18.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 780

Bijna twee miljoen Indiase moslims plotsklaps stateloos

0

Afgelopen weekend werd in de Indiase provincie Assam het National Register of Citizens (NRC) gepubliceerd, een lijst van mensen die erkend zijn als Indiaas staatsburger. Ruim 2 miljoen inwoners, voornamelijk behorend tot de moslimminderheid in het land, zochten hun naam tevergeefs op in dit nieuwe bevolkingsregister. Hun situatie lijkt penibel.

Parallel aan het schrappen van Kashmirs autonomie is India begonnen aan een volkstelling in de noordoostelijke provincie Assam. Tot aan afgelopen weekend konden de Assamezen met papieren bewijzen komen om te voldoen aan de eisen die de regering stelt. In de gepubliceerde lijst ontbreken 1,9 miljoen mensen, hoofdzakelijk moslims. Zij worden vanaf nu gezien als illegale buitenlanders die het land dienen te verlaten.

Mensenrechtenorganisaties staan op scherp door deze volkstelling, die hoofdzakelijk moslims lijkt te raken. De lijst is dan ook bedoeld om moslims uit te sluiten, zeggen zij. Een VN-rapporteur noemt de situatie ‘extreem zorgwekkend’.

Onder Assamezen bestonden klachten over moslimmigranten die massaal vanuit Bangladesh naar Assam trokken, na de bloedige onafhankelijkheidsoorlog met Pakistan in 1971. Veel lokale bewoners vinden dat zij hun land en hun banen inpikken. De meeste nieuwkomers zijn moslim, terwijl de meeste oorspronkelijke Assamezen hindoes zijn.

Om in het NRC-register opgenomen te kunnen worden, moesten de 33 miljoen Assamezen bewijzen dat hun Indiase roots teruggingen tot vóór 1971. Hiervoor dienden ze een geboorteakte of een schooldiploma aan te leveren. Lokale armoede, natuurrampen, analfabetisme en een gebrek aan officiële documentatie maakten dit proces in vele gevallen lastig en in sommige gevallen zelfs onmogelijk.

Premier Narendra Modi en zijn nationalistische BJP-partij worden er nu van beschuldigd moslims uit India te willen dumpen. De Indiase regering is namelijk ook bezig met het realiseren van een wet waarmee het voor niet-moslims uit buurlanden Pakistan en Bangladesh gemakkelijk is om Indiase staatsburgerschap aan te vragen. Op die manier zouden hindoeïstische Assamezen die niet in het NRC-register terecht zijn gekomen via een omweg alsnog volwaardig Indiaas burger kunnen worden.

Voor de stateloze Assamezen ziet het er slecht uit. Omdat buurland Bangladesh al meer dan een miljoen Rohingya uit Myanmar opvangt, zit dat land niet te wachten op honderdduizenden verjaagde Assamezen. Ondertussen wordt er in Assam geklust aan tien detentiecentra, waar 3.000 man per kamp kan worden ondergebracht.

De bijna twee miljoen burgers die het NRC-register niet hebben gehaald hebben nog vier maanden om via speciale vreemdelingentribunalen in beroep te gaan en kunnen doorprocederen tot aan het Hoger Gerechtshof van India.

Roma en Sinti, de vergeten inwoners van Nederland

0

Integratie van de Roma en Sinti-zigeuners verloopt al jaren moeizaam. Hoe komt dat? ‘Eerst moet je in die groep geloven en dan volhouden. Met tijdelijke projecten ga je geen echte vooruitgang boeken’, stelt Astrid van den Hurk van de Landelijke Ondersteuning voor Onderwijs aan Woonwagen-, Roma- en Sintikinderen.

Je komt bij haar niet zomaar in de woonkamer. Die is heilig. En brandschoon. Porseleinen beelden pronken achter een glazen kast. Met haar lange, blinkende gelnagel wijst ze naar alle familiefoto’s, porseleinen kopjes en andere belangrijke souvenirs, zoals de kaars van de eerste communie van de jongste in de familie. Ze tikt trots tegen het glas.

‘Alleen ik mag die kast schoonmaken. Als er iemand anders aan komt, dan breek ik zijn vingers!’ Anna Damen (40) lacht, maar ze meent het. Ze houdt iedereen in de familie kort. In haar Tilburgse huis, waar ze al 22 jaar woont, waakt ze erover dat de regels van de Sinti- en reizigersgemeenschap worden nageleefd.

Haar man Pedro Damen is Sinti, zij zegt ‘van de reis’ te zijn. Roma- en Sinti-zigeuners en reizigers behoren tot de vergeten inwoners van Nederland, schreef Sunita Biharie, fractievoorzitter van de SP in Apeldoorn, eind vorig jaar in een stuk op de opiniewebsite Joop. ‘Als er een keer iets in het nieuws komt, dan is het meestal negatief’, vertelt Damen. Maar hoe komt dat? ‘Wietkwekerijen, steekpartijen. Zulke incidenten halen de krantenknoppen en dan is de hele gemeenschap ineens de dupe. Van dat beeld kom je dan moeilijk af.’

‘Georganiseerde en ondermijnende drugscriminaliteit’ was ook de reden voor de burgemeesters van Tilburg, Eindhoven en Maastricht om voorlopig geen extra standplaatsen voor de woonwagenbewoners toe te staan. Dit besluit staat haaks op de oproep van de minister Kajsa Ollongren (D66) van Binnenlandse Zaken vorig jaar zomer om meer ruimte te bieden voor woonwagenkampen. Het inperken van de standplaatsen, onder meer door het toepassen van het ‘uitsterfbeleid’- de standplaats niet doorgeven aan de jongere generatie bij het overlijden – is in strijd met de Grondwet. Dit liet de minister, geadviseerd door het College van de Rechten van de Mens, ook aan de gemeenten weten.

‘Mijn echte huis is niet van baksteen maar van hout en staat op wielen’

Damen voert anderhalf jaar strijd met de burgemeester van Tilburg om een plek toegewezen te krijgen. Haar camper staat paraat voor de deur. ‘Het is een teken van protest.’ Damen verliet het woonwagenkamp in Bergen op Zoom toen ze zes jaar oud was. ‘Ik had niets te zeggen. Mijn ouders gingen scheiden en ik moest bij mijn vader in een burgerwoning gaan wonen. Maar ik keerde vaak terug naar het kamp, om mijn opoe (oma, red.) te zien.’

