meer dan twintigduizend Armeniërs, sommigen beweren zelfs dat het er nu bijna veertigduizend zijn. Veel Armeniërs wonen in Twente, vooral in Almelo. Daarnaast zijn er ook gemeenschappen te vinden in Amsterdam, Assen en enkele andere plaatsen in ons land. Wie zijn de Armeniërs? Hoelang bestaat de Armeense gemeenschap in Nederland al? Wat voor gemeenschap is dit? En op welke manieren proberen Armeense Nederlanders vorm te geven aan hun identiteit? De Kanttekening sprak hierover met Onik Gelici van de Armeense Apostolische Kerk in Almelo, met GroenLinks-Statenlid Armine Stepanyan en met Hagop Korkisyan en Arad Azad van de pan-Armeense scouting- en sportvereniging Homenetmen.

Christelijke natie

Een belangrijke plek voor de Armeniërs in Nederland is de Armeense Apostolische Kerk in Almelo. We hebben hier afgesproken met Onik Gelici, voorzitter van het bestuur van deze kerk. Het christelijk geloof is iets wat de Armeniërs, in Armenië en in de diaspora, bindt. ‘Voor ons zijn het christelijk geloof en de christelijke tradities heel belangrijk’, vertelt Gelici. ‘De doop, het huwelijk en de dood zijn momenten in het leven waarbij de kerk een belangrijke rol speelt.’ Behalve geloof en kerk zijn de Armeense keuken, Armeense muziek, Armeense kunst en Armeense feesten belangrijke elementen voor het Armeens-zijn. ‘We zijn goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, maar proberen wel aan onze eigen identiteit, onze eigen tradities, vast te houden.’

Armenië is soms een onafhankelijke natie geweest, vaker was het land bezet door buitenlandse machten. In de oudheid was Armenië eerst een Perzische satrapie (provincie, red.) en vervolgens een regionale mogendheid, voordat het land een bondgenoot en vazal van Rome werd. In het jaar 301 werd Armenië christelijk, twaalf jaar voordat keizer Constantijn de Grote met het Edict van Milaan het christendom godsdienstvrijheid verleende in het Romeinse Rijk. Armenië is daarmee het eerste land ter wereld dat officieel het christendom heeft geaccepteerd, een feit waar de Armeniërs nog steeds heel trots op zijn. Tegenwoordig zijn de Armeniërs nog steeds bijna allemaal lid van de Armeense Apostolische Kerk. Dit kerkgenootschap behoort tot de oosterse of oriëntaals-orthodoxe kerken, net als de Syrisch-Orthodoxe Kerk en de Koptische Kerk. De liturgie in de Armeense kerk is in het Armeens. In 405 kregen de Armeniërs een eigen alfabet, dat was ontworpen door de monnik Mesrop Masjtots. Dankzij dit alfabet kon de Armeense nationale identiteit worden bewaard, ook in tijden dat Armenië werd bezet door vreemde mogendheden.

In de consistoriekamer van de Armeense kerk in Almelo hangen foto’s van de hoofdstad Yerevan en de kathedraal van Etsjmiadzin, de oudste kathedraal ter wereld. Op de achtergrond is op beide foto’s de berg Ararat te zien, waar volgens het Bijbelboek Genesis de Ark van Noach aanspoelde na de allesverwoestende zondvloed. De Ararat ligt tegenwoordig in Turkije, maar de Armeniërs zijn van mening dat dit hun berg is. Je ziet de berg op veel Armeense afbeeldingen.

De huidige republiek Armenië is tegenwoordig een stuk kleiner dan het historische Armenië en bestaat alleen uit het oostelijke deel. Het westelijke deel hoort nu bij Turkije. De betrekkingen tussen Turkije en Armenië zijn zeer slecht, met als gevolg dat de grens tussen beide landen gesloten is. Ook de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan is gesloten. Dat komt omdat Armeniërs sinds 1991 Nagorno-Karabach heeft bezet, een Armeense enclave in Azerbeidzjan.

24 april

In de boekenkast van de consistorie staan veel boeken, over de kerk, de geschiedenis van Armenië en de tragedie van 1915, die door de Armeniërs en veel historici de Armeense Genocide genoemd wordt. Er liggen twee dozen met exemplaren van het boekje De eerste Holocaust van de eminente Britse Midden-Oosten-correspondent Robert Fisk. ‘We hebben hier toen duizenden exemplaren van laten drukken. Het is een kort en krachtig verhaal over de tragedie van 1915, vooral interessant voor mensen die de geschiedenis niet goed kennen’, vertelt Onik Gelici.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren tussen de een en twee miljoen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk het leven. Ze werden vermoord of kwamen om van de honger, dorst en ontberingen tijdens gedwongen marsen naar de Syrische woestijn. De Armeniërs en ook de meeste historici zijn van mening dat er sprake was van doelbewuste volkerenmoord. Turkije daarentegen ontkent ruim honderd jaar later nog steeds dat de gebeurtenissen een genocide genoemd moeten worden en spreekt over de Armeense kwestie. Deze opstelling staat een verzoening tussen de Turken en de Armeniërs in de weg. Het eerste Nederlandstalige boek hierover verscheen al in 1920: Verkochte zielen (de vertaling van het in 1918 verschenen boek Auction of Souls) van Aurora Mardiganian, een meisje dat de moordpartijen overleefde. Enkele jaren geleden heeft de Armeense gemeenschap in Nederland besloten dit boek opnieuw uit te geven.

Op het terrein van de Armeense kerk in Almelo staat een monument, waar Armeniërs, Aramese christenen, Assyriërs en anderen elk jaar op 24 april een herdenking organiseren. Op deze dag in 1915 werden tientallen prominente Armeniërs in Istanbul gearresteerd om vervolgens te worden vermoord, een gebeurtenis die wordt gezien als het startschot van de massamoord. Ook in Assen wordt elk jaar een herdenking georganiseerd op 24 april. Dit jaar zullen in Assen voor het eerst ook Turkse en Koerdische Nederlanders acte de présence geven. Het is een gezamenlijk initiatief van THPP en Jongerencommissie Sirt, die met zijn initiatief hoopt verschillende groepen mensen bij elkaar te brengen. Andere Turkse Nederlanders die van mening zijn dat de gebeurtenissen van 1915 een genocide genoemd moeten worden zijn GroenLinks-Kamerlid en historicus Zihni Özdil en VARA-documentairemaker Sinan Can, die in 2015, honderd jaar na de genocide, de documentaire Bloedbroeders heeft gemaakt. Aan het christelijke maandblad De Nieuwe Koers bekende Can vorig jaar dat hij vanwege zijn documentaire Turkije niet meer durft te bezoeken. Ook is hij, vanwege zijn documentaire, vaak bedreigd door nationalistische Turken.

In Frankrijk, waar meer dan een half miljoen Armeniërs wonen, wordt dit jaar voor het eerst een nationale herdenking georganiseerd. Het Nederlandse parlement heeft weliswaar begin vorig jaar besloten om de gebeurtenissen van 1915 als de Armeense Genocide te erkennen, wat kwaad bloed zette bij Turkije, maar de Nederlandse regering heeft deze stap niet gezet. Onik Gelici hoopt dat die stap in de toekomst nog een keer gezet gaat worden. Over de Turkse erkenning is Onik Gelici voorzichtig optimistisch. ‘Turkije heeft de strijd opgegeven om andere landen proberen te dwingen de Armeense Genocide niet te erkennen. Tegen het besluit van Frankrijk om 24 april nationaal te herdenken was er een minimaal protest. Erdogan durfde in 2015 ook niet tegen de Russische president Poetin te protesteren, die dat jaar in Armenië op de honderdjarige herdenking aanwezig was. Indirect erkent Turkije hiermee de Armeense Genocide.

Foto: Armeense Apostolische Kerk Almelo

Verzoening

In Nederland erkennen alle politieke partijen in de Tweede Kamer – behalve Denk – de gebeurtenissen van 1915 als de Armeense Genocide. Maar de motieven zijn niet altijd zuiver. Armine Stepanyan, die in 2001 als politiek vluchtelinge met haar moeder en broer naar Nederland kwam, heeft stevige kritiek op de populistische partijen PVV en Forum voor Democratie. We belden haar enkele dagen na het bezoek aan de Armeense kerk. ‘Ik vind het echt verschrikkelijk als Geert Wilders of Thierry Baudet rond 24 april weer over de Armeense Genocide begint. Dat doen ze namelijk niet omdat ze zo begaan zijn met het Armeense volk, maar om moslims te bashen, om racisme te promoten. Tegen hen wil ik zeggen: maak geen misbruik van het leed van mijn volk voor je eigen politiek gewin.’

