16.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 763

Geloven alleen dwazen in wonderen?

0
Het beeld dat mensen die wonderen denken te hebben meegemaakt vaak arm en laagopgeleid zijn klopt volgens Anne-Marie Korte niet. ‘Het is veel meer bepalend dat ze in een crisissituatie zitten dan dat ze uit een lagere sociale klasse komen.’

Hoogleraar Anne-Marie Korte (Universiteit Utrecht) deed jarenlang onderzoek naar bijna tweeduizend brieven met wonderverhalen die het KRO-televisieprogramma Wonderen bestaan vanaf 2002 had ontvangen. Deze wonderverhalen werden geschreven door een zeer diverse groep mensen, van religieus tot atheïstisch en van hoogopgeleid tot laagopgeleid. De Kanttekening sprak Korte over de plek van hedendaagse wonderen in het leven van mensen, hoe de wetenschap zulke verschijnselen verklaart en hoe er in de Nederlandse seculiere samenleving wordt gekeken naar mensen die beweren een wonder te hebben meegemaakt.

Zijn er veel verschillen in de wonderen die mensen hebben meegemaakt?
‘Ik kwam erachter dat de wonderverhalen in te delen zijn in drie belangrijke categorieën. Ten eerste heb je de klassiek-religieuze wonderverhalen, zoals een Maria-verschijning. Ten tweede heb je mensen die het helemaal zonder religieus referentiekader vertellen, dat zijn vaak verhalen met veel ‘toeval’ erin. Als laatst heb je nog de grootste groep wonderverhalen die een eigentijds-religieuze duiding kennen, ongeveer vijfenzestig procent van de verhalen die ik heb gelezen valt daaronder.’

Wat maakt die verhalen eigentijds?
‘Naar aanleiding van wat deze mensen hebben meegemaakt geven ze zelf een religieuze interpretatie. Je zou kunnen zeggen dat ze fantaseren, maar het is meer dan dat. Ze vertellen wat ze is overkomen en interpreteren dat op hun eigen manier. Een interpretatie die vaak voorkomt is bijvoorbeeld ‘ik ben nooit meer bang, want nu weet ik dat ik uiteindelijk in goede handen ben’. Of dat echt zo is weten we niet, maar de verteller ziet dat zo en daar gaat het om. Hun interpretatie is groter en belangrijker dan het verhaal zelf. Die reikt verder dan het verhaal en zegt veel over wie die mensen zelf zijn en hoe ze zich plaatsen in het leven. Er zit wel degelijk een religieuze dimensie in, maar het wordt niet verteld aan de hand van klassiek-religieuze wonderverhalen.’

Voor religieuze mensen lijkt me het verklaren van dit soort gebeurtenissen wat makkelijker, aangezien wonderen goed passen binnen het kader van de meeste religies. Hoe verklaren niet-religieuze mensen dit soort gebeurtenissen?
‘Voor vijfentachtig procent geldt dat ze zulke wonderen religieus interpreteren, vijftien procent ziet er geen religieus dimensie in, maar meer een sterk verhaal dat deze mensen niet echt kunnen plaatsen. Een gezamenlijk aspect van al die verhalen is dat er altijd een situatie van crisis is. Er is iets niet goed in het leven van deze mensen. Het kan zijn dat iemand ziek of geestelijk in de war is. Of het kan zijn dat iemand even de weg kwijt is. Wat ook vaak voorkomt is dat zo iemand recent een naaste heeft verloren. Dan maken ze iets mee wat hun verlost, uit die crisis haalt of een antwoord geeft op de vragen die ze hebben. Het antwoord is op een onverwachte manier, er zit iets in dat ze niet hadden kunnen vermoeden.’

Wat voor effect hebben wonderen op het leven van zulke mensen? Maken ze radicale veranderingen mee of blijft het een interessante gebeurtenis zonder verdere gevolgen?
‘De betekenis die ze aan wonderen geven kan variëren van iets heel kleins, bijvoorbeeld wanneer geld uit onverwachte hoek komt op het moment dat het heel hard nodig is, tot grotere en spirituele oplossingen. Ik denk dat de meeste mensen een vergaande interpretatie geven aan zulke gebeurtenissen, omdat ze het idee hebben heel erg geholpen of bevrijd te zijn. Ze zeggen vaak dat ze na een wonder anders zijn gaan leven. Het is opvallend hoeveel mensen zeggen dat het hun leven heeft veranderd. Dat is een constante in een absolute meerderheid van de wonderverhalen. Zo zijn er veel mensen van wie het geloof een beetje is weggezakt, die in hun verhalen vertellen dat ze door het wonder dat ze hebben meegemaakt weer heel religieus zijn geworden. ‘Ik geloof weer in God’, zeggen ze dan vaak. Wonderen hebben het vermogen om bij sommige mensen het geloof weer aan te wakkeren en hun de kracht te geven er opnieuw mee te beginnen.’

Is het mogelijk een profiel te maken van de gemiddelde Nederlander die wonderen denkt mee te hebben gemaakt?
‘Ik had redelijk veel aanwijzingen om een profiel van de vertellers te maken. De meerderheid van de vertellers was tussen de dertig en zestig jaar. Het gaat iets vaker om vrouwen dan om mannen. Ze wonen wat vaker op het platteland dan in de stad. Maar heel veel informatie wordt helemaal niet duidelijk beschreven in die verhalen. Je moet het er zelf uit kunnen halen. De helft van de mensen schrijft bijvoorbeeld niets over hun religieuze achtergrond. Uit het type verhaal dat ze vertellen moet je opmaken in welke traditie ze staan.’

Maar in hoeverre klopt het stereotype van laagopgeleide vrouw uit de lagere sociale en economische klasse?
‘Dat klopt absoluut niet. De meeste mensen die een wonder denken te hebben meegemaakt zijn juist vaak redelijk goed opgeleid. Het is veel meer bepalend dat ze in een crisissituatie zitten dan dat ze uit een lagere sociale klasse komen.’

Er wordt in het protestantisme anders gekeken naar wonderen dan in het katholicisme. Hoe denkt u daarover?
‘Een typisch protestants wonderverhaal dat ik las gaat over iemand die de volgende dag een belijdenis moet doen en daar over begint te twijfelen. Om rustig te worden pakt ze de Bijbel en laat ze het openvallen. ‘Mijn oog viel op een passage, ik las het en dat maakte mij rustig en kalm. Ik besloot daardoor om toch belijdenis te doen’, schrijft zij. De volgende dag, tijdens de belijdenis krijgt ze precies diezelfde passage van de dominee als lijftekst. Het is misschien toeval, maar dan wel een Bijbels toeval. De Bijbel speelt er een zeer belangrijke rol in. Dat is een typisch protestants wonderverhaal.’

Wat is een typisch katholiek wonderverhaal?
‘In een typisch katholiek wonderverhaal speelt de Bijbel nooit een rol. Eén van de vertellers schreef bijvoorbeeld dat in de Tweede Wereldoorlog een bomaanslag was op een klein plaatsje waar mensen allemaal in een schuilkelder zaten. Toen ze weer naar buiten kwamen zagen ze dat het kerkje helemaal was vernietigd, maar het Maria-beeldje eruit was geslingerd en dus intact was gebleven. Het zag er nog helemaal goed uit. Katholieke objecten spelen een heel belangrijke rol in zulke wonderverhalen. Het gaat niet aan de hand van teksten.’

Dan zijn er nog eigentijdse wonderen. Hoe zijn die anders dan andere wonderen?
‘Die gaan niet uit van Bijbelse teksten en ook niet uit van vooraf bekende objecten die al heilig zijn. Daarbij krijgt eigenlijk een gewoon voorwerp een bijzondere betekenis.’

Kunt u een voorbeeld geven?
‘Een voorbeeld is het wonder dat een vrouw heeft meegemaakt tijdens haar vakantie in Turkije. Ze ging op vakantie nadat ze haar vader had verloren. Ze miste haar vader enorm en schreeuwde op een gegeven moment naar de hemel en vroeg haar vader een teken te geven dat het goed met hem gaat. Toen ze vervolgens een stukje langs het strand ging lopen spoelde er een rode anjer uit de zee aan. Een wonder, dacht zij.’

Foto: Universiteit Utrecht. Anne-Marie Korte (Bussum, 1957) is hoogleraar Religie en Gender aan de Universiteit Utrecht. Eerder was ze wetenschappelijk directeur van de Nederlandse Onderzoekschool voor Theologie en Religiewetenschap (NOSTER). Tevens is ze oprichter en hoofdredacteur van het tijdschrift Religion and Gender. Korte publiceerde meerdere artikelen over gender en religie, blasfemie en moderne wonderverhalen. Ook thema’s zoals de feministische hermeneutiek en religieus leiderschap van vrouwen vallen binnen haar interessegebied. Eerder werd Korte benoemd tot bijzonder hoogleraar Vrouwenstudies Theologie aan de Universiteit Utrecht, in 1999.

Dat klinkt niet echt als een wonder.
‘Je kan inderdaad zeggen dat dit helemaal niet bijzonder is, maar we moeten ook naar de context kijken. Haar vader was namelijk hovenier en kweker van rode anjers. Een voorwerp dat normaal gesproken heel gewoon is, krijgt dus plots dezelfde betekenis als een Maria-beeldje of een Bijbel-tekst. Mensen geven daar een bijzondere betekenis aan omdat het helemaal in hun verhaal past en het ook een antwoord geeft op een vraag die ze hebben. Ook in niet-religieuze wonderverhalen krijgen zulke gewone voorwerpen een bijzondere betekenis, maar er wordt geen diepe betekenis aan gehecht. Het wordt gezien als een leuk verhaal, maar men gaat daarna verder tot de orde van de dag.’

Heeft u ook wonderverhalen gelezen die door moslims zijn geschreven?
‘Het leuke is dat moslims in hun verhalen eigenlijk precies hetzelfde beschrijven als andere mensen met een religieuze of niet-religieuze achtergrond. Je leest bijvoorbeeld dat mensen op pelgrimstocht naar Mekka gaan en daar een belofte doen aan God. Bij thuiskomst blijkt dat hun wens in vervulling is gegaan. Dat ze zijn genezen bijvoorbeeld. Dezelfde ervaring hebben katholieken ook wanneer ze naar Lourdes gaan. Er zit geen verschil tussen. Ook omdat het gaat om gewone crisissituaties die iedereen wel kan meemaken in het leven. Het heeft ook helemaal geen zin om ze apart te behandelen.’

