16.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 806

Leden Britse Conservatieven geschorst om ‘islamofobe social mediaberichten’

0

Een aantal leden van de Conservatieve Partij is geschorst vanwege ‘het plaatsen en delen van moslimhaat op Twitter en Facebook’, aldus de Britse zender BBC.

De ‘posts’, ‘likes’ en ‘retweets’ zijn afkomstig van minimaal twintig leden, aldus de BBC. Het gaat om berichten als ‘Islam en slavernij zijn partners in crime’, ‘Islam is de religie van haat’, ‘Moslimhaat = vrije meningsuiting’ en ‘Ik wil geen moslims in dit land’. Ook werden er termen gebruikt als ‘moslimuitschot’.

De Conservatieve Partij laat weten een onderzoek te hebben ingesteld naar deze voorvallen.

De partij lijkt met haar acties tegemoet te komen aan de eisen van de Muslim Council of Britain en het Muslim Forum binnen de Conservatieve Partij. Beide clubs betichten de Conservatieven ervan onvoldoende actie te ondernemen om moslimhaat binnen de partij tegen te gaan.

De Britse moslimraad noemt als voorbeeld Boris Johnson, de tegenwoordige premier. Die vergeleek vorig jaar vrouwen in een boerka met brievenbussen en bankovervallers, waarna er volgens onderzoekers een piek in moslimhaat volgde

Activisten in Nederland op de bres voor de Oeigoeren: ‘We worden stukgemaakt’

0

De Oeigoeren worden door China in heropvoedingskampen opgesloten. Oeigoeren in Nederland protesteren: ‘De Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie moet worden stukgemaakt. Ze willen van ons Chinezen maken.’

De Chinese overheid voert een repressieve politiek tegen de Oeigoeren, de islamitische minderheid in het noordwesten van China dat door Oeigoeren ‘Oost-Turkestan’ en door China ‘Xinjiang’ wordt genoemd. Onder het mom terrorisme te bestrijden worden moskeeën verwoest, zijn baarden verboden en worden naar schatting anderhalf miljoen Oeigoeren opgesloten in heropvoedingskampen, die volgens critici in feite concentratiekampen zijn. De Amerikaanse bladen Foreign Policy Journal en Center for World Indigenous Studies spreken van ‘culturele genocide’.

Het nieuws over de Oeigoeren haalt echter zelden de voorpagina’s. Dat komt mede omdat maar heel weinig nieuws ons weet te bereiken – BBC-uitzendingen van oktober 2018 en juni 2019 zijn uitzonderingen. Daarnaast protesteert het buitenland nauwelijks tegen wat China aan het doen is. Dit komt door Chinese propaganda, maar ook omdat landen de economische en politieke grootmacht China niet voor het hoofd willen stoten.

Hoewel de kwestie van de Oeigoeren aan veel Nederlandse mediaconsumenten voorbijgaat en niet op onze politieke agenda staat, zijn er in ons land ook mensen die zich onverzettelijk inzetten voor de Oeigoerse zaak. De Kanttekening sprak met drie van hen: de naar Nederland gevluchte Oeigoerse activisten Abdurehim Gheni en Abduweli (pseudoniem, zijn echte naam is bekend bij de redactie) en Stijn Deklerck van Amnesty Nederland. Waarom zijn Gheni en Abduweli naar Nederland gevlucht? Is er sprake van culturele genocide? En wat moet Nederland doen?

‘Ik stelde kritische vragen’

Abdurehim Gheni woont al meer dan tien jaar in Nederland. Vorig jaar juni ging hij in zijn eentje demonstreren voor de Tweede Kamer in Den Haag, om aandacht te vragen voor de Oeigoeren. Zeven dagen heeft hij toen geprotesteerd. We ontmoeten Gheni in Soestdijk, waar hij met zijn gezin woont.

‘Mijn verhaal begint in 2004, toen er steeds meer Han-Chinezen naar Oost-Turkestan emigreerden’, vertelt Gheni. ‘Aanvankelijk waren we als Oeigoeren in de meerderheid op de school waar ik werkte, maar daarna niet meer. De komst van de Han-Chinezen leidde tot problemen, want de nieuwe docenten waren niet bevoegd en het ontbrak hen aan basale basiskennis. Een vrouwelijke docente liet een chemisch experiment met chloor mislukken, terwijl ik haar goed had uitgelegd wat ze wel en niet moest doen. Maar van de rector van de school kreeg ik de schuld. En toen ik een andere docent vroeg naar zijn diploma’s moest ik ook op het matje komen, want ik stelde kritische vragen. Dat mocht niet.’

Het werd erger. ‘Elk jaar moeten leerlingen een maand lang verplicht werken op een katoenplantage, waar ze elke dag katoen moeten plukken. De werkomstandigheden waren bar slecht. Kinderen moesten om zes uur in de ochtend opstaan en werkten van zeven uur tot zes uur in de avond, ze hadden nauwelijks pauze en kregen voor de lunch maar een broodje. ’s Avonds sliepen ze in een stal. Leerlingen die ziek waren mochten niet zomaar naar huis, maar moesten door een arts worden gecontroleerd. Vaak zei die arts dat ze gewoon konden blijven doorwerken. En als hij je toch afkeurde, dan kreeg je een boete voor elke dag dat je niet werkte.’

Gheni zei er wat van, toen hij zag dat zieke leerlingen toch moesten doorwerken. Dat mocht niet en hij kreeg van de opzichter de volle laag: die vertelde hem dat de Oeigoeren slaven waren en de Chinezen de baas waren. Ook de kritische vragen die Gheni stelde over het vieze drinkwater werden niet op prijs gesteld. ‘Het was echt heel vies, ik heb mij in die maand maar een keer mogen douchen.’