Stepanyan is op 20 maart met voorkeurstemmen verkozen in de Provinciale Staten van Zuid-Holland voor GroenLinks. Veel Armeniërs stemmen CDA en ChristenUnie, die zich ook jarenlang hard maken voor de Armeense zaak en opkomen voor christenen in het Midden-Oosten. Maar dit is geen wet van Meden en Perzen. Stepanyan komt uit een links Armeens nest. Voor haar is de Armeense traditie weliswaar ook belangrijk – ‘Ik wil mijn identiteit niet verloochenen en draag nog steeds een kruisje, ook vind ik het belangrijk dat mijn bijna zesjarige zoontje de Armeense taal leert, dat is een vorm van cultureel kapitaal’ – maar ze hecht ook waarde aan individuele vrijheid en emancipatie.

Stepanyan is voor een verzoening tussen de Turken, Koerden en Armeniërs en doet daarom ook mee aan het initiatief van Tayfun Balcik cum suis. ‘Ik ben voor een verzoening, maar de Armeense Genocide moet erkend worden, anders is er geen helingsproces. Pas als de dader, in dit geval Turkije, de daden erkent, dan pas kunnen de slachtoffers aan het helingsproces beginnen. Als je honderdvier jaar lang hoort dat je liegt, dan heeft dat impact. Het wordt tijd dat Turkije de Armeense Genocide gaat erkennen. Ik ben heel blij dat mensen als Balcik, Özdil en anderen opstaan om hier aandacht voor te vragen. Ze zijn nu nog in de minderheid, maar ze zorgen er wel voor dat er een dialoog op gang komt, ze staan op voor verandering.’

Scouting

Religie en de Armeense Genocide zijn belangrijk voor de Armeense identiteit, maar dat is ook de scouting. In Almelo  bestaat een afdeling van Homenetmen, een pan-Armeense scouting- en sportvereniging die sinds 1918 bestaat en als doel heeft Armeense kinderen in de diaspora de Armeense identiteit en nationaal besef bij te brengen. Scoutingleider Hagop Korkisyan vertelt: ‘Veel kinderen hadden als gevolg van de Armeense Genocide hun familie verloren. Homenetmen werd hun nieuwe familie. Elk jaar organiseert Homenetmen een jamboree, waar mensen over de hele wereld naartoe gaan. Vorig jaar was het extra feestelijk, omdat we honderd jaar bestonden.’ We zien de kinderen, die onderverdeeld zijn in verschillende leeftijdsgroepen, de Nederlandse en Armeense vlag hijsen, waarop ze het Wilhelmus en het Armeense volkslied zingen. Ook tijdens de herdenking van de Armeense Genocide spelen de kinderen van Homenetmen bij de plechtigheid een rol.

De negentienjarige Arad Azad is eveneens actief voor Homenetmen. Hij vluchtte in 2011 uit Irak vanwege het oorlogsgeweld. ‘Ik kwam hier met een vrachtwagen, illegaal. Ik heb nu gelukkig wel een verblijfsvergunning.’ Veel familieleden van Azad wonen nog Irak, waaronder zijn tante waarmee zijn moeder regelmatig contact heeft via skype. Azad voelt zich echter meer verbonden met Armenië. ‘Natuurlijk ben ik er niet geboren, maar Armenië is in zekere zin wel mijn echte vaderland. Ik ben er ook een paar keer naartoe op vakantie geweest. Maar ik heb er geen familie wonen.’

Sint Servaas

Ten slotte, hoe is de Armeense gemeenschap in Nederland eigenlijk zo ontstaan? Ongeveer de helft van de Armeniërs in ons land bestaat uit West-Armeniërs, die vanaf de jaren zestig vanuit Turkije naar Nederland geëmigreerd zijn. De andere helft komt uit Armenië (tot 1991 de Socialistische Sovjetrepubliek Armenië), Azerbeidzjan (inclusief Nagorno-Karabach), Syrië, Libanon, Irak en Iran. Hoewel de meeste Armeniërs nog niet heel lang in Nederland wonen zijn de banden tussen ons land en Armenië al meer dan duizend jaar oud. ‘Sint Servaas, de eerste bisschop van Maastricht afkomstig uit de vierde of vijfde eeuw na Christus, komt uit het koninkrijk Armenië’, vertelt Onik Gelici. ‘Mede dankzij de Armeniërs is Nederland dus in aanraking gekomen met het christelijk geloof, gekerstend.’

Daarnaast kende Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw al een kleine Armeense gemeenschap. ‘We zijn een volk van handelaren. Amsterdam was in de zeventiende eeuw het centrum van de wereldhandel en in deze tolerante stad konden Armeniërs bovendien in alle vrijheid hun geloof belijden.’ Armeniërs uit Turkije spreken vaak slecht Armeens, wat komt doordat het leren van de Armeense taal in Turkije feitelijk verboden is. Onik Gelici spreekt zelf ook geen Armeens, hoewel hij het wel deels kan verstaan. Als hij in Armenië is heeft hij een tolk nodig. Drie keer is Onik Gelici in Armenië geweest, de laatste keer was vorig jaar. ‘Een neef van mij woont in het land.’

Ramadan: meer dan alleen vasten

0

Over enkele dagen breekt de ramadan weer aan. Ramadan wordt ook wel de vastenmaand genoemd. Het is een periode waarin moslims zich van dageraad tot zonsondergang onthouden van eten, drinken en geslachtgemeenschap. De bedoeling is dat men zich afwendt van het wereldse en primair aan de slag gaat met zijn/haar spiritualiteit. En dit kan zwaar zijn. Helemaal als ramadan in het voorjaar valt, de dagen daardoor langer duren (ruim achttien uur) en de temperatuur omhoog kruipt.

Persoonlijk denk ik dat deze maand ons moslims in staat stelt om productiever en efficiënter te worden. Ramadan is volgens mij tevens een mooie kans om verbinding te zoeken en sociale contacten te versterken. Te meer daar het begin van de Ramadan dit jaar samenvalt met Bevrijdingsdag op 5 mei. Een sociaal gebeuren waar iedereen in Nederland in deelt.

Aan de hand van enkele veelvoorkomende vragen zal ik de verschillende dimensies van ramadan aanstippen.

Wie vast en wie niet? De plicht tot ramadan is een inspanningsverplichting. Dit wil zeggen dat er van het individu verwacht wordt dat hij/zij zich inspant om te vasten. Men mag zichzelf niet boven zijn vermogen belasten of zichzelf in gevaar brengen. Als het vanwege omstandigheden niet kan dan wordt de persoon van het vasten vrijgesteld. Voor kleine kinderen is het vasten bijvoorbeeld niet verplicht. Dit geldt totdat ze in de puberteit komen.

In de wetenschap is er een discussie over de vraag wanneer iemand de puberteit of adolescentie bereikt. Meestal gaat men echter uit van een jaar of dertien. Er zijn overigens moslims die eerder of soms ook later beginnen. Zelf was ik bijvoorbeeld negen jaar toen ik begon. Dat deed ik destijds echter eerst met ‘halve dagen’. Dit hield in dat ik van ‘s morgens vroeg tot ‘s middags vastte of ‘s middags tot ‘s avonds laat.

Ouders van kinderen die de pubertijd of adolescentie (ook wel buloeg genoemd) nog niet bereikt hebben roep ik overigens op om de kinderen niet (voltijds) mee te laten vasten. Met name als dit ten koste gaat van hun gezondheid of schoolprestaties. Dit is ook in lijn met de vrijstelling van zieken of personen met bepaalde medische aandoeningen. Daarnaast hoeven ook reizigers en ouderen niet mee te vasten. Dit geldt eveneens voor zwangeren en moeders die borstvoeding geven.

Kortom: je vast wanneer je gezond bent, geen medicijnen inneemt en minimaal de puberteit bereikt hebt.

Waarom vasten moslims eigenlijk? Het mensbeeld in de islam bestaat in feite uit drie componenten: het lichaam, het verstand en het ego (nafs).

Het lichaam is volgens de islam niets anders dan een vehikel dat de mens is toevertrouwd. Het is een middel om je verantwoordelijkheid als mens op aarde te nemen en noodzakelijk om je verplichte taken te kunnen vervullen. Met het lichaam dien je zorgvuldig om te gaan, het is immers niet jouw bezit.

Het verstand is dat wat de mens van andere schepselen onderscheidt en daarom ook een aspect dat specifiek wordt aangesproken.

In tegenstelling tot het lichaam en het verstand wordt het ego (nafs) gezien als datgene dat de mens ‘aanstuurt’. Het ego stuurt aan ten goede, als het goddelijke (roeh/ziel) de overhand heeft maar stuurt tegelijkertijd aan tot het slechte, indien de begeerten en de lusten dominant zijn.