Wat is het opvallendste wonderverhaal dat u heeft gelezen?
‘In de verhalen die ik het meest interessant vond zijn de wonderen die plaatsvinden minder van betekenis voor de verteller zelf en meer van betekenis voor een ander. Ik vond het verhaal van een technicus die voor een groot verzorgingscentrum werkt erg interessant. Op een dag had hij heel sterk het gevoel dat een klus die al langer is blijven liggen eindelijk opgeknapt moest worden. De klus was ingewikkeld en lastig. Hij moest daarvoor helemaal naar de zolder van het gebouw gaan en in een soort kruipruimte komen. Op de dag van het wonder dacht hij ‘ik moet het nu echt gaan doen’. Hij ging dus naar de kruipruimte en eenmaal aangekomen beleefde hij de schrik van zijn leven. Hij zag daar iets of iemand liggen en dacht dat het om een overleden persoon ging. Maar het bleek een oudere vrouw te zijn die twee dagen eerder tijdens een bezoek aan het verzorgingscentrum een verkeerde deur was binnengelopen en in die ruimte vast kwam te zitten. Ze had nog geroepen, maar niemand had haar gehoord. Op dat moment was de vrouw ook jarig en heeft ze gedacht dat ze op haar verjaardag dood zou gaan. Deze man kwam bij haar en haalde haar eruit. Hij was helemaal verbaasd dat hij nou precies op die dag een sterke drang had om naar de zolder te gaan om die klus te doen. Zulke gebeurtenissen komen ten goede aan iemand anders, daarom vind ik het extra bijzonder.’

Gelooft u zelf in wonderen?
‘Ik ben katholiek opgevoed en heb tot een bepaalde leeftijd heel erg geloofd dat mij een wonder zou overkomen. Daarmee bedoel ik een Maria-verschijning. Ik had altijd een rozenkrans bij me en wist precies wat ik moest doen wanneer het wonder zou plaatsvinden. Ik zou op de grond vallen en bidden. Ik herinner me nog dat ik even graag wilde dat het zou gebeuren, als dat het niet zou gebeuren. Het is aan de ene kant heel bijzonder natuurlijk, maar aan de andere kant zou het meemaken van een Maria-verschijning ook betekenen dat ik in het klooster moest. Daar had ik helemaal geen zin in als kind. Maar ik ben nu niet meer op die manier gelovig, dus ik ben daar ook niet meer even gevoelig voor. Ik ben er op dit moment op een meer rationale manier mee bezig.’

Wat voor effect hebben zulke verhalen persoonlijk op u en uw wereldbeeld?
‘De ernst van een wonder, het gevoel dat zo iets mijn leven helemaal zou kunnen veranderen, is nog steeds heel herkenbaar. Dat is heel behulpzaam geweest tijdens mijn onderzoek. Daardoor snap ik ook beter wat die mensen overkomt en waarom ze er bepaalde consequenties aan verbinden. Omdat ik het gevoel zo goed ken, kan ik er ook echt iets mee. Dat is ook de reden waarom ik er over ben gaan schrijven. Ik doe hiernaast ook heel veel andere dingen, maar dit is één van de onderdelen waar ik heel veel plezier in heb. Die wonderverhalen lopen ook altijd goed af. Je wordt vrolijk door het lezen van deze collectie verhalen. Dat ik me naast lastige en gevoelige onderwerpen als bekering en homoseksualiteit ook met wonderverhalen kan bezighouden doet mij persoonlijk enorm goed.’

Het idee is dat als je het puur rationeel bekijkt de meeste wonderen na nader onderzoek een simpele verklaring blijken te hebben. De publieke opinie in Nederland is vrij sceptisch over zulke verhalen. Wat doet dat met mensen die een wonder denken mee te hebben gemaakt?
‘Op dit moment bestaat er eigenlijk nauwelijks een publiek debat over wonderen. Er heerst in Nederland een seculiere houding ten opzichte van wonderverhalen. Ik snap ook wel dat wonderen heel sterk worden geassocieerd met bijgeloof en mensen die dom zijn of niet beter weten. Dat maakt echter dat zulke mensen dit vaak alleen onder elkaar bespreken en er liever niet mee in de publiciteit komen.’

Het gaat niet alleen om niet-religieuze mensen, ook vanuit de kerken en religieuze instanties is men soms kritisch ten aanzien van wonderen.
‘In de katholieke kerk moet er heel veel bewijs zijn voordat het echt als een wonder wordt geaccepteerd. Daar gaat heel veel tijd over heen. Het punt is dat net als de kerken ook de publieke opinie nauwelijks belangstelling heeft voor de gewone dagelijkse wonderen. Huis-, tuin- en keukenverhalen stuiten op veel verzet. Dat zorgt ervoor dat mensen die dat soort verhalen meemaken niet zo goed weten waar ze terechtkunnen. Mensen lachen er een beetje om, de kerken maken er een enorm punt van, wat blijft er dan over? Ondertussen zijn er verschillende groepjes waar men met zulke verhalen terecht kan, zonder uitgelachen of vreemd aangekeken te worden. Een wonderverhaal blijft heel individueel. Het wonder past totaal niet in hoe de wetenschap, de politiek of de publieke opinie kijkt naar zaken, het heeft daar helemaal geen betekenis.’

Hoe moet de wetenschap omgaan met iemand die denkt een wonder te hebben meegemaakt? Kan de wetenschap, begrenst door empirie, überhaupt een uitspraak doen over wonderen?
‘Zoals ik het doe. Ik kijk heel goed naar de wonderverhalen in hun eigen context. Ik kijk naar de onderlinge samenhang. Ik baseer me daarbij op wetenschappelijke methoden van onderzoek. Dat is een wetenschappelijke manier van werken waar niemand problemen mee heeft.’

Waar heeft men dan wel problemen mee?
‘Als je vandaag in Nederland een wonder meemaakt en dat van de daken schreeuwt, gaan mensen zich tegen je keren. De wetenschap speelt daar een rol in. Maar wat mij opvalt in die verhalen is dat voor de vertellers eigenlijk geen grote kloof is tussen geloof en wetenschap. Die kloof is wel heel groot bij mensen die niet in wonderen geloven.’

Leggen de discussies over wonderen de strijd tussen wetenschap en religie bloot?
‘Voor heel veel mensen is er in de dagelijkse realiteit geen onderscheid tussen deze twee. Heel het concept van religie versus wetenschap is aan het verouderen, heb ik het idee. De vraag die we op dit moment veel meer stellen over zulke verhalen is of ze authentiek zijn. Hoe hebben mensen het ervaren? Dat is een veel belangrijkere vraag dan of het echt is gebeurd. Dat is een verandering die ik de laatste tijd zie. Dat past beter bij het idee van moderne religiositeit. Ik zal een voorbeeld geven. In één van de afleveringen van de KRO vertelde een man, die zijn vrouw onverwachts had verloren, dat hij op een dag de gordijnen en ramen in zijn woonkamer opendeed en in de sneeuw twee in elkaar getekende hartjes zag. Hij wist zeker dat het een soort laatste groet van zijn vrouw was. Hij riep zijn zoon erbij en maakte er foto’s van die ze later lieten inlijsten. Hij geloofde door wat hij zag dat het helemaal goed was gekomen met zijn vrouw.’

Het kan toch toeval zijn wat deze man heeft meegemaakt, dat iemand die hartjes gewoon heeft getekend?
‘Dat was precies ook de vraag die deze man kreeg tijdens de uitzending. Want je kon ook sporen van een vrachtwagen zien die daar was gekeerd. Maar de reactie van de man geeft heel goed weer hoe deze mensen aankijken tegen wonderen. ‘Dat kan zo zijn, maar het doet er helemaal niet toe’, was zijn reactie. ‘Ook al zijn er sporen en is er een oorzaak aan te wijzen, het zijn nog steeds twee hartjes en een groet van mijn vrouw.’ Deze mensen hebben helemaal geen last van de heel grote breuk die we vaak zien tussen geloof en wetenschap. Vaak wordt onterecht de nadruk gelegd op een strijd tussen die twee, die op dit moment in Nederland gaande zou zijn.’

Aruba luidt noodklok over kindermisbruik

0
Aruba wordt de laatste tijd steeds vaker opgeschrikt door kindermisbruik. De Kanttekening vroeg gedragswetenschappers Clementia Eugene en Jan Hendriks en gezinstherapeut Enid de Kort dat te verklaren.

Experts noemen verschillende mogelijke oorzaken voor het kindermisbruik op Aruba, variërend van veel eenoudergezinnen en financiële problemen tot het hoge aantal Venezolaanse en Colombiaanse vluchtelingen op het eiland.

Volgens Sacha Geerman van de Arubaanse Task Force Kinderrechten heeft één op de vijftien kinderen op Aruba te maken met huiselijk geweld, seksueel misbruik, mishandeling of verwaarlozing. Het gaat hier om een voorzichtige schatting van betrokken hulpverleners.

Eind vorig jaar trokken donkere wolken over het doorgaans zo zonnige Aruba. De driejarige peuter Roshandrick en zijn vijfjarige broertje Rishandro bleken te zijn vermoord door hun eigen vader. Er gaat een langere periode van mishandeling en verwaarlozing aan vooraf, wees onderzoek uit. De zaak staat niet op zichzelf. De Arubaanse premier Evelyn Wever-Croes zegt nu een meldcode te willen introduceren voor kindermishandeling.

De daders zijn volgens de experts in de meeste gevallen familie of bekenden van de familie. Een veilige stabiele thuissituatie is dan ook essentieel. ‘Het type relatie dat het kind ontwikkelt met de primaire zorggevers bepaalt de persoonlijkheid van het kind en de latere relaties die het kind aangaat’, legt Clementia Eugene uit. Ze is verbonden aan de Universiteit van Aruba en is bezig met promotieonderzoek op dit gebied. ‘Een kind dat continu liefde, zorg en aandacht heeft genoten van een zorggever, ontwikkelt een zekere gehechtheid. Dat in tegenstelling tot kinderen die zijn verwaarloosd, misbruikt en van het ene naar het andere huis zijn gesleept tijdens de vormende jaren.’

Zulke kinderen zijn volgens Eugene extra gevoelig voor misbruik. ‘De beste manier om kindermisbruik tegen te gaan is dan ook het promoten van permanente zorg voor een kind. Daarnaast moeten kinderen niet langer van hot naar her worden gesleept binnen de jeugdzorg.’

Hoe daders tot hun daden komen is volgens Eugene goed in kaart gebracht. Ze legt uit dat gedrag op twee manieren wordt aangeleerd. ‘Ten eerste door beloning voor onze acties. Ten tweede doordat we anderen observeren en anderen imiteren.’ De algemene consensus onder gedragswetenschappers is dan ook dat ouders die hun kinderen misbruiken vaak zelf ook misbruikt zijn, of grof misbruik bij anderen hebben gezien. ‘Dit patroon wordt vaak geleerde agressie of de geweldscyclus genoemd. Zo wordt gewelddadig gedrag van generatie op generatie overgedragen.’