Omdat Gheni dankzij zijn niet-coöperatieve houding zichzelf in de nesten werkte en negatieve evaluaties kreeg, besloot hij om zijn baan op te zeggen. Hij ging in 2005 naar Maleisië toe om daar te studeren. ‘Vreemd genoeg mocht dat wel. Ik ervoer daar voor het eerst vrijheid. Ik ontdekte dat hoe wij in China werden behandeld niet normaal was.’

Gheni las zich in over de situatie van de Oeigoeren en kwam via internet in contact met Rebiya Kadeer, een Oeigoerse mensenrechtenactiviste en president van het World Uyghur Congress, een organisatie van verbannen en gevluchte Oeigoeren. ‘Ik vertelde haar dat ik mij niet veilig voelde in Maleisië vanwege de grote Chinese minderheid in het land, en dat ik de dwangarbeid op de katoenplantages had gedocumenteerd. Die documenten had ik ook naar Maleisië meegesmokkeld. Kadeer heeft mijn materiaal verwerkt in een verslag, dat onderwerp van discussie werd op een zitting van het Amerikaanse Congres. Dus ik ben blij dat ik alles goed heb bijgehouden.’

Omdat hij niet in Maleisië wilde blijven reisde Gheni in 2007 naar Turkije, om vervolgens door te reizen naar Nederland. ‘Op vliegveld Schiphol heb ik asiel aangevraagd. De marechaussee wilde eerst niet geloven dat ik uit China kwam, vanwege mijn Oeigoerse uiterlijk. Maar uiteindelijk is alles goed gekomen.’

Het duurde acht maanden voordat Gheni statushouder werd, daarna volgde de inburgeringscursus en vijf jaar later, in 2013, werd Gheni Nederlands staatsburger. Hij heeft zich toen laten omscholen, Nederlandse diploma’s behaald, en werkt nu in een laboratorium in Wageningen. Oost-Turkestan verloor Gheni echter niet uit het oog. Hij demonstreert sinds juni 2018 voor de mensenrechten van de Oeigoeren, nu blijkt dat de Chinese overheid de onderdrukking opvoert.

Op dit moment heeft Gheni geen contact meer met zijn familie. De laatste keer dat hij contact had met zijn vader was in mei 2017, nu ruim twee jaar geleden. ‘Mijn vader zei tegen mij:  ‘Alsjeblieft, bel ons niet meer.’ Daarna heb ik niets meer van hem en de rest van mijn familie gehoord. Ook niet via-via. Ik weet dus niet of ze nog leven, of ze in een concentratiekamp zitten, hoe het met ze gaat.’

Ook de vrouw van Gheni, die met hem mee naar Nederland is gevlucht, heeft geen contact meer met haar familie. ‘De laatste keer dat ik ze sprak was drie jaar geleden’, vertelt ze. Ook zij weet over hun lot helemaal niets.

‘Niet alleen de Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie wordt stukgemaakt’

Nederlands Oeigoers Platform

Abduweli, die bezig is met het opzetten van het Nederlands Oeigoers Platform, is in 2013 naar Nederland gevlucht. Zijn vrouw is hier eerder aangekomen. Zij hebben evenmin contact met hun familie aan de andere kant van de Chinese grens.

Abduweli vertelt dat hij een winkel had in het oosten van China. ‘Chinezen kochten bij mij, omdat ze dachten dat ik een buitenlander was. Om die reden werd ik ook aangenomen bij een bedrijf in Shanghai. Maar toen ze er echter achter kwamen dat ik een Oeigoer ben hebben ze mij op staande voet ontslagen.’

Maar daar bleef het niet bij. Abduweli heeft ook een jaar in de gevangenis gezeten, omdat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plek was. ‘In de zomer van 2009 was er in Ürümqi, de hoofdstad van Oost-Turkestan, een demonstratie aan de gang. Ik was hier niet bij betrokken, maar toch werd ik opgepakt en voor separatisme veroordeeld.’

De Chinese autoriteiten sloegen die demonstratie keihard neer. Er vielen naar schatting bijna tweehonderd doden en zo’n 1.700 gewonden. Ook werden meer dan 1.500 mensen gearresteerd, waarvan er tientallen de doodstraf kregen. Abduweli was een van de ongeveer vierhonderd Oeigoeren die in de gevangenis belandde. ‘Maar ik wil niet iedereen veroordelen’, benadrukt Abduweli. ‘Veel mensen in China weten niet wat er gebeurt in Oost-Turkestan. Dat is echt iets van de communistische partij.’

Volgens Abduweli wonen er nu zo’n tweeduizend Oeigoeren in Nederland. Vanwege de vervolging en onderdrukking in China heeft hij het initiatief genomen voor het Nederlands Oeigoers Platform. ‘Dit draait op dit moment helemaal op vrijwilligers, eigenlijk zouden we een vaste kracht in dienst moeten hebben.’ Het platform heeft als doel om mensen in Nederland bewust te maken van wat er nu gebeurt met de Oeigoeren. ‘De bedoeling is dat onze website, waar we nu druk mee bezig zijn, over een half jaar online komt. We moeten nog veel doen.’

Gheni is niet betrokken bij het platform, maar is tegenwoordig elke zaterdag en zondag te vinden op de Dam in Amsterdam, waar hij aandacht vraagt voor de Oeigoerse zaak. Hier wordt Gheni wel eens lastiggevallen door boze Chinezen, vertelt hij. ‘Zij zeggen dat ik allemaal onwaarheden verkondig. Ook is er wel eens een foto gemaakt van mijn auto, inclusief het kenteken.’

Gheni beweert ook dat hij wel eens bedreigd is door Chinese informanten. ‘Maar ik laat mij niet intimideren. Ik blijf doorgaan. Ik moet dit verhaal vertellen.’ Onlangs heeft hij een brief gestuurd naar de Chinese ambassade. ‘Ik heb nog geen antwoord gekregen. Als ik het antwoord over een paar weken nog steeds niet heb, dan ga ik voor de ambassade demonstreren.’