Bij het vasten gaat het onder meer om het vinden van een harmonieus evenwicht, een juiste balans als het ware, tussen de drie genoemde aspecten: het lichaam, het verstand en het ego.

Tijdens de ramadan is het dus, zoals eerder gesteld, de bedoeling dat een persoon zich ‘terugtrekt’ en aan het innerlijk gaat werken. Ramadan wordt zo bezien een kans om de lusten te ‘breken’ en opnieuw controle te krijgen. Een goed mens is volgens de islam iemand die niet door zijn begeerten en lusten wordt geleid, maar door het goddelijke in hem: de ziel.

Veel moslims gebruiken ramadan daarom als een kans om te reflecteren, te resetten en opnieuw doelen te stellen. En uiteraard kan het een startpunt zijn om te werken aan de realisatie van die doelen. Het is dus mede een maand om een betere versie van jezelf uit te vinden.

Vasten biedt moslims ook een spiritueel perspectief dat hen in staat stelt het leed van minderbedeelden, armen en behoeftigen te begrijpen. Het herinnert ons ook aan de goddelijke geschenken die wij vaak als vanzelfsprekend zien: water, voedsel en het bedrijven van de liefde. Het zijn echter zaken die essentieel zijn voor een vol en menselijk bestaan.

Daarnaast leert Ramadan ons om de tijd die ons gegeven is goed te benutten en het maximale uit het leven te halen. Op een specifiek tijdstip stopt men met het eten en drinken en verbreekt men het vasten. Dit besef en deze helderheid in tijd, kunnen tevens een stimulans zijn voor onze productiviteit.

Ten slotte zou het uiteraard mooi zijn als de bovenstaande principes en ideeën niet slechts principes en ideeën blijven, maar ook concreet worden toegepast in ons dagelijks leven. Moslims zouden deze maand als een kick-off moeten beschouwen om hun relaties te onderhouden en te verbeteren. Niet alleen met bloedverwanten, maar vooral ook met buren, collega’s, vrienden en andersdenkenden. Deel het eten, deel de gezelligheid en deel vooral gevoelens, zoek toenadering te elkaar.

O Allah! Verenig ons, verwijder haat en intolerantie tussen de mensen en help ons om Nederland veilig en sterk te houden. Amin.

Israël: democratische rechtsstaat of perfecte etnostaat?

0
De Kanttekening sprak met Israël-watchers over de Israëlische parlementsverkiezingen van 9 april en de vraag of het land nog wel een democratie is.

Op 9 april vonden de Israëlische parlementsverkiezingen plaats. Likoed, de rechtse partij van minister-president Benjamin Netanyahu, werd weer de grootste met 26,46 procent van de stemmen en vijfendertig zetels. Blauw-Wit, de centrumpartij van de Israëlische generaal Benny Gantz, werd met 26,13 procent van de stemmen en vijfendertig zetels de tweede partij. De Kanttekening sprak met Nederlandse Israël-watchers over de Israëlische verkiezingen. Hoe verrassend was de verkiezingsuitslag? Wat voor coalitie zal er straks worden gevormd? Is Israël nog wel een democratische rechtsstaat, of verandert het land onder leiding van Netanyahu steeds meer in een autoritaire, illiberale staat?

‘De eeuwige overlever’

Op de vraag of de verkiezingsuitslag verrassend was worden verschillende antwoorden gegeven door de Israël-watchers. Hanna Luden, de huidige directeur van het CIDI, wist niet wie de verkiezingen zou gaan winnen. ‘Ik hield alle opties open.’Ook Ruben Ridderhof van Christenen voor Israël, een organisatie die pal achter Israël staat, wist niet wat hij moest verwachten. ‘Dat is het mooi van democratie, je moet afwachten wie er wint.’ Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid vond de uitslag niet verrassend, ‘want mensen gaan als het puntje bij paaltje komt toch voor stabiliteit’. De pro-Palestijnse activist Frank van der Linde beaamt dit: ‘Netanyahu is de eeuwige overlever.’
Derk Walters, de NRC-journalist die in 2017 Israël werd uitgezet, maakt een uitgebreidere analyse. Hij vergelijkt de strijd tussen Netanyahu en Gantz met de strijd tussen Mark Rutte en Diederik Samsom in 2012. ‘Het was een nek-aan-nekrace, met als gevolg dat Likoed en Blauw-Wit heel groot werden, ten koste van de kleinere partijen. Nieuw Rechts van Naftali Bennett en Ayelet Shaked haalde de kiesdrempel niet eens. Dat betekent dat Shaked straks geen minister van Justitie meer zal zijn. Opvallend is dat de Arbeiderspartij is weggevaagd. De partij zakte van negentien naar zes zetels.’
Ook Ronny Naftaniel, van 1980 tot 2013 directeur van het CIDI, geeft een langer antwoord. Hij dacht aanvankelijk dat Blauw-Wit misschien zou gaan winnen. ‘Wat Benny Gantz en die andere generaal van Blauw-Wit deden leek op een democratische staatsgreep van het leger. Het leger geniet in Israël veel vertrouwen, dus ik dacht dat Blauw-Wit een kans zouden maken om Netanyahu te verslaan. Maar toen de campagne eenmaal op dreef was en de Verenigde Staten zich ook pal achter Netanyahu gingen stellen, ook met betrekking tot de annexatie van de Golanhoogte, wist ik dat Gantz het niet zou gaan redden en Netanyahu vrijwel ongeschonden uit de strijd zou komen.’
Netanyahu, die evenveel zetels heeft behaald als Gantz maar net meer stemmen, krijgt de opdracht om een nieuw kabinet te vormen. ‘Rechts heeft vierenzestig van de honderdtwintig zetels in de Knesset, dus er komt weer een rechts kabinet’, concludeert Walters. Ook volgens Luden wordt het hoogstwaarschijnlijk een regering over rechts, maar zal de formatie nog een hele kluif worden omdat Avigdor Lieberman van Israël Ons Thuis (vijf zetels in de Knesset) heeft aangegeven niet te willen regeren. Naftaniel hoopt op een brede coalitie tussen Likoed en Blauw-Wit, maar hiervoor zijn de tegenstellingen in de Israëlische politiek nu te groot. Niettemin: ‘Als in Nederland een coalitie tussen VVD en PvdA mogelijk is, dan moet dat in principe ook in Israël kunnen.’ Naftaniel merkt voorts op dat de positie van Netanyahu niet heel sterk is. ‘Natuurlijk is Likoed de grootste partij, maar Netanyahu is afhankelijk van die andere rechtse partijen. En daarnaast loopt er een corruptiezaak tegen hem. Blauw-Wit kan vanuit de oppositie veel lawaai maken. En het is de vraag of de rechtse coalitiepartners onvoorwaardelijk achter Netanyahu blijven staan.’
Volgens Walters zou een overwinning van Gantz niet voor een hele grote verschuiving in het Israëlische politieke landschap hebben gezorgd. ‘Blauw-Wit is minder onverzoenlijk dan Likoed en staat voor een nationale verzoening tussen links en rechts, maar aan de bezettingspolitiek willen ze geen einde maken.’ Van der Linde drukt zich wat ongepolijster uit: ‘Het was een keuze tussen een rechtse en een extreemrechtse kandidaat. Gantz is een oorlogsmisdadiger, die tijdens de laatste Gaza-Oorlog witte fosfor op de Palestijnen heeft gegooid.’ Hamburger heeft zich gestoord aan het feit dat de kolonisatiepolitiek op de Westbank helemaal geen issue was tijdens de Israëlische verkiezingen. ‘Niemand had het over vrede, een rechtvaardige vrede. Dat komt omdat Israëliërs zelf geen last hebben van de bezettingspolitiek.’

Democratie onder druk?