Hoewel ze 34 jaar niet meer in een woonwagen woont, wil ze niets liever dan terugkeren naar het kamp. ‘Mijn echte huis is niet van baksteen maar van hout en staat op wielen.’ ‘Hier’, ze wijst naar de vloer en het plafond, ‘voel ik me opgesloten, niet vrij’.

Haar dochter, Djeana (20), knikt bevestigend. Zij groeide op in Tilburg, speelde op straat met haar neven, maar ze zou gerust naar een woonwagen kunnen verhuizen. Ook Dames’ jongste dochter, Noëlla (10), slaapt veel beter in een caravan. ‘In dit huis wordt ze elke nacht vier keer wakker’, zegt Pedro Damen.

De Rode Ann en De Rode – de bijnamen van het echtpaar Damen op de woonwagenkamp – zijn er zeker van dat hun dochters Djeana, Johanna en Noëlla in de toekomst in een woonwagen zullen gaan wonen. Damen: ‘Ik denk dat de volgende generaties het gemakkelijker zullen krijgen dan wij en onze voorouders, die hun plek in de maatschappij moesten bevechten.’ Damen gelooft dat het straks gemakkelijker wordt om een standplaats te krijgen. ‘Het uitsterfbeleid is pas sinds vorig jaar afgeschaft. Het neemt wat tijd in beslag voor het beleid echt de knop gaat omdraaien.’

Voorlopig heeft Damen haar huis ingericht zoals ze een woonwagen zou inrichten. In de woonkamer tovert ze een houten replica van een traditionele wagen naar voren. ‘Kijk hier naar buiten, je hebt er een gang, zoals bij ons. Het is die plek waar we sigaretten zitten te roken. Hier is de woonkamer met de tafel en de kast met alle waardevolle spullen, net als in mijn living. Als we vertrekken doen we een touw rond de klinken, zodat er niets uitvalt tijdens de reis. En dan zijn we weg.’ Maar vertrekken kan ze nog niet. Damen zit sowieso, wanneer ze maar kan, op een kamp bij haar talrijke familie.

Moeilijke klanten

Volgens het in juni uitgebrachte rapport over racisme in Nederland van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) wonen er ongeveer veertigduizend Roma in Nederland. Met het begrip ‘Roma’ worden in het rapport niet alleen Roma bedoeld, maar ook Sinti, Kale, Ashkali, ‘Egyptenaren’, Manush en aanverwante bevolkingsgroepen in Europa, evenals reizigers. Er zijn slechts heel beperkte kwantitatieve gegevens over de maatschappelijke en economische situatie van deze groepen ‘Roma’. Volgens het rapport Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond (2013) van de Politieacademie wonen er in Nederland zo’n drieduizend Sinti. En zij wonen hier al eeuwen. Het rapport vertelt niet hoeveel Roma er nu in Nederland wonen, wel dat ze vanaf 1900 in verschillende golven naar ons land emigreerden.

Volgens critici zou de gesloten cultuur van de Sinti en de Roma de integratie in de weg staan. In 2013 stelde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat er een grote kloof bestaat tussen de leefwerelden en opvattingen van de Sinti en Roma en die van de rest van de Nederlandse samenleving.

‘Sommige gemeentelijke ambtenaren beschouwen de Sinti en Roma als moeilijke klanten’, zegt Peter Jorna, consultant sociale inclusie bij Roma- en Sinti-issues. ‘Ze zijn eigenzinnig en ongevoelig voor gezagsverhoudingen, zo is de indruk.’ Dit bemoeilijkt integratie op de werkvloer. Ook iets wat voor de meeste Nederlanders volstrekt normaal is, op tijd op afspraken komen, is iets wat in de cultuur van de Sinti en de Roma niet vanzelfsprekend is.

Het begint al op school. ‘Kinderen die regelmatig te laat komen missen uiteindelijk veel lessen’, stelt Astrid van den Hurk van de Landelijke Ondersteuning voor Onderwijs aan Woonwagen-, Roma- en Sintikinderen (OWRS). Dat resulteert in een onderwijsachterstand, die werkloosheid en armoede tot gevolg heeft, aldus het ECRI-rapport van juni 2019.

Een hoog schoolverzuim onder Sinti- en Roma kinderen is een bekend fenomeen. In de jaren 2011-2016 hebben de ministeries van Justitie en Sociale Zaken proefprojecten opgezet, met als doel de Sinti en Roma meer naar school te krijgen. Jorna: ‘De situatie binnen het basisonderwijs is hierdoor ook wat verbeterd. De ministeries vonden de resultaten toen kennelijk voldoende. De verantwoordelijkheid om het schoolverzuim verder te monitoren en aan te pakken is vervolgens overgedragen aan de gemeenten. Er is dus geen centrale aansturing meer, ook geen structurele aanpak, terwijl het onderwijs permanente aandacht vereist.’

Van den Hurk van OWRS vindt het jammer dat veel projecten om de situatie van Sinti en Roma te verbeteren maar tijdelijk van aard zijn. ‘Je bouwt expertise op die vervolgens wordt afgebouwd en versnipperd bij de verschillende afdelingen binnen de gemeenten. Dat is een slechte zaak, omdat kleine groepen speciale aandacht verdienen.’ Ze ziet dat de gemeentes soms te weinig geduld hebben: ‘De conclusie die getrokken wordt is al snel: ze willen niet, dus we blijven er geen energie in steken. Maar uit de projecten met intermediairs (onderwijsconsulenten, red.) bleek dat kinderen en ouders veel gemotiveerder zijn als ze bij iemand terechtkunnen die ze vertrouwen.’

‘Een meer expliciet programma voor de integratie van Roma zou een goede stap zijn’

Stageplekken en teleurstelling

Ook al behalen Roma een diploma, het is nog steeds moeilijk om werk te vinden. Zelfs een stageplek is lastig. Jorna merkt dat sommige Roma-jongeren afgewezen worden vanwege hun achternaam. ‘Dan is het ook niet zo raar dat ze teleurgesteld raken en het nut van het onderwijs niet meer inzien.’ Vinden ze een werkplek, dan kunnen ze hun draai soms moeilijker vinden, omdat ze de nodige sociale vaardigheden missen.