‘China wil geen gezichtsverlies lijden’

Is er sprake van een culturele genocide op de Oeigoeren? Gheni vindt die term eigenlijk te voorzichtig. ‘Er is ook een etnische genocide aan de gang. Niet alleen de Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie moet worden stukgemaakt en Oeigoerse vrouwen worden gedwongen om met Chinese mannen te trouwen – want als ze dat niet doen, dan wordt iedereen naar een concentratiekamp gestuurd. Ze willen van ons Chinezen maken. De Chinese overheid stuurt niet voor niets heel veel Han-Chinezen naar Oost-Turkestan toe. Ze komen daar om ons land over te nemen.’

Stijn Deklerck van Amnesty International spreekt over een verschrikkelijke mensenrechtencrisis van enorme omvang. ‘In september kwam het rapport Where are they? uit, waarin wij als Amnesty – met de informatie die we hadden – de situatie hebben geschetst. Mensen zitten vast in kampen, Oeigoeren in het Westen hebben geen contact met hun familieleden in China, er zijn getuigenissen dat mensen worden gedwongen af te stappen van het islamitische geloof en Chinees moeten leren, brainwashing dus. Het doel is dat ze Han-Chinezen worden en trouw zijn aan de communistische partij.’

Deklerck noemt dit ‘Mao Zedong-taferelen’, die volgens hem herinneren aan de Culturele Revolutie. ‘Oeigoeren worden gedwongen om rode liederen te zingen. Als je je opdreunlessen niet leert krijg je straf, zoals onthouding van voedsel, eenzame opsluiting of een pak slaag.’

Maar waarom doet China dit allemaal? Volgens Deklerck wil Beijing de regio meer aan China binden, vanwege de natuurlijke rijkdommen in de regio en omdat Xinjiang een kruispunt is van diverse handelsroutes. ‘Het Chinese beleid is na 11 september 2001 steeds repressiever geworden’, vertelt Deklerck. ‘Oeigoeren die kritiek uiten op de Chinese staat en de communistische partij werden vanaf toen consequent weggezet als terroristen. Er was een aantal terreuraanslagen, waarbij de Chinese overheid zei dat het om Oeigoeren ging. Maar dit kan geen verantwoording zijn voor de grootschalige en verregaande onderdrukking van het hele Oeigoerse volk en andere etnische minderheden in Xinjiang.’

Sinds drie jaar staat de noordwestelijke regio onder leiding van Partijsecretaris Chen Quanguo, eerder bekend om zijn autoritaire bestuur in Tibet en zijn betrokkenheid bij de vervolging van de spirituele Falun Gong-beweging. Net als de voornamelijk islamitische Oeigoeren moeten ook deze groepen vandaag afrekenen met grootschalige onderdrukking, en ook christelijke groepen ontsnappen niet aan vervolging.

‘Nederland kan nog veel meer doen voor de mensenrechten in China’

Deklerck ziet een patroon: ‘De communistische partij wil absolute gehoorzaamheid, en tolereert geen andere bron van morele of sociale autoriteit. Religies, levensbeschouwingen, groepen die zich onafhankelijk organiseren van de Chinese partijstaat, zij worden allen gezien als een bedreiging door de Chinese partijstaat.’

Volgens Deklerck heeft het opkomen voor de mensenrechten van de Oeigoeren zeker zin, ook al lijkt het er misschien op dat hij en anderen niets weten te bereiken. ‘China wil geen gezichtsverlies lijden. Beijing vindt het niet leuk als er vanuit het buitenland kritiek komt op de mensenrechtenschendingen, op de behandeling van de Oeigoeren. Het feit dat de Chinese regering met nepnieuws komt en agressief blijft beweren dat het allemaal reuze meevalt in Xinjiang bewijst juist dat ze die kritiek vervelend vinden. Je ziet dat de kritiek ze raakt, dat het iets uithaalt.’

China kan dus niet alles naast zich neerleggen, zegt Deklerck. Landen moeten kritiek op China uitoefenen, maar de publieke opinie speelt ook een grote rol. ‘Daarom is het zo belangrijk dat we aandacht voor deze zaak blijven vragen.’

Het buitenland, waaronder ook Nederland, laat volgens Deklerck echter steken vallen als het om de mensenrechten in China gaat. ‘Het is voor de Oeigoeren natuurlijk enorm wrang dat islamitische landen er het zwijgen toe doen. Nederland zwijgt gelukkig niet over de crisis in Xinjiang, maar kan nog veel meer doen voor de mensenrechten in China. Het is heel belangrijk om de universaliteit van de mensenrechten te benadrukken.’

China heeft mensenrechtenverdragen ondertekend, is internationale verplichtingen aangegaan, maar probeert haar verantwoordelijkheid te ontlopen door zich te beroepen op andere ‘waarden’ en zo te beargumenteren dat zij niet gebonden is aan het huidige mensenrechtensysteem, vertelt Deklerkck. In de nieuwe China-beleidsnotitie, die op 30 september wordt besproken in de Tweede Kamer, zou Nederland al te veel meegaan in dit Chinese ‘waardenverhaal’.

‘Helaas’, zegt Deklerk. ‘In plaats van de juridische mensenrechtenverplichtingen van China centraal te stellen, gaat de notitie uitgebreid in op een discours dat de verschillen benadrukt tussen Nederlandse en Chinese waarden. Het is belangrijk dat dit aangepast wordt in de beleidsnotitie, en dat Nederland resoluut en consequent inzet op de universaliteit van mensenrechten in verdere contacten met China.’