Tot zover de verkiezingen. We stelden de Israël-watchers ook de vraag of en zo ja in hoeverre Israël tegenwoordig nog een democratie is. Activist Frank van der Linde is van mening dat Israël dat natuurlijk niet is, want ‘in Israël hebben alleen Joden democratische rechten’. Hij vergelijkt Israël met een hypothetisch Nederland, waarin alleen witte Nederlanders mogen stemmen en burgerrechten hebben. ‘Israël is de perfecte etnostaat. Het is in feite een fascistisch land.’
Andere Israël-watchers hebben moeite met deze betiteling. Naftaniel: ‘Ik heb wel twijfels bij de nationaliteitenwet van vorig jaar, waarin Israël wordt gedefinieerd als een joodse staat. Maar pejoratieve termen als ‘etnostaat’, ‘apartheidsstaat’ en ‘fascisme’ zorgen alleen maar voor meer polarisatie. Je helpt de mensen pas echt als je op een normale manier opkomt voor hun rechten. Frank van der Linde wil Israël afschaffen. Dat is niet aan de orde. Als je nu naar de situatie van Israël kijkt, los van al het gesputter, staat het land er veel sterker voor dan veertig jaar geleden. Israël heeft betere banden, hoewel informeel, met de Arabische buurlanden. Israël is gewoon een prachtige staat, niet weg te denken uit het Midden-Oosten.’ Ridderhof van Christenen voor Israël benadrukt dat Arabische Israëliërs hun eigen partijen hebben in de Knesset. Dat is voor hem het bewijs dat Israël geen etnostaat is. Ridderhof vertelt dat Gantz tijdens de verkiezingscampagne Netanyahu heeft vergeleken met Erdogan. ‘Die vergelijking is echt over the top. Israël sluit geen journalisten op. Netanyahu heeft alleen andere idealen. Maar dat is zijn democratisch recht. Likoed is de grootste partij geworden.
Derk Walters, die in 2017 Israël is uitgezet, vindt net als Ridderhof een vergelijking tussen Netanyahu en Erdogan te ver gaan. ‘Israël lijkt meer op Hongarije. In Israël heb je nog steeds vrije verkiezingen, net als in Hongarije. Maar net als Orban doet Netanyahu aan bangmakerij. Tijdens de vorige parlementsverkiezingen waarschuwde hij dat de Arabieren er met de winst vandoor zouden gaan. Hij gebruikte angst om mensen te mobiliseren, wat Orban ook doet met zijn campagnes tegen vluchtelingen en de Amerikaanse miljardair George Soros. Het grootste dagblad van Israël is de gratis krant Israel Hayom (Israël Vandaag), die elke dag of Netanyahu de hemel in prijst of zijn vijanden vol vuur bestrijdt. Een beetje te vergelijken met de rechtse opiniewebsite De Dagelijkse Standaard, die dagelijks Thierry Baudet ophemelt en zijn tegenstanders verkettert. Niettemin, in Israël en Hongarije worden journalisten niet opgepakt. Ik ben Israël uitgezet, maar dat was echt een uitzondering.’
CIDI-directeur Hanna Luden gelooft niet dat de democratie in Israël onder druk staat. ‘In zeker opzicht is Israël democratischer dan Nederland. Wel veranderen er dingen. Vroeger hadden journalisten geen mening, nu komen ze openlijker voor hun mening uit. De persvrijheid staat niet onder druk, wel wordt er gediscussieerd over hoe de pers zich gedraagt.’ Volgens Luden zijn Arabische Israëliërs ook geen tweederangs burgers, wat Israëlcritici beweren. ‘Met de nationaliteitenwet heeft Arabisch niet langer dezelfde status als het Hebreeuws, maar het Jiddisch, dat veel wordt gesproken door orthodoxe Joden, heeft dat ook niet. Minderheden krijgen in Israël juist heel veel bescherming. In Nederland worden hoofddoeken en islamitische gebedsruimtes ter discussie gesteld, in Israël is dit allemaal vanzelfsprekend.’
Hamburger ten slotte vindt de vergelijking met Turkije te ver gaan, omdat kranten niet bang hoeven te zijn voor een inval van de politie. Desondanks heeft hij wel grote zorgen. ‘De ruimte voor het voeren van maatschappelijke oppositie wordt minder. NGO’s van linkse signatuur moeten zich verantwoorden, rechtse NGO’s hoeven dat niet. Er wordt met twee maten gemeten.’ Hamburger heeft de indruk dat de rechten van minderheden en van de oppositie steeds meer worden ingeperkt. Het is volgens hem geen toeval dat Netanyahu vrienden is met Viktor Orban en de Braziliaanse populistische president Jair Bolsonaro. Hij concludeert: ‘Israëlapologeten zeggen altijd dat Israël de enige democratie in het Midden-Oosten is. Dit vind ik wel een lachwekkende claim, omdat Israël heerst over miljoenen die van stemrecht verstoken zijn, net als een negentiende-eeuwse koloniale mogendheid. Binnen de grenzen van 1967 is Israël een democratie tot op zekere hoogte.’

Trots

0

Tien jaar geleden kreeg ik een prijs uitgereikt voor een column. Ik deed mee aan Kunstbende 2009, een talentenjacht die jongeren wil stimuleren om kunst te maken. Voor de Drentse voorronde in Assen kreeg ik de tweede prijs in de categorie taal. Ik woonde toen twee jaar in Nederland. ‘Wij denken: omdat wij de macht hebben, kunnen wij oorlog met hem of haar voeren. Omdat wij de macht hebben, kunnen wij ze verslaan en overwinnen. De mensheid gelooft dat ze door krachtig te zijn, alles onder controle kan houden’, schreef ik in de column die de titel De macht van droeg. Door een vloedgolf aan persoonlijk aanvallen en haatreacties op Twitter de afgelopen twee weken moest ik aan deze prijs denken, die ik dankzij mijn column van toen naar huis mocht slepen.

‘Mijn klomp brak, en niet alleen omdat het foeilelijk Nederlands is, zeg maar van het niveau van Clarice Gargard, Sinterklaasdichter des Vaderlands Jerry Martin Luther King en Seada Nourhussen.’ Dit schreef columnist Arthur van Amerongen in een epistel in HP/De Tijd, waarin hij op de Trouw-column van Babah Tarawally reageerde. ‘Boze tongen in het literaire wereldje van de Grachtengordel beweren dat iemand anders hun teksten schrijft. Om dat niet al te veel op te laten vallen, stoppen de ghostwriters er expres rare fouten in, fouten die je verwacht van mensen die de taal niet beheersen.’

Ik reageerde woest op Twitter, omdat de geciteerde zinnen zowel lelijk als racistisch zijn. Lelijk omdat de auteur lui is en zwarte mensen die niets met elkaar te maken hebben, in een arbitrair lijstje plaatste. De drie genoemde mensen hebben natuurlijk een zwarte huidskleur en zetten zich in, op hun manier, voor het antiracisme in Nederland. Maar, het zijn drie individuen, die allemaal een eigen stijl hanteren. Door ze in in één adem op te sommen, veronderstelt Van Amerongen dat er geen verschillen tussen hen bestaan. Maar het gebeurt helaas te vaak in Nederland dat witte mensen zwarte mensen niet als individuen beschouwen maar als onderdeel van een ‘groep’. En dat maakt die opmerking meteen racistisch. Vooral de veronderstelling dat zwarte mensen in Nederland niet kunnen schrijven en daardoor een ghostwriter gebruiken, spreekt boekdelen.

Door Van Amerongen hierop aan te spreken kreeg ik een week lang honderden haatreacties van zijn fans. Mensen die niet op de inhoud van mijn tweet reageerden, maar vooral stelden dat ik de Nederlandse taal niet machtig ben. Het overkwam mij deze week opnieuw. In een reactie op de brand van de Notre-Dame stelde actiejournalist Wierd Duk op Twitter: ‘Icoon van het westerse christendom dat afbrandt in de week voor Pasen. Uitgerekend in deze tijd van troebelen. Als iemand naar een symbool zocht voor onze vermoeide beschaving, dan is dit het wel.’ Waarop ik reageerde: ‘In plaats van oprecht te rauwen voor het tragische ongeluk, ziet @wierdduk meteen een kans om te politiseren. Dit is veelzegend, in tijden waar reflectie en bezienning het lijken te verliezen van scherpe standpunten en aanvallen.’ In plaats van inhoudelijk reageren sneerde Duk terug: ‘Je moet wel iets aan je spelling doen.’

De volgende dag werd ik wakker met een verrassend bericht. ‘Ik zou wel eens de eerste versies van zijn essays voor de Groene en het NRC willen zien’, schreef Arthur van Amerongen, de man die dus stelde dat zwarte mensen in Nederland zelf geen teksten kunnen schrijven. Er volgden weer honderden haatberichten, afkomstig van de fans van Duk en Van Amerongen. Ik weet dat mijn Nederlands niet perfect is. Maar ik vraag mij af hoeveel mensen die in Nederland zijn geboren foutloos Nederlands schrijven. Bovendien spreek ik zes talen. Ik vraag mij af hoeveel talen Duk, Van Amerongen en hun trollenlegers spreken. Los daarvan, ik ben mij bewust van het feit dat ik deze column heb niet omdat ik de Nederlandse taal feilloos schrijf, maar omdat ik iets te vertellen heb. Toen ik twaalf jaar geleden naar Nederland kwam stelde men dat ik maar beter kon stoppen met schrijven, want Nederlands is niet mijn moedertaal. Nu, twaalf jaar later, heb ik een prijs gewonnen, schrijf ik voor de beste kranten en tijdschriften van Nederland en België en heb ik deze column. En dat maakt mij ongelooflijk trots. Ik hoop dat meer nieuwkomers in Nederland durven te schrijven en zich niet laten opjagen, want zij hebben verhalen die Nederland kunnen verrijken.