Een ander probleem is dat veel Sinti- en Roma-jongeren niet gesteund worden door het thuisfront. Van den Hurk: ‘Grootouders en ouders hadden soms onprettige ervaringen, die geschiedenis geven ze door.’ Daarnaast wordt, zo vertelt Jorna, het vak vaak nog steeds van vader op zoon wordt overgedragen en worden meisjes vooral voorbereid op het gezinsleven.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt middelen ter beschikking om projecten ter verbetering van participatie en emancipatie van Roma en Sinti te financieren. Hierbij hoort ook het stimuleren van onderwijs, waaronder een studiebeurs en het tegengaan van discriminatie en vooroordelen. Jorna ziet dit als een positieve ontwikkeling. Wel vindt hij het problematisch dat evenementen over respect voor cultuur en identiteit populairder zijn dan evenementen om discriminatie en onderwijsachterstand aan te pakken. Bovendien zijn het steeds dezelfde organisaties die subsidies proberen binnen te hengelen en zijn veel projecten maar tijdelijk.

Wat helpt wel? Jorna: ‘Een meer expliciet programma voor de integratie van Roma zou een goede stap zijn. Ook het inzetten van mediators kan werken. Dat blijkt al in het onderwijs.’ Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees (D66) is van plan om samen met een aantal gemeenten een pilot op te starten met Roma-mediators. De proefprojecten zullen zich richten op deelname van jonge Sinti en Roma aan opleidingen en op stage- en arbeidsbemiddeling.

Hoe eenzijdig wordt een slavernijmuseum?

1

Hoe moeten we museaal omgaan met het Nederlandse slavernijverleden? Nu er in diverse steden speciale routes zijn uitgezet langs de patriciërshuizen van gewezen eigenaren danwel aandeelhouders van plantages in Suriname, en het Rijksmuseum zich opmaakt om over een paar jaar een speciale tentoonstelling aan dit onderwerp te wijden, begint die vraag te dringen. In het licht daarvan kan het leerzaam zijn om eens over de grens te kijken, bij andere gewezen Europese kolonisatoren, hoe men het daar aanpakt.

Afgelopen zomer was ik voor anderhalve week op vakantie in Engeland, specifieker: in de industriesteden van de Midlands. Dit voelde een beetje als een voorlopig laatste kans om het land nog in enige fatsoenlijke omstandigheden te bezoeken, voor daar straks de lemmingen rond Boris Johnson zich van de krijtrotsen in het Kanaal storten en met een No Deal-Brexit de complete chaos uitbreekt. Straks kom je daardoor in Dover maandenlang niet meer van het eiland af, en ofschoon veel Britten schijnen te denken dat de halve wereld niets liever zou willen dan altijd op dat verregende eiland te blijven, geldt dat voor de meeste Europeanen toch niet. In elk geval niet voor mij.

Op een inderdaad zeer regenachtige middag bezocht ik in Liverpool ook het International Slavery Museum, ondergebracht in een imposant pakhuis in de Royal Albert Docks. Liverpool was voor de Engelse slavenhandel wat Middelburg voor de Nederlandse was: de spil in het web. Dus de keuze voor deze stad, die bij ons vooral vanwege de Beatles bekend is geworden, was terecht, en ook het havengebied direct naast het stadscentrum is daarvoor een logische plek.

Ik ben er een uur of twee gebleven en kwam er, eerlijk gezegd, met gemengde gevoelens vandaan. Dat gold deels door een aantal praktische gebreken aan de inrichting, waarmee dit museum overigens verre van uniek is. Om te beginnen een uiterst rommelige opstelling en een onduidelijke route: bij een historisch museum, waar – anders dan in een kunstmuseum – meestal een verhaal centraal staat, moet dat verhaal dan ook duidelijk te volgen zijn. Dus je moet weten welke vitrine eerst komt, en welke daarna. Volstrekt onduidelijk.

Dat gold ook vaak voor de rol in dat verhaal van tal van opgestelde voorwerpen; een toelichting ontbrak, of vormde onderdeel van een soort zoekplaatje, waarbij het de nodige tijd vergde uit te vinden welk tekstbordje bij welk voorwerp hoorde. Een deel daarvan was bovendien slecht verlicht, en de tekst op die bordjes soms amper van normale ooghoogte leesbaar: te klein en veel te laag of hoog geplaatst. Je moest ervoor in de hurken of een (ontbrekende) ladder beklimmen. Museumdirecties schijnen soms in de veronderstelling te verkeren dat bezoekers mede voor ochtendgymnastiek naar een museum komen. Maar de meesten hunner doen hun kniebuigingen of rek-en-strekoefeningen toch bij voorbaat thuis.

Binnen alle ‘hoge’ beschavingen uit het verleden was slavernij volstrekt normaal

Daarnaast rees bij mij echter gaandeweg ook een belangrijk inhoudelijk punt van kritiek op, dat ook voor de Rijksmuseumplannen niet zonder relevantie is. Het museum noemt zich ‘International Slavery Museum’, maar beperkte zich uitsluitend tot de trans-Atlantische slavenhandel. Dat die in Liverpool centraal staat, is logisch, maar het ontbreken van enige mondiale context inzake de voorafgaande millennia is toch een tekort.

Zo wordt indirect gesuggereerd dat de slavernij een uitsluitend westers fenomeen was, met de slachtoffers alleen tot Afrikanen beperkt. Maar binnen alle ‘hoge’ beschavingen uit het verleden was slavernij volstrekt normaal, dat begint al met de oude Egyptenaren. Dit is essentieel voor een beter historisch begrip: de eeuwenlange, wereldwijde vanzelfsprekendheid van slavernij.

Al vele eeuwen voordat de eerste Portugese ontdekkingsreiziger voor de Afrikaanse kust opdook haalden Arabieren het continent leeg. Dat heeft daar ook tot op heden invloed op de raciale verhoudingen, zoals de zwarte gastarbeiders in Libië na de val van Khadaffi merkten, toen zij in dit nu van een dictatuur bevrijde land slechter af bleken. Of neem de Yezidi’s als slachtoffer van IS, dat zelfs een religieuze legitimatie aan hun slavernij wist te geven; precies zoals sommige christenen dat ooit ook deden, met de drie zonen van Noach als raciaal argument.