Op 23 september beantwoordde minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken de Kamervragen over het bericht ‘Oeigoeren in Europese landen worden onder druk gezet door de Chinese overheid’. Blok zegt dat er inderdaad melding wordt gemaakt van de druk die Chinese veiligheidsdiensten uitoefenen op personen in China, om hun familieleden in Europa aan te sporen persoonsgegevens met hen te delen. Verder vindt Blok het volstrekt onacceptabel als Oeigoeren in Nederland daadwerkelijk worden geïntimideerd. Dan is er volgens hem sprake van ongewenste buitenlandse inmenging.

Britse politie: snelst groeiende terreurdreiging komt vanuit extreemrechtse hoek

1

Extreemrechtse dreiging is sinds 2016 het snelst groeiende terreurprobleem, stelt de Britse politie.

De politie geeft aan dat zij samen met inlichtingendienst MI5 sinds 2017 tachtig onderzoeken heeft uitgevoerd om extreemrechtse dreiging te stoppen. Een kwart van alle terreurarrestaties linkt zij aan extreemrechts geweld, en een derde van alle terroristische moordplannen uit de laatste twee jaar komt uit die hoek. Daarmee is de dreiging vanuit extreemrechts sinds 2016 ongeveer verdubbeld.

De meeste plannen worden beraamd op het internet, stelt de politie. De wapens die rechts-extremisten wilden gebruiken varieerden van messen tot vuurwapens en explosieven. Sommigen gebruikten moord-handboeken die, ironisch genoeg, zijn opgesteld door leden van IS. De jongste ‘white supremacist’ die is opgepakt was slechts veertien jaar oud.

Overigens is het resterende aandeel in de terreurdreiging nog altijd afkomstig vanuit jihadisten. De dreiging vanuit islamistische kant steeg de afgelopen jaren consequent maar is nu voor het eerst ‘stabiel’, aldus de politie.

Deze zomer concludeerden onderzoekers dat Britten inmiddels banger zijn voor extreemrechts dan voor islamisme.

Erdogan krijgt concurrent erbij: Turkse oud-premier richt nieuwe partij op

0

Ahmet Davutoglu, oud-premier onder de Turkse president Erdogan, is een paar weken terug vanwege aanhoudende kritiek uit de AKP gezet. Maar hij legt het bijltje er niet bij neer: samen met nog vijf voormalige AKP-kopstukken zal Davatoglu een nieuwe partij oprichten, melden Turkse media.

Davutoglu was van 2009 tot 2014 minister van Buitenlandse Zaken en van 2014 tot 2016 minister-president. Hij stond al langer bekend als fervent criticaster van Erdogans beleid en zijn grote macht.

Zo bekritiseerde hij vorige maand Erdogans besluit om drie Koerdische burgemeesters af te zetten, zei hij dat de waarheid over de golf van aanslagen die Turkije in 2015 kende nog niet boven tafel is en suggereerde hij dat Erdogan de mislukte coup van 2016 al zag aankomen en tevens goed kon gebruiken.

Drie weken geleden was Erdogan het zat en besloot hij Davutoglu en drie anderen te royeren. Onder de vijf politieke medestanders van Davutoglu bevinden zich enkele oud-parlementariërs en het voormalige hoofd van de Turkse centrale bank.

De ex-premier heeft aangekondigd eind november de partij te lanceren. Davutoglu en zijn kompanen zullen de komende twee maanden onder andere gebruiken om het partijprogramma op te stellen.

Davutoglu is niet de enige boze ex-AKP’er met plannen voor een nieuwe partij. Enkele maanden geleden kondigde voormalig vice-premier Ali Babacan aan om samen met ex-president Abdullah Gül een nieuwe partij op te richten. Deze partij zou, net als die van Davutoglu, later dit jaar tot stand komen.

Onder analisten was het al langer de verwachting dat Babacan en Gül niet samen zouden werken met Davutoglu. Gül en Davutoglu zouden slecht door één deur kunnen, terwijl Babacan bekend staat als relatief pro-westers en Davutoglu als een pan-islamist.

‘Booming’ in het Midden-Oosten: massale trouwerijen voor politiek gewin

1

In Libanon vond alweer het vierde massahuwelijk in drie weken tijd plaats. Het gaat om gesponsorde huwelijken: geldschieters, vaak politieke partijen, faciliteren de trouwceremonie om mensen aan zich te binden. Het is een groeiende trend in het Midden-Oosten, schrijft the New York Times.

Zo organiseerde eerder dit jaar het Libanese Hezbollah, een sjiitische militante groep en politieke partij, een bruiloft voor 31 koppels. Maar dat haalt het nog niet bij een bruiloft die in Libanon plaatsvond voor maar liefst 196 paren. De financier: de Palestijnse president Mahmoud Abbas.

Over de Palestijnse gebieden gesproken: ook daar kunnen ze er wat van. Het record staat op tweeduizend koppels die allemaal op dezelfde dag in 2015 werden ingezegend, gefinancierd door Turkije.

Onder minderheidsgroepen in dit soort landen betekent trouwen, als opmaat naar het mogen verwekken van nageslacht, het versterken van je groep. Zeker in een land als Libanon, waar achttien verschillende erkende religieuze denominaties naast elkaar leven, vinden mensen dit belangrijk.

Financierende partijen willen daarnaast vertrouwen en loyaliteit kweken: zij betalen alles dat bij het huwelijk komt kijken, van de locatie tot aan de bloemen. En soms worden de kinderen die uit deze huwelijken komen gezien als toekomstige strijders, in het geval van militante groepen als Hezbollah en Hamas.

Rust in vrede, broeders en zusters

0

De Armeens-Nederlandse onderneemster Anush Avetisyan nam Tayfun Balcik afgelopen zomer mee op een handelsmissie naar Armenië. Dat zorgde voor een aantal ongemakkelijke ‘Turks-Armeense ervaringen’, zoals te lezen is in zijn vorige column. Vandaag het laatste deel van zijn reis: een confronterend bezoek aan het Armeense Genocide-museum in Yerevan.