Langzaamaan overbruggen Amerikaanse moslims kloven van segregatie

0
Jarenlang heeft de geracialiseerde samenleving de moslimgemeenschap in de VS gespleten. Meer dan ooit proberen jongeren dat nu te veranderen, en moslims bij elkaar te brengen.

Een schelle cello opent de muziekvideo. Nog even is zijn arabeske motief het enige geluid, maar het beeld begint al. De camera toont een groep vrouwen van alle kleuren, maar allemaal met hoofddoek – hijabis. Emotieloos staren ze in de verte, behalve één: Mona Haydar, die in het midden zit. Ze kijkt recht in de camera en begint met onderkoelde stem in het Engels te rappen. Voorzichtig druppelt de eerste percussie naar binnen, in een nieuw shot dansen nu twee hijabis rustig, Haydar blijft rappen. Dan begint het refrein – een diepe hiphop-bas valt binnen, de cello draait door en alle vrouwen rappen mee: ‘So even if you hate it/I still wrap my hijab/Wrap my hijab/wrap my hijab’.

In de Verenigde Staten schitteren moslims feller dan ooit. Successen van Amerikaanse moslims, zoals de eerste vrouwelijke moslim in het congres Ilhan Omar of de meervoudige Oscarwinnaar Mahershala Ali, bereiken ook Nederland – en dit is nog maar het topje van de ijsberg. In de media, politieke cultuur en onderwijs zijn Amerikaanse moslims beter vertegenwoordigd dan ooit. Zo is er sinds 2009 een kleine moslim universiteit, Zaytuna College, en is in 2014 Kamala Khan gecreëerd. Khan is Pakistaans, moslima én een nieuwe superheld, die onder het alias Ms. Marvel regelmatig de bestsellerlijsten haalt. Het lijkt alsof moslims in Amerika een ongekende emancipatie doormaken.

Wanneer deze indruk wordt voorgelegd aan Kayla Wheeler, universitair docent aan een universiteit in Michigan en onderzoeker van de islam in Amerika, kijkt ze bedenkelijk. De indruk vanuit het verre Nederland van ‘de Amerikaanse islam’, is ongenuanceerd en verklaart weinig. Juist het diverse karakter is een van de kenmerkendste aspecten van islam in de Verenigde Staten, zegt Wheeler. In tegenstelling tot landen in West-Europa kwamen moslims op verschillende tijden, plekken en manieren naar Amerika. Zo zijn er grote verschillen ontstaan in kleur, klasse en religieuze opvattingen.

Moslims zijn al sinds het prille begin deel van de Britse kolonies in Amerika. Een deel van de slaven die te werk werden gesteld, kwamen uit islamitische gebieden van Afrika. Sindsdien waren Afro-Amerikanen lang de enige moslims in de VS, met een grote heropleving van de islam in de vorige eeuw. De twintigste eeuw bracht ook het andere deel van de moslimgemeenschap naar het land: de immigranten uit Arabische en Aziatische landen. In de ernstig gesegregeerde Amerikaanse samenleving vormden zwarte, Arabische en Zuid-Aziatische moslims niet vanzelfsprekend een eenheid. Er ontstonden diepe kloven in de moslimgemeenschap, die jongeren nu, op grotere schaal dan ooit, beginnen te overbruggen. Dát, zegt Wheeler, is de grootste ontwikkeling in de moslimgemeenschap van de afgelopen tijd. De rapper Mona Haydar is een van die overbruggers, maar moet daarvoor decennia aan kloven overwinnen.

Geracialiseerde samenleving

Er zijn drieënhalf miljoen Amerikaanse moslims – maar dat is gelijk het laatste getal waar de statistieken duidelijkheid over bieden. Wanneer je probeert in te zoomen op de verschillende bevolkingsgroepen in de moslimgemeenschap, stuit je al meteen op de complexiteiten van de Amerikaanse samenleving. Zo zijn in de VS etniciteit en ras twee verschillende concepten: simpel gezegd duidt etniciteit op afkomst, en ras op huidskleur en andere uiterlijke kenmerken. Afhankelijk van hun onderzoeksmethoden schatten onderzoekers het aandeel van zwarte moslims in de moslimgemeenschap op een kwart tot een derde. Veel Afro-Amerikanen bekeerden zich in de eerste helft van de twintigste eeuw tot de islam – uit die tijd stamt bijvoorbeeld de organisatie Nation of Islam, bekend van illustere figuren als Elijah Muhammad en de strijdbare Malcolm X.

Vanaf de jaren zestig verschijnen op grote schaal andere moslims in de Verenigde Staten. De onophoudelijk groeiende economie trekt veel studenten en middenklasse-werkkrachten uit Arabische landen, India en Pakistan. Vandaag de dag zijn Zuid-Aziatische moslims goed voor ongeveer dertig procent van de moslimgemeenschap, evenveel als de Arabische moslims. De rest van de moslims zijn wit – ofwel van Europese afkomst, of van Arabieren die zichzelf hebben laten registreren als wit.

Die laatste kronkel is een ander teken van de sterk geracialiseerde samenleving waarin nieuwe moslims in de jaren zestig terecht kwamen – een samenleving waar sterk onderscheid werd gemaakt op basis van ras, en waar Afro-Amerikanen en witte Amerikanen tegenover elkaar stonden. De nieuwe moslims werden gedwongen om keuzes te maken tussen de twee. Bijvoorbeeld in de volkstellingen, waar ‘wit’ en ‘zwart’ de enige opties waren die je bij categorie ‘ras’ kon aanvinken.

Structureel racisme en ongelijkheid, die in die jaren zestig nog veel heftiger waren dan nu, speelden de zwarte en de nieuwe moslims tegen elkaar uit. In hetzelfde proces downplayden veel Arabieren hun islamitische identiteit, omdat islam te erg geassocieerd werd met zwarte moslims. Het ging zelfs zover dat veel van de Libanezen en Syriërs die naar de Verenigde Staten kwamen geen moskeeën oprichtten, zo vertelt Wheeler. ‘Ze noemden ze ‘culturele centra’ – waar ze vervolgens baden.’

Foto: Youtube

Overbruggen

Toch waren er al wel voorzichtige verbindingen tussen de zwarte gemeenschap en moslims. Uit Pakistan kwamen in de jaren twintig veel Ahmadiyya of Ahmadi-moslims, die door mainstream moslims niet als moslims worden gezien. De Ahmadiyya probeerden hun boodschap onder zo veel mogelijk mensen te verspreiden. Dit lukte vooral onder de zwarte bevolking goed, zegt Wheeler. ‘Hun boodschap van universele broederschap, anti-racisme en anti-kolonialisme raakte zwarte mensen diep.’ Zo zijn veel zwarte jazzmuzikanten in Boston bekeerd tot de Ahmadiyya-islam – en ook Mahershala Ali, die nu furore maakt op het witte doek en twee Oscars heeft gewonnen, is Ahmadi-moslim.

Alle verschillende factoren in Amerika leiden tot een complex geheel, waar klasse, afkomst, locatie en leeftijd allemaal meespelen. ‘Stel je een arts uit Pakistan voor’, zegt Wheeler. De arts zal in de welvarende suburbs willen wonen, een witte omgeving met een witte levensstijl. De kinderen groeien op met een Amerikaanse identiteit, maar krijgen tegelijk te maken met islamofobie en racisme. ‘Dus ze beseffen: we moeten samenwerken met moslimgemeenschappen hier. In stedelijke gebieden zijn dat zwarte moslims.’

Nu meer dan ooit, komen initiatieven om verschillende moslims samen te komen van onderaf, geleid door jongeren. Want, zo zegt Wheeler, ‘alle groepen zien dat islamofobie iedereen raakt.’ Een van die voorbeelden is het Inner-city Muslim Action Network, een gemeenschapsvereniging in Chicago waar Arabische moslims en de middenklasse Arabische moslims elkaar treffen. Door peer-to-peer mentoring en gemeenschapsdienst, maar ook door een belangrijke zwarte uitingsvorm: hiphop. ‘Het is iets universeels, en voor immigranten is het een manier om de Amerikaanse identiteit te omhelzen maar tegelijk zich af te zetten tegen white supremacy en islamofobie. Je kan Amerikaans zijn en tegelijkertijd je afzetten tegen Amerika. Zo verlies je niet helemaal wie je bent.’