Zeker: dat raciale aspect, dat cruciaal was voor de legitimatie van de trans-Atlantische slavenhandel, speelde in het verleden niet overal een rol. Veel nieuwe slaven waren eenvoudigweg krijgsgevangenen, nadat het ene volk door een naburig ander was geknecht. In het Romeinse Rijk liepen hoogblonde Britse Kelten uit het noorden een even groot risico als zwarte Nubiërs uit het zuiden. Later had religie een legitimerende functie. De Ottomaanse galeien zaten vol met ontvoerde christenen, de Spaanse met dito moslims. Slechts bekering tot het ware geloof kon iemand dan soms van de roeiriemen vrijwaren.

Vaak wordt gesteld dat de plantageslavernij in de beide Amerika’s niet te vergelijken valt met alle andere vormen, en veel onmenselijker was. Dat valt te bezien. Op die galeien of in de kopermijnen maakten slaven het ook niet lang. En op de Romeinse latifundia – enorme, door slaven bewerkte landgoederen – verschilde de situatie vermoedelijk ook niet zoveel van die in Suriname. Straffen in geval van recalcitrantie waren er niet minder barbaars – na de opstand van Spartacus werden de overwonnen slaven als vanzelfsprekend stuk voor stuk gekruisigd.

Alleen: dit ligt allemaal veel langer terug, en daarom is de herinnering daaraan bij bezoekers van Romeinse villaruïnes verbleekt. Er zijn geen achterkleinkinderen van ex-slaven uit de Oudheid meer in leven, waarvan de gruwelijke verhalen opgetekend zijn. Er zijn veel minder voorwerpen van bewaard, en al helemaal weinig afbeeldingen. Dat verkleurt ons beeld en doet de mensonterende situatie op Amerikaanse plantages unieker lijken dan zij historisch in werkelijkheid was.

Britse denktank: ‘Verban extreemrechts uit de media’

1

Extremistische organisaties moeten uit de media worden geweerd, zodat hun ideologie zich niet verder kan verspreiden onder het publiek. Hiervoor pleit het Tony Blair Institute in een rapport dat is bestemd voor de Britse overheid.

De Britse overheid moet een speciale lijst opstellen van extremistische haatgroepen, stelt de denktank, opgericht door oud-Labourpremier Tony Blair. Zulke groepen zouden structureel moeten worden geweerd van media-optredens.

Het rapport stelt ook dat extremistische groeperingen geen contact meer mogen hebben met overheidsinstellingen. Tevens vindt het Tony Blair Institute dat sociale media meer mogelijkheden moeten krijgen om op te treden tegen hate speech, ook wanneer er niet wordt opgeroepen tot geweld.

Wat begint met haatvolle retoriek kan eindigen in terreuraanslagen zoals de moord op Labourparlementariër Jo Cox, waarschuwt de denktank. De linkse Cox werd drie jaar geleden vermoord door een man met extreemrechtse opvattingen, die tijdens zijn aanval herhaaldelijk ‘Britain First’ zou hebben geroepen. Britain First is een politieke partij die als extreemrechts te boek staat.

De extremistische organisaties waar het Tony Blair Institute haar pijlen op richt zijn extreemrechts van aard. De denktank stelt dat het extreemrechtse groeperingen als Britain First aardig lukt om via mainstream media en sociale media haar opvattingen te normaliseren onder de Britse bevolking. En waar islamistische activisten al zijn geweerd uit de media, is dat nog niet het geval voor extreemrechtse organisaties, zegt de denktank.

Het Tony Blair Institute noemt in haar rapport de extreemrechtse organisatie Generation Identity UK en politieke partijen Britain First, For Britain en de British National Party. Volgens het Tony Blair-instituut overlappen de ideeën van deze groepen met de Noor Anders Breivik, omdat ze allebei geloven in de complottheorie van ‘omvolking’.

De omvolkingstheorie stelt dat de witte bevolking van Europa wordt vervangen door niet-witte mensen uit andere delen van de wereld. Vanuit deze gedachte vermoordde Breivik acht jaar geleden 77 mensen via een bomaanslag in de regeringswijk van Oslo en een schietpartij op een zomerkamp van jonge sociaaldemocraten op het eiland Utøya.

Aanleiding voor dit rapport van het Tony Blair Institute was een BBC-interview met de leider van Generation Identity UK in maart dit jaar. Ook deze organisatie gelooft in ‘omvolking’. Het interview vond plaats net na de aanslag van Brenton Tarrant die, om een daad te stellen tegen deze ‘omvolking’, tientallen moskeegangers in het Nieuws-Zeelandse Christchurch doodschoot.

 

China: ‘Raad van Europa steunt terrorisme’

1

China beschuldigt de Raad van Europa van steun aan terrorisme. Ilham Tohti, een tot levenslang veroordeelde Oeigoerse intellectueel, is namelijk genomineerd voor de Vàclav Havel mensenrechtenaward, een prijs die wordt toegekend door de Raad van Europa.

De islamitische hoogleraar economie Ilhan Tohti (49) komt uit Xinjiang in het noordwesten van China, waar Oeigoerse moslims in de meerderheid zijn. Tohti werd in 2014 gevangengenomen en veroordeeld tot levenslang voor ‘separatisme en steun aan terrorisme’.

De Raad van Europa verklaart Tohti’s voordracht doordat hij ‘al meer dan twintig jaar gewerkt heeft aan het verbeteren van de situatie van de Oeigoerse minderheid en het bevorderen van de interetnische dialoog en het begrip in China.’

Het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken zegt dat Tohti ‘een separatist was die terrorisme ondersteunt’. ‘We roepen de betrokken instelling op om deze nominatie in te trekken en te stoppen met het ondersteunen van separatistische activiteiten en terrorisme.’

Mensenrechtenorganisaties verdenken China ervan een miljoen mensen, voornamelijk Oeigoerse moslims, in internaten en heropvoedingskampen te hebben ondergebracht.

Het CIDI: gebalanceerde informatiestrekking over Israël of rechtse propagandaclub?