Het is lastig om uit bed te komen, de dag na de Armeense ‘jetset’ en wodka aan de Saryanstreet. Ook voel ik mij opgelaten, vanwege de twee artikelen van de directeur die ik nog steeds niet heb gelezen, maar ook omdat bijna niemand weet van mijn aanwezigheid in Armenië. Het vreet aan mij. Hoe kan je met deze angst en geheimzinnigheid werken aan dialoog en vrede?

Brak, boos en met mijzelf in de knoop ga ik met mijn reisgenoten Fatma en Anush een uur vertraagd de deur uit. Om alles nog hectischer te maken hebben we voor vandaag ook nog eerst een tocht gepland naar Matenaderan gepland, het instituut voor oude handschriften. Een bijzondere plek, maar een beetje te veel van het goede.

Halverwege trek ik dan ook aan de bel. Tijd voor een snel kopje koffie met suikerbrood bij Grand Candy, een bosje bloemen, en dan met de eerste de beste Yandex-taxi naar Tsitsernakaberd, de heuvel waar het genocide-monument is gebouwd.

Gefrustreerd vanwege alle haast, en moe van de hangover, klap ik dicht. Even geen woord meer. En dat is precies wat ik nodig heb bij het monument. Ik wil alles op mijn eigen tempo tot mij nemen. En daarna natuurlijk het gesprek met de directeur. Hoe zou dat gaan?

In spanning komen we aan. Het is er vrij druk. Ik hoor mensen Turks, Engels en Frans praten. We lopen naar de gedenkplek. Ik leg bloemen bij de eeuwige vlam, die in het midden van het monument brandt voor de slachtoffers.

Het is ongemakkelijk. Hoe eer je op een waardige manier duizenden doden? En was het zojuist wel correct gegaan? Heb ik op het laatste moment niet te veel kracht gezet en de bloemen als het ware neergepleurd? En daarna? Hoe loop je terug? Keer je je rug om, of ga je stap voor stap naar achteren? Het voelt totaal mislukt. Het bericht op Facebook dat ik later die dag zou versturen, verraadt dat ook een beetje:

Flowers. We lay them on the ground to commemorate the dead. Today I did that in Yerevan. For all the victims of the Armenian genocide. Rest in peace brothers and sisters. You will not be forgotten.’

Het is mijn eerste – zuinige – post uit Armenië. En terwijl ik bezig was met dat bericht, belt mijn oom uit Turkije en vraagt hij waar ik ben.

OK, nu gaat het gebeuren. Ik zeg op een rustige toon: ‘In Yerevan, ik ben in Armenië’. Hij neemt het vrij koel op en wenst me een fijne avond. Dat gaat makkelijker dan ik dacht. Maar nu weer terug naar eerder die dag.

Het museum is een verdieping lager. Het eerste wat je beneden tegenkomt, zijn de twaalf gedenkstenen – met in het midden een kruis – die de twaalf ‘verloren provincies in West-Armenië’ symboliseren. Daarna volgt in ongeveer veertig hoofdstukken een geschiedenis van de Armeense Genocide. Het is zware kost.

Er is geen makkelijke of mooie manier om de systematische vernietiging van een volk te vertellen. Gruwelijke foto’s van verminkte lichamen: het is pijnlijk, verschrikkelijk en storend tegelijk. Er is geen ontkomen aan. En iedereen zou een keer in zijn leven moeten worden geconfronteerd met de ‘resultaten’ van nationalistisch geïnspireerde geweldsfantasieën. In dit geval een wandeling door de Armeense getuigenissen van Turkse en Koerdische vernietiging.

Bijna niemand weet van mijn aanwezigheid in Armenië. Het vreet aan mij

Dit gezegd hebbende, is het ook belangrijk kritisch te blijven. Zo schuren sommige passages in de hoofdstukken tegen het essentialistische aan, of zijn ronduit islamofoob te noemen. Neem nu het hoofdstuk met de titel ‘Ottoman culture of violence’:

Throughout its existence the Ottoman Empire fed on violence (mass murder, forced islamization, ‘human taxation’, looting) upon its Christian subjects.’

En later:

Brutality against the non-Muslim population, used to intimidate and spread terror among the Christian subjects, was an inseparable part of the ubiquitous Ottoman culture of violence. The first attempt at mass destruction of Armenians took place in 1725.’

Dat lijkt me kort door de bocht. Het Ottomaanse rijk heeft een geschiedenis van ruim zeshonderd jaar. Was dat allemaal terreur en vernietiging? Nee, zeker niet. Armeniërs en andere christenen hebben ook lange periodes van groei en bloei gekend. Er was samenwerking met Turken, Koerden en Arabieren. Ze waren onderdeel van het Ottomaanse systeem. Dat is niet te ontkennen. Dat blijkt ook uit deze passage, nota bene in het museum zelf:

Against the deprivation of rights, hindrances and persecution by the Turkish authorities, the Armenians succeeded in organization and development of their national, religious, socio-economic, educational and cultural life. The educational level in Armenian schools was so high, that even Turks preferred to educate their children there.’

Dat ‘zelfs’ Turken aan Armeens onderwijs de voorkeur gaven, was dat iets onvoorstelbaars? Of wordt hier – in algemene zin – het multiculturele Ottomaanse verleden vanuit een ahistorisch, etnisch perspectief bekeken? Ook merk ik ongemak bij activistische passages over het verzet tegen de genocide:

Thanks to resistance thousands of Armenians escaped deportations and slaughter. Many of them preferred to fall in battle, rather than to succumb to the order of deportation that was designed to destroy them all… The heroic self-defense of Van culminated in a glorious victory by the Armenians. Despite overwhelmingly manpower the Turkish army could not break the Armenian defense.’