Waarom Aruba?
Drugs, armoede, ontrouw en financiële problemen spelen op Aruba een grote rol. Deze factoren kunnen voor grote stress zorgen bij ouders die dat weer afreageren op hun kroost. ‘Hoewel het belangrijk is hierbij aan te tekenen dat niet alle ouders die in zulke omstandigheden leven ook overgaan tot misbruik’, zegt Eugene. ‘Het maakt bijvoorbeeld nogal verschil of ouders de adequate vaardigheden hebben om hun kinderen te beschermen. Ook geduld is een cruciale factor voor effectief ouderschap. Ouders die dat niet hebben kunnen, in combinatie met een stressvolle thuissituatie, angst, depressie en lichamelijke pijntjes ontwikkelen. Onder dit soort omstandigheden neigen sommige ouders naar verwaarlozing en fysieke mishandeling van hun kinderen.’

Het komt zelfs voor dat ouders door financiële moeilijkheden hun minderjarige dochters aanzetten tot betaalde seks als manier om de familie te onderhouden. De vraag is nu waarom dit alles op Aruba kennelijk veelvuldig voorkomt. ‘Om dat te kunnen beantwoorden is een breed, lokaal onderzoek nodig’, vindt Eugene. ‘De aantallen moeten in kaart worden gebracht, de aard van het misbruik, het profiel van de slachtoffers, daders en families. Pas dan kunnen we denken aan een plan van aanpak voor de korte of lange termijn.’

De koloniale erfenis is één van de factoren die door sommige zwarte activisten wordt aangevoerd als reden voor destructief gedrag. Gedegen onderzoek naar de gevolgen van slavernij op familiebanden is voor zover bekend nog niet uitgevoerd. Toch deed een grote groep wetenschappers van de universiteiten van Berkeley, Michigan en Santa Barbara een experiment dat daar enigszins op aansluit. Gedurende tientallen jaren werden personen gevolgd binnen het onderzoeksprogramma Youth-Parent Socialization Panel Study. In 1965 werden mensen als schoolverlater samen met hun ouders geïnterviewd en vervolgens in 1973, 1982 en 1997 weer. Zo kon een goed beeld worden geschetst van de samenhang tussen generaties, alsmede de invloed van grote gebeurtenissen in iemands leven. Eén van de uitkomsten was het feit dat politieke denkbeelden min of meer één op één worden overgenomen tussen generaties. Conservatieven die meewerkten aan het onderzoek, bleken op latere leeftijd grotendeels hetzelfde gedachtengoed aan te hangen als hun ouders.

Wat dit onderzoek aantoonde is dat gedrag, houding en zelfs politieke en culturele bagage wordt doorgegeven van generatie op generatie. Als we dit op Aruba projecteren, komt de vraag op of zijn verleden van kolonialisme – maar zonder plantages, zoals dat bijvoorbeeld in Suriname wel het geval was – een oorzaak is voor de misbruik van kinderen.

Jan Hendriks is bijzonder hoogleraar Forensische Orthopedagogische Diagnostiek en Behandeling aan de Universiteit van Amsterdam, bijzonder hoogleraar Forensische Psychiatrie en Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en vast lid van de Commissie Samson, die onderzoek doet naar seksueel misbruik van kinderen die op internaten en in pleeggezinnen zijn geplaatst. ‘Het is bijzonder lastig om te spreken over de specifieke situatie op Aruba, omdat kindermisbruik iets is dat wereldwijd voorkomt. We moeten dan ook niet denken dat het er in Nederland wat dat aangaat zo veel beter gaat. Ook in ons land gaat het om honderdduizenden bekende gevallen. Wel is het zo dat Aruba meer eenoudergezinnen kent, waardoor er meer dan gemiddeld stress heerst bij de ouder die zorg draagt voor meestal meerdere kinderen’, zegt Hendriks. ‘Dan wordt er wel eens een mep uitgedeeld.’

Hendriks is bekend met de Youth-Parent Socialization Panel Study. ‘Of je met de uitkomsten van dat onderzoek vervolgens een verband kunt leggen tussen misbruik op Aruba en de koloniale tijd op het eiland lijkt me vergezocht. Wij zouden dan, als oud-slavenhouders, ook nog altijd lijfstraffen uitdelen. Wat je wel kunt stellen is dat er een enorme variatie zit in de daderprofielen bij dit type misdaden. Sommige daders zijn anti-sociaal, zijn zelf misbruikt op jonge leeftijd of hebben een ander trauma opgelopen. Maar ook iets banaals als de tijdelijke afwezigheid van een moeder kan ertoe leiden dat een man zich vergrijpt aan een jong kind, omdat hij domweg zin heeft in seks.’ Hendriks kan niet zeggen of de problemen op Aruba ook spelen binnen de Arubaanse gemeenschap in Nederland. ‘Daar weet ik niets van.’

Een ander element dat op Aruba speelt is de enorme vluchtelingenstroom die voor mensen in Nederland nog grotendeels onzichtbaar is. Gezinstherapeut Enid de Kort ziet om die reden in haar praktijk problemen gecompliceerder worden. ‘We zijn van circa zestigduizend inwoners naar ruim twee keer zoveel gegaan. Dat komt door de onrust in landen als Colombia en recentelijk Venezuela, waardoor grote aantallen vluchtelingen uit die landen hun heil op eilanden als Curaçao en Aruba zoeken.’

‘De nieuwkomers brengen trauma’s mee’, weet De Kort. ‘Ze zijn niet voor niets gevlucht en maken van alles mee voordat ze hier aankomen. Door de import van andere normen en waarden ontstaan problemen. Je kind slaan met een riem is niet normaal, maar in sommige culturen die hier nu bestaan, wordt dat wél als normaal gezien.’ Ze pleit voor strengere migratiewetgeving. ‘We moeten kijken wie we het land binnenhalen, nu komen vooral laaggeschoolden.’

De Kort ziet groeiend maatschappelijke bewustzijn over de kwestie. ‘Het taboe op kindermisbruik is er wel vanaf’, merkt ze. ‘Vanuit de stichting Fundacion Respeta Mi geef ik, in samenwerking met UNESCO, workshops op scholen over relaties. Hoe kies je een partner? Hoe kijk je naar relaties? Zulke vragen komen aan bod, om zo hopelijk tot betere relaties te komen op Aruba. We staan in de wereldtop wat betreft het aantal echtscheidingen.’

De Kort noemt nog een andere verklaring voor het misbruik. ‘Huiselijk geweld is één van de grootste problemen hier. Een mogelijke verklaring daarvoor is de feestcultuur die we hier hebben. We zitten nu middenin de carnavalsperiode. Er wordt veel gedronken, er is hedonistisch gedrag. Dat zet erg veel druk op relaties en is absoluut een factor van belang bij het in stand houden van een gezonde relatie.’

In maart is er een grote conferentie over kindermisbruik op Aruba. ‘Samen met Antilliaanse en Nederlandse partners. Er moet meer familiebeleid komen, we werken nu veel te versnipperd. Er moet nog veel gebeuren. Maar ik ben hoopvol.’

‘We willen onze voetafdruk zo klein mogelijk houden’

0
‘Duurzaamheid is nu rendabel en het is een hype’, zegt moskeebestuurder Yücel Aydemir. ‘Vanuit het geloof gezien is het een schande dat de aandacht hiervoor er niet eerder was. Ook moskeebesturen denken vaak met hun portemonnee.’

Steeds meer bedrijven en huishoudens in Nederland kopen zonnepanelen, betere isolatie of een warmtepomp. Maar hoe duurzaam zijn gebedshuizen? De Kanttekening maakte een rondgang langs kerken, moskeeën, synagogen, tempels en retraitecentra.

Kerken
Op het dak van het bijgebouw van de Trefpuntkerk in Bennebroek liggen sinds drie jaar meer dan zestig zonnepanelen. ‘Daarmee is het stroomgebruik grotendeels duurzaam’, zegt Anne Gelderloos. De milieuvriendelijke koers werd zeven jaar geleden ingezet toen Gelderloos met haar ervaring als duurzaamheidsadviseur bij een ingenieursbureau lid werd van het College van Kerkrentmeesters. Sindsdien kwamen er milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen, ging de kerk afval scheiden en kocht het uitsluitend fairtrade koffie en thee. Ook de som geld die de kerk tien jaar geleden voor de verkoop van de pastorie had gekregen werd voortaan duurzaam belegd. Gelderloos: ‘Voorheen zaten we in AAA-fondsen die gericht waren op het hoogste rendement. Afgelopen jaren hebben we het geld grotendeels in fondsen van duurzame banken, zoals Triodos en ASN, gestopt.’

De kerk in Bennebroek is één van de honderdvijftig kerkgemeenschappen die zich hebben aangesloten bij de Groene Kerken-actie. Een bescheiden aandeel op een totaal van ongeveer vierduizend kerken in Nederland. ‘Maar de groep groeit explosief’, zegt Atie de Vos, de drijvende kracht achter de actie. ‘Afgelopen jaar zijn we van honderd naar honderdvijftig gebedshuizen gegaan.’ Daarnaast weet De Vos dat er alleen al in Brabant ongeveer dertig kerken staan die genoeg doen met duurzaamheid om zich aan te sluiten bij de Groene Kerken. ‘De eerste stap om te vergroenen heeft vaak een financieel motief. Kerken willen de energierekening naar beneden halen. Daarnaast worden kerkgemeenschappen gedreven vanuit de zorg voor de schepping.’

Het grootste deel van de aangesloten kerken is protestant. ‘Het protestantisme is wat activistischer dan de Katholieke Kerk’, verklaart De Vos. Het was dan ook Protestante Kerk in Nederland (PKN) die de actie vijf jaar geleden opzette. ‘Er was toen net een conferentie geweest van alle christelijke kerken in Ghana’, vertelt De Vos. ‘De Afrikaanse kerken hadden daar het thema klimaatverandering aangedragen. Ze deden een beroep op de vervuilende rijke landen. Dat was voor de PKN de aanleiding om te zeggen ‘wij moeten meehelpen’.’

Sinds de encycliek Laudato si (geprezen zijt gij) uit 2015 waarin paus Franciscus inging op de beschermwaardigheid van de aarde en het milieu, melden ook steeds meer katholieke kerken zich aan bij de Groene Kerken. Sindsdien hebben zich volgens Vos twintig katholieke kerken aangesloten.

Moskeeën
Naast de houten voordeuren van de Utrechtse Ulu-moskee hangt een bordje waarop staat dat de Turkse moskee ook is aangesloten bij de Groene Kerken-actie. ‘Eén van de criteria bij de bouw was dat het gebouw duurzaam moest zijn’, zegt Yücel Aydemir, voorzitter van het moskeebestuur. ‘Niet uit zuinigheid, maar vanuit het geloof, verspillen mag niet bij ons.’ Dus kwamen er sensorkranen tegen waterverspilling bij de rituele wassing en is de koepel zo gebouwd dat de gebedsruimte verlicht wordt met buitenlicht. ‘Pas als het donker is hoeven we daar elektriciteit te gebruiken.’

Diyanet, de koepelorganisatie van Turkse moskeeën, tekende in juli samen met de Groene Kerken-actie een verklaring voor de verduurzaming van gebedshuizen. Naast de Ulu-Moskee sloten nog zes andere Diyanet-moskeeën zich aan bij de actie. In totaal zijn honderdzesenveertig Nederlandse moskeeën aangesloten bij de koepelorganisatie.