Muslim Cool

Deze mengvorm van zwarte cultuur en moslim-zijn is wat de bekende antropoloog Su’ad Khabeer Muslim Cool noemt. Ook rapper Mona Haydar is hier een klinkend voorbeeld van. Hoewel ze zelf van Arabische afkomst is, gebruikt ze hiphop om islamofobie en vrouwenonderdrukking aan te vallen. Haar grootste hit Hijabi is een feministisch lied over de haat die een moslimvrouw te verduren krijgt – ‘Women haters get banished/Covered up or not don’t ever take us for granted.’ Alsof het vanzelfsprekend is, citeert Haydar in een interview en passant een zwart moslim-icoon wiens woorden ze aan haar eigen werk koppelt: ‘Malcolm X zei dat gesloten monden niet gevoed worden, en hier ben ik met mijn mond open. Ik vertel mijn verhaal en hoop een bepaalde impact te maken in de wereld.’

Maar het gebruik van hiphop is absoluut geen gemakkelijke, universele oplossing om alle Amerikaanse moslimgemeenschappen samen te brengen, zegt Wheeler. Het gebruik van hiphop roept vragen op over wie de moslimgemeenschap kan vertegenwoordigen – en wie niet. Wheeler plaatst vraagtekens bij de muziek van Mona Haydar, die met miljoenen views de meest bekeken vrouwelijke moslimrapper is. ‘Er zijn zwarte moslimvrouwen die tien keer langer dan haar rappen, maar niet dezelfde aandacht krijgen. Niet iedereen betoont eer aan hen die de muziek hebben opgebouwd –  en vaak ook beter zijn.’

Maar toch, Wheeler is het er mee eens: de islam van alle moslims die nu samenkomen en zich rond hiphop verbinden is een belangrijke verbindende kracht. De diepe verschillen tussen de groepen worden langzaam geheeld – maar de volgende groep komt alweer om de hoek kijken. Latino’s zijn de snelst groeiende groep moslims op dit moment in de Verenigde Staten – in de Mexicaanse staat Chiapas zijn er zelfs Mexicanen die nooit christelijk zijn geweest, maar zich wel tot de islam bekeren. Op dit moment nog ‘maar’ 200.000. ‘Maar’, zo schat Wheeler, ‘over vijftig jaar is Spaans de op één na grootste moslimtaal in de Verenigde Staten.’ Wat die nieuwe groep aan de diverse Amerikaanse moslimgemeenschap toevoegt, zal de tijd leren. De Amerikaanse islam blijft zich ontwikkelen – en wordt met de dag diverser.

Hoezo ongecontroleerde massamigratie?

1

Onlangs mocht Thierry Baudet bij Jinek voor de zoveelste keer de kijker voorhouden dat er in de afgelopen decennia sprake is van ‘ongecontroleerde massamigratie’. En hij is niet de enige die de kiezer dit schrikbeeld voorhoudt. Ook de SP en de beweging Vrij Links, bij monde van Keklik Yücel, sluiten zich regelmatig bij dit koor aan. Het probleem met deze term en de negatieve associaties die deze oproept, is dat zelden helder wordt uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld. De kijker mag dat zelf invullen, waarbij velen onmiddellijk zullen denken aan de ongehinderde komst van onintegreerbare moslims. Iets waar Baudet zelf overigens al op hintte,  door bij Jinek te spreken over een inmiddels onherkenbaar Nederland dat volhangt met satellietschotels.

Kijken we naar de feiten, dan spreken die echter een heel andere taal. Het idee dat de grenzen wagenwijd open staan en iedereen hier maar binnen kan komen is namelijk onzin. Dat laatste geldt alleen voor burgers van de EU, en vice versa ook voor Nederlanders die binnen Europa willen wonen en werken. Of dat wenselijk is, daarover kun je twisten, maar feit is dat we democratisch hebben besloten om binnen de EU vrij verkeer van personen mogelijk te maken. Maar die mede-Europeanen zijn niet de belangrijkste steen des aanstoots van politici die te pas en te onpas de term ‘massamigratie’ in de mond nemen. Dat zijn nieuwkomers van buiten Europa, en met name uit islamitische landen.

En laat die controle zich nu uitgerekend tot die categorie uitstrekken. Zo hebben opeenvolgende bewindslieden, van PvdA, D66 tot VVD, zich ingespannen om het aanzienlijk moeilijker te maken voor migranten van buiten de EU om zich hier te vestigen. Dat begon met maatregelen tegen huwelijksmigranten, zoals uitvoerig uit de doeken gedaan in het proefschrift Grens en Gezin (2007) van Saskia Bonjour. Het ging daarbij met name om migranten uit Turkije en Marokko die met hier geboren kinderen van voormalige gastarbeiders wilden trouwen. Die migratie werd door het tweede kabinet Balkenende, onder invloed van de Fortuynrevolte, in hoge mate beperkt, vastgelegd in de Wet Inburgering in het Buitenland (2005). Niet alleen moest een inburgeringsexamen worden afgelegd voorafgaand aan de komst naar Nederland, maar daarnaast werd de inkomenseis verhoogd naar honderdtwintig procent van het minimumloon. Het gevolg was het vrijwel opdrogen van deze migratiestroom. Overigens gold deze wet voor alle huwelijkspartners en werden ook veel, niet zelden laaggeschoolde, Nederlanders die bijvoorbeeld met een Russische of Thaise vrouw wilden trouwen (of reeds getrouwd waren) met de restrictieve effecten geconfronteerd. Een tweede categorie immigranten die zich aan controle moet  onderwerpen zijn arbeidsmigranten van buiten de EU. Voor hen geldt dat zij alleen worden toegelaten als er geen mensen in Nederland zijn voor bepaalde banen. Vaak gaat dat dan om hooggeschoold werk, zoals IT-specialisten bij ASML in Veldhoven, maar het kan ook lager geschoold werk in sectoren met een chronisch personeelstekort betreffen, zoals de zorg. Deze papieren grens, waarbij mensen alleen op een normale manier naar Nederland kunnen komen om hier legaal te wonen en te werken als ze daarvoor een visum in hun paspoort hebben, is een veel krachtiger controlemiddel dan velen zich realiseren.

Blijft over het enig overgebleven loket waarlangs nieuwkomers van buiten de EU zich in Nederland kunnen melden: de asielwetgeving. Hoewel de tijdelijke crisis in 2015, toen de burgeroorlog in Syrië zijn hoogtepunt bereikte, anders zou kunnen doen vermoeden, is ook hier wel degelijk controle. Zo heeft de EU het sinds 2016 steeds moeilijker gemaakt voor asielzoekers om überhaupt het territorium van een EU-staat te bereiken. Inmiddels ligt de grens feitelijk in Turkije en bezuiden de Sahara, waar autoritaire regimes met EU belastinggeld worden betaald om Afrikaanse migranten tegen te houden. Met als gevolg dat ieder jaar duizenden mensen verdrinken in de Middellandse Zee dan wel verdrogen in de Sahara. Wat men van dit beleid verder ook moge vinden, het is wel degelijk een vorm van controle. En dat geldt ook voor degenen die wel de finish halen van de steeds morbider wordende hindernissenrace en zich in Nederland melden. Om te beginnen zijn de aantallen sinds 2015 weer sterk afgenomen, maar minstens zo belangrijk om te benadrukken is dat alleen zij die aan de criteria van het vluchtelingenverdrag voldoen zich hier mogen vestigen. Anderen, zoals mensen uit Marokko of Algerije, hebben geen schijn van kans op een verblijfsstatus. Het mag dan soms moeilijk zijn hen het land uit te zetten, op den duur zullen velen dat wel doen. Zo verblijft een derde van de aanzienlijke groep asielzoekers uit de jaren negentig niet meer in Nederland.

Kortom, discussie over het migratiebeleid is prima, maar dan wel graag op grond van feiten. Als Baudet of anderen spreken over ongecontroleerde massamigratie, is dat gewoon onzin en niets meer dan stemmingmakerij. En hierbij wordt bewust of onbewust ruimte gelaten voor allerlei, al dan niet racistische, spookbeelden.

Oude geestverwanten veroordelen Baudets retoriek

3
De overwinningsspeech van Thierry Baudet zorgde niet alleen op links voor onrust. Drie van Baudets oude geestverwanten delen hun zorgen over zijn retoriek.

‘Van Forum voor Democratie en Thierry Baudet had ik grote verwachtingen, maar na zijn toespraak heb ik een nacht wakker gelegen.’ Dit stelde Melvin Schut, docent politieke filosofie aan het Amsterdam University College en een invloedrijk intellectueel op de rechterflank, een paar weken geleden in NRC. Schut merkte op dat ‘een conservatief nooit Baudets ‘boreale’ toespraak zou hebben moeten houden’, doelend op Baudets overwinningsspeech na de Statenverkiezingen.