Het is inderdaad een heldhaftige daad om je te verzetten tegen een genocidaal regime, maar de bittere realiteit was dat de meeste Armeniërs kansloos ten onder gingen in 1915-1916.

Met deze wirwar aan gedachten, ontmoet ik Anush en Fatma bij de ingang. Het is vier uur in de middag, op naar de nieuwe directeur van het museum: Harutyun Marutyan.

We worden vriendelijk ontvangen, en onder het genot van een cruciaal kopje koffie doen we een rondje met introducties. En dan de bekentenis dat ik de artikelen nog steeds niet heb gelezen.

‘Ik zou vooral het laatste stukje lezen, daar kan je mijn mening over dialoog vinden’, zegt de directeur. Mijn eerste indruk is die van een scepticus. Erkenning van de genocide is het primaire doel. En kun je hem ongelijk geven? Ook over mijn punt over Turkse en Koerdische helden die Armeniërs en Assyriërs hebben gered is hij voorzichtig. Hoeveel waren dat er nou eigenlijk?

Deze afhoudende antwoorden maken me des te nieuwsgieriger naar zijn artikelen. Na een uur te hebben gepraat, geven we elkaar de hand. Thuis val ik gelijk in slaap. De volgende dag begin ik dan eindelijk die artikelen te lezen.

Het ene artikel is nog confronterender dan het andere. Wat het meest beklijft is het besef wat Armeniërs verloren hebben. Ze hebben hiervoor geen erkenning, verontschuldiging of compensatie ontvangen. Dat gegeven verklaart de gereserveerde houding tegenover dialoog en verzoening. Hoewel je daarover anders kunt denken, is het belangrijk om je in te leven in die positie. En dat is ook onderdeel van dialoog. Luisteren naar de ander, hoe oneens je het ook bent met wat er gezegd wordt.

In de artikelen komt trouwens ook het recht op terugkeer aan de orde, een thema dat we vooral bij de Palestijns-Israëlische kwestie tegenkomen. Mocht het ooit tot een terugkeer komen, dan is het uiteraard ook een Koerdische zaak, want in de gebieden waar de Armeniërs woonden wonen nu voornamelijk Koerden. Ik weet niet of deze wens de groepen dichter bij elkaar zal brengen, maar het zou wel in alle vrijheid besproken moeten kunnen worden.

Joodse en islamitische leiders op internationaal congres over haat en extreemrechts

0

Hoe moet je antisemitisme, moslimhaat en rechts-extremisme aanpakken? Dit weekend zullen imams en rabbi’s uit vijftien Europese landen hierover discussiëren op een conferentie in het Italiaanse stadje Matera.

Het unieke van de bijeenkomst in Italië is dat joden en moslims dit zelf geregeld hebben en niet door een derde partij bij elkaar zijn gezet. De conferentie is een initiatief van de Muslim Jewish Leadership Council, een groep die in 2016 is opgericht om de dialoog tussen islam en jodendom in betere banen te leiden.

Joden en moslims voelen vaak afstand vanwege het Israëlisch-Palestijnse conflict. Maar de imams en rabbi’s vinden elkaar in hun gezamenlijke zorgen over de opkomst van extreemrechts.

De deelnemende Oostenrijkse imam Tafara Baghajati, geïnterviewd door Deutsche Welle, wijst op de FPÖ in Oostenrijk, de Italiaanse Liga Nord van Matteo Salvini en de PVV van Geert Wilders, die zich volgens hem bedienen van zorgelijke retoriek over vluchtelingen.

Het thema ‘antisemitisme onder vluchtelingen’ wordt ook besproken op de conferentie in Italië. ‘We horen helaas steeds vaker van zulke gevallen, op een wekelijkse basis’, vertelt rabbi Gady Gronich, die ook deel zal nemen aan het congres. ‘Wel heeft de joodse gemeenschap veel moslimpartners en – vrienden over heel Europa, die naast ons staan om antisemitisme te bestrijden.’

Toch geeft de rabbi toe dat er ook islamitische groepen bestaan die niet met de joden willen praten. ‘Het is nog niet overal rozengeur en maneschijn.’

Rapport: ‘Trumps ‘travel ban’ leidde tot meer moslimhaat in VS’

0

De islamitische burgerrechtenorganisatie Council on American-Islamic Relations (CAIR) stelt dat er een piek was in anti-moslimincidenten nadat Donald Trump in 2017 zijn ‘travel ban’ instelde.

CAIR heeft in het rapport meer dan 10.000 incidenten vastgelegd, die tussen 2014 en juni 2019 hebben plaatsgevonden. Die incidenten variëren van geweldsmisdrijven, discriminatie op het werk en racial profiling.

Er waren tussen 2014 en juni 2019 in totaal 1.164 haatmisdrijven tegen moslims, waaronder fysieke aanvallen en vandalisme. Er vonden in die tijd bovendien 506 incidenten bij moskeeën plaats, onder meer 148 daden van vandalisme zoals brandstichting.

Een grote piek vond in 2017 plaats, met 2.599 incidenten. Volgens CAIR kom dit door de ‘travel ban’ van Trump, ook wel de ‘muslim ban’ genoemd omdat reizigers uit verschillende moslimlanden de Verenigde Staten niet meer in mochten.

‘Onze Europese manier van leven’ is geen rechts onderwerp

3

De ‘Europese manier van leven wordt ‘beschermd’ – maar waartegen?’, zo schrijft NRC over de ophef die ontstond toen bekend werd dat de nieuwe Griekse Eurocommissaris Margaritas Schinas ‘Protecting our European Way of Life’ in zijn portefeuille heeft, naast onder meer cultuur, veiligheid en migratie.