‘Over vijf jaar is meer dan de helft van die moskeeën een groene moskee’, denkt Aydemir, die ook penningmeester is van Diyanet. ‘Duurzaamheid is nu rendabel en het is een hype. Vanuit het geloof gezien is het een schande dat de aandacht hiervoor er niet eerder was. Ook moskeebesturen denken vaak met hun portemonnee.’

Ook voor de Marokkaanse Khalid-moskee in Heerhugowaard was geld overhouden in eerste instantie de belangrijkste reden om zonnepanelen en een energiezuinige boiler aan te schaffen, zegt penningmeester Abdelhakim Sabili. De moskee kon in 2014 een gemeentelijke subsidie krijgen voor de aanschaf van zonnepanelen. ‘De panelen zijn hartstikke rendabel’, zegt Sabili. ‘Het bedrag dat we zelf in moesten leggen hebben we nu al terugverdiend.’

Sabili ziet juist voor islamitische gebedshuizen veel kansen om te verduurzamen komende jaren. ‘Veel moskeeën zijn nieuwbouw. Bij de bouw kan dan al rekening worden gehouden met de toekomstige ambities.’ In het geval van de Khalid-moskee werd er vloerverwarming in het pand gelegd. ‘We willen nog een grotere elektrische boiler aanschaffen zodat de vloerverwarming niet meer met gas verwarmd wordt.’ Ook de Ulu-moskee ziet dat in de toekomst het gebouw nog duurzamer kan worden. Aydemir: ‘De afvalscheiding kan nog beter. Maar we zijn er nog niet uit hoe we dat moeten organiseren.’

Synagogen
In tegenstelling tot moskeeën zijn er nauwelijks nieuwbouw synagogen. ‘En ook niet echt verbouwingen’, zegt Ruben Vis, algemeen secretaris van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Bij die koepelorganisatie zijn ongeveer veertig synagogen aangesloten. Het gebrek aan ontwikkeling van de panden is volgens Vis één van de redenen dat zijn antwoord op de vraag hoe groen synagogen zijn ‘redelijk negatief’ is. ‘Ik ken geen synagogen en sjoels die al iets doen met duurzaamheidsbeleid. Ook vanuit de NIK is er geen overkoepelend beleid. We zouden best een kenniscentrum kunnen zijn of de gemeenten stimuleren, maar dat gebeurt niet.’

Toch speelt volgens Vis het thema in de joodse gemeenschap waarschijnlijk net zo veel als in andere geloofsgemeenschappen. ‘Er is ook zeker een religieuze grondslag voor verduurzaming.’ Maar joodse stichtingen die zich met duurzaamheid bezighouden kent Vis niet. ‘Joodse organisaties houden zich over het algemeen niet zo bezig met algemene onderwerpen als milieu, armoede of vluchtelingen in tegenstelling tot bijvoorbeeld christenen. Christenen hebben dan ook meer een geloofsopdracht om zich te ontfermen over andere mensen en zaken, ook buiten de christelijke kring. Joden hebben dat niet.’ Daarnaast speelt volgens hem de minderheidspositie die joden van oudsher in Nederland hebben een rol. ‘Daardoor zijn joodse organisaties waarschijnlijk wat terughoudender in het maatschappelijk debat.’

Het beeld dat Vis van het NIK schetst herkent Madelon Bino niet. ‘Wij vinden zeker dat we ons bezig moeten houden met duurzaamheid. Joden geloven dat de wereld niet volmaakt is. Wij proberen die een klein beetje beter te maken’, zegt de directeur van de Liberale Joodse Gemeente (LJG) Amsterdam. De gemeente waarvan elfhonderd families lid zijn, is de grootste van de tien liberale joodse gemeentes in Nederland.

De liberale gemeentes zijn niet aangesloten bij het NIK. ‘Het liberale jodendom is een wat modernere vorm van het geloof. We staan meer in de wereld. Onze gemeente is geen eiland in het maatschappelijk debat. We organiseren debatten, voorstellingen en diners. Daar komen ook veel niet-religieuze joden op af’, legt Bino uit. ‘Vooral na de oorlog is het liberale jodendom gegroeid in Nederland.’ Daardoor hebben de liberale gemeentes vaker een nieuwbouw synagoge.

In 2010 werd de nieuwe synagoge van de LJG Amsterdam opgeleverd. ‘Het gebouw is gebouwd met energievriendelijke verwarming. Dat betekent dat er geen thermostaat is, maar dat de temperatuur zich aanpast aan het aantal mensen in een ruimte’, vertelt Bino. ‘Daarnaast denken we na over zonnepanelen. We hebben een heel geschikt dak op het zuiden, maar de panelen zijn erg duur, dus we wachten nog op een gunstige subsidieregeling.’

Voor duurzaamheid is niet altijd een zak geld of een nieuwbouwpand nodig. Bino: ‘We organiseren vaak maaltijden. Soms voor wel honderdvijftig mensen. Voorheen werd het eten dat over was weggegooid. Tegenwoordig geven we dat eten mee aan mensen die het nodig hebben, of brengen we het naar de voedselbank.’

Tempels en retraitecentra
In Zeeuws-Vlaanderen, tussen Hulst en Terneuzen werd zes jaar geleden het Boeddhistische retraitecentrum Metta Vihara opgeleverd. ‘Het pand is helemaal energieneutraal gebouwd. Er is geen gasleiding. Warmte krijgen we via warmtepompen uit de aarde. Elektriciteit komt van veertig zonnepanelen’, vertelt bestuurslid Ksantivadin. Zelf voor de toiletten is een systeem aangelegd waardoor ze kunnen doorspoelen met regenwater. ‘Maar vanwege bacteriegroei spoelen we nu weer met leidingwater. Zodra er een goede ecologische oplossing is uitgevonden tegen die bacteriën koppelen we het systeem weer aan.’

De inspiratie om het centrum zo te bouwen komt uit het boeddhistisch gedachtegoed, zegt Ksantivadin. ‘We willen onze voetafdruk zo klein mogelijk houden. Eén van de leefregels van het boeddhisme schrijft voor dat we moeten leven met zorg en respect voor iedereen. Wie bijdraagt aan de klimaatverandering kwetst en schaadt andere levende wezens. Bewoonde eilanden komen steeds meer onder water en diersoorten sterven uit.’

Om die reden probeert het retraitecentrum het duurzame gedachtegoed tot in de puntjes door te voeren. ‘We kopen zo veel mogelijk fairtrade en biologisch dynamisch voedsel’, zegt Ksantivadin. ‘Heel het centrum is vegetarisch en de gevorderden zijn zelf veganistisch. Om te zorgen dat onze spullen geen lange en vervuilende afstand hoeven af te leggen kopen we zo veel mogelijk lokaal. Ook de wasmachine hebben we hier in de buurt gekocht. Dat is misschien iets duurder, maar dan heb je toch weer wat kilometers bespaard.’

Metta Vihara is een mooie uitzondering. ‘De meeste tempels en kloosters zitten in oudere gebouwen’, zegt Micha Reitman, voorzitter van de Boeddhistische Unie Nederland (BUN). ‘Dan is het vaak vooral een kwestie van zo weinig mogelijk stoken.’ Bovendien zitten de boeddhistische gebedshuizen vaak in gehuurde locaties. Daardoor hebben ze zelf geen zeggenschap over de verduurzaming van het gebouw.

De BUN is er volgens Reitman nooit aan toe gekomen om op koepelniveau duurzaamheidsbeleid te maken. ‘Dat heeft met de schaalgrootte van het boeddhisme in Nederland te maken.’ Bij de BUN zijn zes van de acht Nederlandse tempels aangesloten en zeven kloosters en retraitecentra.

Wie geloof misbruikt mag niet het slachtoffer uithangen

0

Waartoe zijn religieuze leiders op aarde? Een relevante vraag voor wie de politieke ontwikkelingen van de afgelopen twee weken in het hart van Afrika heeft gevolgd. Met een verrassende uitkomst: voortaan geldt er een reisverbod voor evangelische dominees uit Congo naar Europa.

Afgelopen Oudejaarsdag demonstreerden jongeren in heel Congo tegen het bewind van president Joseph Kabila. Zijn termijn is sinds 18 december 2016 officieel verlopen. Op die dag had hij verkiezingen moeten organiseren. Dat deed meneer Kabila echter niet. In plaats daarvan probeerde hij de grondwet te veranderen zodat hij zich voor een derde, ongrondwettelijke termijn als president kon kandideren. Het volk pikte dat niet, massaal gingen burgers de straat op om duidelijk te maken dat Kabila’s dagen geteld zijn. Daarop reageerde Kabila met harde hand. Met kogels en traangas werd geschoten op demonstranten. Tientallen mensen verloren hun leven. Honderden anderen werden gevangengenomen.

Als antwoord op de demonstraties sloot Kabila op 31 december 2016 onder bemiddeling van katholieke geestelijken een akkoord met de oppositie. Er werd vastgesteld dat Kabila samen met de oppositie een overgangsregering zou vormen. Die zou voor het eind van 2017 nieuwe verkiezingen organiseren. Helaas gebruikte Kabila het akkoord om oppositieleden te coöpteren. Daarnaast werden de politieke gevangen niet vrijgesproken. De verkiezingen zijn naar het eind van dit jaar verplaatst. Kabila heeft zijn deelname daaraan niet publiekelijk uitgesloten.

Door deze deceptie keerde de Katholieke Kerk voor het eerst in de geschiedenis zich tegen de Congolese overheid. Honderden katholieke geestelijken in het land riepen hun volgelingen op om op 31 december 2017, na de zondagsmis, de straat op te gaan om te demonstreren tegen Kabila. Duizenden mensen deden dat. Als reactie daarop sloot Kabila het internet en het sms-verkeer. Weer trad zijn bewind met harde hand op. Zelfs kerkdiensten werden verstoord. Acht mensen verloren hun leven.

Te midden van deze politieke crisis besloten verschillende evangelische dominees zich juist achter president Kabila te scharen. Op YouTube zag ik jongemannen die hun dominee confronteerden met het feit dat hij zich niet tegen Kabila wilde uitspreken. De dominee zag het nut van demonstreren niet in. ‘Als God president Kabila heeft gekozen, dan kunnen we doen wat we willen, hij zal niet vertrekken’, verklaarde hij. Een jonge twintiger diende de dominee van repliek. ‘Ik ben niet katholiek, maar ik ga wel demonstreren. Als ik thuisblijf, word ik vermoord. Als ik de straat op ga, word ik ook vermoord. Welke keuze heb ik?’, aldus de jongeman. ‘De Bijbel leert mij dat ik moet bidden voor het gezag. Ik bid elke dag voor de autoriteiten. Elk gezag komt van God’, reageerde de dominee.