3

Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) staat bij veel mensen bekend als een degelijke, betrouwbare organisatie. Dit komt mede door de goed onderbouwde Monitor Antisemitische Incidenten die het CIDI elk jaar uitbrengt. Toch groeit de kritiek op de organisatie, vooral vanuit de zijde van pro-Palestijnse activisten.

Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid, een Joodse stichting die kritisch is op Israël, kan niet aan de indruk ontkomen dat het CIDI is geradicaliseerd. ‘Het debat verhardt, ook internationaal. Israël is een lakmoesproef, om te kijken waar je politiek staat. Het CIDI is onderdeel van de polarisatie geworden. De organisatie heeft nu alle schijn laten varen objectief te zijn. Het CIDI presenteert zich als onafhankelijk, maar is tegenwoordig een verlengstuk van Israël geworden.’

‘Het CIDI is inderdaad niet neutraal, ons doel is om goed over Israël te informeren’, vertelt Hanna Luden, die sinds 2015 de organisatie leidt. Volgens haar is CIDI niet links of rechts. ‘Het beeld is nu dat als je Israël steunt je rechts bent, en als je de Palestijnen steunt je links bent, maar dat is onzin. In Israël wonen mensen met verschillende politieke opvattingen en dit geldt ook voor Joden in Nederland. Israël heeft ook linkse regeringen gehad. In Israël is er nu een rechtse regering aan de macht, in Nederland ook. Men probeert het CIDI in de rechtse hoek te duwen, maar dat is niet terecht; de tegenstelling links-rechts, zeker in verband met Israël, is onjuist.’

‘Het CIDI heeft geen goede argumenten meer, dus kiest het voor persoonlijke aanvallen’

Hamburger ziet dit anders. ‘Je hebt nu uitgesproken rechtse mensen rondlopen bij het CIDI, die flink polariseren, zoals medewerker en FvD-lid Paul van der Bas en medewerker Hidde van Koningsveld. Dat zijn jonge honden met een uitgesproken mening. In hun jongheid zijn ze ongeremd, ze zoeken de grenzen op. Dat lijkt te gebeuren met instemming van de directie en het bestuur.’ Volgens Hamburger is het CIDI, in vergelijking met vroeger, veel rechtser. ‘Het CIDI heeft eigenlijk geen goede argumenten meer. Daarom kiest de organisatie nu voor persoonlijke aanvallen.’

Als voorbeeld noemt Hamburger de aanval op de Nederlandse diplomate Angélique Eijpe van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die in een artikel van CIDI-jongerenvoorzitter Van Koningsveld verweten wordt een pro-Palestijnse activiste te zijn omdat ze oprichter is van de One State Foundation, in de woorden van Van Koningsveld ‘een organisatie die de éénstaatoplossing en een boycot van Israël promoot’. Hamburger: ‘PVV, ChristenUnie en SGP hebben hier in de Tweede Kamer kritische vragen over gesteld, daarbij gesouffleerd door het CIDI. Doel was om Eijpe de mond te snoeren.’

Luden verdedigt Van Koningsvelds kritiek op Eijpe: ‘Onze kritiek is simpel: we vinden dat een diplomaat geen activist mag zijn, zeker niet in een ander land. Stel dat een Israëlische diplomaat een NGO zou oprichten om het Nederlandse boerkaverbod aan te vechten.’

Volgens Ronny Naftaniel, die van 1980 tot 2013 CIDI-directeur was, is het CIDI niet veranderd, maar de rest van de wereld. Dit komt mede door de polarisatie in de samenleving. ‘Meningen worden dankzij de opkomst van sociale media nu heel compact en hard geuit. Alles is zwart-wit, er zijn geen grijstinten meer.’

Als Naftaniel op Twitter aangeeft dat hij iets wat Israël doet verkeerd vindt, krijgt hij nauwelijks retweets. ‘Het past niet in het straatje van de ene groep. En de andere groep vindt mij sowieso al fout, omdat ik volgens deze mensen in het foute kamp zit. Ik ben lid van de Partij van de Arbeid. Je hebt aan de ene kant mensen die mij vragen waarom ik nog steeds de PvdA steun, omdat die partij links is en dus anti-Israël zou zijn. Maar laatst was er ook iemand die vond dat de PvdA mij maar moest royeren, omdat hij vond dat ik van de Israëllobby was.’

Hanna Luden en Jaap Hamburger (Foto’s: YouTube)

Antisemitisme en Israëlkritiek

Volgens Hamburger heeft de polarisatie er ook toe geleid dat de antisemitismebeschuldiging wordt gepolitiseerd, met als doel alle kritiek op Israël te smoren. Het CIDI is volgens Hamburger vooral kritisch op antisemitisme en vermeend antisemitisme uit linkse en islamitische hoek, iets wat Luden en Naftaniel ontkennen.

Hamburger: ‘Rechts is veel antisemitischer dan links, denk hierbij vooral aan de alt-right. Maar Israël is dikke maatjes met Donald Trump en de Hongaarse premier Viktor Orbán, omdat zij de bezetting van de Westbank en de nederzettingenpolitiek steunen. Zij doen dat niet omdat zij zo gek op Joden zijn, maar omdat Israël wordt gezien als het perfecte voorbeeld van een etnostaat. Dat willen Trump en Orban in eigen land ook.’

Sommigen vinden dat je Israëlkritiek en antisemitisme moet loskoppelen. Het CIDI hield zich aanvankelijk alleen bezig met het verstrekken van informatie over Israel, vertelt historicus Bart Wallet. ‘De organisatie werd in 1974 opgericht, vlak na de Jom Kippoeroorlog en de oliecrisis. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bereidde een resolutie voor die in 1975 werd aangenomen, waarin zionisme als racisme werd veroordeeld. Voor Nederlandse Joden was dit schrikken, omdat ze zich als slachtoffers van racisme beschouwden. Nu werden ze opeens als daders aangewezen. Het CIDI werd in het leven geroepen om een weerwoord te bieden, om goede, betrouwbare informatie over Israël te verstrekken. Pas in jaren negentig is het CIDI antisemitismebestrijding erbij gaan doen. In de jaren tachtig was hier een andere organisatie voor, de Stichting Bestrijding Antisemitisme, oftewel Stiba. Nadat de Stiba ter ziele ging heeft het CIDI deze taak overgenomen.’