Met name linkse en liberale Europarlementariërs hadden stevige kritiek, omdat ‘Protecting our European Way of Life’ werd gezien als een knieval voor uiterst rechts. Extreemrechtse partijen hebben de bescherming van ‘onze manier van leven’ tot hun handelsmerk gemaakt, waarmee zij bedoelen dat Europa moet worden beschermd tegen migratie en de invloed van migranten.

Ook hoogleraar migratiegeschiedenis en Kanttekening-columnist Leo Lucassen was kritisch. In een opiniebijdrage in NRC schrijft hij dat migratie op deze manier ten onrechte als een veiligheidskwestie wordt geframed, terwijl migranten volgens hem juist bijdragen aan onze cultuur. Lucassen vindt bovendien dat er zo een verkeerd populistisch raamwerk over migratie wordt overgenomen.

Dat er kritiek is op het nieuwe EU-commissariaat en de terminologie die erbij gehanteerd wordt is niet heel vreemd, het beschermen van ‘onze manier van leven’ is immers ook een idee wat nadrukkelijk door extreemrechts uitgedragen wordt. Maar het feit dat extreemrechts ergens mee aan de haal gaat betekent niet de Europese Commissie dit onderwerp maar moet negeren.

Critici kunnen zich in het defensief laten drukken door het onderwerp proberen taboe te laten verklaren, zoals Lucassen en velen in het Europees Parlement doen. Maar je kunt ook op een constructieve manier aan de slag, door aan de Europese manier van leven een positieve, inclusieve invulling te geven.

Want wat is nou precies ‘onze’ manier van leven? Deze valt niet te definiëren en is juist binnen de Europese Unie ontzettend divers. Wat we wel kunnen vaststellen is dat veel mensen, al twee decennia lang, het gevoel hebben dat onze manier van leven onder druk staat en dat deze bescherming vindt. En het zijn extreemrechtse partijen die zich dit onderwerp eigen hebben gemaakt en daar grote electorale successen mee hebben geoogst.

Er is niets mis met patriottisme, zolang het maar inclusief is

Maar juist die vaagheid biedt kansen aan progressieven en liberalen om extreemrechts de wind uit de zeilen te nemen. Want ook veel mensen in het politieke midden vinden het belangrijk dat onze waarden beschermd moeten worden. De Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama stelde niet voor niets in zijn recente boek Identity dat mensen voor de erkenning en bescherming van hun identiteit bereid zijn om veel in de waagschaal te stellen.

We kunnen er dus voor kiezen om dit onderwerp in het extreemrechtse verdomhoekje te plaatsen, maar dit brengt als risico met zich mee dat datzelfde extreemrechts hier in de toekomst nog grotere successen mee behaalt. We kunnen er echter ook voor kiezen om extreemrechts de wind uit de zeilen te nemen door onze Europese manier van leven op een inclusieve manier in te vullen.

Dat betekent dat het niet alleen gaat om onze waarden en onze cultuur, maar ook om zaken als democratie en rechtsstaat. Er is niets mis met patriottisme, zolang het maar inclusief is. Bovendien is onze manier van leven in Europa zo breed en divers, dat juist de vrijheid om deze zelf in te vullen ons grootste goed is.

Als we er dus voor kiezen om onze Europese manier van leven inclusief in te vullen dan nemen we sentimenten van ontheemding serieus, terwijl we tegelijkertijd pal staan voor de principes van onze liberale rechtsstaat. Bovendien kan de Europese Commissie de kloof die ontstaan is tussen Oost- en West-Europa verzoenen. Want een Europa dat vanwege dit onderwerp desintegreert is misschien wel één van de grootste bedreigingen voor onze hedendaagse manier van leven die we kunnen bedenken.

Terug naar het geloof van zijn voorouders: Kenneth Vers Babel en de Winti-religie

8

De Winti-religie wordt door Surinaamse kerken als een ‘valse godsdienst’ afgeschilderd. Afro-theoloog Kenneth Vers Babel vindt dit onterecht en schreef er een boek over.

Geestelijk verzorger en Afro-theoloog Kenneth Vers Babel hoorde als kind al dat alleen de christelijke God bestond. Andere godsdiensten, zoals de Winti-religie, werden als ‘vals’ beschouwd. Dit vonden zowel blanke mensen als de zwarte Surinaamse gemeenschap waarin hij opgroeide.

Vers Babel ging dit onderzoeken en concludeert dat de Winti-religie net zo veel respect verdient als het christendom. Zijn bevindingen schreef hij op in het boek: Keduampon, Onvolprezen God in Winti-religie. Onderdrukte Afro-religieuze identiteit in een gesluierd monotheïsme. Met deze studie wil hij de donkere Nederlander voorlichten.

Het Winti-geloof is een Afro-Surinaamse religie waarin Winti’s (natuurgeesten) een belangrijke rol spelen. De letterlijke vertaling van ‘Winti’ is ‘wind’.

Het Winti-geloof draait om drie dingen: 1) Het geloof in de schepper Anana Keduaman Keduampon; 2) het geloof in natuurgeesten, de eerder genoemde Winti; 3) het vereren van de overleden voorouders. In het geloof spelen daarnaast magische rituelen, natuurgeneeskracht, medicijnmannen, dromen en geesten een rol.

Winti is voornamelijk afkomstig van de afstammelingen van de Ewe-Fon-, de Fante-Akan- en de West-Bantu-koninkrijken in West-Afrika.

Geen afgoderij

Vers Babels missie: het bewust maken van Surinaamse Nederlanders, zodat zij de Afrikaanse religie en de cultuur van hun voorouders leren waarderen. Hij wil laten zien dat de godsdienst van de Afrikaanse voorouders van donkere Nederlanders net zo geloofwaardig is als de christelijke religie.