Een paar dagen later kreeg ik een bericht van een Congolese vriend in Londen. ‘De Congolese diaspora introduceert met onmiddellijke ingang een reisverbod op alle evangelische dominees in Europa’, liet hij weten. ‘Net als Congolese muzikanten worden evangelische dominees als collaborateurs van de overheid gezien, omdat ze op tv opriepen tot een verbod op een vreedzame mars tegen Kabila. Het is duidelijk, ze hebben de kant van de onderdrukker gekozen.’

Sinds 2011 heeft de Congolese diaspora een dergelijk verbod succesvol gehanteerd. Congolese artiesten mogen niet meer optreden in Europa, omdat hun muziek als politieke afleiding wordt gezien en de meesten van hen voor Kabila hebben gezongen. Als ze komen, wacht hun blokkades, eieren en fysieke aanvallen. Sindsdien huilen ze in de Congolese hoofdstad. Nu zijn evangelische dominees aan de beurt om in Congo te creperen. En terecht. Wie het geloof en de kerk misbruikt om een onrechtmatig bewind te steunen mag niet het slachtoffer uithangen.

Historicus Piet Emmer hekelt ‘activistische toon’ in slavernijdebat

2
Wat heeft de slavernij Nederland gebracht en wat is de erfenis? Die vragen zijn vandaag de dag prangender dan ooit. Historicus Piet Emmer gooit een steen in die vijver.

Historicus Piet Emmer, emeritus hoogleraar Europese Expansie en Migratie (Universiteit Leiden), publiceerde onlangs het boek Het zwart-wit-denken voorbij: een bijdrage aan de discussie over kolonialisme, slavernij en migratie. Zijn boek bevat stevige kritiek op hoe er in de media gesproken wordt over het Nederlandse slavernijverleden. De Kanttekening sprak Emmer en twee andere slavernijspecialisten van de Universiteit Leiden, emeritus hoogleraar Zeegeschiedenis Henk den Heijer en historicus en docent gespecialiseerd in de Nederlandse koloniale geschiedenis Karwan Fatah-Black.

Tussen 1600 en 1850 werden zo’n twaalf miljoen zwarte slaven van Afrika naar Amerika verscheept, circa zeshonderdduizend slaven, zo’n vijf procent van het totaal, door de Nederlanders. Het is een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis, maar Emmer wil het zwart-wit-denken voorbij. ‘Ik verbaas mij over de morele verontwaardiging over het feit dat men vroeger andere normen en waarden had. Het slavernijdebat wordt gevoerd in de kranten op basis van emoties. De feiten doen er niet toe. Uit mijn onderzoek blijkt dat slechts 0,005 procent van ons nationaal inkomen toentertijd aan de slavenhandel was te danken. Activisten maken slavernij veel groter.’ Dat de historicus naar aanleiding van zijn gepeperde uitspraken in de Volkskrant op Twitter zwaar onder vuur werd genomen doet Emmer niets. ‘Ach, Twitter. Ik reageer alleen op artikelen in wetenschappelijke tijdschriften.’

Contra-productief
Wat zeggen vakgenoten? Den Heijer is kritisch positief. ‘Los van de enigszins polemische toon die Emmer bezigt in zijn stukken, vind ik dat hij een punt heeft met zijn mening dat veel activisten het slavernijverleden langs de hedendaagse morele meetlat leggen. Ik vind ook dat een historicus zijn onderzoek als het gaat om morele oordelen in de context van de tijd moet plaatsen, hoe verwerpelijk wij slavernij vandaag de dag ook vinden. En ja, er waren ook in de vroegmoderne tijd tegenstanders van slavernij, maar de meerderheid had daar geen probleem mee, net zoals ze geen probleem had met lijfstraffen en openbare terechtstellingen, zaken waarvan wij nu gruwen.’ De felle kritiek op Emmer op sociale media vindt Den Heijer contra-productief. ‘Ik volg de discussie ook een beetje op Twitter waarin voor- en tegenstanders van Emmer in one-liners en niet gehinderd door enige kennis van onderzoek en literatuur elkaar proberen te overtuigen. Een trieste vertoning waarvan ik vrees dat die eerder tot meer dan minder racisme zal leiden.’

Waarheidsvinding
Toch zijn er ook historici met kritiek, zoals Fatah-Black. ‘Zo objectief is Emmer niet, hij heeft een rechts-conservatieve agenda. Wat hij als feiten presenteert zijn vaak vergezochte conclusies op basis van selectieve lezing van de literatuur.’

Het meningsverschil tussen Emmer en Fatah-Black dateert uit 2012. Het begon met een wetenschappelijk artikel van Fatah-Black, dat hij schreef samen met collega-historicus Matthias van Rossum. ‘In ons stuk hebben we een reconstructie gemaakt van de brutomarge van de slavenhandel. Voor welk bedrag zijn slaven gekocht in Afrika en voor welk bedrag werden ze verkocht in Amerika? Het verschil daartussen is de brutomarge, die volgens ons goeddeels in Nederland terechtkwam. Emmer had veel kritiek op onze onderzoeksmethode en noemde ons kwakzalvers, maar zijn cijfers kloppen gewoon niet. Hij is geen historicus van de cijfers. Hij baseert zich vooral op het werk van Angelsaksische historici, nauwelijks op eigen bronnenonderzoek.’

Volgens Fatah-Black gebruikt Emmer bovendien maar een klein deel van de cijfers. ‘Als hij het economische belang van de slavernij voor de Nederlandse economie wil uitrekenen neemt hij daarvoor het jaar 1800. Dat is vreemd, want toen werden er eigenlijk geen slaven meer verhandeld. Recent maakte hij een herberekening van de brutomarge, maar deed dat op basis van zes schepen die voeren voor een compagnie die het op dat moment slecht deed.’

Complex verhaal
Emmer is het daar niet mee eens. Van Rossum en Fatah-Black knoeien volgens hem met cijfers. ‘Geen enkele tak van de economie wordt zo bestudeerd. De slavenhandel wordt ten onrechte meer betekenis toegekend. Als je naar de brutomarge kijkt, neem je veel factoren niet mee, bijvoorbeeld de slaven die onderweg van Afrika naar Amerika overleden zijn en het feit dat een groot deel van de matrozen Duits of Pools was en dat hun salarissen de Nederlandse economie dus niet ten goede kwamen. En dan nog, de betekenis van de slavenhandel blijft dan nog klein: 0,5 procent in plaats van 0,005 procent. Veel belangrijker was de handel met de Oostzee, Engeland en Frankrijk.’

Wat vindt van Emmer van de kritiek dat zijn onderzoek selectief is? ‘Dat van het jaar 1800 klopt helemaal niet. Ik heb gekeken naar de piekjaren van de slavenhandel, de jaren zestig en zeventig van de achttiende eeuw. Maar ook toen was de slavenhandel een miniem deel van onze economie.’ En die zes schepen? ‘Er waren ook jaren dat er helemaal geen slavenhandel was. Je kan de slavenhandel wel groter proberen te maken door cijfers te manipuleren, maar dan heb je een politieke agenda.’

Den Heijer neemt in dit debat een middenpositie in. ‘We moeten beseffen dat slechts een paar procent, twee of drie, van het BNP afkomstig was van door slaven geproduceerde goederen. Dat is echter inclusief de in de Republiek der Verenigde Nederlanden verwerkte goederen. Suiker moest geraffineerd worden, tabak ‘gesponnen’, enzovoorts, zaken waar duizenden vrije arbeiders in Nederland mee bezig waren. Kortom, de economische opbrengsten van dat slavernijverleden zijn niet zo eenvoudig te duiden, dat is een complex verhaal.’

All you can eat

0

Het is eigenlijk een tegenstrijdige gang van zaken. Aan de ene kant willen we dat kinderen zich op school op hun gemak voelen, dat ze mogen zeggen wat ze willen en erop kunnen vertrouwen dat ze veilig zijn. Aan de andere kant willen we kinderen soms juist uit hun comfortzone trekken, nieuwe dingen laten ontdekken. Een perfecte methode daarvoor is de werkweek. De leerlingen gaan een weekje naar het buitenland en verkennen de stad of het gebied waar ze verblijven.

Heel veel kinderen, niet alleen op onze school, gaan nooit op vakantie. Of heel soms, maar dan bijvoorbeeld naar het land van herkomst van hun ouders. Een maand naar Turkije of Marokko, familiebezoek. Zo’n vakantie is misschien best een tijdje leuk, maar veel kinderen zijn blij om weer terug te komen. Hier speelt hun leven zich af, op school, op straat, in de wijk. Ze zijn hier thuizer dan in het land van herkomst. Een schoolreis met de klas naar een onbekende bestemming is dus echt een grote stap buiten de comfortzone en wordt dan ook meestal met gemor tegemoetgezien. Na afloop klinkt een heel ander geluid, iedereen heeft de tijd van zijn of haar leven gehad. Er is daarna ook altijd een nieuw soort saamhorigheid in de klas. Samen nieuwe dingen meemaken schept een band.

Dat kinderen hun eigen comfortzone creëren en koesteren, dat snap ik. Ik hou zelf ook van oud en vertrouwd. Maar goed, ik ben allang volwassen en onverbeterlijk niet meer te veranderen. Bij kinderen ligt dat (gelukkig maar!) anders. Het is goed dat kinderen nieuwe ervaringen opdoen, dingen meemaken die ze niet gewend zijn of die ze niet kennen.

Om weer eens voet buiten de comfortzone te zetten gingen we onlangs uit eten. Ik had een restaurant uitgezocht waar je voor een vaste prijs twee uur kan eten. Zo konden we de kosten in de hand houden. Het was restaurant Vandaag in Amsterdam-Zuid waar je voor eenendertig euro twee uur lang mag eten wat je wilt.

Van tevoren ging ik in de klas even inventariseren hoe het gesteld was met het buiten de deur eten. Wie is er weleens uit eten geweest? Iedereen stak z’n vinger op. En als ik McDonald’s nou niet meetel? Alle vingers gingen weer omlaag. Als er uitgegeten wordt, dan is dat meestal bij McDonald’s. Met alle respect voor McDonald’s, dat was natuurlijk niet wat ik bedoelde met uit eten gaan. Het concept van restaurant Vandaag is als volgt: er staat een buffet met voorafjes, hoofdmaaltijden en toetjes en voor eenendertig euro mag je je daar twee uur lang van opscheppen. Hoeveel je ook neemt, iedereen betaalt hetzelfde bedrag.

Meteen uit school togen we erheen. Ik weet niet of u er weleens geweest bent, maar er is in het restaurant een overvloed aan eten te zien, dus dan zit je meteen al met een probleem: waar te beginnen? Van tevoren had ik een eetprotocol toegelicht. ‘Luister, je mag alles eten wat je wil, je mag ook zo vaak gaan als je wil, maar wat je opschept eet je op. Iets wat je niet kent, daar neem je een klein beetje van en als je ‘t lekker vindt neem je meer, lust je het niet, dan mag je dat hele kleine stukje laten staan, maar verder wordt er niets weggegooid. Je mag ook beginnen bij de toetjes, maakt mij niet uit.’

