14.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 806

Moslimbashen als verdienmodel

0
Muslims-synagogue.jpg
Foto: © AP

Angst verkoopt. De beveiligingsindustrie vaart er wel bij. Hoe banger het volk, hoe meer men bereid is uit te geven aan veiligheidsmaatregelen. Verzekeringsmaatschappijen leven ook van angst. Geen volk ter wereld, is zo goed verzekerd als de Nederlanders. We geven kapitalen uit aan het vele onheil dat ons eventueel zou kunnen overkomen.

We laten ons graag bang maken en dat weten media en politici ook. Positieve of genuanceerde verhalen verkopen niet. Naar een acht uur journaal met alleen maar positief nieuws zou haast niemand meer kijken. Berichten die de burgers angst aanjagen, krijgen een prominentere plaats in het nieuws dan in het verleden. Haalden berichten over relatief kleine criminaliteit vroeger alleen het regionale nieuws en soms De Telegraaf, tegenwoordig is het al snel landelijk nieuws. We horen hierdoor tegenwoordig veel meer over criminaliteit zonder dat er feitelijk sprake is van een toename van criminaliteit. In werkelijkheid neemt de criminaliteit al zeven jaar af.

Media versimpelen graag. De moordende concurrentie dwingt ze berichten snel te brengen. Voor het checken van feiten is niet veel tijd. Bij een genuanceerd verhaal zappen de kijkers immers al snel naar een andere zender en bij lange artikelen haken veel lezers af.

Moderne politici begrijpen dat en praten steeds meer in soundbytes. Iedere politieke boodschap is verworden tot een frame van maximaal 140 tekens. Politici zijn steeds vaker in doorlopende staat van woede, ontzetting en verbazing. De media zijn immers gevoeliger voor emoties dan voor argumenten.

Het is voor politici beter grof en direct te zijn; dat suggereert immers eerder daadkracht dan de woordenbrij van de elite. De moderne politicus benoemt ook liever problemen dan oplossingen en zet ‘goed’ en ‘kwaad’ duidelijk tegenover elkaar: ‘wij’ [gewone mensen] tegen ‘de elite’, ‘Nederlanders’ versus ‘niet-Nederlanders’, ‘rechts’ versus ‘links’, ‘autochtoon’ versus ‘allochtoon’, ‘joods-christelijk’ versus ‘moslims’, etc.

Het is vijf voor twaalf

En ten slotte: alles gaat naar de hel, de verdoemenis en de bliksem als er niet snel wat verandert. Het is vijf voor twaalf, tijd om angst te zaaien.

Een bijzonder geliefd onderwerp om de mensen bang voor te maken, is de islam of moslims. Angst voor de islam scoort. Het is misschien niet erg origineel, maar het blijkt wel bijzonder effectief. Angst voor de islam levert hogere verkoopcijfers, meer hits en meer kiezers op.

En, ja, natuurlijk, er zijn intolerante en extremistische moslims die de angst voor de islam bijzonder effectief voeden: zo vinden wereldwijd verreweg de meeste aanslagen uit naam van de islam plaats. In Europa en de Verenigde Staten, is dat overigens niet het geval. In de VS en Europa zijn moslims sinds 2001 verantwoordelijk voor slechts een fractie van het aantal aanslagen, de meeste aanslagen worden gepleegd door extreem-rechts, extreem-links, nationalisten of seperatisten. Zulke nuanceringen lees en hoor je zelden. Liever wordt de angst voor de islam verder aangejaagd.

Tips

Om Nederlanders bang te maken voor de islam, worden door media en politici vaak bepaalde regels gehanteerd. Het gaat om ongeschreven regels.

Maar, stel dat die regels, voor een beginnend redacteur of politicus wel zouden zijn opgeschreven, dan zouden ze er ongeveer zo uit kunnen zien:

  • Schets een beeld van een snelle toename van het aantal moslims. Spreek alleen over immigratie van moslims en laat de emigratie achterwege. Voor Turkse Nederlanders geldt bijvoorbeeld al een aantal jaren dat er vanuit Nederland meer mensen naar Turkije migreren dan vice versa. Dat is niet handig te verleden wanneer u wilt waarschuwen voor ‘islamisering’.

