0.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 763

Loverboys hebben het alleen maar gemakkelijker gekregen

0
Loverboys dwingen kwetsbare meisjes nog immer de prostitutie in.

Nog steeds worden meisjes en vrouwen het slachtoffer van loverboys; jongens en mannen die eerst een relatie aanknopen en ze vervolgens tot prostitutie dwingen. Volgens imam Azzedine Karrat is het alleen maar eenvoudiger geworden voor de daders: ‘Met de komst van sociale media is een foto in een compromitterende positie genoeg om een meisje te dwingen.’

Vroeger moesten de daders nog moeite doen. ‘Eerst het meisje verliefd op je laten worden, een relatie beginnen en haar vervolgens overladen met dure cadeaus zodat het meisje gewend raakt aan deze levensstijl’, legt Azzedine Karrat uit. ‘Maar tegenwoordig is dat allemaal niet meer nodig. Een foto waarop meer te zien is dan wenselijk, is al genoeg. De dreiging deze aan haar ouders te laten zien en hen zo te schande te maken voor de hele gemeenschap, laat haar achter de ramen verdwijnen.’

De imam heeft zelf meerdere keren te maken gehad met loverboys, zeker toen hij een meisje hielp om uit deze wereld te komen. ‘Zij was ook nog zwanger geraakt en durfde het haar familie niet te vertellen. Omdat het meisje minderjarig was, kwam jeugdzorg erbij. Die wilden dat het meisje met haar ouders ging praten, maar dat kon ze niet. Ik heb toen met haar broer gesproken en hem op zijn verantwoordelijkheid aangesproken. Hij was achttien en hij woonde op zichzelf. Dat meisje had mensen nodig die er voor haar waren en haar hielpen, uiteindelijk is ze bij haar broer gaan wonen. De schaamte was voor haar ouders te groot.’

Volgens Karrat wordt het werk als prostituee door sommige culturen gezien als overspel en seks voor het huwelijk, wat allebei niet mag. ‘Voor veel gezinnen is het nog steeds heel erg belangrijk wat de buitenwereld van hen denkt, belangrijker dan het welzijn van de meisjes. Maar daar komt heel langzaam wat verandering in. Ik kreeg een tijdje geleden het verzoek van een aantal moeders deze praktijken expliciet te bespreken in de moskee waar ik hiervoor werkte. Dat was om meisjes hiervoor te waarschuwen, maar ook om jongens die hier mogelijk iets mee te maken hebben, te laten zien dat dit niet kan en niet mag.’

 

Fatima vertelt haar verhaal

Fatima (43) werd als meisje slachtoffer van loverboys: ‘Mijn lichaam is nooit een tempel geweest, zoals dat in de Bijbel en de Koran staat. Seks stond voor mij als kind al gelijk aan liefde. ‘Vrienden’ van mijn vader en andere jongens gaven me aandacht en zaten ondertussen aan mij. Het was een zoete inval bij ons en daar maakten mannen en jongens gebruik van. Dat begon toen ik ongeveer vier jaar was. Op mijn dertiende werd ik voor de eerste keer verkracht. Ik had verkering en ik was smoorverliefd. In mijn overtuiging dat seks liefde was, liet ik hem begaan. Maar toen hij mij zelfs verkrachtte toen ik ongesteld was, was de maat voor mij vol. Maar ik was toch smoorverliefd, hoe kon ik omgaan met die tegenstrijdigheid? Ik wilde hem en ik wilde hem niet. Die verdere keuze hoefde ik niet te maken, toen een vriendin mij meenam om haar vriend te ontmoeten, die net als ik van Marokkaanse komaf was. Dat vriendje zag zijn kans schoon, sloot ons op in zijn huis en bedreigde ons met een pistool. Wij konden geen kant op, totdat de balkondeur open was en wij van tweehoog naar beneden sprongen. Uiteindelijk spoorde hij ons op en zette ons achter het raam in Arnhem. Wij wisten niet eens wat we moesten doen! We sprongen op de bedden en trokken de gordijnen dicht, maar dat kwam ons duur te staan. We werden in elkaar geslagen en we moesten weer achter het raam.’

Daarna kwam Fatima in Haarlem terecht. Het lukte haar om te ontsnappen, maar ze werd steeds weer gevonden. Dan begon het weer van voren af aan. Uiteindelijk lukte het haar om echt te ontsnappen, waarna Fatima in Rotterdam ging wonen. ‘Daar leerde ik een hele lieve jongen kennen. Hij zei lieve dingen tegen me, hij vond me mooi en gaf me cadeautjes. Hij wilde ook met me trouwen, maar daar was geld voor nodig. Hij wist wel een manier waarop ik dat geld kon verdienen; achter het raam. Toen ik weigerde speelde hij in op mijn schuldgevoel, want hij had toch al die mooie dingen voor me gekocht? En hij wilde toch met me trouwen? Ik hield dan toch niet van hem, als ik dat niet eens wilde doen. Ik had hem blijkbaar alleen maar gebruikt. Dat zijn dingen die ze zeggen… Ik was weer zwaar verliefd en liet me ompraten. Ik kwam in Den Haag weer achter het raam terecht. Ik was zeventien jaar oud.’

Op een dag kwam een Marokkaanse man aan mijn raam staan en hij vroeg aan Fatima: ‘Meisje wat doe jij hier? Jij hoort hier niet thuis.’ Hierop antwoordde ze: ‘Mijn vriend heeft me hier gebracht en ik mag niet weg van hem’. Hij vroeg toen of ze weg wilde en hij haalde haar een uurtje later op. Zijn broer en schoonzus namen haar in huis en ontfermden zich over haar, zij zeiden ook: ‘Jij hoort daar niet thuis’. Een week later vertrok Fatima naar Alphen, waar ze weer werd ingepalmd, met dezelfde mooie verhalen, cadeautjes en etentjes. Ze kwam Amsterdam terecht op de Wallen, waar het wel erg druk was. ‘Ik wist eigenlijk niet goed wat ik aan het doen was. Waarom was ik daar? Uiteindelijk lukte het me definitief te ontsnappen toen ik terugging naar mijn moeder in Alphen aan den Rijn en daar een paar maanden ondergedoken bleef. Mijn familie wist niets van het werk dat ik deed. Nou ja, volgens mij wisten ze het wel, maar er werd niet over gepraat. Want ze vonden het wel fijn om mijn geld te gebruiken. Ik had met dat werk best veel verdiend. Maar ze vroegen nooit waar ik al dat geld vandaan had, of ik een baantje had. De schaamte was voor mij ook te groot om het te vertellen. Ik kon dit mijn familie gewoon niet aandoen, maar tegelijk waren zij er ook niet voor mij.’

Toen Fatima na een paar maanden naar Rotterdam vertrok en weer in een café terechtkwam, leerde ze zakenmannen kennen. ‘Met die ene kreeg ik een relatie, alleen had hij een gezin en kinderen. Hij was ook dertig jaar ouder. Ik moest hem loslaten en dat lukte door in Leiden te gaan wonen en een eigen café te beginnen.’

 

Obsessieve liefde

Fatima wist niet wat echte liefde was, want dat had ze nooit van haar ouders gehad, vertelt ze. ‘Ik had alleen maar aandacht gehad waar misbruik op volgde. Het was heel moeilijk voor mij om liefde, houden van, te onderscheiden van misbruik. Ik was ook heel obsessief verliefd, zo verschrikkelijk erg, dat ik dacht dat er geen leven was zonder deze mannen. Dat was ook waardoor ik zo gemakkelijk in hun val werd gelokt. Ik wilde alles wel voor ze doen, als ze mij hun ‘liefde’ maar niet afnamen. Het heeft me veel tijd en therapie gekost om daarvan los te komen. Ik heb nog wel een vriendje gehad, maar die bleek getrouwd te zijn. Dat was net een tegenslag te veel voor mij.’

Ze werd verschrikkelijk negatief, ook al had Fatima op dat moment een goede baan bij justitie waar ze zich in twaalf jaar had opgewerkt tot hoofd van de administratie. ‘Die baan maakte mij niet gelukkig waardoor ik steeds negatiever werd. Ik kwam in de ziektewet terecht en na een paar niet passende therapeuten, kwam ik bij een spiritueel psycholoog terecht. Met haar had ik wel een goede klik. Zij liet me naar binnen kijken en me voelen wat er aan de hand was. ‘Wat voel je en wat kun je hieraan doen? Heb jij ook iets gedaan waardoor het dit geworden is en kun je daar wat aan veranderen? Of kun je een volgende keer dingen anders aanpakken?’ Dat bracht bij mij heel wat te weeg en in 2012 nam ik ontslag, want ook de baan bij justitie deed mij geen goed meer. Ik wilde dan liever geen baan. Voor mij was het belangrijker om iets maatschappelijks te doen en iets voor mijn medemens te doen.’

Dat was voor Fatima ook de tijd om zich los te maken van haar familie. ‘Ik heb me altijd laten gebruiken, voor het geld. Ze wisten echt wel waar het vandaan kwam, maar het kwam hen goed uit dat ik genoeg had. Ze stonden altijd met smoesjes voor mijn deur ‘De deurwaarder komt beslag leggen, heb jij even tweeduizend gulden voor mij’. Van dat geld zag ik niets terug. Ze vroegen me ook nooit hoe ik aan al dat geld kwam. Het heeft me vijf jaar gekost om mijn familie los te laten, om emotioneel los te komen. Toen was ik zover dat het mij niet meer raakte als ze vervelende opmerkingen maakten en mij de schuld probeerden te geven.’

Fatima heeft zich laten omscholen tot life-coach en organiseert ieder jaar een vrouwendag op 8 maart, waar heel veel stands staan en waar vrouwen alle mogelijke hulp en ondersteuning kunnen vinden. In 2016 heeft ze in Alphen bovendien het vrouwenzwemmen heringevoerd. Zo maakt ze zich sterk voor de vrouwen in Alphen en dan vooral de vrouwen met een buitenlandse afkomst. ‘Het contact tussen hen en de hulpverlening verloopt enorm moeizaam en daar probeer ik bij te helpen. Ik werk ondertussen ook als begeleider van vluchtelingen, dit zijn alleen maar jongens die erg veel moeite hebben met het op de rit krijgen van hun dagelijks leven. Bij bijna alle jongens is het me gelukt om hen naar school te krijgen. Het is een zwaar proces geweest om van geen nee durven zeggen naar zelfacceptatie te komen, maar het was het waard. Ik maak nu een verschil, het werk dat ik doe doet ertoe!’

Taboe

Praten helpt om het taboe te doorbreken. ‘De schaamtecultuur is enorm’, analyseert Karrat. ‘Maar als jouw kind wel veel geld heeft en geen baan, dan moet je daar toch over in gesprek gaan? Dat is het enige wat helpt om dat taboe te doorbreken. Praat er over! Seks voor het huwelijk en overspel is in veel culturen een zonde, maar er is ook nog zoiets als genade, je kunt terugkeren. Dat geldt niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen. En daarbij kiezen vrouwen doorgaans niet voor dat wereldje, niemand denkt als kind: ‘Ik wil later prostituee worden!’ Het doodzwijgen of net doen alsof het er niet is, maakt niet dat het stopt of overgaat, daarvoor moet je in actie komen.’

Hotel Mama

1

Ik open de deur van mijn tienerkamer. Een wolkje stof vliegt me tegemoet. Ik kan geen hand voor ogen zien door de duisternis van de avond. Routineus vindt mijn hand het lichtknopje. Mijn kamer ziet er nog precies hetzelfde uit als jaren geleden, toen ik het ouderlijk huis definitief verliet: de roze muren met glitters, het truttige bloemetjesbehang, de nep-kroonluchter die aan het begin van de eeuw nog heel hip was, de stickers met ‘I love Tel Aviv’ en de poster met een veel te brave tekst van Loesje. ‘Liever eigenwijs dan helemaal geen zelfvertrouwen’, staat erop.

Mijn rolkoffer zet ik in een hoek en ik begin mijn spullen uit de pakken. Bij de eerste aanraking valt mijn oude kledingkast uit elkaar, dus rangschik ik mijn broeken en jurken in stapels op de grond. Op het witte IKEA-bureau, waar ik vroeger urenlang achter de computer zat te chatten via MSN Messenger, zet ik nu mijn gezichtsverzorgingsproducten, inclusief een crème om de eerste tekenen van huidveroudering tegen te gaan. Achter het bed (mét roze dekbed) tref ik een halfvergane foto van Audrey Hepburn aan, mijn favoriete stijlicoon in 2004.

Dat ik hier ooit weer zou intrekken had ik niet verwacht. De vrijheid die ik vergaarde zodra ik op mezelf ging wonen woog zwaarder dan de verse maaltijden die mijn moeder iedere avond voor me kookte. Ook het feit dat zij niet langer mijn was deed en mijn lakens verschoonde nam ik op de koop toe. Toch ben ik terug in ‘Hotel mama’, als tweeëndertigjarige vrouw.

Mijn plotselinge terugkeer heeft niets te maken met de idiote prijzen van de huizenmarkt. Sterker nog: ik huur een woning van het formaat postzegel op nog geen kilometer afstand, waar ik iedere maand minstens de helft van mijn inkomen aan spendeer. Ik ben ook niet teruggekomen omdat ik het te ongezellig vond om in mijn eentje te wonen, of omdat ik de verantwoordelijkheden van het volwassen leven niet langer aankon. Ik ben hier niet om verzorgd te worden. Integendeel: ik ben hier om voor mijn vader te zorgen.

Het ging al een tijdje niet goed met papa, maar de laatste weken heeft hij ook moeite met eten, drinken en lopen. Zijn ziekte vreet hem langzaam op. Het is gek hoe de cyclus van het leven verandert. In mijn puberteit sloot ik me geregeld op in deze kamer omdat ik geen zin had in het gezeik van mijn ouders. Nu slaap ik hier om zo dicht mogelijk bij mijn vader te zijn. Om hem gerust te stellen wanneer dat nodig is. Om zijn hand te kunnen vasthouden. Tot de allerlaatste snik.

Anders Breivik is niet alleen

0
‘Ik vind dat je foute ideeën juist goed moet bestuderen, om ze effectief te bestrijden.’