Dat we twee uur gebruik mochten maken van het buffet betekende dat die twee uur ook ultiem benut werden. Er was tenslotte voor betaald, of ze nou meer of minder aten, de prijs bleef hetzelfde. Dan laat je natuurlijk niets liggen. De kinderen aten dus twee uur lang. Tot ze niet meer konden.

Ik dacht bij mezelf hoe ingeburgerd de kinderen eigenlijk zijn. Die Nederlandse mentaliteit zit er helemaal in!

‘Wees niet bang om jong en onervaren te zijn’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Guyaans-Nederlandse Jahkini Bisselink (18).

Wat doe je?
‘Ik ben jongerenvertegenwoordiger namens Nederland bij de VN. Dat betekent dat we enerzijds met veel jongeren in gesprek gaan over thema’s zoals vrede, veiligheid, mensenrechten en diversiteit om vervolgens dit geluid te laten horen tijdens internationale bijeenkomsten en congressen zoals die van de Algemene Vergadering van de VN. Ook mogen we mee onderhandelen over resoluties die jongeren aangaan en zitten we om de tafel met Kamerleden en ministers.’

Waar wil je heen?
‘Vaak krijg ik de vraag of ik politieke ambities heb. Om heel eerlijk te zijn, dat lijkt me niks. Ik jongerenvertegenwoordiger geworden vanuit een maatschappelijke ambitie om de wereld een stukje inclusiever te maken. Daarom zie ik mezelf wel werken bij een ngo of VN-orgaan zoals UNICEF of UNHCR. Van jongs af aan ben ik al actief bij allerlei organisaties zoals Jongeren Milieu Actief en War Child.’

Heb je een kruiwagen?
‘Tijdens mijn middelbare schooltijd, wat voor mij niet eens een jaar geleden is, heb ik het geluk gehad heel aardige, maar ook kritische vrienden te mogen ontmoeten. Daarnaast haal ik veel inspiratie uit muziek. Rappers als Typhoon, Kendrick Lamar, maar ook zangeressen als Nina Simone hebben mij heel anders naar politiek en maatschappelijke vraagstukken laten kijken. Ik ben opgegroeid in een vrij diverse omgeving, met mensen die heel links georiënteerd zijn, maar ook mensen van ‘het nieuwe rechts’. Als jongerenvertegenwoordiger is het heel belangrijk om van beide partijen te weten wat er nou precies speelt en hoe met verschillende meningen om te gaan. Mijn kruiwagen was mijn omgeving die mij de kans gaf een kritische en open blik op de samenleving te vormen.’

Zijn er beren op de weg?
‘Niets dat niet overwonnen kan worden. Een vriendin zei ooit op de laatste dag van een dramatische toetsweek, met drie uurtjes slaap en een ongezonde dosis koffie, tegen mij: ‘Jahkini, everything is going to be alright, and if its not alright, it is not the end’. Zo heb ik mijn leven altijd proberen te leven. Als iets een keer niet gaat zoals jij het wil, is dat niet het einde van de wereld, maar als je iets écht wil, moet je er alles aan doen om het te bereiken.’

Heb je tips?
‘Wees niet bang om jong en onervaren te zijn. Niemand is perfect en we zijn allemaal lerende.’

Arabische fitna versus Chinese conflictvermijding

0

Hasan Kücük, fractievoorzitter van de Islam Democraten in de Haagse gemeenteraad, klaagde deze week in een interview met Radio Den Haag dat Nida niet met zijn partij wil samenwerken, maar eerst tevergeefs geprobeerd had om zijn partij over te nemen om nu vervolgens met een eigen lijst te komen. Er wordt wat geruzied in de lokale islamitische politiek. Arabist en collega-columnist Gert Jan Geling vat het op zijn sociale media als volgt samen: ‘Dus Nida wilde samenwerken met Denk, maar dat ging niet door, omdat Denk Nida eigenlijk over wilde nemen. De Islam Democraten wilden samenwerken met Nida, maar dat ging niet door, omdat Nida de Islam Democraten eigenlijk over wilden nemen. Ondertussen wilde de Partij voor de Eenheid met Nida samenwerken, maar die zijn daar niet op ingegaan. En nu doet Denk tegen de zin van Nida in mee in Rotterdam en Nida tegen de zin van de Islam Democraten en de Partij voor de Eenheid in Den Haag. En ze wijzen allemaal boos naar elkaar. Dit, beste mensen, is nu fitna.’

Stilistisch is het meesterlijk om dit haantjesgevecht aan een theologisch beladen begrip als fitna te koppelen. Mijn essayistische hart klopt sneller. Ik moet aan mijn maand in Egypte vorige zomer denken. Ik kwam overvliegen vanuit China en was eerder in islamitische landen geweest, maar nog nooit in de Arabische wereld. Het eerste dat me opviel waren de alfamannetjes. Het brandende oogcontact. De alledaagse verbale intimidaties. Straatgevechten. Mannen die langslopende vrouw na-sissen. Natuurlijk is er een boel frustratie vanwege de politieke tegenslagen van de laatste jaren. En er is qua haantjesgedrag veel regionale variatie; de Nijl-vallei is bijvoorbeeld opgefokter dan de omringende bedoeïenengebieden. Toch is mijn indruk dat je in de gehele Arabische wereld, met gematigde uitlopers naar mediterrane en Zuid-Aziatische gebieden, een machismo hebt dat onder Noord-Europeanen zeldzaam is en onder Han-Chinezen volledig onbestaanbaar.

De cultuurvergelijkende studies van psycholoog Geert Hofstede tonen dat Arabische landen en China extreem hiërarchisch zijn. Maar hiërarchie betekent iets heel anders voor Arabieren en Han-Chinezen. Bij de Arabieren zijn de rangen potentieel aanvechtbaar, zodat machtsstrijd aan de orde van de dag is en alfamannetjes soms hun tanden moeten laten zien om hun positie veilig te stellen. Bij de Chinezen zijn de rangen vaster, wordt machogedrag afgestraft en vecht men elkaar de tent uit over wie het meest conformistisch en conflict vermijdend is. Dat is niet omdat de Chinezen collectivistische groepsdieren zijn; ze zijn geen Japanners. Nee, Han-Chinezen zijn niet loyaal richting grote collectieven zoals het land, de buurt of het bedrijf waar ze werken. China heeft een familiecultuur. Alles draait om het zelfbehoud van de familie en in extensie het quasi-familiale persoonlijke netwerk. Chinezen neigen ertoe sociaal risico te mijden, om zo conflictloos, zo ‘harmonisch’ mogelijk op te gaan in de hiërarchie. Ondertussen pakt men bij iedere opening veilige voordeeltjes voor de eigen familie of het netwerk. Liegen mag, zeker als conflictvermijding. De etiquette is dat als je merkt dat iemand je bedriegt, je vrolijk opkomt voor je eigen voordeel, zonder de leugen aan te spreken, wederom om conflict te mijden, maar ook omdat eerlijkheid niet belangrijk geacht wordt. In China winnen de sluwste, meest leugenachtige en geduldigste spelers het machtsspel. De Chinese staat en maatschappij zijn ronduit wreed tegen zwakkeren, maar leiders presenteren zich als zachtaardig.

Als Arabieren en Chinezen elkaar ontmoeten, treffen zich twee vreemde werelden. Ik maakte een studieprojectje van de Chinese toeristen in Egypte. Ze leken niets van de intimiderende sfeer te merken, omdat ze te veel met hun selfies bezig waren en te weinig oogcontact maakten om te zien dat ze continu agressief werden aangestaard. Ik vroeg een Chinese dame die alleen door het land reisde of ze zich in Egypte soms geïntimideerd voelde. ‘Geïntimideerd? Nee.’ Ik vroeg door naar vreemde ervaringen. ‘Nou’, zei ze. ‘Er gebeurde gisteren iets raars. Een man op straat drukte een waterflesje in m’n hand. Ik zei dat ik geen dorst had, maar hij schreeuwde dat ik het al had aangenomen en nu tien Amerikaanse dollars moest betalen. Ik heb het betaald, maar is het echt zo duur? En ik wilde helemaal geen water. Rare vent.’ Ze kon het niet plaatsen. In China doet men alleen aan geniepige trucjes en niet aan zulke agressieve intimidatie.

Een wereldvreemde, kinderlijke naïviteit speelt ook mee. De Egyptische gids die een groep Chinese toeristen en ik een dag had rondgereden en wist dat ik in China werkte, vroeg me achteraf waarom die Chinezen toch zo kinderlijk zijn. Specifiek over één dame ‘ze is zevenentwintig; waarom gedraagt ze zich als een kind’? Ik vertelde dat veel Chinezen met midden twintig de eerste stappen in de volwassenheid zetten en liet hem de WeChat-groep (Chinese versie van WhatsApp) van mijn Pekingse masterstudenten zien. Die sturen elkaar de hele dag bewerkte selfies en foto’s van poesjes en hondjes, de mannen inclusief, die op geen enkele manier aan het Arabische mannelijkheidsideaal voldoen. De gids schudde meewarig het hoofd. In Egypte hebben honden trouwens krijgshaftige namen zoals Rambo, terwijl in China hondjes schattig moeten zijn. De infantilisering van de Chinese jeugd en de Oost-Aziatische schattigheidscultuur zijn ook uitingen van een geïnternaliseerde strategie van conflictvermijding. Het onschuldige werkt ontwapenend en helpt jonge volwassenen op die manier om wrijvingsloos de hiërarchie in te glijden.

Ik vind Arabisch haantjesgedrag enorm vermoeiend, maar sta als Nederlander cultureel toch dichter bij de Arabieren dan bij de Chinezen. Nederlanders zijn egalitaire knuffelberen, maar als we ons ergens hiërarchisch organiseren, dan zou dat vast ook leiden tot macho-toestanden. Het conflictmijdende opportunisme van de Chinezen daarentegen, met zijn infantilisering en onverschilligheid tegenover waarheid en ieder hoger ideaal, dát is een ander universum.

‘Religie is niet persé slecht’

0
‘Je hebt niet een godsdienst nodig om te kunnen reflecteren op het leven’, zegt Boris van der Ham. Hoewel hij het humanisme niet als een religie ziet geeft het wel zijn leven zin.

Boris van der Ham was tien jaar lang Kamerlid voor D66. Nu zet hij zich als voorzitter van het Humanistisch Verbond in voor fundamentele mensenrechten zoals vrijheid van meningsuiting en levensbeschouwing. Ook ex-moslims in Nederland, die sociale druk ervaren en soms ook te maken hebben met fysiek geweld, kunnen op de steun van Van der Ham en het Humanistisch Verbond rekenen. In 2015 maakte hij samen met Dorothee Forma de films Onder ongelovigen over ex-moslims en Ongelovig: vrijdenkers op de vlucht over niet-religieuze asielzoekers in Nederlandse vluchtelingenkampen. De Kanttekening sprak Van der Ham.