  • De aanwezigheid van moslims, is overigens volstrekt irrelevant om angst voor ze te creëren. In Duitsland begon de anti-islam-beweging PEGIDA bijvoorbeeld in Dresden, waar slechts 0,4 procent van de bevolking moslim is.

  • Moslims zijn overigens per definitie daders en nooit slachtoffers; op z’n hoogst slachtoffers van de islamitische ‘ideologie’. Let daarbij ook op wanneer u over ‘islamitisch terrorisme’ spreekt: vermelden vooral niet dat het merendeel van de slachtoffers ook moslim is. Dat past niet in het frame van een clash of civilizations.

  • Kruip zelf in een slachtofferrol. Uw vrijheid wordt bedreigd door de moslims. Dat ze een kleine minderheid met weinig politieke macht vormen, is niet relevant. Verwijt tegelijkertijd moslims dat juist zij in een slachtofferrol kruipen.

  • Wees alert en maak van ieder lokaal incident een zaak van landelijke proportie: een Sint zonder kruis, een hal zonder kerstboom, een stiltecentrum of een mallotige advocaat zonder respect voor de rechter. Het zijn allemaal uiterst serieuze bedreigingen voor de rechtsstaat die om aparte wetgeving vragen.

  • Verwijs altijd naar de islamitische wereld als een groot, machtig monolithisch blok en ontken dat de islam vanaf haar oprichting uiteengevallen is in vele elkaar bekampende stromingen en vormen van volksislam. Toon u ook onwetend over het gegeven dat het zelfs de moslims in Nederland nog nooit gelukt is om gezamenlijk één islamitisch overlegorgaan of islamitische omroep te vormen.

  • Hanteer dezelfde stelling als de salafisten, namelijk dat er maar één interpretatie van de islam mogelijk is en iedere moslim uiteindelijk een fundamentalist is.

  • Toon u een ware theoloog en strooi kwistig met citaten uit de Koran, uiteraard alleen wanneer ze uw betoog ondersteunen.

  • Associeer moslims met geweld. Hanteer daarbij de volgende overzichtelijke vergelijking: ‘allochtoon = moslim = extremist’.

  • Spreek niet negatief over ‘moslims’, maar wel over hun ‘ideologie’, de islam. Dat uit juridische overwegingen.

  • Ontmenselijk burgers waar u het niet zo op heeft. Gebruik daarom beeldspraak als ‘straatterroristen’, ‘rifratten’ en ‘geitenneukers’.

  • Ga geen publieke discussie of debat aan, zeker niet met moslims. Voordat u het weet krijgen ze namelijk menselijke trekjes en voldoen ze niet aan het angstbeeld dat u van hen heeft geschetst.

  • De mening van een moslim deugt niet tot het tegendeel is bewezen. Het begrip taqqiya is het ultieme middel om iedere uitspraak van een moslim verdacht te maken. Iemand te beschuldigen aan taqqiya te doen, is een effectieve methode om iemands mening bij voorbaat verdacht te verklaren en het geeft de verdachtmaking ook nog enig theologisch gewicht.

  • Tot slot: een moslim kan nooit één van ons worden. We blijven hem of haar daarom tot in generaties ‘allochtoon’ noemen en trekken de integriteit van schijnbaar geïntegreerde moslims in twijfel door ze het label ‘wolf in schaapskleren’ te geven.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Abbas verliest steun Palestijnen

0
Palestina-etnische-zuivering.jpg
Foto: © AP

Wanhopige mensen doen wanhopige dingen. En tot de mensen die het meest reden hebben om wanhopig te zijn, behoren de Palestijnen. Inmiddels al bijna een halve eeuw wordt ook het laatste kwart van het oorspronkelijke mandaatgebied Palestina, dat hen na de oprichting van de staat Israël in 1948 nog als territorium gelaten was, illegaal door Israël bezet.

Over geen enkele andere zaak zijn vermoedelijk zoveel resoluties van de Verenigde Naties geweest, alleen hebben die, als gevolg van een veto van de Verenigde Staten, nooit enige consequentie, waardoor Israël in de praktijk een vrijbrief heeft gekregen om in de door haar bezette gebieden te doen wat haar goeddunkt. Voor Europa, dat zich laat gijzelen door haar schuldgevoel over de Holocaust, geldt nog steeds sterk hetzelfde.