Brenton Tarrant, de extreemrechtse terrorist die op 15 maart vijftig moslims vermoordde in Nieuw-Zeeland, liet zich inspireren door de Noorse terrorist Anders Breivik. Tarrant claimt in zijn vierenzeventig pagina’s tellende pamflet The Great Replacement dat ‘Knight Justiciar’ (een ridder die rechter en beul tegelijkertijd is, red.) Breivik hem zijn ‘zegen’ zou hebben gegeven om zijn ‘missie’ uit te voeren.

Want hoe zat het ook alweer met Breivik? Op 22 juli 2011 vermoordde de Noor in totaal zevenenzeventig mensen, acht kwamen om bij een bomaanslag in Oslo, negenenzestig schoot hij dood op het eilandje Utøya. Zijn daden verdedigde Breivik in het manifest 2083 – A European Declaration of Independence, dat ruim vijftienhonderd pagina’s telt. Hoewel de massamoord van Breivik de wereld schokte leidde dit niet tot een groot maatschappelijk debat over moslimhaat en racisme. Breiviks manifest werd in de zomer van 2011 uitgebreid besproken in de media, maar verdween daarna al vrij gauw van de radar. Jihadistisch terrorisme, gepleegd door al-Qaeda, IS, Boko Haram en andere terreurgroepen, bleef de main focus van terrorismebestrijders. Terrorisme-expert Bart Schuurman vertelde twee weken geleden aan deze krant: ‘We hebben ons te eenzijdig gefocust op jihadistisch terrorisme, maar drie procent van het onderzoek van mijn instituut gaat over extreemrechts terrorisme.’

Arabist Eildert Mulder, tot zijn pensionering redacteur religie en filosofie bij het dagblad Trouw, voorspelde vlak na de aanslagen echter al dat Anders Breivik navolging zou krijgen. Er is heel wat gepsychologiseerd over Breivik, maar bijna niemand nam de moeite om het bijna één miljoen woorden tellende manifest door te nemen. Mulder deed dat wel. Zijn analyse resulteerde in het boekje Anders Breivik is niet alleen, dat begin 2012 verscheen. De Kanttekening sprak met Mulder over zijn onderzoek naar de ideologie van Breivik, het manifest van Tarrant en het belang van waakzaamheid.

Foto: Brenton Tarrant

Wat was voor u eigenlijk de reden om een boek te schrijven over het manifest van Anders Breivik?

‘Toen ik net klaar was met mijn werk hoorde ik van de bomaanslag in Oslo. Ik dacht dat daar vast al-Qaeda achter zou zitten, of een andere islamitische terreurorganisatie. Aan een extreemrechtse terrorist dacht ik geen moment. Toen ik thuis kwam en de televisie aanzette, om op teletekst het laatste nieuws over de aanslag te lezen, bleek dat mijn inschatting volkomen onjuist was. De terrorist was een blanke man, genaamd Anders Breivik, die ook nog eens negenenzestig mensen had vermoord op het eilandje Utøya. En op RTL Nieuws hoorde ik: ‘We hebben het manifest van Anders Breivik op onze website gezet.’ Het was meer dan vijftienhonderd bladzijden lang, in druk zou het wel drieduizend pagina’s zijn. Toen ik er, met behulp van de inhoudsopgave, een beetje door zat te struinen, schrok ik mij lam. Dit is er nu van gekomen, van die islamdiscussie. Ik vond dat ik mij in deze discussie deels verkeerd, deels ook te terughoudend had gemengd. Ik vond dat ik dit recht moest zetten.

Normaal, als er een lijvig rapport over een bepaald onderwerp verschijnt, zet een krant zes of zeven journalisten hierop, die elk een deel voor hun rekening nemen. Ze schrijven dan een dag, hooguit een week, heel veel over dit onderwerp, om het vervolgens weer over andere onderwerpen te hebben. Ik wilde dit anders doen. Het onderwerp vond ik te belangrijk. Ik zei tegen mijn collega’s dat ik het hele manifest zelf wilde lezen en in een artikelenserie behandelen. Omdat we als redactie religie en filosofie meer vrijheid hebben dan andere redacties kreeg ik voor mijn project steun van de krant, mits mijn collega’s bij religie en filosofie het ook een goed idee vonden. Ik kreeg ze gelukkig mee in mijn plan en heb in totaal vijftien artikelen over Breiviks manifest geschreven. Deze serie heb ik begin 2012 in een boekje verwerkt. Het was een lange serie, maar ik vond het zeer de moeite waard.’

U vertelt dat de islamdiscussie (mede) tot Breiviks terreurdaad heeft geleid. Hoe bedoelt u dit?

‘In jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkelde zich in Nederland de discussie over het ‘multiculturele drama’, naar aanleiding van de publicaties van Frits Bolkestein, Paul Scheffer en anderen. Deze discussie werd na de terroristische aanslagen van 9/11 enorm op de spits gedreven. Voor een deel was dit debat terecht – de fundamentalistische islam is uiterst problematisch – maar islamkritiek sloeg soms om in haat. Dat gold ook voor het islamdebat in andere landen.’

Betekent dit dat islamkritiek gevaarlijk is?

‘Niet noodzakelijkerwijs. Ik heb, samen met mijn vriend Thomas Milo, een boek over de ontstaansgeschiedenis van de islam geschreven, getiteld De omstreden bronnen van de islam. Fundamentalisten en islamofoben lijken in die zin op elkaar, dat ze alles voor waar aannemen wat de overlevering zegt over Mohammed. Kritische wetenschappers denken daar toch een beetje anders over. De vraag is of Mohammed wel al dat geweld gebruikt heeft, waar fundamentalisten zich nu op beroepen om hun eigen geweld te rechtvaardigen. Wat geweldsteksten betreft valt de Koran trouwens reuze mee, in vergelijking met de Oudtestamentische Bijbelboeken Numeri en Deuteronomium. Maar binnen de hoofdstromen van christendom en jodendom zijn dergelijke Bijbelteksten uitgedoofde vulkanen. Daarom wordt er niks meer met de gewelddadige passages in de Bijbel gedaan.

Tot 2001 hebben we misschien wel te lief over de islam geschreven, als wetenschappers en journalisten. Radicalisme werd te gemakkelijk weggezet als een aberratie. Natuurlijk kun je islamitisch geweld als een uitzondering zien, dat is ook deels terecht, maar ook weer niet. Al-Qadea en IS voeren uit wat in allerlei theologische literatuur voorkomt. Wat ze doen kunnen ze op basis van de Koran ook rechtvaardigen, hoewel de meeste moslims deze teksten anders lezen.’

Foto: Ewout Klei

Maar terug naar 2083, wat is de kerngedachte van Breiviks manifest?  

‘Met dit compendium, zoals Breivik zijn geschrift noemt, wil hij zijn moord op negenenzestig socialistische jongeren op Utøya rechtvaardigen. Breivik keert zich tegen de linkse elite die Europa aan de islam zou hebben overgeleverd. De socialistische jongeren op Utøya zijn de linkse leiders van de toekomst, daarom moeten zij worden doodgeschoten. Die jongeren hadden natuurlijk geen idee waarom iemand ze plotseling begon neer te schieten, maar volgens Breivik vormden zij een vijfde colonne. Ze waren verraders die de dood verdienden.’

Is 2083 wel een beetje door te komen?

‘Feitelijk moet je een boek van drieduizend bladzijden doorworstelen. Dat is geen kleinigheid. Je zou misschien denken, het is allemaal onzin, pulp, maar dat is dus niet zo. Anders Breivik vertelt geen onsamenhangend verhaal. Natuurlijk bestaat een groot deel van het manifest uit knip-en-plakwerk, maar er zit een duidelijke lijn in.’

Knip-en-plakwerk. Wiens teksten heeft Breivik gebruikt? En heeft Breivik misschien ook teksten van anderen geplagieerd?

‘Breivik haalt in zijn manifest heel vaak de anti-islamitische publicist Fjordman aan, die in het echt Jensen heet (Peder Are Nøstvold Jensen, red.). De helft van Breiviks verhaal is eigenlijk het verhaal van Fjordman. Sommige mensen hebben achteraf gezegd dat Fjordman in tegenstelling tot Breivik eigenlijk wel meevalt, maar dat is niet zo. Fjordman wil Europa etnisch zuiveren van de moslims. Hij aarzelt echter om de ultieme consequentie te trekken, de trekker over te halen. Om die reden vindt Breivik hem als het puntje bij paaltje komt maar een slappeling.

Echt plagiaat heeft Breivik maar een keer gepleegd, en ook betrekkelijk. Als hij over de Frankfurter Schule schrijft – een linkse groep wetenschappers die door complotdenkers verantwoordelijk wordt gehouden voor de culturele revolutie van de jaren zestig – dan gebruikt hij hiervoor zonder bronvermelding de bundel Political Correctness: A short History of an Ideology, die onder redactie staat van William S. Lind. Breivik verandert hier en daar de teksten, die vooral de situatie in de Verenigde Staten beschrijven, om zijn verhaal meer Europees te laten klinken.’

De Frankfurter Schule, dat zijn toch Baudets ‘cultuurmarxisten’?

‘Breivik spreekt in zijn manifest inderdaad over cultuurmarxisten. De filosofen van het in 1923 opgerichte Institut für Sozialforschung in Frankfurt, dat in 1933 naar de Verenigde Staten uitweek, inspireerden de studentenrevolte van de jaren zestig. Ze richtten zich, in tegenstelling tot klassieke marxisten, niet op de economie maar op de cultuur. Volgens Breivik willen cultuurmarxisten de westerse samenleving vernietigen, om op de puinhopen hun eigen utopie te stichten. De cultuurmarxisten ontwikkelden een taal van schadelijke begrippen, waarin westerse mensen verstrikt zijn geraakt en waarin ze noodgedwongen denken. Breivik vat hun opvattingen samen in een rijtje anti’s: anti-God, antichristelijk, antifamilie, anti-nationalistisch, anti-patriottisch, anti-overerving, anticonservatief, anti-etnocentrisch, anti-masculien, antitraditie, antimoraliteit.’

Baudet komt in Breiviks manifest niet voor, de naam van Wilders valt maar liefst dertig keer in 2083. Heeft u hier nog wat mee gedaan in uw onderzoek naar Breivik?

‘In mijn boekje heb ik Wilders en de PVV er bewust uit gelaten. Als ik het namelijk wel over Wilders had dan zou de discussie vervolgens alleen nog maar over hem gaan, wat ik wilde vermijden. Ook omdat Geert Wilders dan ongetwijfeld mij zou verwijten een politiek pamflet tegen hem te hebben geschreven, waardoor alles gepolitiseerd zou worden. Ik gunde hem dat plezier trouwens ook niet, weer voor slachtoffer te spelen. Ik wilde in mijn studie juist kijken naar wat Breivik zegt en vindt. Mensen die het boek lezen kunnen dan zelf hun conclusies trekken. Ik wilde de discussie niet meteen versmallen naar Nederland. Volgens sommige recensenten had ik, door Wilders niet te noemen, een wezenlijk punt gemist. Maar mijn keuze was bewust. Ik wilde de diepte in, een verhaal schrijven dat niet zou worden aangegrepen om partijpolitiek te bedrijven.

Trouwens, het lag voor de lezers van Trouw allemaal nogal gevoelig. In januari 2012, toen Meinema mijn boek uitgaf, hadden we de VVD-CDA-coalitie die gedoogsteun kreeg van de PVV. Trouw heeft, zoals je weet, veel CDA-lezers. Het was pijnlijk voor het CDA dat men ‘ja’ tegen Wilders had gezegd, een politicus die door een extreemrechtse terrorist werd aangeprezen in zijn manifest. Een lezer zei tegen mij, nadat ik vier artikelen over Breiviks manifest had geschreven, dat hij dit wel een beetje aan de hoge kant vond. Ik antwoordde dat er misschien nog tien extra stukken zouden volgen.’

Na de aanslag van Breivik gaven sommige rechtse opiniemakers de islam de schuld, omdat Breivik als gevolg van de islam zou zijn geradicaliseerd. Wat vindt u van deze lezing?

‘Breivik deed het natuurlijk allemaal zelf en is verantwoordelijk voor deze massamoord. Niettemin vind ik Breivik veel weg hebben van takfiri-moslims. Deze fundamentalistische moslims streven naar een zuivere islam en vermoorden moslims die niet zuiver zouden zijn. De Groupe Islamique Armé (GIA), een Algerijnse takfiri-organisatie, vermoordde in de jaren negentig duizenden moslims, omdat zij afvallig zouden zijn geworden door de seculiere regering te steunen. Alleen moslims die openlijk in opstand waren gekomen tegen het regime waren echte moslims, andere moslims waren verraders, afvalligen, en mochten worden vermoord. Breivik haat moslims, maar haat westerse ‘afvalligen’ nog meer. Daarom koos hij hen uit om te vermoorden.’

Branton Tarrant heeft net als Breivik ook een manifest geschreven, The Great Replacement. Wat vindt u van dit manifest? Is dit een soort mini-versie van 2083?

‘Tarrant heeft een verhaal van maar vierenzeventig pagina’s geschreven, maar hij schreef eerst een manifest van ongeveer tweehonderdveertig pagina’s, ook een heel boekwerk. Hij heeft dit echter van zijn computer verwijderd, enkele weken voor de aanslag, en is toen weer opnieuw begonnen met schrijven, zo vertelt hij in The Great Replacement. Het is nu een vraag-en-antwoordverhaal geworden, met veel woorden in kapitale letters geschreven. Breivik is, het klinkt een beetje cru, de intellectuelere terrorist, want hij heeft ook enkele boeken gelezen. Tarrant plukte al zijn informatie van het internet, dat zegt hij zelf ook, bij Breivik gaat het om ‘slechts’ tachtig tot negentig procent.’

En hoe zit het inhoudelijk? Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen tussen The Great Replacement en 2083?