Hoe bent u in aanraking gekomen met het humanisme?
‘Toen ik dertien of veertien jaar was ben ik al een tijdje lid geweest van het Humanistisch Verbond, dus het gaat heel ver terug. Toen ik de Kamer uitging was er één functie die vrij snel op mijn pad kwam, het voorzitterschap van het Humanistisch Verbond. Dat was iets waar ik politiek, maar ook levensbeschouwelijk achtersta. Het is vrijwilligerswerk en dus ook geen baan. Ik was er gelijk zeker van dat ik naast mijn andere bezigheden daar een belangrijk deel van mijn tijd in wilde stoppen. De thema’s rondom het humanisme zijn zo ontzettend belangrijk. Niet alleen nationaal, maar ook internationaal.’

Ziet u het humanisme als een belangrijk deel van uw identiteit?
‘Ik ben niet religieus, ik geloof niet in God. Het humanisme is voor mij eigenlijk een vervolg op het atheïsme. Het atheïsme is wat je niet bent, het humanisme is wat je wel bent. Ik ben atheïst en dat betekent, als je het letterlijk vertaalt, dat ik niet in God geloof. Dat vind ik niet echt een identiteit die mij dekt. Je bent niet wat je niet bent, je bent wat je wel bent. Het gaat om waar je wel voor staat en dat is menselijke waardigheid en dat ik een belangrijk deel van mijn inspiratie haal uit mijn medemensen.’

Hoe belangrijk is het Humanistisch Verbond geweest voor Nederlanders die niet bij een kerk horen of niet religieus zijn?
‘Het Humanistisch Verbond is opgericht voor de zoals het toen heette ‘de buitenkerkelijken’, de mensen die niet bij een kerk horen. Het waren vooral mensen met een christelijke achtergrond. De organisatie had twee doelen. Ten eerste, opkomen voor gelijke behandeling van mensen die niet religieus zijn. Dat was en is ook in Nederland lang niet vanzelfsprekend, in de rest van de wereld is het natuurlijk een veel groter probleem. Daarnaast wilde de organisatie ervoor zorgen dat wetten die de eigen keuze in de weg stonden zouden verdwijnen. Of het nou gaat om euthanasie of het homohuwelijk, mensen moeten zelf kunnen bepalen hoe ze hun eigen leven inrichten. Op die punten is het Humanistisch Verbond de afgelopen zeventig jaar enorm actief geweest, veel mensen zijn daardoor geholpen.’

Op de website van het Humanistisch Verbond worden zeven punten genoemd die de meeste humanisten gemeen hebben. Dat doet een beetje denken aan de Tien Geboden. Daarnaast biedt de organisatie net als christenen, joden en moslims, geestelijke begeleiding aan. Waarom noemen we het humanisme dan ook niet gewoon een religie?
‘Die zeven punten zijn indicatief. Het zijn een aantal punten waar humanisten achter staan, zoals het geloven in de democratie. In de tien geboden zie je zo’n fundamenteel punt niet terug. Een aantal punten uit de tien geboden zijn juist zeer intolerant. Het is zelfs niet toegestaan om te scheiden van je echtgenoot en is er een verbod op vrijheid van meningsuiting omdat je geen afbeeldingen van god zou mogen maken. Ook is het eerste gebod dat er maar een god is; dat staat haaks op de vrijheid van godsdienst, want Hindoes hebben er al meer dan een. Van de tien geboden wordt gezegd dat het een zeer belangrijke basis is van onze beschaving, maar er zitten zoveel dingen in waar ik als humanist absoluut tegen ben. Sterker nog, als je die zou invoeren zou het een enorme beperking zijn van de vrijheden. Onze zeven punten zijn geen geboden, het is meer de bedoeling om uit te leggen waar je voor staat als organisatie en de kern is vrijheid. Heel veel humanisten kunnen ook over heel veel onderwerpen verschillen. Het zijn mensen die op verschillende politieke partijen stemmen, maar er zijn toch een aantal dingen waar je het met elkaar over eens bent, bijvoorbeeld het opkomen voor universele mensenrechten. Dat zijn die zeven punten.’

Wat is het humanisme dan wel?
‘De meerderheid van de mensen in Nederland is niet godsdienstig. Het gaat overigens om een veel groter percentage dan wat uit onderzoek naar voren komt, omdat mensen zich soms wel cultureel verbonden voelen met een godsdienst, maar eigenlijk helemaal niet meer geloven in een God. Toch heeft ieder mens op bepaalde momenten de behoefte om zijn leven te beschouwen. Dat kan bijvoorbeeld bij sterfte of ziekte zijn. Dan kan je in Nederland een imam aan je bed krijgen, een dominee of een pastoor, als je niet godsdienstig bent kan je een beroep doen op een humanistisch raadsman of raadsvrouw. Dat zijn mensen die gewend zijn om in gesprek te gaan over levensvragen. In dit geval komt er geen God aan te pas en dat is natuurlijk een groot verschil. Als je niet gelooft in het hiernamaals, kan je toch praten over hoe je je verhoudt tot je familie en jezelf. Je hebt niet een godsdienst nodig om te kunnen reflecteren op het leven. Zo zijn er ook mensen die het interessant vinden om een niet-religieus verhaal bij hun bruiloft te horen, daardoor kunnen ze reflecteren op wat liefde is. Ik heb zelf ook een paar huwelijken gesloten. Je kan prachtige teksten halen uit de sonnetten van Shakespeare of uit de dingen die Plato heeft geschreven. Het humanisme beschouwt het leven op basis van inspiratie die je haalt uit mensen, op de dingen die we om ons heen ervaren.’

Velen denken aan het atheïsme als het over het humanisme gaat. Is dat beeld terecht?
‘In de twintigste en eenentwintigste eeuw is het humanisme de stroming geworden van mensen die niet-godsdienstig zijn, maar als je naar het historische humanisme kijkt zie je ook dat er veel mengvormen zijn geweest. Op een gegeven moment ontdekten mensen dat wijsheid niet alleen uit godsdienstige teksten komt, maar ook uit zogenaamde heidense boeken. Ze vonden inspiratie voor hun leven uit niet-godsdienstige boeken. Die mensen, bijvoorbeeld een katholiek als Erasmus, noemden zichzelf humanisten.’

Is het niet vreemd dat het humanisme zo snel aan het atheïsme wordt gekoppeld, terwijl humanisten als Spinoza religieus waren?
‘Spinoza was niet openlijk atheïstisch omdat je als atheïst toen voor je leven moest vrezen. Hij beschreef God als de optelsom der natuurwetten. Dat was in die tijd al behoorlijk atheïstisch om te zeggen. Hij werd ook uitgemaakt voor atheïst. Van Spinoza kan je nog zeggen dat hij zichzelf nooit atheïst heeft genoemd, maar als je kijkt wat zijn definitie van God is, zit dat wel heel dicht tegen een niet-godsdienstige en niet-persoonlijk God aan. Dat was voor die tijd al heel revolutionair en zelfs gevaarlijk.’

Hoe zat het in de islamitische wereld?
‘Er waren ook in de islamitische wereld, ver weg in de geschiedenis, in de tiende en elfde eeuw, denkers die een veel vrijere interpretatie van de Koran voorstonden, zoals Hassan al-Basri en Wassil ibn-Atta. Veel van hun ideeën worden zelfs vandaag nog bestreden door felle islamisten, het wordt gezien als afvalligheid.’

Zien humanisten een bondgenoot in religies of juist een vijand?
‘Er zijn religieuze stromingen die een humanistische insteek hebben. Denk aan remonstranten en doopsgezinden. Dat zijn tradities die zeggen dat je de Bijbel niet zo letterlijk moet nemen. Bij die vrijzinnige stromingen worden ook vaak niet-godsdienstige teksten gebruikt als inspiratiebron. Het humanisme zoals we dat nu kennen is de verzamelnaam geworden voor mensen die opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en de scheiding tussen kerk en staat. We hebben naast het Humanistisch Verbond ook een koepelorganisatie voor organisaties die zich humanistisch noemen. Daar zitten ook vrijzinnige religieuze stromingen in. De menselijke waardigheid is uiteindelijk wat ons allemaal bindt. Of je nou orthodox bent of vrijzinnig, gelovig of niet gelovig, dat moet uiteindelijk de maatstaf der dingen zijn.’

Toch zijn er ook humanisten die godsdienst per definitie slecht vinden en van mening zijn dat het bestreden moet worden. Kunt u zich daarin vinden?
‘Nee, het humanistisch gedachtegoed gaat ervan uit dat je vrij bent in je religie. Heel veel humanisten die ik ken zeggen dat iedereen de vrijheid moet hebben om een godsdienst naar eigen keuze aan te hangen. Alleen, de keuze is altijd individueel. We verzetten ons tegen de gedachtegang ‘ik ben moslim, dus mijn zoon of dochter moet ook moslim zijn’. Want als zo’n kind er heel anders over denkt, dan moeten de ouders dat respecteren. Of je orthodox of vrijzinnig bent, of helemaal niet godsdienstig, dat mag je allemaal zelf weten, maar op het moment dat je dat gaat opleggen aan anderen, dan zal een humanist daar tegen opstaan.’

Het bestrijden van iemands religie, is dat ook niet iets opleggen aan anderen?
‘Kritiek hebben en strijden voor individuele vrijheid is iets heel anders dan het bestrijden van religie. Natuurlijk zijn er mensen die misschien in een soort reflex zeggen dat religie bestreden moet worden wanneer er bijvoorbeeld een aanslag in naam van een religie wordt gepleegd. Dan hoor je wel eens roepen op twitter dat het beter is om alle religies te verbieden, omdat daar alleen maar nare dingen  uit voortkomen. In naam van religie zijn er veel slechte zaken gedaan, dat is absoluut waar, maar er zijn ook genoeg voorbeelden die zich er juist positief door laten inspireren. Humanisten staan voor de vrijheid zelf te mogen weten waardoor je je laat inspireren.’

Zitten humanisten in een tweestrijd; aan de ene kant geloven dat religie slecht is, aan de andere kant hoe erg het soms ook is, ieders religie en overtuiging moeten respecteren?
‘Het is dus niet zo dat het Humanistisch Verbond vindt dat religie persé slecht is. We maken alleen zelf een andere keuze. We respecteren anderen. Maar soms schuurt het natuurlijk wel tussen het idee van individuele vrijheid en sommige uitingsvormen van religie. Bijvoorbeeld als het gaat om ritueel slachten. Je mag joods of islamitisch zijn, maar ik vind niet dat je dieren mag slachten onder het dierenwelzijnsniveau wat we met elkaar hebben afgesproken. Dat je een gebed uitspreekt bij het slachten van een dier is prima, maar iedereen moet zich aan de regels houden en niet met een beroep op religie een beest extra laten lijden, ook al past het niet helemaal bij een religie of traditie. Je mag een ander, in dit geval een dier, geen onrecht aandoen. Diezelfde ingewikkelde discussie hebben we ook met jongensbesnijdenis. De baby die besneden wordt heeft er niet voor gekozen om joods of islamitisch te zijn. Laat iemand dat zelf beslissen als hij volwassen is.’