Hamburger is voor loskoppeling. ‘De teneur is nu dat je antisemiet bent als je niet voor 100 procent achter Israël staat. Maar dat zorgt voor inflatie van het begrip, waardoor mensen onverschillig worden. ‘Het zal wel.’ En dan heb je geen oog meer voor het echte antisemitisme. Dat is het risico van zulke gepolitiseerde antisemitismeverwijten.’

‘Dat je 100 procent ‘achter Israël’ moet staan om geen antisemiet te zijn is een platitude’

Luden is het niet met Hamburger eens. ‘Soms wordt ons wel eens gevraagd of het wel goed is én over Israël te informeren én antisemitisme te monitoren, maar Israëlkritiek en antisemitisme vloeien vaak in elkaar over en kun je moeilijk uit elkaar trekken. De grens is vaag. Niet weinig Israëlcritici zijn antisemitisch. Als mensen kritisch zijn op mij, omdat ik iets over Israël heb gezegd wat ze niet aanstaat, beginnen ze soms ook over mijn neus (volgens een oud antisemitisch stereotype hebben Joden een haakneus, red.). Helaas zijn veel mensen onzuiver in hun kritiek.’

Luden is het daarnaast absoluut niet eens met Hamburger, die het CIDI verwijt vooral de pijlen op links te richten en rechts te ontzien. ‘We moeten alle vormen van antisemitisme aanpakken. Ik sluit ook niet uit dat een persoon met extreemrechtse ideeën een aanslag pleegt op een synagoge, net als in Pittsburgh.’

Ook met het verwijt van Hamburger, die stelt dat het CIDI Israëlkritiek in de ban probeert te doen, is Luden het niet eens. ‘Dat je volgens ons 100 procent ‘achter Israël’ moet staan om geen antisemiet te zijn is ook zo’n platitude. De term ‘achter Israël staan’ is op zichzelf op zijn minst verwarrend te noemen. Laat ik het zo stellen: wij staan achter het bestaansrecht van de staat Israël, voor 100 procent, maar niet per definitie achter regeringsbesluiten- en handelingen. Deze beoordelen wij per geval, en inderdaad niet altijd is iedereen bij ons op kantoor eens. Dat niet iedereen in Israël, maar ook niet bij CIDI achter Trump staat, achter Orban of iets dergelijks is ook duidelijk’.

Luden vertelt dat in de commotie over Orbáns aanval op George Soros, de Hongaars-Amerikaanse miljardair en filantroop met een joodse achtergrond die door uiterst rechts verantwoordelijk wordt gehouden voor de vluchtelingencrisis, het CIDI duidelijk stelling heeft genomen. En ook tegen Netanyahu, die graag vriendjes met de Hongaarse premier wil blijven ondanks diens flirt met antisemitische complottheorieën.

Bart Wallet en Ronny Naftaniel (Foto’s: YouTube)

Wim en Sam van Rooy

En hoe zit het met Wim en Sam van Rooy, de vader en zoon uit Vlaanderen die bekend staan om hun stevige kritiek op de islam en door de pro-Palestijnse activisten van het Nederlandse The Rights Forum als ‘extreemrechts’ worden omschreven?

Ronny Naftaniel is niet blij met het feit dat Wim en Sam van Rooy meegedaan hebben aan de laatste Israëlreis van het CIDI. ‘Ik vind het niet heel gelukkig dat ze zijn meegegaan. Maar dat politici meegingen, dat is niet zo bijzonder. Vroeger gingen er SP-politici mee, je kon er op wachten dat ook rechtse politici aan de reis zouden deelnemen.’

Dat hierover ophef was, dat verbaast Naftaniel niet. ‘Israëlcritici zijn al langer kritisch over onze reis. Dat de Van Rooy’s dit jaar meegingen werd natuurlijk met beide handen aangegrepen.’ Maar dat de CIDI-reis een propagandareis zou zijn, dat bestrijdt Naftaniel. ‘Dat was het niet in mijn tijd als CIDI-directeur en dat is de reis nog steeds niet. Het CIDI wil mensen informeren. We spreken dus ook met Palestijnse vertegenwoordigers van Fatah (de regeringspartij in de Palestijnse gebieden, red.) en ook van Hamas, en ook met linkse Joodse politici. Doel is om een afgewogen beeld te schetsen, nuance aan te brengen. Er gaan ook linkse journalisten mee met de reis.’

Hanna Luden vertelt dat Wim en Sam van Rooy het CIDI zelf hebben benaderd. ‘We nodigen elk jaar journalisten van diverse media uit, ook fotografen en beleidsmakers trouwens, maar we zijn terughoudend als het gaat over politici. Wim van Rooy is geen politicus, maar treedt veel op in de media, ook de Nederlandse. Vlaanderen heeft geen organisatie als het CIDI en we wilden graag ook dat het Vlaamse publiek over Israël wordt geïnformeerd. Ook in dit geval hopen we op nuances. En zo kunnen ze bijvoorbeeld zien hoe moslims – ook mét hoofddoek – geïntegreerd zijn in de Israëlische samenleving. Ze hebben bovendien de reis helemaal zelf betaald.’

Luden is niet bang dat het uitnodigen van de Van Rooy’s schadelijk is voor het imago van het CIDI. ‘Tegenstanders proberen ons altijd zwart te maken en te framen. Daar zijn die twee nu het vehicle voor. Ik zou, als ik in België zou wonen, niet op het Vlaams Belang stemmen. Maar we willen het hele spectrum informeren.’

‘Het CIDI schurkt nu aan tegen vertegenwoordigers van Vlaams Belang’

Historicus Bart Wallet noemt de Israëlreis ‘één van de instrumenten die het CIDI tot beschikking staat’. Andere organisaties organiseren soortgelijke activiteiten. Dat mag, zegt Wallet. Het is volgens hem niet waar dat de CIDI-reis alleen voor ‘rechts’ bestemd is. Wel beaamt hij dat de CIDI-reis ‘onder linkse journalisten steeds meer een taboe lijkt te worden’. Maar hij vindt het desalniettemin een ‘legitieme manier’ om mensen te informeren. ‘De Palestijnen zouden eigenlijk ook zo’n soortgelijke reis moeten organiseren, voor hun kant van het verhaal.’