Linkse twitteraars en commentatoren als Leo Lucassen en Asha ten Broeke buitelden de afgelopen weken over elkaar heen om te betogen dat deze toespraak non-inclusief en onparlementair van toon zou zijn, vanwege frases als: ‘Wij hebben meerdere ijstijden overleefd, we hebben mammoeten gevloerd, wij zijn dragers, wij zijn erfgenamen van de grootste beschaving die ooit heeft bestaan’, ‘Wij zijn naar het front geroepen’, ‘We worden ondermijnd door ‘onze universiteiten, onze journalisten, onze bestuurders’’ en ‘Net als al die andere landen van onze boreale wereld, worden we kapotgemaakt door de mensen die ons juist zouden moeten beschermen’. Maar de NRC-opinie van Melvin Schut doet vermoeden dat ook op de andere flank intellectuelen onrustig werden bij het horen van Baudets speech.

De Kanttekening deed een rondgang en vond Baudets oude geestverwanten Eric C. Hendriks, Lars Benthin en Jeroen Hakkert bereid om hun zorgen over Baudets retoriek te delen. Alle drie werden FvD-lid maar zijn inmiddels weer lid-af, onder meer omdat ze de taal vanuit FvD te polariserend vonden. Wat staat hen precies tegen aan de stijl die Baudet hanteert? Hoe moeten we zijn woorden interpreteren? En zal Baudet, nu FvD steeds meer kiezers trekt, zijn toon in de toekomst matigen? Tevens vroegen we historicus Geerten Waling, die Baudet al langer en nog altijd goed kent, om de ophef over diens taalgebruik te duiden.

Eric C. Hendriks

‘Wie zijn ‘wij’ in dit verhaal?’

Eric C. Hendriks is socioloog aan de Universiteit van Bonn en schrijft essays en columns voor NRC en de Telegraaf. In zijn stukken hekelt hij onder meer ‘het cultuurmarxisme als denkschema’ en trekt hij ten strijde tegen gender -en postkoloniale studies, die hij ‘linkse disciplines’ noemt. Hendriks was bevriend met Baudet en was tot eind 2017 lid van FvD. Maar voor hem was Baudets overwinningsspeech opnieuw een teken aan de wand. ‘Een radicale toespraak’, noemt Hendriks het. Zo roepen de referenties naar ‘wij, die ijstijden overleefden’ en ‘mammoeten vloerden’ bij hem de nodige hoofdbrekens op. ‘Wie zijn ‘wij’ in dit verhaal? Een noordelijk volk. Een etnische eenheid. Kan je daar wel helemaal bij horen als je voorouders van buiten Noord-Europa komen?’, vraagt hij zich af.

Ook Baudets gebruik van ‘onze boreale wereld’, dat onder rechtsextremen synoniem staat voor een wit Europa, past volgens Hendriks in het verlengde van dit non-inclusieve verhaal. ‘Iemand als de Russische fascist Aleksandr Doegin, met wie Baudet vorig jaar april nog uren heeft gesproken (zoals NRC op 24 maart onthulde, red.), gebruikt deze term ook. Dat is geen toeval, ze vissen in hetzelfde ‘boreale’ discours.’ Hendriks illustreert wat hij hiermee bedoelt: ‘Na de val van de Sovjetunie zette Doegin, onder het Sovjetregime nog een extreemrechtse dissident, het magazine Giperboreyets op. Dat is Russisch voor ‘Hyperborea’, een mythologische noordelijke oer-regio die voorkomt in sociaal-darwinistische rassentheorieën van rond 1900. Die theorieën stellen dat noorderlingen door de barre omstandigheden en ijstijden in ‘Hyperborea’ genetisch geharder, intelligenter en creatiever werden dan zuiderlingen.’ Hendriks zegt hiermee niet te willen stellen dat Baudet stiekem de Nederlandse Doegin is: ‘Dat zou veel te simplistisch zijn. Maar ‘boreaal’, ijstijden en mammoeten, Baudets eerdere flirt met het ras-en-IQ-denken van Jared Taylor: de puzzelstukjes passen bij elkaar. Ze passen in een verhaal waarin, net als bij de oude Hyperborea-theoretici, de zogenaamde vitaliteit van ons volk zou teruggaan op een oerbeproeving in een koude, boreale wereld.’

‘Krokodillentranen’

Een week na zijn speech kwam Baudet met een reactie op de ophef over het gewraakte woord ‘boreaal’. Hij tweette: ‘Dat betekent gewoon ‘noordelijk’, de noordelijke sterrenhemel, de ‘Western hemisphere’. Komt van Baudelaire. Alle complottheorieën over obscure bijbetekenissen komen voort uit lachwekkende pogingen ons te framen.’ Krokodillentranen, meent Lars Benthin, die voor FvD actief was toen het nog een denktank was. Hij was onderzoeksassistent voor het FvD-rapport Echte democratie, dat de basis zou vormen voor Baudets boek Breek het partijkartel. Ook werd hij lid toen FvD een partij werd. ‘Baudet kan niet én zichzelf de grootste intellectueel van Nederland noemen, én niet afweten van de verschillende betekenissen van ‘boreaal’. Anders weet hij gewoon niet waar hij mee bezig is’, concludeert Benthin. Jeroen Hakkert, die net als Benthin al actief was bij FvD toen het nog een denktank was en bijeenkomsten hielp organiseren, is het daarmee eens. ‘Baudet weet heus wel hoe een woord als ‘boreaal’ opgevat kan worden, en dat mensen zullen opzoeken wat het betekent.’

Het ergert Lars Benthin dat Baudet geen excuses heeft gemaakt, maar de ophef juist aangrijpt om terug te slaan naar zijn critici. ‘Baudet lijkt zich – niet voor de eerste keer – schuldig te maken aan het witwassen van de negatieve connotaties die aan dit soort uitdrukkingen kleven. Precies hetzelfde zag je gebeuren toen er ophef kwam over ‘homeopathische verdunning’.’

Jeroen Hakkert

Wat wil Baudet nu eigenlijk?

We vroegen Eric C. Hendriks, Lars Benthin en Jeroen Hakkert hoe we Baudets overwinningsspeech moeten interpreteren. Wilde hij hiermee ook extreemrechtse stemmen aanspreken? Eric C. Hendriks denkt van wel, al ziet hij er geen electorale strategie in. ‘Dit is gewoon iemand die trots is op zijn denken en af en toe een stukje van zijn wereldbeeld laat doorschemeren. Baudet gebruikt zijn woorden niet ironisch. Er is ook niets spontaans aan zijn overwinningsrede. Hij heeft die van tevoren uitgeschreven. Dit is een systematische ideologie.’ Lars Benthin zegt niet te weten of Baudet zulke intenties heeft. Volgens hem speelt sowieso mee dat Baudet graag provoceert. ‘Hij weet dat hij door zo’n overwinningsspeech veel negatieve aandacht zal genereren, maar dat vindt hij juist heerlijk’, is zijn ervaring met Baudet. ‘Immers gaat het dan nog steeds over hém.’

Jeroen Hakkert benadrukt dat hij een verschil bemerkt tussen Baudets intentie en de uitwerking van zijn woorden. ‘Er staat onhandige retoriek in zijn speech. Maar ik denk niet dat Baudet bewust dog-whistles (codetaal die door een extreemrechts publiek wordt begrepen, red.) in zijn speeches stopt. Hij heeft zelf niets op met extreemrechts’, zo merkte hij in zijn contact met de FvD-voorman. Wel heeft Hakkert een dringend verzoek aan Baudet: ‘Zeg gewoon wat je bedoelt. Als je ‘de westerse wereld’ bedoelt, zeg dat dan in plaats van ‘onze boreale wereld’.’

Dineren met alt-rechts

Lars Benthin en Eric C. Hendriks plaatsen hun zorgen om Baudets ‘boreale’ taal in een context waarin zij zich al langer druk maken om Baudets vermeende flirts met ver rechts. Beiden herinneren zich nog goed dat de Correspondent eind 2017 bekendmaakte dat Baudet vijf uur lang had gedineerd met rassentheoreticus Jared Taylor, het alt-rechtse boegbeeld dat ‘witte superioriteit’ verkondigt en raciale segregatie bepleit. ‘Baudet is in de verkeerde hoek op zoek naar ideeën’, schreef Hendriks nadien in een NRC-stuk. Ook bij Lars Benthin ging er naar eigen zeggen ‘een belletje rinkelen’. ‘We weten natuurlijk niet wat daar precies besproken is’, nuanceert hij aanvankelijk. Toch is hij stellig: ‘Maar wat we wél weten: er is íets besproken. Anders ga je toch niet uren met iemand zitten dineren?’ Uiteindelijk zegde Benthin begin 2018 zijn lidmaatschap op, onder meer hierom.