‘Islam heeft meer humanisme en vrijdenkerij voortgebracht dan menig rechtzinnige moslim of moslimhater lief is’, schreef oud-voorzitter van het Humanistisch Verbond in Deventer, Gerard Burger. Ziet u zelf humanistische elementen in de islam of denkt u dat de islam niet te rijmen is met het humanisme?
‘Ik vind dat een veel te algemene vraag. Ik ken mensen die zich moslim noemen, maar vooral cultureel moslim zijn. Die zeggen ‘ik doe wel leuk met de feesten mee, maar ik geloof niet in een persoonlijke God die alles bepaalt.’ Er zijn ook moslims die open staan voor mensen met een andere seksuele voorkeur, die het dragen van een hoofddoek niet verplichten en een meer historische en literaire interpretatie geven aan de Koran. Zulke moslims kan ik niet vergelijken met een IS-strijder, die wanneer zelfs een andere moslim een komma afwijkt van zijn versie van de islam hem graag zou willen onthoofden. Er zijn zoveel verschillende stromingen, je hebt soefi’s, de alevieten en noem maar op, van zeer orthodox tot zeer liberaal. Die vrijzinnige moslims zitten uiteraard veel dichter tegen de waarden aan die ik onderstreep.’

Er wordt vaak gezegd dat veel van het humanisme terug te voeren is op een aantal islamitische denkers.
‘Heel lang geleden heb je inderdaad een aantal filosofen gehad zoals Avicenna die de oude Grieken bestudeerden en voor het voetlicht brachten. Ik noemde ook al eerder een aantal vrijzinnige, liberale moslims die heel open en vooruitstrevende ideeën hadden over hun geloof. Ze zagen de Koranteksten in hun historische context. Het is wel zo dat we heel ver terug moeten gaan in de geschiedenis wil je zulke uitgesproken islamitische denkers vinden. Gelukkig zie je in de huidige islamitische wereld ook steeds meer vrijdenkers opstaan die zich verzetten tegen de orthodoxie, kijk bijvoorbeeld naar de opstanden in Iran onlangs.’

Hoe gaat de islamitische wereld nu om met moslims die een humanistisch wereldbeeld hebben?
‘In veel delen van de islamitische wereld worden humanistische gedachtes nog steeds behoorlijk verkettert. In Egypte wordt bijvoorbeeld op universiteiten wel les gegeven in Spinoza, John Stuart Mill en allerlei andere westerse vrije liberale denkers, maar niet over de eigen islamitische filosofen zoals Avicenna (980-1037), omdat zij mensen waren die op een heel andere manier naar islamitische teksten keken. Het vrijzinnig kijken naar de islam wordt om strategische redenen snel bestempeld als een westers concept en neergezet als niet-islamitisch. In de streng-islamitische wereld zeggen ze vaak dat vrouwenrechten, homorechten en vrijheid van meningsuiting westers imperialisme is. Het hoort niet in onze cultuur zeggen ze dan. Als ze naar hun eigen oude vrijdenkers kijken zien ze het tegendeel, maar dat komt hen natuurlijk niet uit.’

Het Humanistisch Verbond zet zich ook in voor ex-moslims. Hoe groot is het probleem van deze groep Nederlanders?
Dat is best groot. Heel veel mensen die niet meer gelovig zijn zeggen nog steeds dat ze moslim zijn maar niet zoveel doen met hun religie. Zulke mensen heb je ook onder christenen. Dus ze zijn in naam nog wel moslim of christen, maar geloven eigenlijk niet meer in een persoonlijke god. Het is in Nederland vooral voor ex-moslims vaak enorm ingewikkeld om dat openlijk te zeggen. Soms willen ouders dan hun kinderen niet meer zien. Ze zeggen dan dingen als ‘je hebt ons verraden, je zet ons te kakken bij de hele familie’. Ik zie dat heel veel ex-moslims zich moslim blijven noemen om van het gezeur af te zijn. In Nederland staat gelukkig de wet aan je kant, je mag geloven wat je wil. Maar sociaal heb je echt een groot probleem. Bij het humanistisch verbond kan je steun bij andere ex-moslims krijgen. Ze ontmoeten elkaar en dat doet hen goed. In andere landen moet je vrezen voor je leven als je als afvallig wordt gezien. Soms ben je heel snel een afvallige, als je al een beetje een afwijkende mening hebt over religie kan je dat stempel krijgen. Iedereen is in de ogen van iemand anders wel eens afvallig, ook als je religieus bent en je je religie anders vormgeeft dan je buurman. Ik denk dus dat het recht om anders te mogen zijn dan de ander binnen een religie heel belangrijk is. Het recht op afvalligheid dient iedereen, gelovig én niet-gelovig.’

Vindt u dat moslims zelf meer moeten doen om de rechten en vrijheden van ex-moslims te beschermen?
‘Twee jaar geleden hebben we een brief gestuurd naar alle moskeeën in Nederland waarin we zeggen ‘jullie hebben allemaal het recht om gelovig te zijn, maar zorg er ook voor dat je ouders met kinderen die niet meer religieus zijn helpt te accepteren dat die vrijheid ook bestaat.’ Zorg ervoor dat je die families niet uit elkaar drijft. Wat we vaak merken bij Nederlandse ex-moslims is dat ze vooral bang zijn om hun ouders kwijt te raken.’

Leg doemscenario’s uit of hou je mond

0

Wat konden we ons de afgelopen weken vrolijk maken over het stupide optreden van Pete Hoekstra, de nieuwbakken ambassadeur voor de VS in Nederland. In 2015 had hij in een lezing voor de extreem-rechtse Amerikaanse denktank David Horowitz Freedom Center verteld dat er in Nederland politici worden verbrand en dat de islamisering hier akelig snel om zich heen grijpt. Hij schetste een apocalyptisch scenario vol onrustbarende visioenen, zoals we dat ook van Donald Trump kennen. Hoekstra behoort dan ook tot de getrouwen van de president. Toen correspondent Wouter Zwart in Amerika hem over die uitspraken aan de tand voelde, ontkende hij aanvankelijk botweg wat hij gezegd had (‘dat noemen wij hier nepnieuws’). Toen hij niet onder de feiten uit kon, verklaarde hij dat de toespraak verkeerd was begrepen, uit de context was gehaald, hij een ander land bedoelde en zo meer.

Eenmaal in Nederland werd Hoekstra andermaal door journalisten over die uitspraken bevraagd. Hij deed hetzelfde als zijn baas, namelijk de pers schofferen en niet op de vraag ingaan. Na wat slappe excuses in een interview met de krant van wakker Nederland was voor de politiek kennelijk de kous af. Zijn uitspraken werden omschreven als een ‘ongelukkig gekozen formulering’. Een wel heel groot understatement van deze idioot uit de extreem-rechtse islamofobe krochten van de Amerikaanse samenleving die om zijn punt te maken een inktzwart toekomstbeeld schetst zonder enige onderbouwing. Too bad for the facts! Als het maar effect sorteert.

Dat kennen we niet in Nederland of toch wel? Zo is er natuurlijk SGP-voorman Kees van der Staaij, die vorig jaar in een Amerikaanse krant naar aanleiding van de euthanasiediscussie schreef dat in Nederland ‘dokters je vermoorden’. Maar er zijn meer voorbeelden. Misschien niet zo extreem en volstrekt misplaatst als Hoekstra en Van der Staaij, maar wel volgens hetzelfde recept. Er wordt paniek gezaaid zonder inhoudelijke onderbouwing. Zo blijft er een gevoel van angst en onbehagen hangen en daar gaat het kennelijk om.

Zo zijn er de regelmatige uitspraken in de media van NCTV-baas Dick Schoof en AIVD-baas Rob Bertholee over de dreigingssituatie in Nederland. Schoof kreeg in het nieuwsoverzicht van 2017 onevenredig veel tijd om de staat van Nederland uit de doeken te doen. De journalist van dienst vroeg aan het eind van het gesprek op vertrouwelijke toon of hij soms geen slapeloze nachten heeft over een mogelijke aanslag. Inderdaad dat is wat deze interviews bij sommige mensen teweeg brengen. Bertholee vertelt deze week in het programma College tour dat er wel vier aanslagen door de AIVD waren verijdeld in de afgelopen jaren. Wat, waar, hoe? Natuurlijk kan hij daar niets over zeggen. Het is niet voor niets een geheime dienst. Maar waarom moeten we dan zo’n half verhaal voorgeschoteld krijgen? Wat is het nut? Dat geeft onnodige onrust en angst. Dus doe je werk en zwijg er gewoon over.

Een ander voorbeeld is de reportage in november vorig jaar van Nieuwsuur met de titel: ‘Meer jonge moslims leven naar strikt islamitische regels, dreigt segregatie?’ Het ging om jonge hoog opgeleide moslims die op zoek naar zingeving lezingen van predikers bijwonen. Alleen al de woorden ‘strikte regels’, ‘zuivere islam’ en ‘salafisme’ waren genoeg voor paniek. Arabist Jan Jaap de Ruiter van de Tilburg University, die geïnterviewd werd, sprak van een ‘wolk van geweld’ zonder tekst en uitleg. Er werd ook niet naar gevraagd. Wat is het nut? Bouw geen mist. Dat werkt alleen maar averechts.

Het laatste voorbeeld is – het kan niet missen – een uitspraak van de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, in een interview met deze krant: ‘Iedere moslim is eigenlijk wel een beetje mainstream salafist.’ Die uitspraak herhaalde hij, bijna twee maanden na de publicatie van dat interview, in een radio-interview met de EO. Hij legde uit dat hij het woord salafisme uit de hoek van geweld wil halen en terugbrengen in de normale proporties en de oorspronkelijke betekenis. Maar daar was EO-coryfee Tijs van den Brink natuurlijk niet van gediend. ‘Dat vinden we eng in Nederland!’, riep hij. De VVD en het CDA in de Rotterdamse raad eisten uitleg van de burgemeester en Leefbaar Rotterdam meende dat hij moest aftreden. Het kan toch niet zo zijn dat het zorgvuldig opgebouwde angstbeeld van ‘de salafist’ als de Boogeyman, de Wim Wam Reus of de Freddy Kreuger van de islam, door een moslim zelf onderuit wordt gehaald!

Functionarissen van veiligheidsdiensten moeten gewoon hun werk doen en niet op vragen ingaan van journalisten over concrete voorbeelden uit hun werk. Als deskundigen, politici of journalisten beweringen doen, dan moeten ze die kunnen onderbouwen en toelichten, niet meeliften op de waan van de dag en zo een angstbeeld in stand houden. Zeker van een deskundige mag worden verwacht dat hij of zij inzicht geeft en niet alleen iets roept. Als je dat nalaat, dan ben je niet veel beter dan ambassadeur Hoekstra.