‘De inhoud van Tarrants manifest komt voor een groot deel overeen met dat van Breivik. Ook Tarrant schrijft een verhaal om zijn slachtpartij te rechtvaardigen. Ook Tarrant is tegen de islam. Toch zijn er belangrijke verschillen. Voor Breivik staat alles ten dienste van de strijd tegen de islam, bij Tarrant is dat minder zo. Hij heeft niets tegen moslims persoonlijk, vertelt hij. En tijdens zijn wereldreis werd hij in islamitische landen gastvrij onthaald. Dat hij toch besloot om moslims te vermoorden komt omdat ze in zijn ogen ‘invaders’ zijn, indringers. Als moslims in moslimlanden blijven wonen is er niks aan de hand. Maar omdat ze volgens Tarrant massaal ‘Europa’ overspoelen – en met Europa bedoelt Tarrant ook Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland – en veel kinderen krijgen dreigt de grote omvolking. Overigens is Tarrant zelf ook een indringer, in dubbel opzicht zelfs. De Engelse voorouders van Tarrant veroverden Australië op de Aboriginals, de Engelsen zelf stammen af van de Angelen en Saksen die in de vroege middeleeuwen Engeland veroverden.

Behalve over ’invaders’ spreekt Tarrant in zijn manifest ook over ‘traitors’, de mensen die volgens hem verraders zijn. Dit is typisch Breivik, die uiteindelijk besloot om de zogenaamde verraders te vermoorden. Tarrant had dat ook kunnen doen, maar heeft ervoor gekozen om moslims dood te schieten. Zij vormen volgens hem een acuut gevaar. Met de zogenaamde verraders zal later wel worden afgerekend.’

Is Tarrant een racist?

‘Het gaat bij Tarrant veel meer om ras dan bij Breivik. Tarrant noemt zichzelf ook een ecofascist. Hij is voor een groenere wereld, maar dat kan alleen als er wat wordt gedaan tegen de niet-witte overbevolking. Aan de andere kant vergelijkt Tarrant zich in zijn manifest met Nelson Mandela, de beroemde antiapartheidsactivist en latere president van Zuid-Afrika. Maar dat hij kan ook hebben gezegd om te provoceren.

Interessant is trouwens dat hij China bewondert. Je zou dat misschien kunnen zien als een bewijs dat Tarrant geen white supremacist (iemand die gelooft in de superioriteit van het witte ras, red.) is. Maar dat hij China bewondert komt door de onderdrukking en vervolging van de Oeigoeren, een islamitische minderheid in het westen van China. De Chinezen weten wel hoe ze met ‘invaders’ moeten omgaan, is zijn boodschap.’

Nieuw-Zeeland heeft de verspreiding van Tarrants manifest verboden. Is dat een goed idee? Moeten we dit manifest en dat van Breivik verbieden, omdat ze terrorisme en geweld goedpraten en tot gevolg hebben?  

‘Nee, dat is helemaal geen goed idee. Mensen met kwade bedoelingen komen er toch wel aan. Ik vind dat je foute ideeën juist goed moet bestuderen, om ze effectief te bestrijden. Je moet het kwaad recht in de ogen kijken.’

U heeft Breivik bestudeerd, het kwaad recht in de ogen gekeken. Lijkt de ideologie van Breivik en Tarrant op die van Wilders en Baudet?

‘Je kunt CDA of D66 weliswaar heel slecht vinden, maar noch de christendemocratie noch het liberalisme inspireren mensen tot een massamoord. Extreme ideologieën doen dat wel. PVV en Forum voor Democratie zouden wat kritischer naar zichzelf moeten kijken, wat dat betreft. De uitspraak ‘Thierry Baudet is Adolf Hitler’ vind ik extreem fout. Maar dat betekent niet dat er een taboe moet liggen op vergelijkingen met de jaren dertig, of in het uiterste geval met Adolf Hitler. Je moet heel zorgvuldig met dit soort analogieën omspringen en ze pas in allerlaatste instantie gebruiken, als het echt niet anders kan. Ik geloof dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar dat verschijnselen van vroeger terugkeren in een andere vorm. Een soort reïncarnatie dus. De stappen die Baudet zet gaan een foute richting uit. Als je de feiten benoemt ben je niet aan het demoniseren, maar waarschuw je de mensen. Vreemdelingenhaat en moslimhaat kunnen leiden tot massamoord en genocide. We moeten daarom waakzaam zijn. Als Satan zich opnieuw manifesteert op aarde dan zal hij psalmen zingend de kerk binnenlopen.’

‘Ik zal de wereld nooit meer zien’

0
De gevangen Turkse romanschrijver Ahmet Altan schreef een wonderschone getuigenis over zijn arrestatie, gevangenschap en zijn drang tot creatie.

Het bespreken en beoordelen van sommige boeken lijkt impertinent. Zoals in dit geval. Het spreekt voor zich met zoveel duidelijkheid, zekerheid en wijsheid, dat er maar één ding over gezegd hoeft te worden: lees het. En lees het dan nóg een keer. Het is een dun boekje, onderverdeeld in korte hoofdstukken, sommige niet langer dan hooguit twee pagina’s, elk met een beschrijving van een incident uit de gevangeniservaring van de auteur. Het is prachtig gedistilleerd, maar veroordeelt niet: zelfs in het extreme verliest Altan (1950) nooit zijn helderheid en doorzichtigheid, zo levendig als dromen kunnen zijn – wat kenmerkend is voor zijn andere werk. Althans, zijn andere werk dat in het Engels is vertaald. Like a Sword Wound (Als een Zwaardwonde), het prachtige eerste deel van zijn Ottomaanse Kwartet; en Endgame (Eindspel), een fantasmagorisch misdaadverhaal. Zelfs dat laatste heeft, te midden van alle geweld, de dromerige kwaliteit die zo typerend voor Altan lijkt te zijn. Te oordelen naar Ik zal de wereld nooit meer zien, is en blijft het zijn redding.

Zijn arrestatie verbaasde hem niets – hij bevond zich immers vooraan in de frontlinie. Als auteur van ‘Atakurt’, een veelgelezen stuk in de krant Milliyet pleitte hij voor een gelijkwaardige status voor de Koerden. Het leverde hem in 1995 een voorwaardelijke straf van twintig maanden op en een boete van 10.600 euro. In 2007 richtte hij de satirische krant Tara op, daarin schreef hij een jaar later het stuk ‘O, Mijn Broer’.  Op grond van het draconische artikel 301 van het Turkse wetboek van strafrecht, dat het ‘beledigen van de Turkse identiteit’ strafbaar stelt, werd Altan hiervoor aangeklaagd, maar op dat moment nog niet gevangengezet. In de wetenschap hoe kwetsbaar zijn positie was, droeg hij altijd een pistool bij zich.

Dissident zijn zit de Altans in het bloed: Ahmets vader Cetin was een polemisch journalist, romanschrijver, redacteur en parlementslid. Een halve eeuw eerder werd Cetin aangehouden door een eerder repressief regime. Toen de politie hem kwam halen, bood Altan senior de agenten thee aan. Ze weigerden. ‘Het is geen omkoping’, zei hij, ‘Je kunt het gewoon drinken.’ De grap viel niet in goede aarde. Vierenhalf decennium later deed Ahmet hetzelfde met de agenten die hem kwamen halen. En ook zij waren not amused. Grappen maken onder die omstandigheden verraadt een haast ondenkbare koelbloedigheid. Ahmet wist dat de kans op een eerlijk proces nihil was en dat het vonnis al van tevoren vast stond.

Nooit meer zou ik de vrouw van wie ik houd nog kussen, mijn kinderen omhelzen, mijn vrienden ontmoeten, de straat op gaan …. nooit meer eieren met worst eten, een glas wijn drinken of naar een restaurant gaan en vis bestellen. Nooit meer de zonsopgang zien.

Tijdens de rit naar de gevangenis, bood de bewaker hem een sigaret aan. ‘Ik rook alleen als ik nerveus ben’, antwoordde Altan. Hij had, zei hij, geen idee waar de woorden vandaan kwamen. Maar ze hebben zijn leven veranderd. ‘Sommige woorden en daden worden door de situatie bepaald, door de gevaren en de realiteiten om je heen. Als je echter weigert deze jou toegewezen rol te spelen, en in plaats daarvan het onverwachte doet of zegt, dan wordt de werkelijkheid zélf verrast; ze botst tegen de opstandige aanlegsteigers van je geest en breekt in stukken.’ Dit inzicht – ‘De werkelijkheid kreeg mij niet klein, ik haar wel’ – gaf hem de kracht om wat zou volgen onder ogen te zien. Hij zag dat dit mentale vermogen het verlengde was van zijn beroep als romanschrijver: het creëren van een alternatieve werkelijkheid. Ik zal de wereld nooit meer zien gaat over schrijven en over de gevangenis, maar bovenal gaat het over vrijheid. Een vrijheid die belichaamd wordt door verbeeldingskracht.

Het kostte hem moeite om zijn geest vrij en onafhankelijk te houden: want hoe sterk je innerlijke textuur ook is, een gevangenis werkt per definitie verlammend en debiliserend. ‘In een tijdsbestek van vijf uur had ik vijf eeuwen gereisd om in de kerkers van de inquisitie te belanden.’

De zintuigelijke onthouding werkte onmiddellijk desoriënterend: net als Oscar Wilde ontdekte hij dat tijd niets meer betekent. ‘Lucht en licht in onze kooi veranderden nooit. Elke nieuwe minuut was hetzelfde als de voorgaande. Het was of een zijtak van de rivier van de Tijd op een dam was gestuit en zich een meer had gevormd. En wij zaten op de bodem van die onbeweeglijke poel.’

Eenmaal voor het gerecht bleef de gedesoriënteerdheid. De rechters waren rechtstreeks afkomstig uit Kafka, maar niet woest of wreed, maar grillig, verbijsterend, surrealistisch. Hij ontdekte dat hij niet, zoals ze hem eerder verteld hadden, gearresteerd was voor het steunen van de coup, maar voor daadwerkelijke deelname aan de staatsgreep. Toen de rechter gevraagd werd de veranderde aanklacht toe te lichten, merkte deze rechter luchtig op dat ‘onze aanklagers graag woorden gebruiken waarvan ze de betekenis niet kennen.’

Hij werd vrijgelaten en keerde terug naar huis; later die avond wordt er een nieuw arrestatiebevel uitgevaardigd en wordt hij weer gevangen gezet, in een cel met de vermelding ‘Ziekenafdeling voor Vrouwen’. Hij gaat in beroep, zijn veroordeling is immers afgewezen door het Hooggerechtshof: terwijl hij op het vonnis wacht, probeert hij ‘de bleke flikkerende dromen’ te verwerpen die ‘gevoed worden door hoop’ en die ‘zich verlegen roeren in de schimmige plooien van mijn geest’. Terwijl hij wacht begint hij zich te realiseren dat hij dezelfde scène beleeft die hij jaren geleden schreef in zijn roman Like a Swordwound, waarin ook een personage voorkomt dat wacht op een vonnis. ‘Jaren geleden zwierf ik in dat niet omlijnde, raadselachtige en wazige gebied waar literatuur en realiteit elkaar ontmoeten. Ik had mijn eigen lot ontmoet, maar herkende het niet; ik schreef dat het van iemand anders was. Ik voel me meegesleurd in een duizelingwekkende, woeste draaikolk waarin roman en leven verstrikt zijn, waar wat echt is en wat geschreven is elkaar imiteren en van plaats veranderen, de een vermomd als de ander.’

Het vonnis is keihard: levenslang, zonder kans op vervroegde vrijlating. Ik zal de wereld nooit meer zien. Nooit zal ik een lucht zien die niet omlijst wordt door de muren van de binnenplaats. Ik daal af naar Hades. Ik loop de duisternis in als een god die zijn eigen lot schrijft. Mijn held en ik verdwijnen samen in de duisternis.

Maar bijtijds wordt hij gered door zijn verbeelding: Net als Odysseus zal ik handelen met moed en lafheid, met eerlijkheid en list. Ik zal victorie en nederlaag kennen, mijn avontuur zal alleen eindigen in de dood… middenin mijn cel staat een schip van krakend hout. Aan dek een conflicterende Odysseus.

Één adembenemend moment denkt hij: Wat een prachtige scène om te beschrijven. Ik reik naar een pen met een hand die wit is in het spookachtige licht. Ik kan zelfs in het donker schrijven. Ik neem het door de storm kreunende schip in de palm van mijn handen en begin te schrijven. De gesloten gevangenisdeur achter me.

Ik zal de wereld nooit meer zien, samengesteld uit aantekeningen die Altan aan zijn advocaten gaf en voortreffelijk in het Engels vertaald door zijn vriendin Yasemin Congar, is qua vorm heel bevredigend. Het is niet Midnight Express; het is niet From the House of the Dead, en het is niet De Profundis. In zekere zin overstijgt het al deze drie.

Het is een stralende viering van de innerlijke menselijke hulpbronnen, en vooral die door de verbeelding worden getriggerd. Het verslag van het creatieve proces is subliem, één van de meest perfect tot uitdrukking gebrachte analyses van dat eeuwig ongrijpbare fenomeen. En het is een triomf van de geest. ‘Je kunt me gevangen zetten, maar je kunt me hier niet houden. Omdat ik, net als alle schrijvers, magie heb’, schrijft Altan in zijn laatste zinnen. ‘Ik kom met gemak door jullie muren heen.’ Ja, maar genoeg is genoeg. Hij zit nog steeds gevangen. Tachtig Nobelprijswinnaars hebben inmiddels tegen zijn detentie geprotesteerd. Zonder succes. We zullen hemel en aarde moeten bewegen om hem vrij te krijgen.

‘I Will Never See the World Again’, vertaald door Yasemin Çongar, is in het Engels uitgegeven door Granta. In mei 2019 geeft uitgeverij De Bezige Bij het boek uit onder de titel ‘Ik zal de wereld nooit meer zien’.

Deze recensie verscheen eerder bij The Guardian en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.

dK-Panel: Twee weken na de aanslag: een terugblik

0
Ook meedoen in het online panel van de Kanttekening? Meld je aan via: [email protected]

Over de schietpartij in de Utrechtse tram is inmiddels veel gezegd en geschreven. Twee weken later is de voorlopige balans: vier doden, vier gewonden – en nog steeds geen enkele duidelijkheid over de motieven van de schutter Gökmen Tanis. Hoe kijken de leden van het Kanttekening-panel terug op wat er die dag is gebeurd?

Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker

‘In eerste instantie ging de hele commotie helemaal aan me voorbij. Maar de eerste gedachte die ik had toen ik hoorde dat er een terreuraanslag was: misschien is het helemaal geen slecht idee om meteen groot alarm te slaan. Iedereen even naar binnen zolang die man nog rondloopt. Daarmee hebben ze misschien wel levens gespaard. Maar ik dacht ook: als Gökmen geen Turkse naam had, dan was de associatie met terrorisme minder snel gemaakt.