Baudet kwam vanwege de toenmalige ophef over zijn diner met Taylor met een reactie, waarin hij stelde geen commentaar te geven op ‘de mensen met wie ik uit eten ga. Maar in algemene zin: onderzoek alles en behoud het goede in het leven’. Tegen de Kanttekening zegt Hendriks echter dat de Taylor-affaire hem duidelijk maakte dat de verbinding met alt-rechts bewezen was, en dit gaf hem genoeg aanleiding om zijn FvD-lidmaatschap op te zeggen. ‘Let er bij dit soort ophef ook op wat Baudet níet zegt. Hij heeft nooit expliciet afstand van Taylor genomen.’ Ook Benthin heeft Baudet zijn contact met Taylor niet vergeven: ‘Hij was toen geen vrije academicus meer, maar politicus.’ Jeroen Hakkert zegt nadrukkelijk dat Baudet niet in ‘de hoek van Taylor zit’. Maar hoe moeten we het etentje met Taylor dan duiden? ‘Lastig’, zegt Hakkert. ‘Baudet begrijpt niet dat zo’n gesprek niet meer kan nu hij politicus is. Hij zal deze nieuwe rol toch écht moeten accepteren.’

‘Een revolutionair verhaal’

Eric C. Hendriks, Lars Benthin en Jeroen Hakkert hekelen ook de bombastische taal waarmee Baudet zijn speeches lardeert. Hendriks legt uit: ‘Baudet praat vaak niet over een politiek die op beleid gericht is, maar hij beoogt een metafysische revolutie, een totale culturele omwenteling’. Hij geeft als voorbeeld een frase die Baudet uitsprak in een interview met de Zwitserse krant Die Weltwoche, een paar dagen na zijn overwinningsspeech: ‘We represent a political philosophy that is fundamentally different. We want things that are contradictory to the political spectrum that has dominated the West since the French Revolution.’ Een ander voorbeeld dat Hendriks geeft komt uit Baudets overwinningsspeech: ‘Baudet verklaart universiteiten en journalisten als vijanden. Maar wat moeten zij volgens hem dan doen? Meer liefde voor onze cultuur, voor het volk tonen?’ Hendriks vindt dat politici zich niet met zulke algehele cultuuromvormingen bezig moeten houden. ‘De politiek moet in haar hok blijven. Zo’n revolutionair verhaal als in Baudets overwinningsspeech is op zijn best niet werkbaar.’

Jeroen Hakkert vindt dat er uit Baudets teksten een ‘preoccupatie met het eigene’ spreekt: ‘Termen als ‘de brokstukken van de grootste en mooiste beschaving’ hebben een ongemakkelijke lading. Baudet verbindt het idee dat de westerse wereld beter is, en dat die bedreigd zou worden. Hij speelt hiermee in op diepere emoties en gevoelens die mensen hebben.’ Lars Benthin ziet vooral leegte in Baudets dreigende woorden: ‘Hij heeft het steeds maar over de ‘naderende ondergang van onze beschaving’. Maar hoe wil Baudet die ondergang dan bestrijden? De beleidsvoorstellen heeft hij er gewoon niet voor.’

Lars Benthin

‘Ophef is overdreven’

Geerten Waling is historicus aan de Universiteit van Leiden en auteur van diverse boeken over democratie, zoals het vorig jaar uitgebrachte Gemeente in de genen. Waling kent Baudet goed: hij is een jaar of tien bevriend met Baudet. Net als Lars Benthin ziet hij de weelderige retoriek uit Baudets overwinningsspeech als provocatie, maar dan meer vanuit een rol van vrije intellectueel, vanuit een intellectuele en esthetische manier van doen. ‘Baudet legt de nadruk op beschaving en cultuur, op esthetiek en wil de dingen mooi zeggen’, vertelt Waling. ‘Als vrije intellectueel is hij van nature nieuwsgierig en niet bang om te provoceren. Dat zijn kenmerken die Baudet, nu hij in de politiek zit, niet in dank worden afgenomen.’ Waling vindt de vele aandacht voor Baudets uitspraken dan ook overdreven. ‘Je ziet wel vaker dat er bij Baudet één woord wordt uitgepikt, zoals nu ook weer gebeurt.’

Voor wat Baudet werkelijk denkt, verwijst Waling naar Baudets boeken. Bijvoorbeeld naar het proefschrift De aanval op de natiestaat, waarin Baudet zich hard maakt voor een ‘multicultureel nationalisme’, ‘dus niet van de enge, gesloten soort’. Ook snapt Waling wel dat FvD weigert expliciet afstand te nemen van termen die ruimte openlaten voor een extreemrechtse interpretatie, nu niet en in het verleden niet. ‘Juist als de partij steeds weer afstand neemt, vestigt ze de aandacht op de wilde vergelijkingen die er met extreemrechts worden gemaakt.’

‘Assymetrisch discours’

Waling vindt dat er door alle ophef wordt vergeten dat we ook voorbij Baudets retoriek moeten kijken. ‘Als je het programma van FvD bekijkt, dan zie je dat de partij niet extreem is maar een liberaal-conservatief en democratisch geluid vertegenwoordigt.’ Ook wijst Waling erop dat er naast Baudet nog heel wat meer mensen in de partij zitten. ‘FvD is geen onemanshow. Ik denk niet dat mensen als Henk Otten, Annabel Nanninga en Paul Cliteur een woord als ‘boreaal’ nog veel vaker willen horen.’

Eric C. Hendriks, Lars Benthin en Jeroen Hakkert beamen zelf ook dat de officiële partijlijn afwijkt van Baudets retoriek. Hendriks spreekt van een ‘asymmetrisch discours’ waarin FvD zich begeeft. ‘Het partijprogramma en de kandidaten van FvD zijn, anders dan Baudets retoriek, niet zo radicaal’, nuanceert hij.

Zit de FvD-achterban op ‘boreaal’ te wachten?

Kunnen we in de toekomst nog meer ophef rond Baudets woorden verwachten? Geerten Waling denkt dat Baudets achterban een matigende werking op zijn taalgebruik zou kunnen hebben. ‘Mensen stemmen op FvD omdat ze bijvoorbeeld geen geld willen uitgeven aan een dure warmtepomp. Die zitten echt niet op dit soort ‘Uil van Minerva’-achtige toespraken te wachten.’ Lars Benthin denkt daar anders over: ‘Je ziet hoeveel stemmen Baudet heeft gehaald, met alle ophef en incidenten die er voor zijn overwinningsspeech al waren. En mensen vinden Baudet juist aantrekkelijk omdat hij een groot verhaal heeft, een verhaal waarin hij aandacht heeft voor geschiedenis, volkscultuur en de plaats van burgers als onderdeel van dat volk.’

Ook van de FvD-leden verwacht Benthin weinig tegendruk. Hij vindt FvD een ‘klapmachine’, wat hij als partijlid ervoer op vele FvD-congressen -en borrels. ‘Daar viel geen kritische noot te bekennen. Zelf leverde ik weleens kritiek op Baudet, maar dan schoten leden automatisch in de verdediging.’ Tegenwoordig is Benthin bestuurslid bij de JOVD. ‘Daar is een beetje debat tenminste geen punt’, stelt hij.

Jeroen Hakkert sluit zich aan bij Benthins idee dat de FvD-leden niet kritisch genoeg zijn op Baudet. Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat FvD nog een denktank was. ‘Een echte debatclub was het toen. Mensen stelden elkaar nog kritische vragen’, zegt hij. Hoewel Hakkert meteen lid werd toen FvD als partij begon, zegde hij zijn lidmaatschap eind 2018 weer op. De reden? ‘Het debat binnen FVD was weg. Het werd ‘wij’ tegen ‘zij’, tegen ‘het partijkartel’ en linkse mensen.’ Toch denkt Hakkert dat veel FvD-kiezers wel eens afgeschrikt zouden kunnen worden als Baudet blijft volharden in zijn ronkende retoriek. ‘FvD wint verkiezingen op thema’s als klimaat en democratie. Niet op het soort taal uit zijn overwinningsspeech.’

En dat brengt ons terug bij de titel van Melvin Schuts opinieartikel in NRC. Die kop luidde: Dit was niet de Baudet op wie velen stemden. Eric C. Hendriks kan zich daarin vinden. Hij hoopt dat de FvD-stemmer na zal denken over wat Baudet in zijn speech nu eigenlijk te berde bracht. ‘Tegen hen zeg ik: hebben jullie werkelijk gehóórd wat Baudet allemaal zei?’