Hamburger is ook positief over het feit dat Wim en Sam van Rooy zijn meegegaan, maar om heel andere redenen: ‘Ik ben zeer verheugd dat het CIDI vader en zoon Van Rooy op reis heeft meegenomen, om nog enig volume te geven aan het gezelschap, waar ook Arie van Amerongen (beter bekend als columnist Arthur van Amerongen, red.) deel van uitmaakte. Kennelijk is de animo in Nederland om deel te nemen aan dit hasbara-bad (hasbara is de Israëlische vorm van propaganda. Het woord wordt vertaald met ‘verklaring, verduidelijking’, red.) gering tot nihil. Het gaat hier om deelnemers van de tweede en derde garnituur. Dat is winst.’

De Een Ander Joods Geluid-voorman vervolgt: ‘Tegelijkertijd is het natuurlijk zeer verontrustend dat het CIDI er geen been in ziet Vlaams Belang voor zijn karretje te spannen; de heren de Rooy staan in een lange, rijke, xenofobe, bij wijlen fascistische Vlaamse politieke traditie, waar Jodenhaat niet vreemd aan is. Wie welwillend is, kan het nog zien als grenzeloze politiek-historische onbenulligheid van het CIDI, maar ik houd het voor een provocatie, een gotspe ingegeven door rechtse overmoed. Het CIDI schurkt nu aan tegen vertegenwoordigers van Vlaams Belang, met islamofobe geloofspapieren. Ook hier volgt het weer slaafs de politieke koers van Benjamin Netanyahu en Donald Trump. Leve de ‘onafhankelijkheid’ die het zo graag predikt.’

Turkije: nieuwe burgemeester Istanbul draait geldkraan dicht, pro-regeringsmedia in problemen

1

TürkMedya, eigenaar van de staatsgezinde kranten Aksam en Günes en zender 24 TV, is zwaar in de problemen gekomen. Ekrem Imamoglu, sinds deze zomer de nieuwe burgemeester van Istanbul en lid van de linkse CHP, heeft namelijk besloten niet meer maandelijks geld te storen aan deze media.

Toen Istanbul nog stevig in handen was van Erdogans AKP, betaalde de stad Istanbul maandelijks 2 miljoen euro om te ‘adverteren’ in deze regeringsgezinde media. Deze inkomsten zijn ze nu kwijt. CHP’er Imamoglu had eerder al aangegeven dat hij ‘verspilling’ van overheidsuitgaven wil tegengaan.

TürkMedya moet nu flink snijden. 24 TV heeft vorige week een aantal journalisten moeten ontslaan, Aksam heeft zijn magazine-afdeling gesloten en Günes is helemaal gestopt met de printeditie en concentreert zich nu alleen nog maar op de website.

Hasan Yesildag, de grote man van TürkMedya, is al jaren een goede vriend van Recep Tayyip Erdogan. Toen Erdogan in 1998 tot toen maanden gevangenisstraf werd veroordeeld vanwege het citeren van een ‘religieus discriminerend gedicht’, besloot Yesildag om een klein misdrijf te begaan zodat hij hem kon beschermen in de gevangenis. Erdogan was van 1994 tot zijn arrestatie in 1998 burgemeester van Istanbul.

Studie: ‘Rechtse denkers als Jordan Peterson vormen ‘gateway drug’ naar extreemrechts’

6

Hoe radicaliseert iemand tot de extreemrechtse, wit-nationalistische alt-right? Braziliaanse wetenschappers werpen een nieuw licht hierop. Volgens hen spelen YouTube en de ‘gematigdere’ alt-light en het ‘intellectual dark web’, met bekende namen als Jordan Peterson en Ben Shapiro, een voorname rol in het radicaliseringsproces.

Met het ‘intellectual dark web’ duiden de onderzoekers een groep Angelsaksische denkers aan die zichzelf niet als conservatief presenteren maar er wel uitgesproken rechtse opvattingen op nahouden. Ze zijn veel op YouTube te vinden, zoals de Amerikaanse podcast-presentator Ben Shapiro, die zich afzet tegen ‘linkse politieke correctheid’ en de Canadese publieke intellectueel Jordan Peterson, bekend van zijn strijd tegen ‘cultuurmarxisme’ en de concepten van ‘white privilege’ en ‘genderneutraliteit’.

Ook identificeerden de onderzoekers een radicalere rechtse stroming, die desalniettemin ‘gematigder’ is dan de alt-right: de ‘alt-light’. Dit zijn YouTubers die zichzelf niet expliciet aanduiden als ‘white supremacists’, maar die wel degelijk zouden flirten met dergelijk extreemrechts gedachtegoed. Een bekende naam die hier volgens de onderzoekers bij hoort is de Canadees Stefan Molyneux, die gelooft in de ‘white genocide’-complottheorie en witte supremacisten als de rassentheoreticus Jared Taylor in zijn YouTube-show ontving.

Na het analyseren van 79 miljoen reacties op honderdduizenden YouTube-video’s, komen de onderzoekers tot de conclusie dat gebruikers in hun opvattingen radicaliseren ‘vanuit de alt light en het intellectual dark web naar de alt-right’. Aldus wijzen ze erop dat relatief minder rechtse types als Jordan Peterson en Stefan Molyneux kunnen dienen als ‘gateway drug’ richting de alt-light en zelfs richting YouTubers met expliciet extreemrechts, wit-nationalistisch gedachtegoed, dat de onderzoekers onder ‘alt-right’ scharen.

Zij noemen als voorbeeld van alt-right de Canadese vlogger Faith Goldy, die zich onder andere zorgen zegt te maken over ‘een toekomst voor witte kinderen’ en plaatsnam in de podcast van de neonazi-site the Daily Stormer. Een ander voorbeeld: James Allsup, een Amerikaanse politiek commentator die lid is van de neonazistische American Identity Movement.

Opvallend is dat de onderzoekers voor het radicaliseringsproces op YouTube een kwalijke rol toewijzen aan de algoritmes van YouTube. Die verwijzen soms automatisch door naar alt-right-video’s en -kanalen en doen dat nog veel vaker richting YouTubers die verbonden zijn aan de alt-light en het intellectual dark web.