Dat die vent een moslim is, kan me niet zoveel schelen. Ik hoorde namelijk al snel dat die man sowieso psychisch niet in orde was. En drugsverslaafd. Die informatie houdt denk ik meer verband met zijn daden dan of iemand wel of geen moslim is. Gaan we soms ook vermelden dat hij schoenmaat 42 heeft? Ik denk echt dat ze van hogerhand eens goed zouden moeten nadenken over hoe ze dit soort incidenten voortaan anders kunnen noemen zolang nog niet helemaal duidelijk is wat de werkelijke achtergrond is. Zolang je niet weet of het een doorgewinterde terrorist is of een psychotische junk die toevallig allahoe akbar roept noem je het gewoon een openbaar alarm. Kijk uit, er loopt een idioot door de stad te schieten, zorg dat je binnen blijft! En zorg dat je dan ook gewoon dezelfde maatregelen kan nemen. Want dat staat me wel tegen aan het verhaal er omheen: het werd opeens terreur, een aanslag op onze democratie. Dat wordt nog wat de komende jaren, er zijn namelijk genoeg ernstig verwarde mensen die niet meer bij de GGZ terecht kunnen. Als je iedere keer een terreuralarm moet geven op het moment dat een loony een paar mensen neersteekt dan maak je mensen helemaal gek, dat heb je wel gezien. Of moeten we dat dan alleen doen als een psychoot een moslimachtergrond heeft?

Doordat het vanaf het begin verkeerd is weggezet, ging het verhaal een eigen leven leiden. Een meermaals veroordeelde crimineel werd opeens een moslimterrorist. En dan hoor je ineens mensen zeggen: de islam is hier verantwoordelijk voor. Of de vluchtelingen. Of in afgezwakte vorm: maar ja, de islam was wel een trigger. Hoezo de islam? Er zijn miljoenen moslims in de wereld die anderen geen vlieg kwaad doen. Zou een agressieve psychose misschien de trigger kunnen zijn?

Laat ons in de toekomst echt goed kijken naar hoe we dit soort dingen noemen. Het zou moeten gaan om iemands geestelijke gesteldheid, iemands criminele verleden. Niet over het geloof van duizenden normale moslims in Nederland die hier helemaal niks mee te maken hebben. De moslims in Nederland hebben even weinig van doen met Gökmen als witte Nederlanders iets te maken hebben met wat er in Christchurch gebeurd is – helemaal niks.

En ja, ik denk dat het Baudet meer stemmen heeft opgeleverd. Ik kan het niet hard maken, maar ik denk wel heeft meegespeeld. Ik kon het ook niet laten om daar iets over op Facebook te zetten. En wat je dan op je tijdlijn krijgt zijn dingen als: ‘Strontboerin!’ Of ‘staatsmongool!’ Maar prima, ik heb liever dat ik stront over mij heen krijg dan dat zo’n PVV-tokkie de straat opgaat en iemand in elkaar slaat omdat ‘ie de verkeerde kleur heeft. Maar ach, die twintig procent die extreemrechts stemt of denkt, heeft altijd al bestaan. Dat waren vroeger al die foute ooms op verjaardagsfeestjes die racistische grappen maakten.’

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Ik heb er hele gemengde gevoelens over. Het is heel erg wat er is gebeurd. Er zijn vier mensen overleden. Vier teveel, wat het motief ook is, maakt niet uit, terrorisme of niet. Maar iedereen zat in de sfeer van Nieuw-Zeeland, dus die link was snel gemaakt. Er waren weinig media die zeiden: we weten nog niet wat het is – en zelf wist ik ook niet wat ik moest denken of voelen. Wat betreft de media? Tja, op zo’n moment wil je ook niet zeggen: het is dit of dat. Het is gewoon een idioot die in een tram lukraak mensen dood heeft geschoten, maar er waren ook verhalen over een ex en een schoonzus en dat de slachtoffers waren gevallen omdat ze die vrouwen probeerden te redden. Ik weet het niet – niemand weet het nog – maar ik geloof wel dat het met hem alle kanten op zou kunnen.

Binnen de Turkse gemeenschap stond Gökmen wel bekend als een niet heel stabiel iemand. Een jongen die een beetje op straat rondhing en met iedereen praatjes probeerde te maken, een beetje op de manier die we kennen uit dat filmpje van Pownews (in dat filmpje is te zien hoe hij een presentatrice lastigvalt, red.). Toen bekend werd dat hij het was dacht ik wel: ja, dit is wel echt zo’n jongen die gerekruteerd zou kunnen worden door een groepje extremisten. Een type dat overigens door alle kanten gerekruteerd zou kunnen worden. Door wat voor extremisten dan ook, of door een Pablo Escobar. Hij was eigenlijk zelf een soort van mini-Escobar, met een strafblad van drugs tot verkrachting. De meeste mensen probeerden hem een beetje op afstand te houden denk ik.

Zelf vind ik het wel goed dat de politie direct een terreur-alarm heeft afgeroepen. Mensen probeerden Rutte strak te zetten, maar ik zeg: beter safe dan achteraf moeten toegeven dat je de situatie serieuzer had moeten nemen. Je kunt met zo’n jongen het risico niet nemen. Ja, Gökmen was gek, maar dat sluit niet uit dat hij zichzelf door een paar andere idioten een heel terroristenverhaal in het hoofd heeft laten praten. En de polarisatie? Ja, het was weer een inkoppertje voor Wilders en Baudet, maar je doet niet veel tegen mensen die snel hun conclusies trekken en daar hun voordeel uit willen halen.’

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Ik was die dag thuis, dus ik zag het nieuws voorbijkomen op sociale media. Ik zette daarop direct de televisie aan. Mijn eerste natuurlijke reactie was er een van angst. Mijn middelste dochter stond op het punt om naar de universiteit te gaan. ‘Zou je nog wel gaan?’, vroeg ik. Ze moest van Amsterdam-West naar Amsterdam-Oost. Je bent meteen bang dat ze het misschien op het ov hebben gemunt hebben als het een terroristische aanslag zou betreffen. Voor een moment laat je je meteen gek maken, terwijl je weet dat je dat niet moet doen. Natuurlijk ga je toch meteen weer op sociale media zoveel mogelijk informatie lezen. Ook ik dacht aanvankelijk aan een aanslag. De wereld staat namelijk al een tijdje in brand. Vervolgens komen de andere verhalen; eerwraak, ex-vriendin, dat de dader gek was. Aan het einde van de dag ben je helemaal uitgeput, terwijl je nog steeds niet weet wat nu waar is – en wat niet. Tot op de dag van vandaag kennen we het complete verhaal niet. Ik geef toe, ik doe er zelf ook aan mee, hoor. Ik deel me suf op Facebook. Achteraf denk ik: veel overbodige paniek waar niemand bij gebaat is.
Ik ben er een groot voorstander van dat we ons de volgende keer – die hopelijk nooit komt – eerst even gedeisd houden. Je kunt de benodigde informatie ook op zo’n manier verspreiden om ervoor te zorgen dat mensen wel veilig zijn, maar het niet allemaal zelf gaan zitten invullen. De koning en koningin kwamen dezelfde dag nog met een statement naar buiten– een aanslag op onze democratie, op onze vrijheid – wat een gekkenhuis. Terwijl niemand nog wist wat er echt was gebeurd. Zelfs de politie kwam naar buiten met informatie die niet klopte. Eerst negen gewonden en toen waren het er opeens vijf. Dat zijn er nog steeds vijf teveel – maar we moeten van de politiewoordvoerders toch kunnen verwachten dat ze juiste informatie naar buiten brengen? Toen kwam het verhaal over eerwraak. De rechtsgeoriënteerde mensen riepen direct: ‘Zie je nou wel? Achterlijke cultuur!’
Kan dat ook anders? Ja, dat kan. Er was toch een mevrouw die een briefje had gevonden? Van de politie mocht ze niet zeggen wat er op stond. Nou, als je dat geheim kunt houden, of de identiteit van de slachtoffers, dan kun je toch ook met elkaar afspreken om niet alles direct buitenproportioneel op te blazen? Maar ja, het was natuurlijk wel net na Christchurch – en net voor de verkiezingen – hoe is het mogelijk hè? Voor het Forum van Democratie kwam het  heel mooi uit. Vanuit die hoek wist men meteen wie de echte schuldigen waren: alle vluchtelingen en het wanbeleid van de politieke tegenstanders. Niet de schuld van de dader, een individu met een zeer verknipte geest. Uiteindelijk, daar zal het wel op uitkomen, was het ‘gewoon’ een gekkie die teveel drugs heeft gebruikt. Het is dieptriest allemaal.’

Chris Polanen (56), schrijver, dierenarts

‘Elke moord/aanslag in de publieke ruimte wordt nu door de media en door het publiek beschouwd als een terroristische daad, tot het tegendeel bewezen is. Als de dader allochtoon is of een ‘moslim geassocieerd uiterlijk’ heeft, wordt het moeilijk om die aanname te ontkrachten, zelfs al volgt duidelijk bewijs van het tegendeel.

Persoonlijk krijg ik er, bovenop de schrik en het medelijden met de slachtoffers, ook een ongemakkelijk gevoel bij. Want het wij/zij denken wordt versterkt. Ook bij mezelf, merk ik. Dat vind ik het vervelendste. Ik stond dit weekend voor Paleis Noordeinde met wat vrienden en naast ons stond een man met een witte jurk en een baard. En zonder dat ik het wilde was ik mij op een of andere manier meer van zijn aanwezigheid bewust dan als hij geen baard en geen djellaba (een lang gewaad, red.) zou dragen. Ik dacht zelfs nog even: dit is wel de perfecte locatie voor een aanslag, voordat ik mezelf tot de orde riep. Je wordt ook zelf meegesleurd in allerlei beelden en associaties. Dat is erg.

Ik denk ook niet dat men in de Surinaamse gemeenschap minder last heeft van vooroordelen. De Surinaamse gemeenschap bestaat uit allerlei kleine gemeenschapjes. Zelf ken ik veel Surinamers die hier op de middelbare school in Nederland hebben gezeten, dus met name wat hoger opgeleiden. We kijken niet op dezelfde manier naar dingen als witte Nederlanders, maar ik ben bang dat we het gevaar van terrorisme niet veel anders beleven dan de witte Nederlanders – en waarschijnlijk zelfs niet anders dan Nederlanders met een moslimachtergrond.

Al merk ik er zelf niet zo veel van, ik denk dat Nederland door elk incident dat mogelijk als een terroristische aanslag wordt bestempeld weer een stukje rechtser en populistischer wordt. Zelfs als het achteraf geen terrorisme blijkt te zijn. Dat is wel het enge. We weten eigenlijk nog helemaal niks van zijn motieven.’

Jimmy Janssen van Raay (47), financieel-administratief medewerker

‘Het was heel beklemmend. Ongekend in Nederland, de hele stad was in lockdown. Er zijn gewoon vier mensen doodgeschoten in een willekeurige tram. Dramatisch in alle opzichten. Ik zat op de dag zelf in Amsterdam, maar moest de volgende dag in Utrecht zijn. Daar liepen nog allemaal buitenlandse cameraploegen, al was de sfeer wel minder gespannen dan je zou vermoeden. Zelf probeerde ik er niet al te veel mee bezig te zijn, met hoe de kranten en politici dit of dat hebben gedaan. Dan wordt het een media-analyse en blijf je een beetje hakketakken op elkaar. Zolang we niets weten blijft het speculeren over wat er precies gebeurd is.

Als je een man van vierenzeventig in zijn rug schiet en dan zo’n meisje van twintig, dan zit je echt vol haat. Dan is er echt iets mis in je hoofd. Onbegrijpelijk. Vooralsnog lijkt Gökmen vooral een verwarde geest met een gruwelijk strafblad, die er mogelijkerwijs straks een heel geloof met de haren bijsleept om zijn daden een ideologisch sausje te geven. Maar goed, voor de echte feiten is het wachten op de rechtszaak.

Ik kon eigenlijk alleen maar denken aan de slachtoffers, de hulpverleners en de ordehandhavers en de manier waarop zij hun werk hebben moeten doen met gevaar voor eigen leven. Gelukkig is de schutter relatief snel opgepakt – dat is dan een succesje op die zwarte dag. Dat zo’n man met zijn strafblad en criminele staat van dienst gewoon vrij kan rondlopen… Heel pijnlijk, maar goed, dat zag je dus ook bij Michael P. De informatie over hem mocht niet worden gedeeld tussen justitie en de zorginstelling.’

De stand van de Chinezen in ons land

0

De eerste Chinezen arriveerden precies een eeuw geleden in Nederland. Hoe vergaat het de Chinese minderheid in ons land eigenlijk?

Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de eerste Chinezen naar Nederland kwamen, om precies te zijn naar Rotterdam. Immigratie uit andere Europese landen kenden we al, zoals Franse hugenoten, Portugese joden en Duitse arbeiders. Chinezen waren echter de eerste substantiële groep van buiten Europa die hierheen kwam. Tijd voor een update.

Niet alleen uit China

Han Entzinger is socioloog en emeritus-hoogleraar Migratie- en Integratiestudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij vertelt dat Chinezen lang niet allemaal vanuit China (tegenwoordig de Volksrepubliek China, red.) naar Nederland zijn gekomen. ‘Er komen ook Chinezen uit Suriname, Indonesië, Maleisië en vergeet ook Singapore en Taiwan (officieel de Republiek China, red.) niet. Door de gemiddelde Nederlander worden ook de mensen uit deze landen vanwege hun uiterlijk en hun culturele achtergrond vaak als ‘Chinees’ bestempeld. Ook ziet niet iedereen het verschil tussen een Chinees en een Japanner. Er wonen in Nederland momenteel zo’n 70.000 mensen die zelf of van wie de ouders afkomstig zijn uit de China; 30.000 van hen bezitten nog de Chinese nationaliteit. Het aantal ‘etnische Chinezen’ is veel moeilijker te berekenen. Deskundigen schatten het op ongeveer 200.000, al blijft de vraag hoe kinderen uit etnisch gemengde verbintenissen beschouwd worden. Binnen de Surinaamse gemeenschap zijn zulke verbintenissen bijvoorbeeld zeer gebruikelijk.’