Vers Babel is geboren in Paramaribo maar woont nu in Nederland. Hij is christelijk opgevoed. De Afro-religieuze identiteit was echter nooit verdwenen, niet in zijn huishouden en ook niet in Suriname zelf. De religie moest in het verleden onderdrukt worden, omdat de vroegste missionarissen in Afrika en de christelijke kerk in Suriname deze ‘afgoderij’ niet wilden hebben.

‘Ik ben gedoopt, ging naar catechismusles en bezocht elke zondag de kerk. Tijdens die bijeenkomsten werd mij voorgehouden dat Winti niet bestond en dat als ik me daarmee zou inlaten ik naar de hel zou gaan.’

Toch bevredigde enkel het christendom Vers Babel niet. ‘Ik vond er geen antwoord op al mijn vragen.’ En bovendien: ‘Via mijn ouders nam ik al op jonge leeftijd kennis van Winti. Het was toch niet iets van de hel als mijn ouders zich hiermee inlieten en mij er ook bij betrokken? Ze zouden er dan immers voor zorgen dat ik de kans misliep om in ‘de hemel’ te komen.’

Zo ontstond zijn interesse in Winti. Het was voor hem geen onzin en afgoderij, maar de religie die de Afrikaanse voorouders van Surinaamse Nederlanders meenamen toen ze als gevolg van de Trans-Atlantische slavenhandel van hun vrijheid werden beroofd en naar Suriname werden overgebracht.

‘Mijn levensdoel is mensen betrouwbare kennis van de Winti-religie bij te brengen’

Vers Babel studeerde theologie en religieuze studies aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schreef verscheidene columns in Afromagazine over de uit Afrika afkomstige religies en de Surinamers in Suriname. En nu is er zijn boek: Keduampon, onvolprezen God in Winti-religie. Onderdrukte Afro-religieuze identiteit in een gesluierd monotheïsme. Hiervoor is Vers Babel op zoek gegaan naar Keduampon, de God in de Winti-cultuur.

Wat Vers Babel daarnaast belangrijk vindt aan dit boek is dat hij er ‘Winti-therapie’ mee aanbiedt. ‘Mijn levensdoel is mensen betrouwbare kennis over Keduampon en de Winti-religie bij te brengen, zodat zij hun eigen levensdoel kunnen behalen, gelukkiger kunnen zijn en wij gezamenlijk kunnen bijdragen aan een betere wereld.’

Mental slavery

Ook op andere gebieden pakt Vers Babel door. Onlangs hield hij een Winti-lezing in Amsterdam, waarin hij zwarte pastoors en predikanten van ‘brainwashing en indoctrinatie’ beschuldigde. ‘Mijn werk is nog lang niet af’, vertelt de missionaris van de Winti-religie. ‘Nog altijd krijgen Surinamers een vertekend beeld over de godsdienst van hun voorouders voorgeschoteld tijdens de zondagsdiensten in de christelijke kerken in Suriname. Zij hebben nog een laatste stukje ‘mental slavery’ en zitten nog steeds vast aan de ketenen van het christelijk godsconcept.’

Idealiter zou Vers Babel willen dat eigenlijk de gehele Nederlandse samenleving kennisnam van de Afro-Surinaamse religie en dat mensen hiervoor ook enige waardering zouden kunnen opbrengen. Maar wellicht is dat een brug te ver, denkt hij. Daarom wil hij het vooralsnog beperken tot het geven van voorlichting.

In zijn beroep van geestelijk verzorger verleent Vers Babel hulp aan mensen die problemen ondervinden in het leven en adviseert hij hen. ‘Dat kan in situaties van leven en dood zijn, bij afscheid en verlies, of bijvoorbeeld bij ethische vraagstukken.’ Een geestelijk verzorger is deskundig in het omgaan met levensvragen, spiritualiteit, zingeving en het maken van ethische afwegingen.

‘Er bestaan geen ‘Goden’, er is maar één daarvan’

Vers Babel is behalve auteur ook directeur van stichting Paradigma, Spiritual Counseling Consultation & Coaching in Zaandam. Dit centrum doet aan maatschappelijk werk en biedt coaching en mediation aan.

Mediation kan bijvoorbeeld bestaan uit het bemiddelen bij vermeende ‘etnische profilering’. Dan stuurt de stichting aan op een gesprek tussen iemand die zich gediscrimineerd voelt of ongelijk behandeld is door zijn of haar afkomst door de politie. ‘Voor alle cliënten in mijn praktijk ga ik op zoek naar wat de personen kracht en inspiratie geeft. Ik sluit aan bij hun levensverhaal en levensbeschouwelijke achtergrond.’

In dit werk gebruikt hij de grondslagen van Winti, andere traditionele West-Afrikaanse religies en ook de grote wereldgodsdiensten. ‘Het komt voor dat levensvragen of problemen waar cliënten mee te maken hebben teruggaan op de Afrikaanse voorouder-religie. Dan heb ik het er met hen over en begeleid ze er in.’

Gods werk

Als hij zijn eigen leven een cijfer moet geven dan is dat een acht, vertelt Vers Babel. ‘Ik ben goed bezig, omdat ik Gods werk verricht. Ik werk aan mijn levensdoel, heb voldoening in wat ik doe en zet mij in om de wereld een stukje beter te maken.’ Toch is er nog ruimte voor verbetering. ‘Ik heb nog veel te leren en ik stel mij daarom ook heel leergierig op. Ik zoek steeds naar leermomenten uit levensgebeurtenissen. Er valt altijd wel iets te oogsten.’

Vers Babel erkent dat er meer dan alleen één religie kan zijn. Op de vraag in welke Goden hij gelooft, antwoordt hij echter: ‘Er bestaan geen ‘Goden’, er is maar één daarvan. Eén Opperwezen, Ultieme Realiteit of Universele Ziel.’