Er klinkt al langer kritiek op de algoritmes van YouTube. Zo onthulden de Volkskrant en de Correspondent in februari nog dat de algoritmes van YouTube mensen automatisch naar rechts-radicale video’s leiden – zelfs wanneer je er niet naar op zoek bent.

De techgigant heeft daarom begin juni aangekondigd extreemrechtse video’s te zullen verwijderen. Wie op YouTube ‘discriminatie, segregatie of uitsluiting op basis van ras, geslacht of seksualiteit’ bepleit, die zal worden berispt. Zo heeft het bedrijf eerder deze maand het YouTube-kanaal van alt-right-commentator James Allsup, die 450.000 abonnees had, verwijderd.

Moslimhaat bij Indiase politie: ‘Moslims hebben meer aanleg om misdaden te begaan’

0

Uit onderzoek blijkt dat de helft van het Indiase politiepersoneel gelooft dat moslims van nature meer geneigd zijn om misdaden te plegen.

De onderzoeksresultaten staan in het Status of Policing in India Report 2019, opgesteld door het Indiase Centre for the Study of Developing Societies. Het onderzoek is uitgevoerd onder twaalfduizend politiemensen in 21 Indiase staten.

Uit dit rapport blijkt tevens dat 43 procent van het politiepersoneel het normaal vindt als een boze menigte het recht in eigen handen neemt om iemand te straffen die van verkrachting wordt beschuldigd. 35 procent is bovendien van mening dat de menigte dit recht ook heeft als iemand een koe slacht.

Moslimhaat in India komt steeds meer op de agenda te staan. In juli stelde het Amerikaanse congres bezorgd te zijn over de positie van moslims in het land, omdat in India het geweld tegen moslims de laatste tijd flink is opgelaaid.

Ook worden volgens een onderzoek van mensenrechtenorganisatie Equality Labs op sociale media in India veel haatberichten tegen moslims gedeeld. De Indiase onderzoeksjournalist Soma Basu stelt in een ander onderzoek dat de nationalistische BJP-partij van president Narendra Modi negatieve berichten verspreidt over moslims.

Geld kun je niet ademen

1

Het Amazonegebied staat in brand. Dit roept vragen op over het menselijke vermogen om met vrijheid om te gaan. In Brazilië, waar zestig procent van het Amazoneregenwoud zich bevindt, hebben de bewoners Jair Bolsonaro als president gekozen. Dat is een man die tijdens de presidentverkiezingen beloofde dat hij bedrijven toestemming zou geven om economische activiteiten in het beschermde natuurgebied te verrichten, zoals mijnbouw en houtkap. Met alle gevolgen van dien.

Deze zomer verloor het Amazonegebied twee voetbalvelden per minuut als gevolg van menselijke economische activiteiten. Vorige week telde het Braziliaanse agentschap voor ruimteonderzoek INPE zo’n tachtigduizend branden. Het zorgde voor beelden waar de wereld van schrok. De Franse president Emanuel Macron sprak over een internationale crisis. De longen van de aarde stonden in de fik.

Maar volgens Bolsonaro hebben Europeanen als Macron niets over deze Braziliaanse aangelegenheid te zeggen. Dat zou koloniaal gedrag zijn. Toen Europeanen hun eigen natuur kapot maakten om economische groei te genereren protesteerde er niemand, aldus de ultrarechtse president. Maar Brazilië heeft, net als Europa, het recht om de eigen economie te ontwikkelen, vindt Bolsonaro. Het is een kwestie van nationale soevereiniteit.

Een grote vraag die nu speelt is of het kapitalisme over zijn houdbaarheidsdatum heen is. Is het kapitalistische model, dat zich primair baseert op maximale uitbuiting van de natuur, de enige manier om economische welvaart te bevorderen? En zo ja, wat is dan eigenlijk de waarde van economische welvaart als het leven van de toekomstige generaties hierdoor in het geding raakt?

De productie van vlees en soja zijn verantwoordelijk voor de massale houtkap en het verbranden van bossen in de Amazonegebied. Onder het mom van economische vrijheid vernietigt de mens de flora en fauna in alle hoeken van de wereld. Ook wordt er te veel CO2 de lucht in geslingerd. Je vraagt je af wat belangrijker is: economische groei en materiële welvaart of een gezonde relatie van de mens met de natuur?

Wij hebben onze natuur keihard nodig om werkelijk vrij te zijn

Veel te vaak wordt het begrip vrijheid gebruikt zonder de waarde ervan écht te doorgronden. Maar nu de longen van onze aarde in brand staan is het van belang om het idee van vrijheid eens goed onder de loep te nemen.

Politieke filosofen onderscheiden twee soorten van vrijheden:  positieve en negatieve vrijheid. Negatieve vrijheid betekent dat je als persoon vrij bent in je doen en laten, zonder dat iemand (bijvoorbeeld de overheid) je tegenhoudt. Positieve vrijheid daarentegen bekent dat er condities worden gecreëerd die het mogelijk maken dat je jezelf kunt ontplooien. Als je een kind gratis onderwijs en gezondheidszorg biedt en het andere kind helemaal niets, dan is de kans groot dat het eerste kind maatschappelijk succesvoller wordt en ook langer leeft.

Vrijheid draait dus altijd om een balans. Je wilt aan de ene kant niet al te veel beperkt worden in je handelingen, maar je hebt aan de andere kant juist andere mensen nodig om jezelf te kunnen ontwikkelen.

De bosbranden in het Amazoneregenwoud, doelbewust aangesticht door bedrijven, laten pijnlijk zien hoe het begrip vrijheid in onbalans is geraakt. Bolsonaro en het kapitalistische systeem willen ons doen geloven dat we alles kunnen doen, zonder dat de natuur ons tegenhoudt. Ze lijken te zijn vergeten dat wij onze natuur keihard nodig hebben om werkelijk vrij te zijn.

Zoals een gezegde van de Cree, een inheemse stam uit Noord-Amerika, luidt: ‘Only when the last tree has died and the last river been poisoned and the last fish been caught will we realise we cannot eat money.’ We hebben nog even, maar niet zo lang meer.