Schepen

De eerste Chinezen die in ons land bleven, waren mensen die aan boord van Nederlandse schepen werkten. ‘De horeca dateert grotendeels pas van na 1945. Een van de oudste Chinese restaurants is te vinden in de Atjehstraat op Katendrecht (een havenwijk in Rotterdam, red.). De start was in de jaren twintig van de vorige eeuw, maar de doorbraak kwam pas na de Tweede Wereldoorlog. Dat was destijds een sensatie, zoiets exotisch op je bord. Het heeft een stempel op onze smaak gedrukt. Je ziet in Nederland veel meer Chinese restaurants dan in Duitsland. Daar heb je juist veel Turkse en Griekse eetgelegenheden. Overigens zijn de menu’s van veel Chinese restaurants beïnvloed door Indonesische gerechten.’

Onder degenen die in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw van Indonesië naar Nederland kwamen, bevonden zich ook mensen met een Chinese achtergrond. ‘In 1965 werd Soekarno na een staatsgreep ten val gebracht. Daarvan kregen de communisten de schuld, en dan met name de Chinezen. Zij werden namelijk verondersteld nauwe banden te hebben met de Volksrepubliek, al was dat in werkelijkheid vaak helemaal niet zo. Daarbij speelde zeker een rol dat de Chinezen een belangrijke positie innamen in de Indonesische zakenwereld, tot ongenoegen van de andere Indonesiërs. Een deel van de Chinese bevolking werd toen uitgemoord, anderen sloegen op de vlucht. Onder andere naar Nederland.’

Foto: Aziatische Supermarkt Amazing Oriental

Steeds meer Chinezen

Veel Chinezen in Nederland, ook die uit de Volksrepubliek, gaan hun eigen weg. ‘Er komen, nog steeds flink wat migranten uit China. Zij vinden dikwijls werk in de horeca, vaak, maar lang niet altijd. Neem bijvoorbeeld de kennismigratieregeling, waar ook door hoogopgeleide Chinezen enthousiast gebruik van wordt gemaakt. Je moet wel een bepaald bedrag verdienen, momenteel minstens 54.000 euro per jaar, om hiervoor in aanmerking te komen.’ China behoort volgens Entzinger tot de top van landen waaruit de kennismigranten komen, samen met India, Turkije en de Verenigde Staten. ‘Onderschat ook het aantal politieke vluchtelingen uit China niet; alleen al in 2018 vroegen een kleine 200 Chinezen asiel aan in Nederland. Het migratieproces vanuit de Volksrepubliek China is nog steeds in volle gang. In 1996 kwam China niet voor in de top 15 van migratielanden, wat betekent dat er minder dan 2.000 Chinese immigranten waren. In 2016 ging het om 6.348 Chinezen.’

Hoe het gaat met dé Chinese gemeenschap is dus een lastige vraag om te beantwoorden, ook omdat dé Chinees niet bestaat. ‘Vooral bij Chinezen uit de Volksrepubliek staat presteren hoog in het vaandel, met als gevolg dat ze vaak hoger opgeleid zijn. Uit een internationaal onderzoek is zelfs gebleken dat mensen met Chinees-culturele achtergronden uitblinken in werken met cijfers.’

Erg trots

Entzinger zegt dat de Chinese gemeenschap sterk op zichzelf is. Er is relatief weinig over hen bekend en bovendien gaat het om een zeer heterogene groep. Het migrantenonderzoek richt zich vaak op de nog grotere groepen óf op groeperingen waarvan veel leden op een negatieve manier opvallen. ‘Chinezen hebben niet alleen de neiging om zich terug te trekken in hun eigen gemeenschap, maar ook om uit schaamte geen gebruik te maken van sociale voorzieningen. Toen Chinese restaurants nog goed liepen konden de Chinezen inderdaad voor zichzelf zorgen. Er is echter grote aarzeling om hulp in te schakelen als de zaken slechter gaan als gevolg van de groter wordende concurrentie. Het aanvragen van bijstand wordt als schande ervaren, ondanks het feit dat ze er recht op hebben.’ Of het gerucht dat sommige oudere Chinezen om die reden zelfs geen AOW aanvragen op waarheid berust, weet Entzinger niet. maar het zou hem niet verbazen.

Het is er in de loop van de tijd niet eenvoudiger op geworden om naar Nederland te emigreren. ‘Dertig jaar geleden ging het redelijk makkelijk. De overheid stelt nu meer eisen, zoals de inburgeringsplicht. Toch lukt het sommigen nog steeds om naar Nederland te komen. Veel Nederlanders onderschatten dat de Chinese gemeenschap steeds groter wordt. Alleen al aan de Erasmus Universiteit Rotterdam studeren 1.200 studenten met een Chinese nationaliteit, waarvan een groot deel na hun afstuderen blijft hangen. Van de Chinese studenten die in 2009 in Nederland studeerden, verbleef 36 procent hier vijf jaar later nog steeds. Studeren in Europa is aantrekkelijk. In Nederland worden bijna alle onderwijsprogramma’s die voor Chinezen interessant zijn in het Engels gegeven. Ons land loopt hiermee als niet-Engelstalig land voorop.’

Een eigen horecaorganisatie

Liping Lin is de directeur van de VCHO, de Vereniging voor Chinees-Aziatische Horeca Ondernemers. Veel Chinese restaurants kampen al jaren met het probleem dat ze in Nederland geen geschikte koks kunnen vinden, maar ook geen kok uit het buitenland mogen laten overkomen. ‘De gedeelde problematiek speelt inderdaad een rol. Onze brancheorganisatie komt op voor deze specifieke belangen. We zijn bezig om een oplossing te zoeken. Het speelde vooral een aantal jaren geleden, toen zijn er zelfs zaken gesloten als gevolg van het tekort aan koks. Ondernemers van boven de zestig jaar moesten noodgedwongen tien uur per dag zelf in de keuken staan, zeven dagen per week. Dat is niet vol te houden. Per 1 oktober 2014 is het zogenaamde ‘wokakkoord’ gesloten, wat inhoudt dat onder bepaalde voorwaarden koks uit China naar Nederland mogen komen. We zijn inmiddels weer in gesprek met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om een nieuwe regeling te treffen. Deze belangenbehartiging is de grootste drijfveer voor ondernemers om lid van de VCHO te worden.’ Onlangs werd bekend dat 40 procent van alle Nederlandse snackbars in handen is van ondernemers van Chinese afkomst. Lin schat dat van de 1.300 leden van de VCHO er ongeveer 100 een snackbar hebben. De overige 1.200 leden zijn eigenaren van Chinees-Aziatische restaurants.

Foto: Aziatische Supermarkt Amazing Oriental

De cultuur kennen

Vorig jaar verscheen het boek Tijgerkop van de Chinees-Nederlandse schrijfster Mingfang Wang. Haar ouders en haar broer hadden een restaurant. Wang beschrijft ook de Chinese familieverhoudingen. Zo moet je als goede Chinese zoon of dochter altijd naar je ouders luisteren, wat soms tot problemen kan leiden als je een bedrijf moet runnen. De VCHO kent de Chinese familiecultuur vast beter dan Horeca Nederland. Lin denkt dat dit ook een reden kan zijn om lid te worden. ‘Kinderen luisteren naar hun ouders omdat ze meer ervaring hebben en meer kennis van de gerechten. We horen wel regelmatig dat er afspraken worden gemaakt. Denk dan aan: ‘Als ik de zaak overneem, dan wil ik niet dat jullie je overal mee blijven bemoeien of elke dag naar het restaurant komen. Een ander probleem is dat oudere werknemers vaak beter naar de ouders blijven luisteren. Wat ook meetelt is dat de kinderen meestal hier geboren zijn en de Nederlandse mentaliteit kennen en deels hebben overgenomen. Een ander belangrijk element is dat de VCHO tweetalig is. De oudere Chinezen kunnen Nederlands vaak verstaan, maar zelf zinnen maken lukt niet. Daarom zijn onze bijeenkomsten over het algemeen tweetalig: Nederlands en Chinees. Onze nieuwsbrieven worden in twee talen verstuurd. Wij maken letterlijk en figuurlijk een vertaalslag als het nieuwe regels gaat. We vertalen het naar het Chinees én naar de situatie van onze leden.’Overigens beantwoordt de VCHO ook vragen over huurverhogingen, salarissen en andere vragen waar ondernemers op stuiten bij hun bedrijfsuitvoering.

Een eigen wooncomplex

Binnen het Rotterdamse verzorgingstehuis De Schans van Laurens Zorggroep hebben Chinese ouderen hun eigen woongroep. Hiervoor zijn volgens locatiemanager Bente Schotel verschillende oorzaken. ‘Een gesloten, niet te doorbreken gemeenschap, een eigen cultuur, eigen gerechten en een eigen taal. Bovendien moet rekening gehouden worden met het feit dat de Chinese taal meerdere varianten kent. De oudere Chinese generatie spreekt geen Nederlands, waardoor het voor ons lastig is om met hen te communiceren. Wij vinden dit jammer, want we willen graag weten hoe het met onze bewoners gaat en of het hen bevalt bij ons. Vaak verloopt de communicatie via de kinderen, maar zij spreken ook niet altijd Nederlands.’

Over het algemeen is dit de eerste generatie Chinese ouderen die met de zorg in aanraking komt, in plaats van dat ze door hun kinderen verzorgd worden. ‘Dat willen heel veel Chinese ouderen zelf ook niet meer,’ weet Judy Chan-Li van de Stichting Ouderenverenigingen Chun Pah Rotterdam. ‘In China moet het wel, maar ze zijn al zolang in Nederland dat ze begrijpen dat het hier anders gaat. Ouders willen niet bij hun kinderen inwonen, want die hebben zelf een gezin. Als een dochter niet getrouwd is, wordt het soms anders. Zelf zou ik ook niet bij mijn kinderen willen wonen.’

Op de vraag of deze Chinese woongroepen eigenlijk een vorm van integratie zijn, antwoordt ze volmondig ja. ‘Ik ben vrijwilliger geweest bij De Schans en ik heb gemerkt hoe blij de Chinese ouderen zijn met hun afdeling. Vaak kunnen ze niet meer voor zichzelf zorgen, maar op deze manier behouden ze hun zelfstandigheid én hebben ze gezelschap van gelijkgestemden. Zo kunnen ze samen Chinees koken en meestal hun eigen taal spreken.’ In sommige andere grote steden in Nederland zijn ook Chinese woongroepen ontstaan.

Concurrentie

Rob de Wijk is hoogleraar Internationale Betrekkingen in Leiden en directeur van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) in Den Haag, opgericht in 2007 als onafhankelijke denktank. Het HCSS richt zich op strategisch onderzoek van geopolitiek en nationale en internationale veiligheid. Onlangs verscheen het boek De Nieuwe Wereldorde van De Wijk, waarin hij waarschuwt voor de lange arm van China. Niet alles is wat het lijkt. De Wijk betwijfelt of de meeste Chinese studenten hier blijven. ‘Het heeft allemaal te maken met de technologische race. De vraag is of je dit moet faciliteren. Bovendien worden ze blootgesteld aan onze hoogleraren, zodat ze leren hoe we denken en welke kennis we hebben. Chinese studenten in grote getalen hierheen laten komen is het organiseren van onze eigen concurrentie. Wereldwijd blijkt dat de meeste Chinese studenten terugkeren. Ik sprak vanochtend iemand die hoogleraar is in het buitenland en op directieniveau betrokken is bij een telecombedrijf. Hij vroeg zich serieus af in hoeverre hij zijn studenten uit China alles moest vertellen. Ze komen immers hier kennis ophalen om die in hun eigen land toe te passen.’

De Wijk is meerdere malen in China geweest en merkte hoeveel Chinezen uitstekend Engels spreken, ook omdat ze in de VS hebben gestudeerd. ‘Chinezen denken strategisch, economie is voor hen politiek. Wij zien die verbanden niet, maar China wel. Wij faciliteren de ontplooiing van China. Gaat dit niet ten koste van onszelf? Dát moeten ons dringend afvragen. Door hier te studeren, leren de studenten hoe het er hier aan toe gaat. Neem het charmeoffensief van Huawei. Ze hebben geleerd dat een keiharde strijd in het Westen geen effect heeft. Ze mogen niet te agressief of te confronterend zijn.’

Volgens De Wijk is Europa naïef. ‘Neem een student Medische Geneeskunde uit China die bij ons studeert en deelneemt aan een onderzoek naar medicijnen. Die student wil in eigen land niet in de eerste plaats zieke mensen beter maken, maar China wil weten hoe je die medicijnen maakt zodat ze uiteindelijk wereldwijd marktleider kunnen worden. Daarom vind ik dat er beter gekeken moet worden naar wat de consequenties zijn voor het binnenhalen van studenten uit China. Bekijk het niet alleen vanuit ons standpunt, maar vooral vanuit dat van de Chinezen.’

Dé Chinees bestaat dus niet. Wat dat betreft, is er in honderd jaar weinig veranderd.

Schuld en woede

0

Klimaatmarsen, klimaatstakingen, week zonder vlees – het klinkt me als muziek in de oren. Eindelijk gebeurt er weer wat zinnigs in dit land, en wat fijn dat jongeren het voortouw nemen! Want inderdaad, het is hún toekomst en het is natuurlijk te dol voor woorden dat die bepaald wordt door figuren van het slag Mark Rutte en Hans de Boer, überliberale loopjongens van het grootkapitaal of cynische ouwe zakken die eigenlijk al met één been in het graf staan. You Go! Jonge Vrienden, You Go!

Dat gaat helaas allemaal niet zonder slag of stoot. Op landelijk niveau en evenmin op het microniveau, zoals mijn eigen microkosmos van vrienden en goede bekenden. Wat opvalt: wie een groen standpunt inneemt of een groen voornemen aankondigt (ik vlieg niet meer, ik eet geen vlees), moet zich daarvoor blijkbaar verantwoorden. Sterker nog: die valt onbegrip ten deel, soms zelfs bozige verontwaardiging. Alsof je zojuist iets heel doms of ongepast heb gezegd (en het was net zo’n gezellig en leuk feestje!). Even voor de goede orde: ik behoor niet tot de club verzuurde activisten die de godganse dag met een belerend vingertje naar mensen wijzen, de stereotype klimaatdrammer zoals zo lekker bekkend neergezet door Klaas Dijkhoff, de carnavaleske fractievoorzitter van de VVD die inhoudelijk net zo vederlicht is als de suffe ballonnetjes die hij aan de lopende band oplaat. Desgevraagd laat ik mensen weten waar ik sta. Misschien niet zo verstandig – net als Zwarte Piet, het straatnamendebat, slavernijverleden, islam en de afschaffing van de dividendbelasting is het klimaat de zoveelste splijtzwam in dit land van lange tenen.

Wie zich groen profileert loopt het risico op pakweg drie reacties, die je meestal in een drietrapscombipakket voor je kiezen krijgt: iedereen doet het, mijn inspanning maakt geen verschil en jij bent geen haar beter dan ik.

De eerste reactie lijkt rechtstreeks van het schoolplein te komen, al weet men daar gelukkig beter vandaag de dag. Niet vliegen? Afval scheiden? Maar iedereen vliegt, en niemand scheidt afval (en bovendien, zegt menig complotdenker, als het eenmaal ingezameld is en je kijkt even niet, dan gooien ze het – hatsekidee! – gewoon weer bij elkaar!). Kortom: hunnie doen het ook, ik zou mezelf tekort als ik er niet aan meedoe, want het gebeurt tóch, et cetera, et cetera. Je veralgemeniseert de daad, die daardoor als vanzelf in omvang afneemt, net als jouw verplichting iets aan dat spilzieke gedrag van je te veranderen.

In het verlengde hiervan ligt reactie nummer twee, en ook deze heeft een hoog Calimero-gehalte: mijn individuele inspanning doet er niet toe. Ik kan mijn afval wel scheiden (gesteld dat ‘ze’ dat niet stiekem weer bij elkaar gooien), maar in China blijven de fabrieken op toptoerental kilotonnen CO2 uitbraken. Ik ben de druppel op de gloeiende plaat, als ik niet in het vliegtuig stap, dan doen de buren het wel (en die eten sowieso meer vlees dan ik!), we zitten allemaal opgesloten in dit systeem en als individuele consument ben ik niet bij machte om zulke dingen te veranderen. Ergo: ik kan het allemaal net zo goed laten!

Ten eerste: als we allemaal zo cynisch denken, komen we inderdaad geen steek verder. Ten tweede: het gaat er niet zozeer om of je daden daadwerkelijk effect sorteren, het gaat om de intentie. Dat je, uiteraard binnen de billijke grenzen van je mogelijkheden, de verantwoordelijkheid neemt die inherent is aan de kennis die je van een problematiek hebt. Kortom: dat je het gewoon probeert en je niet achter een slappe smoes verschuilt om op de oude voet door te gaan. Op de flauwekul van de onmachtige individuele consument kom ik zo trouwens nog terug.

Want eerst de laatste – en meest kinderachtige – reactie: de klassieke jij-bak. Zeg je vegetariër te zijn, dan krijg je het verwijt dat je anders wél leren schoenen draagt (en dat is ook zielig en slecht voor het milieu). Zeg je niet meer te willen vliegen, dan word je verweten nog auto te rijden. Of kinderen te hebben. En of je wel weet dat de accu van een elektrische auto ook heel vervuilend is? Tja, wat moet je daar nou weer op antwoorden? Nee, ik ben niet volmaakt, ja ook ik heb boter op mijn hoofd. En wat dan nog? Ik doe mijn kleine best en draag mijn steentje bij. Liever inconsequent goed, dan consequent fout. Zoals jij. (Dat laatste spreek ik natuurlijk nooit uit – voor je het weet worden de mensen écht boos, trekken ze een geel hesje aan en is het einde helemaal zoek. Nee, ik kijk wel link uit!)

Het waarom van deze U-bocht is natuurlijk interessant. Waarom mij wijzen op mijn morele tekortkomingen? Is dat om mij medeplichtig te maken? Om te voorkomen dat ik, nu ik zelf in diskrediet ben gebracht, een moreel oordeel vel over wie mijn voorbeeld niet volgt? Maar ik val anderen toch juist bewust níet lastig met mijn morele oordeel? Ik wijs toch bij voorkeur níet met het vingertje? Ik kan dus eigenlijk maar één reden bedenken: het is gewoon ordinair schuldgevoel. Ze zijn eigenlijk boos op zichzelf.

Ze weten het namelijk allemaal dondersgoed: twee keer per jaar op vakantie, idioot goedkope stedentripjes, vliegtickets voor een tientje, een auto die ze niet kunnen laten staan, de kiloknaller op de wegwerpbarbecue, morgen de nóg nieuwere smartphone, de McBurger op de scooter, door kinderen gemaakte confectiekleding dragen, de dagelijkse portie goedkope plastic rotzooi van discounters, meubelboulevards en tuincentra.

Natuurlijk, je doet het nooit goed in deze complexe en volkomen doorgedraaide consumptiemaatschappij. Dat is onmogelijk, maar ik zie vooral heel erg veel mensen vooral helemaal niets doen. Die vervolgens wel boos worden op zij die het wél proberen – op die linksige klimaatgekkies, de Don Quichotjes, de veggies, de Prinzipienreiter, de alternatieve drammers die je feestje komen bederven. Nét wanneer je lekker met je cocktail in de hand op de vulkaan staat te dansen. Bij nader inzien neem ik terug wat ik eerder schreef, ik wijs wél met een belerend vingertje naar wie het allemaal wel weet, vervolgens niets doet en alleen maar zeikt omdat zijn of haar hemd nader is dan de rok: je bent deze planeet niet waard.

Eén dingetje nog waar ik op terug zou komen. Die laffe berusting dat het allemaal niet uitmaakt wat je doet omdat ‘je als consument toch geen macht hebt’. Wie dit zegt neem ik graag mee naar het jaar 2003. Weet u het nog? Topman Cees van der Hoeven van het met de boeken zwendelende Ahold wordt vervangen door de Zweed Anders Moberg. Deze Moberg toucheert bij aantreden aan salaris, bonussen, aandelen- en optiepakketten om en nabij de tien miljoen euro. Tegelijkertijd vliegen er bij Albert Heijn vierhonderdveertig medewerkers uit. Groot is de verontwaardiging bij veel AH-klanten die voortaan ergens anders hun boodschappen gaan doen. Gevolg 1: een omzetdaling van vijf procent die Albert Heijn alleen maar kan corrigeren door met prijzen te gaan stunten. Terugwinnen die consumerende zieltjes! Gevolg 2: een supermarktoorlog die tot 2006 duurt en waarin de ketens Konmar en Edah kopje onder gaan. Quod erat demonstrandum: de consument is op elk punt in de keten de machtigste speler. Je moet het alleen wel weten, je moet het ook echt willen en je moet in staat zijn je te organiseren.

Kennis, wil en organisatietalent. Ik heb er alle vertrouwen in dat de huidige generatie klimaatjongeren, meer dan wij destijds, daarover beschikt. You go, Jonge Vrienden!

Business as unusual

0

Het Nederlands Dagblad kwam langs om me te interviewen. Ik ken de krant niet, het is een blad op christelijke grondslag en aangezien ik niet actief een geloof aanhang, vond ik het wel apart dat ze me wilden spreken. Het tijdstip van het interview kwam me alleen knap beroerd uit. De journalist wilde donderdagavond 21 maart om acht uur langskomen. ‘Kun je misschien iets vroeger komen,’ vroeg ik. ‘Want Nederland speelt.’ ‘Nederland speelt?’ zei hij. Ik hoopte maar dat hij meer verstand had van interviewen.

‘Voetbal.’ Duidelijk niet zijn ding, maar gelukkig was het geen probleem om het tijdstip een paar uur naar voren te schuiven zodat ik rustig de wedstrijd zou kunnen zien. Want voetbal, je kunt me ervoor wakker maken. Daarom baalde ik ook stevig een paar weken geleden. Ik was uitgenodigd voor de Salon d’Amsterdam de la Haute Horlogerie in de diamantfabriek van Gassan. Daar worden ‘noviteiten van hoogstaande horlogemerken’ getoond, het is een leuk evenement waar veel prominenten acte de présence geven. Maar ik moest naar een Indië-lezing in de Openbare Bibliotheek waar ik al een paar keer voor uitgenodigd was. In de pauze wilde ik wegsneaken om alsnog een deel van de Salon d’Amsterdam bij te kunnen wonen, maar ik vond het uiteindelijk toch wel heel onbeleefd om weg te gaan, dus bleef ik en had ik de Salon gemist.

‘Goh,’ zei Benno Leeser, directeur van Gassan, een paar dagen later toen ik hem ergens anders tegenkwam. ‘Wat jammer dat je er niet was. Ik sprak Ziyech nog, want die was er ook, en die had het heel leuk gevonden om je te ontmoeten.’ Ik kon hem wel de nek omdraaien. Ziyech, sterspeler van Ajax – als ik iemand een hand had willen geven was het Ziyech wel. Gelukkig won Nederland donderdag met 4-0 van Wit-Rusland, met een glansrol voor Memphis Depay. Mijn avond was goed.

Maar het leven bestaat uit meer dan voetbal natuurlijk. Op school was het business as usual. Of eigenlijk niet, want dat is het nooit. Business as unusual is misschien een betere benaming voor de gang van zaken. Woensdag was Soufyan absent. Reden onbekend. Bleek later dat hij zijn verkeerstheorie-examen aan het doen was. Dat moet je natuurlijk niet onder schooltijd doen, maar gewoon in je eigen tijd. Ik sprak hem erop aan – ‘dit kan niet’ – maar de vrijdag daarop was hij wederom niet aanwezig. Hij had het examen niet gehaald, dus vrijdag moest hij herexamen doen. Daardoor miste hij een herkansingstoets op school. ‘Maar de juf had gezegd dat ik vrij mocht’, rechtvaardigde hij zijn afwezigheid. Bij navraag bleek mijn co-mentor niet gezegd te hebben dat hij vrij mocht, maar dat ze niet wist of hij daarvoor (een herexamen theorie) wel vrij kon krijgen. Een wel erg discutabele interpretatie van de boodschap van zijn juf. Hij kreeg een niet-herkansbare 1 voor de toets. Dat is vaak de makke met dit soort acties van leerlingen: het slipt overal tussendoor en leerlingen komen ermee weg. Maar echt, spijbelen om theorie-examen te kunnen doen is niet de bedoeling en dat moet een leerling volkomen duidelijk zijn. Dat is niet streng, dat is volkomen normaal.

Ondertussen bereiden we ons op school voor op het vrijheidscollege. In de aanloop naar 4-5 mei worden in het hele land vrijheidscolleges georganiseerd, en 17 april komt Rajae el-Mouhandiz bij ons spreken – een kunstenares van Marokkaanse afkomst. Ik dacht dat ik haar niet kende, maar toen ik haar een paar weken geleden ontmoette op een partnerbijeenkomst – een bijeenkomst van mensen uit organisaties die meedoen aan de 4-5-meivieringen – beging ik de flater van de eeuw. Ik stelde me voor, maar we hadden elkaar al eens ontmoet in een talkshow, wat ik glad vergeten was. ‘Wat waren we goed, hè’, zei ze. Ik knikte schaapachtig en hoopte maar dat het geloofwaardig overkwam.

Vorig jaar werd het vrijheidscollege gegeven door een Afghaanse rapper die sprak over vrijheid van meningsuiting. ’Jullie mogen alles vragen en zeggen.’ Later bleken bepaalde vragen hem toch tegen het zere been te schoppen, wat maar weer eens bewees dat vrijheid van meningsuiting een moeilijk begrip is.

Dat voetbal mijn leven behoorlijk doordesemt bleek afgelopen zaterdag wederom bij mijn kapper, een Duitse dame. Naast mij zat een oude Joodse dame van vierennegentig. Gelakte nagels, haren werden keurig gekleurd en geknipt. We hadden het over de wedstrijd Nederland – Duitsland van zondag 24 maart. Wij, de Joodse dame en ik, hoopten natuurlijk allebei dat Nederland zou winnen. ‘Het moet maar eens afgelopen zijn met die weerstand tegen Duitsland’, zei de kapster. ‘En toch willen we niet dat Duitsland wint’, zei de Joodse dame ferm. We waren het helemaal eens.

Stress, weinig salaris en werk onder niveau

1
‘Doordat het moeilijk is om werk te vinden, en doordat de overheid ‘flexibiliteit’ stimuleert, nemen heel veel mensen slecht betaalde banen met slechte omstandigheden aan.’

Hebben starters in Europa het gevoel dat ze hun arbeidsdromen kunnen realiseren en hoe doen ze dat? Sinds de economische crisis in 2008 was het behoorlijk lastig om als afgestudeerde een baan te krijgen. Maar sinds enkele jaren is de werkloosheid gedaald en ziet het er voor de starters in Europa volgens alle economische dagbladen weer wat rooskleuriger uit. Maar hoe denken de starters er zelf over?

Starters in België

Hoe meet je of het goed gaat met de economie? Een belangrijke indicator of het goed gaat op de arbeidsmarkt is de arbeidsparticipatie. Hoe meer mensen werken, hoe beter, lijkt het motto. Volgens Joke van Bommel, woordvoerder van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), gaat het over het algemeen goed in België. ‘We zien hier een daling van het aantal werkzoekenden. Dat heeft alles te maken met de hoogconjunctuur op dit moment. De economie groeit en dat zien we weerspiegeld in het stijgende aantal vacatures. Vorig jaar ontving de VDAB bijna driehonderdduizend vacatures. Daardoor hebben werkzoekenden meer kans op werk.’

Koen (32) uit Gent, werkzaam bij een relatief jong bedrijf dat nu zijn kansen grijpt, heeft dan ook het gevoel dat de arbeidsmarkt in België het niet slecht doet. Er is volgens hem zeker werkgelegenheid genoeg voor iedereen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat wie jong is en wil werken sowieso een baan kan krijgen. Het zal niet altijd direct de leukste en beste baan zijn, maar daar moeten jongeren maar vrede mee hebben. Ze kunnen groeien in de loop van de jaren. Er is zelfs een tekort aan bepaald personeel. Vooral in de zorgsector en de technische sector. We hebben eigenlijk veel teveel hoog opgeleide mensen.’

Tevreden

Koen is zelf wel tevreden met zijn werk. ‘Ik werk in een bedrijf dat aan het exploderen is. In tien jaar tijd heb ik mee kunnen groeien, waardoor ik nu een vrij belangrijke functie met een goed salaris heb. Of het mijn droombaan is weet ik niet. Maar ik ga wel met plezier naar mijn werk.’

Dries (27) uit Gent, afgestudeerd in wijsbegeerte en moraalwetenschappen – en nu werkzaam bij een softwarebedrijf – ziet drie hindernissen die jonge werkzoekenden tegenkomen. ‘Mijn generatie heeft ermee leren leven, maar het is heel belangrijk om te beseffen dat het in onze rijke landen anders kan en moet. Ik denk dat starters in Nederland wel het een en ander herkennen. De eerste hindernis die ik zie zijn de hoge eisen die werkgevers stellen. Twee jaar ervaring is standaard voor echte startersposities. Een universitair diploma is een minimumvereiste voor veel relatief eenvoudige administratieve banen, als je er bovenuit wil steken heb je twee diploma’s nodig.’

Maar dat is niet alles volgens Dries: ‘Men verwacht sociaal sterke mensen in elke baan  – zelfs als het gaat om een boekhouders of andere jobs waar je vooral alleen werkt en geen contact hebt met mensen buiten de organisatie. Mensen die tijd nodig hebben om te bloeien, of mensen die zich nooit betrokken hebben gevoeld bij vrijetijdsverenigingen, vallen hierdoor vaak buiten de boot. Natuurlijk zijn deze hoge eisen enkel mogelijk omdat er ook veel kandidaten zijn  – er zijn namelijk ook werkenden en studenten die een baan onder hun niveau, of zonder enige zekerheid geaccepteerd hebben en dus verder zoeken.’

‘Doordat het moeilijk is om werk te vinden, en doordat de overheid ‘flexibiliteit’ stimuleert, nemen heel veel mensen slecht betaalde banen met slechte omstandigheden aan’, vervolgt Dries zijn verhaal. ‘Dagcontracten waarbij je niet weet wanneer je moet werken, onbetaalde overuren, mensen die met deeltijdwerk de rekeningen niet kunnen betalen en daarnaast dus een baan als fietskoerier nemen waarbij ze zelf voor een fiets moeten zorgen. En het ergste vind ik: de onbetaalde stages en vrijwilligersvergoedingen die moeten doorgaan voor een echte baan. Een goede vriendin van me krijgt op haar stage zevenhonderd euro per maand, onder het minimumloon dus. Het is voor haar heel moeilijk om naast haar stage een andere baan te nemen, maar toch kon ze niet weigeren. Zo’n constructie is vooral normaal geworden in de sociale en NGO-sector. Maar zelfs de beste architecten beginnen hun carrière bij slecht betaalde stageplekken, om als alles goed gaat verder te gaan als schijnzelfstandige – op die manier draagt het architectenbureau niet alle kosten en verantwoordelijkheden die normaal gezien horen bij het hebben van personeel.’

Gestreste vrijwilligers

‘Heel wat verenigingen draaien intussen op gestreste vrijwilligers’, aldus Dries. ‘Kunstenaars worden massaal betaald in ‘ervaring’ en exposure in plaats van geld. We trekken elkaar zo allemaal naar beneden. Ja, er is werk bijgekomen, maar heel weinig goed werk.’ Dries kent vooral veel mensen die werk hebben aanvaard dat niet ideaal is. ‘Een sociaal werker die op elk uur van de dag kan opgeroepen worden om in een magazijn te werken en tussendoor pizza’s levert, is niet werkloos. Een student die geen geld heeft en slechts een dag per week werkt, geldt ook niet als werkloos. Om het anders te zeggen: ik ken veel mensen die werkloos zouden zijn als ze de luxe hadden om kieskeurig te zijn.’

Vriendjespolitiek

De derde hindernis die werk vinden voor starters moeilijk maakt is volgens Dries vriendjespolitiek. ‘België is een groot web van vriendjespolitiek. Ik heb hier al verschillende goedgeluimde, hooggeschoolde en gemotiveerde Nederlanders zich stuk zien lopen op onze arbeidsmarkt. Want er bestaan niet alleen allerlei vooroordelen, er is ook een sterke cultuur van achterpoortjes en ‘ons kent ons’. Toen ik werk zocht als leerkracht merkte ik dat ik soms langs de achterdeur werd binnengehaald door kennissen van de school, en dat vacatures enkel publiek verschenen omdat dit wettelijk verplicht is. Terwijl de school al wist wie ze gingen aannemen. In de organisaties waar ik zelf bij betrokken ben zie ik ook dat keer op keer bekenden worden binnengehaald. Vroegere klasgenoten, familie, mensen van de jeugdbeweging, vrienden. Voor een nieuwkomer zonder netwerk kan het jaren duren om werk te vinden op niveau, omdat je niet bij de belangrijkste bron van werk zit – mensen die al ergens werken of weten hoe het systeem werkt.’

Er zijn ook sectoren waarin het anders gaat, vindt Koen. ‘In de kunstsector bijvoorbeeld. Of grafische ontwerpers. Je moet echt heel goed zijn, wil je daar werk in vinden. Er zullen nog wel meer sectoren zijn waar het moeilijk is om een baan in te vinden. Specifieke functies waarvan het aanbod groter is dan de vraag.’

Toch zijn schoolverlaters en ouderen boven de vijfenvijftig volgens de woordvoerder van de VDAB de meest kwetsbare groep op de Belgische arbeidsmarkt. ‘Ongekwalificeerde jongeren vormen een groep die zeer moeilijk werk vindt. 7,8 procent van alle schoolverlaters komt ongekwalificeerd de arbeidsmarkt op. Daarnaast is het ook voor oudere werkzoekenden en laaggeschoolde werkzoekenden minder evident om een nieuwe baan te vinden.’ Maar in sommige sectoren is er ook een tekort. ‘We volgen de sectoren die moeilijk nieuwe werknemers vinden nauw. Die nemen we op in lijsten genaamd ‘knelpuntberoepen’. Hier staan vooral beroepen uit de bouw, IT en zorg.’

Duitsland

De Duitse economie is de grootste economie in Europa en heeft recent het laagste groeiniveau van het bruto binnenlands product (bbp) sinds vijf jaar bereikt. Deze is vorig jaar maar met 1,5 procent gegroeid. Dit is de zwakste groei in vijf jaar. Terwijl deze in 2017 nog met 2,2 procent groeide. Volgens het ANP (persbureau, red.) ondervindt de Duitse economie de laatste maanden veel hinder van de wereldwijde handelsspanningen, de afzwakkende wereldeconomie en onzekerheid door de brexit. ‘Daardoor kwam de export van Duitsland onder druk te staan. Productieverstoringen in de Duitse auto-industrie kwamen daar nog bovenop’, aldus het persbureau.

Maar er zijn nog genoeg positieve ontwikkelingen volgens het ANP. ‘De hogere consumentenbestedingen in Duitsland zorgden juist voor steun, net als de gestegen investeringen in het bedrijfsleven en de goede gang van zaken in de bouwsector. Ook de overheidsuitgaven zaten in de lift. De Duitse economie laat nu al negen jaar op rij een groei optekenen.’

Dave (36) komt uit Boston in de Verenigde Staten, maar woont en werkt al twee jaar in Bonn. Hij geeft les op de universiteit en doet wiskundig onderzoek. Hij kreeg een baan als postdoctoraal aangeboden aan de Max Planck Instituut voor Wiskunde. Volgens hem is de academische sector een compleet andere wereld. In Europa is het volgens hem moeilijker om een baan te krijgen omdat er simpelweg minder aanbod is in vergelijking met de VS. Ook zijn de vacatures niet centraal georganiseerd, maar overal verspreid. Hij is nu op zoek naar een passende vacature, maar heeft er moeite mee.

Theresa (24) uit Stuttgart is bijna afgestudeerd in sociale wetenschappen met hoofdrichting Publieke Wetgeving. Volgens Theresa ligt het helemaal aan de sector. In haar gebied is de kans op werk gemiddeld, wat ze groot genoeg vindt. Ze kent mensen die werkloos zijn en bijvoorbeeld stage lopen, omdat ze geen passend werk kunnen vinden. ‘Je kan makkelijk baantjes vinden, maar dat zijn de laaggeschoolde baantjes, zoals serveerster, of in een supermarkt. Veel mensen die ik ken hebben zo’n bijbaantje. In de IT en als ingenieur maak je veel meer kans op een baan, omdat daar vraag naar is. Sommige sectoren hebben zo’n tekort dat ze iedereen aannemen, ook al heb je niet de beste vaardigheden voor de baan. Leraren bijvoorbeeld. Ze halen soms zelfs mensen uit het buitenland, bijvoorbeeld uit Griekenland. Maar ik ken niet zo heel veel werkloze mensen. Ik heb vooral veel vrienden die studeren en ook in mijn familie heeft iedereen gestudeerd. Dan is het toch makkelijker om een baan te vinden. Voor schoolverlaters is het volgens mij lastiger om een goede baan te krijgen. Behalve dus die laaggeschoolde baantjes. Ik heb altijd er wel vertrouwen in dat ik een baan ga vinden, en de meeste mensen die ik ken hebben dat vertrouwen ook.’

Intens werk

Andreas (30) uit Heidelberg is afgestudeerd in scheikunde. Hem lukt het op dit moment niet om een baan te vinden in zijn vakgebied. ‘Ik heb wel wat gesolliciteerd, maar ik ben het niet geworden. Het is best lastig als je niet veel ervaring hebt. Toch krijg ik hier en daar wel wat aanbiedingen, maar dat zijn meestal commerciële banen waar ik niet op zit te wachten. In plaats daarvan ben ik nu de persoonlijke verpleegkundige van een gehandicapte man. Eén keer per week moet ik vierentwintig uur voor hem klaar staan. Het is best intens werk, maar het is maar één keer per week. In een maand heb ik duizend euro verdiend en dat is genoeg voor mij om van te leven. Ik heb mazzel dat ik hiervoor geen diploma nodig heb, want meestal is dat wel zo in de baantjes van de zorgsector.’

Nederland heeft het met 3,5 procent het op twee na laagste werkloosheidspercentage in Europa. Op Duitsland met 3,3 procent en Tsjechië met 1,9 procent na. Maar dat het percentage laag zit, wil niet zeggen dat iedereen op zijn of haar niveau werkt. Volgens Susanne (32) uit Amsterdam ligt de kans op een baan heel erg aan de sector. Ze is van mening dat de situatie voor starters op de Nederlandse arbeidsmarkt op veel gebieden lastig is. ‘Het is moeilijk om na je universitaire opleiding meteen een geschikte baan te vinden. Vooral voor mensen die rechten, geneeskunde, psychologie of zoals ikzelf orthopedagogiek hebben gestudeerd. De arbeidsmarkt zit daar op slot. Veel oudere medewerkers zitten al lang bij dezelfde bedrijven waardoor er geen plekken vrijkomen. Daardoor is het moeilijker om werk te vinden en moet je iets inleveren door een werkervaringsplek te accepteren of te werken voor geen of weinig vergoeding. Dat geldt vooral voor psychologie. Dat is ergens wel heel naar, want het belooft geen werk en gaat vaak verkeerd. Persoonlijk heb ik toen een keuze gemaakt: het komt zoals het komt. Ik moet gewoon mijn huur betalen, wat ervoor gezorgd heeft dat ik in een andere groep terecht kwam. De sportsector, waar ik op mbo-niveau achter de balie werk. Ik heb de functies in mijn vakgebied een beetje losgelaten. Ik houd nog wel vacatures in de gaten, soms reageer ik ook, maar ik word vaak afgewezen. Over twee weken heb ik bijvoorbeeld weer een gesprek. Wat ik wel om me heen hoor is dat het op dit moment een goede tijd is op de arbeidsmarkt. Volgens mij geldt de regel zeven vette jaren, zeven magere jaren, zo werkt het ook op de woningmarkt.’

Het is niet alleen iets van deze tijd, vindt Suzanne. Toen zij was afgestudeerd in 2012 was het erg lastig om een baan te vinden. ‘De afgelopen jaren zeggen mensen tegen mij dat er nu echt veel banen zijn. Maar dan wordt het een persoonlijke keuze: heb je de ruimte, de tijd om die banen te zoeken? Ik heb een vriendin die sluit zich twee maanden op en zoekt intensief naar banen en die krijgt ook een passende baan. Zij heeft psychologie gestudeerd en wil psycholoog worden, dat is ook heel duidelijk. Ik heb orthopedagogiek gestudeerd, maar weet niet of ik orthopedagoog wil worden. Het is toch wel hard werken voor weinig geld. Psychologie spreekt mij meer aan, maar dat is dus voor mij moeilijker om in te rollen. Mijn streven is uiteindelijk wel op mijn niveau serieuze werkervaring op te doen, dan kan ik veel beter beslissen wat ik wil. Er speelt van alles en nog wat op de arbeidsmarkt, vooral met die flexibele contracten die steeds vaker voorkomen. Tegelijkertijd zijn er bedrijven die zeggen dat de millennials hun contracten opzeggen of stoppen met werken omdat ze ‘dan weer naar het buitenland willen, omdat ze allemaal dromen hebben’. Er is denk ik wel een verschuiving gaande, maar ook dat is weer aan de persoon gerelateerd. Er zijn ook genoeg mensen te vinden die wel gewoon meteen een baan vinden en in hetzelfde systeem doorrollen en wel in hetzelfde bedrijf blijven.’

‘Het discours gaat de verkeerde kant op’

0
Kun je vluchtelingen van nu vergelijken met de Joodse vluchtelingen die tussen 1933 en 1939 nazi-Duitsland ontvluchtten? ‘Nie wieder. Nooit meer. Maar nooit meer wat? Nooit meer Hitler? Of nooit meer racisme, intolerantie enzovoort?’

Tussen 1933 en 1939 vluchtten zo’n 282.000 Joden uit nazi-Duitsland. Andere landen zaten niet echt om deze vluchtelingen te springen, tot leedvermaak van de nazi’s. ‘Niemand wil ze hebben’, kopte nazikrant Völkische Beobachter naar aanleiding van de mislukte vluchtelingenconferentie in het Franse stadje Évian-les-Bains aan het Meer van Genève.

Journaliste Linda Polman ziet grote parallellen tussen de vluchtelingencrisis van 1933-1939 en de vluchtelingencrisis nu. Ze schreef hierover een boek, dat ook de titel Niemand wil ze hebben draagt. De Kanttekening sprak met haar, migratiehistoricus Leo Lucassen, historicus Bas Kromhout en Hidde van Koningsveld van de CIDI-jongeren over de vraag of je de Joodse vluchtelingen van toen wel kunt en mag vergelijken met de vluchtelingen van nu, die vaak islamitisch zijn. Deze vergelijking is namelijk nogal controversieel, wat ook blijkt uit de ophef die recentelijk ontstaan is over het plan om in Kamp Westerbork van start te gaan met de Nacht van de Vluchteling. Daarnaast zijn sommige Joden bang dat we met de islamitische vluchtelingen de antisemieten binnenhalen.

Overeenkomsten en verschillen

‘Toen ik over de conferentie van Evian las vielen mij de grote overeenkomsten met de huidige vluchtelingencrisis op’, vertelt Polman. ‘De politieke leiders gebruikten toen precies dezelfde argumenten als nu. De Joden die nazi-Duitsland waren ontvlucht werden migranten genoemd, geen vluchtelingen. Ze zouden een gevaar zijn voor de normen en waarden van de landen die deze mensen moesten opnemen. Daarnaast zouden ze een bedreiging vormen voor de sociale cohesie. Interessant is bovendien dat toen, net als nu, het pragmatisme prevaleerde boven de mensenrechten. De landen die de conferentie van Evian belegden vonden goede handelsrelaties met nazi-Duitsland belangrijker dan de rechten van de mensen die voor de naziterreur op de vlucht waren geslagen. Net als we nu de relatie met landen waarmee we deals hebben gesloten – denk aan Ethiopië, Libië, Soedan en Turkije – belangrijker vinden dan de mensenrechtensituatie in die landen.’

Hidde van Koningsveld, voorzitter van de CIDI-jongeren, heeft grote moeite met de vergelijking die Polman met de Joodse vluchtelingen trekt. ‘Allereerst, de situatie van de vluchtelingen van nu is echt vreselijk, daar wil ik geen misverstanden over laten bestaan. Maar het is niet goed dat we hen vergelijken met de Joodse vluchtelingen die in de jaren dertig voor de nazi’s zijn gevlucht. We weten namelijk wat er gebeurd is, hoe het is geëindigd. In de Holocaust, de moord op zes miljoen Joden. Dat is niet te vergelijken met de situatie waarin de vluchtelingen nu zich bevinden. Ze worden hier in Europa niet vervolgd, er worden juist heel veel dingen voor ze geregeld.’

Om deze reden vindt Van Koningsveld de ophef over Kamp Westerbork, waar in de nacht van 15 op 16 juni de Nacht van de Vluchteling van start gaat, meer dan terecht. ‘Natuurlijk, mensen zeggen wel dat Kamp Westerbork in de jaren dertig begonnen is als een vluchtelingenkamp voor Joodse mensen die zich niet meer veilig voelden in nazi-Duitsland, maar we kunnen Westerbork niet los zien van de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust. Kamp Westerbork was een doorgangskamp, waar Joden tijdelijk werden ondergebracht, voordat ze naar Polen werden gedeporteerd om te worden vermoord.’

Polman snapt zulke bezwaren wel, maar is het hier niet mee eens. ‘De zionistische delegatie’, zegt ze met enige ironie in haar stem, ‘was ook aanwezig op mijn boekpresentatie in Spui25 te Amsterdam. Zij begonnen uiteraard meteen over het plan van de nazi’s om alle Joden uit te roeien. Maar ik heb het in mijn studie niet over de Holocaust, ik heb het over de geschiedenis ervoor. Trouwens, een verschil tussen de Joodse vluchtelingen van toen en de vluchtelingen van nu is dat nazi-Duitsland met de rassenwetten van Neurenberg de burgerrechten van de Joodse ingezeten heeft afgepakt.’

Leo Lucassen, directeur onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, waarschuwt voor een anachronistische manier van kijken. ‘Wij weten nu dat de Jodenvervolging van de jaren dertig uitliep op genocide, maar dat konden toen maar weinigen bevroeden. We moeten de vluchtelingencrisis van de jaren dertig daarom niet bekijken door de lens van de Holocaust.’ Volgens Lucassen mag je wel degelijk historische vergelijkingen maken: ‘Vergelijken betekent niet dat alles precies hetzelfde is.’

De migratieprofessor ziet overeenkomsten en verschillen tussen beide groepen vluchtelingen. ‘Net als toen staan westerse landen niet te trappelen om vluchtelingen op te vangen en beroepen ze zich hiervoor op financiële en culturele argumenten. Toch zijn er ook verschillen. De Joodse vluchtelingen uit de jaren dertig waren een hele specifieke groep. Ze werden vervolgd vanwege hun religie en vanwege vermeende raskenmerken. De vluchtelingen van nu zijn als groep veel diffuser. Je hebt mensen uit verschillende landen uit het Midden-Oosten, mensen uit Afrika, enzovoort. Als we bijvoorbeeld naar de Syrische vluchtelingen kijken, zij zijn vanwege politieke redenen op de vlucht geslagen, niet vanwege hun geloof of etniciteit. Maar het mechanisme van afwering vertoont wel veel overeenkomsten.’

Botsende herinneringsculturen

‘Het gaat hier feitelijk om twee herinneringsculturen die op elkaar botsen’, analyseert historicus Bas Kromhout, redacteur bij het Historisch Nieuwsblad en een groot kenner van de Tweede Wereldoorlog. ‘Aan de ene kant heb je de mensen die lessen uit de Tweede Wereldoorlog willen trekken voor nu, om op deze manier geschiedenis levend te houden. En aan de andere kant heb je mensen die zich betrokken voelen bij het Joodse verhaal. De organisatie van het museum van Kamp Westerbork, waar de Nacht van de Vluchteling begint, wil aansluiten bij  de hedendaagse beleving. Hiervoor is herkenbaarheid belangrijk. Maar wat zijn de lessen die we uit het verleden moeten trekken? Nie wieder. Nooit meer. Maar nooit meer wat? Nooit meer Hitler? Of nooit meer racisme, intolerantie enzovoort?’

Kromhout leg uit dat meteen na de bevrijding die specifieke herinneringscultuur al bestond, dat de les van de Tweede Wereldoorlog was dat racisme en onverdraagzaamheid slecht zijn. ‘Maar dit narratief werd pas echt belangrijk in de jaren zeventig en tachtig. Het verhaal van de Holocaust was als een spiegel. Zo heb ik het in de jaren tachtig op school ook meegekregen. Vanwege de lessen uit de Tweede Wereldoorlog was ik tegen de apartheid in Zuid-Afrika en tegen rechtse dictaturen in Latijns-Amerika. Ik geloof wel dat die verbreding van het verhaal van de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk is, anders blijft de herinnering te beperkt. Binnen de Joodse gemeenschap zijn overigens ook andere opinies, Joodse mensen die het verhaal breder willen trekken.’

Als historicus heeft Kromhout begrip voor beide posities, ook ten aanzien van het beginnen van de Nacht van de Vluchteling in Kamp Westerbork. ‘In de jaren dertig was het een kamp voor vluchtelingen, in de Tweede Wereldoorlog fungeerde Westerbork als voorportaal voor Auschwitz en Sobibor. Het grote probleem is dat de discussie zo emotioneel wordt gevoerd.’

Lucassen is het met Kromhout eens: ‘De ophef om de Nacht van de Vluchtelingen in Kamp Westerbork te beginnen snap ik wel. Als er familieleden van je zijn vermoord tijdens de Holocaust kan ik mij voorstellen dat je het geen goed idee vindt om de herinnering te verbreden. Er zijn echter ook mensen uit links-Joodse hoek, waarvan er ook familieleden zijn vermoord tijdens de oorlog, die juist wel achter die verbreding staan. De Holocaust is uniek qua omvang en intensiteit, maar de onderliggende mechanismen van uitsluiting niet. Iedereen is wat mij betreft vrij om hierover een mening te hebben. Ik ben voor een brede herinnering, maar ik heb ook begrip voor mensen die het anders willen.’

Linda Polman

Antisemitische incidenten

De vluchtelingencrisis wordt ook op een andere manier met de Joden in verband gebracht. Esther Voet, hoofdredacteur van het Nieuw Israëlitisch Weekblad, trok in 2015 van leer tegen vluchtelingen van islamitische origine, omdat zij antisemitisch zouden zijn. ‘Joden zijn voor het overgrote deel van vluchtelingen in Nederland een inferieure groep. En ja, dat baart veel leden van deze kleine minderheid zorgen’, schreef de journaliste voor de opiniewebsite Jalta.

Van Koningsveld neemt een voorzichtigere positie in dan Voet. ‘Die angst is tot op zekere hoogte terecht. Maar dit is geen reden om alle vluchtelingen maar te weigeren. We mogen niet generaliseren. In landen als Syrië bestaat veel antisemitische propaganda, maar we moeten mensen als individu beoordelen. Toch vind ik het wel terecht dat we vluchtelingen niet opvangen bij Joodse centra. Waarom zouden we dit risico nemen?’

Veel indruk op Van Koningsveld maakte het incident bij het Amsterdamse restaurant HaCarmel. ‘Een Syrisch-Palestijnse asielzoeker heeft de ruiten van dit Joodse restaurant vernield. Bezoekers van het restaurant durven nog steeds niet bij het raam te zitten, voor het geval er weer iemand de ruiten ingooit. De ruitengooier was moslim. Tijdens de rechtszaak haalde hij een Koran uit zijn broekzak, waaruit hij vervolgens citeerde om zijn daad te rechtvaardigen. Dat maakte wel indruk op mij. Toch heb ik niet het idee dat dit incident gebruikt wordt om haat tegen vluchtelingen te zaaien.’

Linda Polman staat heel kritisch tegenover mensen die zulke beweringen doen en wil cijfers zien. ‘Heel veel vluchtelingen die bij ons asiel aanvragen zijn christelijk, hoewel vluchtelingen in de beeldvorming van sommige opiniemakers allemaal moslims zijn. Maar dan nog, ik weet niet of en in hoeverre islamitische vluchtelingen antisemitisch zijn. Is hier wel onderzoek naar gedaan? En hoe zit het met het antisemitisme van Nederlanders? Van Duitsers? We kunnen er niet automatisch maar vanuit gaan dat islamitische vluchtelingen antisemitisch zijn. Misschien is dat wel zo, maar dat moet onderbouwd worden met feiten. En die hebben we nu niet. Ik vind het echt heel gevaarlijk om ongefundeerde beweringen te doen. Voorzichtigheid is belangrijk. De geschiedenis leert juist dat het misgaat wanneer we gaan generaliseren.’

Lucassen kent wel onderzoeken en cijfers. ‘Als het conflict tussen Israël en de Palestijnen oplaait dan vinden er in Nederland meer antisemitische incidenten plaats, die ook door kinderen van immigranten afkomstig uit islamitische landen worden gepleegd. Denk aan het afslaan van keppeltjes enzovoort. We zien echter geen groei van antisemitisme als gevolg van de toename van het aantal vluchtelingen. In de jaren negentig kwamen veel asielzoekers uit Irak en Iran naar Nederland en dat leidde destijds niet tot meer antisemitisme. Sterker nog, als we goed naar de cijfers kijken dan is er sprake van een dalende trend over de lange termijn. Ik kan mij wel iets voorstellen bij de opmerkingen van Esther Voet. Er komt inderdaad antisemitisme onder vluchtelingen uit het Midden-Oosten voor, sterk gevoed door het conflict met Israël, maar waar het om gaat is of ze daar ook uiting aan geven, en daar zijn weinig aanwijzingen voor.’

Ook Kromhout snapt de angst van Voet cum suis. Hij vreest echter dat dit tot stigmatisering van vluchtelingen zal leiden. ‘In het Midden-Oosten komt antisemitisme veel voor, Mein Kampf is er een bestseller, dus ik begrijp heel goed dat mensen zich zorgen maken. Incidenten, zoals de vernielde ruiten bij HaCarmel en Joden die worden belaagd in Amsterdam als ze met een keppeltje over straat lopen, spreken bovendien erg tot de verbeelding. Maar als gevolg van een eenzijdige fixatie op deze kant kunnen vluchtelingen worden gestigmatiseerd. Je wil niet in de positie komen te moeten kiezen tussen twee kwetsbare minderheden, die een lastige relatie met elkaar hebben.’

Toekomst

En de toekomst? Wordt de vreemdelingenhaat steeds erger? Linda Polman maakt zich grote zorgen. ‘Mijn verhaal begint in 1938, bij de vluchtelingenconferentie van Evian. De paralellen tussen toen en nu zijn echt opvallend. Ook met betrekking tot hoe mensen nu denken over vluchtelingen. De genadeloosheid, het gebrek aan empathie, het politieke opportunisme van de landen waar vluchtelingen asiel aanvragen. Dit alarmeert mij.’

Toen ze met haar boek bezig was realiseerde Polman zich dat maatschappelijke en politieke veranderingen echt heel snel kunnen gaan. ‘In januari 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht en binnen een paar jaar was Duitsland in een totalitaire dictatuur veranderd, met concentratiekampen waarin politieke tegenstanders werden opgesloten. In dat jaar werden er ook de eerste discriminerende maatregelen tegen Joden genomen. Enkele jaren later werden de rassenwetten van Neurenberg aangenomen en in 1938, vijf jaar na Hitlers machtsovername, vond de Kristallnacht plaats. In vijf jaar kan er dus een heleboel gebeuren.’

Polman ziet duidelijke parallellen met onze tijd. ‘In 2014 kon niemand zich voorstellen dat iemand als Donald Trump president zou kunnen worden. Nu is hij president en behoren fascistische en racistische ideeën tot het dagelijkse vocabulaire. Nog maar pas geleden behoorde dit allemaal tot de taboesfeer, maar vandaag de dag niet meer. Het discours gaat de verkeerde richting op, ik houd mijn hart vast.’