Bezetting is overigens een eufemisme, voor wat in de praktijk plaatsvindt. Er is, in de vorm van de sinds 1967 vrijwel een ononderbroken nederzettingenpolitiek, sprake van een – vaak met godsdienstige argumenten gelegitimeerde – steeds verder voortschrijdende Israëlische kolonisatie van het Palestijnse territorium. Het is een vorm van sluipende landroof, waarbij de Palestijnen een normaal bestaan onmogelijk wordt gemaakt. Hele generaties groeien op in een in situatie waarin geen uitzicht is op verbetering.

Met soms oogluikend toestaan, soms openlijke instemming van de Israëlische regering worden zij door de kolonisten van de beste grond verdreven en met een aan de Zuid-Afrikaanse Apartheid herinnerend pasjessysteem in getto’s opgesloten. Elders worden zij uit nederzettingen waar zij al generaties wonen weggetreiterd, zodat steeds grotere delen van de westelijke Jordaanoever inmiddels ‘Palestijnenvrij’ zijn. Sommige Israëlische ministers hebben er de afgelopen jaren niet omheen gedraaid dat dit het plan is voor het hele Heilige Land. In het geval van andere staten zou het Westen dan niet schromen van etnische zuivering te spreken. In dit geval durft men dat niet.

De Palestijnen zijn in eigen land tot tweederangs mensen gedegradeerd, en worden door de militaire Israëlische autoriteiten gekoeioneerd. Daarbij is de Palestijnse ‘regering’ van Abbas – los van haar eigen corruptie en incompetentie – in de ogen van de Palestijnse bevolking in de positie van een collaborateurregime terecht is gekomen, omdat zij de facto als verlengstuk van de Israëlische autoriteiten fungeert. Niet voor niets zijn er, mede onder druk van het Westen (dat een overwinning van het veel strijdbaarder Hamas vreest), al jaren geen verkiezingen gehouden om democratisch te testen hoeveel gezag Abbas nog echt bezit.

Ongeacht wat zijzelf doen, verslechtert de positie van de Palestijnen verder. Komen zij weer eens stenengooiend in opstand, dan heeft Israël een excuus om hun ‘terrorisme’ met eigen staatsterreur in de vorm van willekeurige detentie en de collectieve bestraffing door vernietiging van de huizen van de familie van de daders te beantwoorden. Ook worden dan als extra straf weer een paar Israëlische nederzettingen uitgebreid. Houden de Palestijnen zich een tijd rustig, dan leidt dat niet tot enige toeschietelijkheid; ook dan worden de nederzettingen uitgebreid. Kortom: wat de Palestijnen ook doen, die volgende nederzetting komt er altijd.

Tegen die achtergrond grijpen Palestijnse jongeren nu in wanhoop naar een volgende vorm van geweld om de aandacht van de wereld te vestigen op het structurele onrecht dat hen door Israël wordt aangedaan: door volkomen willekeurige gewone onschuldige Israëlische burgers op straat neer te steken. Tot verontwaardiging van het Westen weigert Abbas zich daarvan te distantiëren. Die verontwaardiging is begrijpelijk, maar Abbas’ weigering is dat ook – en als het Westen nog serieus een oplossing wil, zou zij voor de reden van Abbas’ weigering meer oog moeten hebben.

Abbas was jarenlang het gematigde troetelkind van het Westen, die door onderhandelingen voor zijn volk zou bereiken, wat zijn voorganger Arafat (1929-2004) met geweld niet was gelukt. Alleen: hij heeft, door de weigering van het Westen om substantiële druk op Netanyahu en diens voorgangers uit te oefenen, niets bereikt. Door al zijn gematigdheid, in combinatie met zijn bereidheid om in Israëls opdracht met geweld de opstandigheid onder zijn eigen Palestijnen te onderdrukken, heeft hij elke legitimatie onder zijn eigen volk verloren.

Doordat Abbas in ruil voor zijn gematigde opstelling al die jaren niets substantieels heeft teruggekregen, kan hij veel Palestijnen niet meer van het nut van onderhandelingen overtuigen; de Israëlische landroof – de kernoorzaak van het conflict – gaat immers nog steeds gestaag door, of Abbas nu praat of schiet. In hun ogen is hij zo een ‘nuttige idioot’ van Amerika, Europa en Israël geworden.

Om niet zijn laatste restje gezag in eigen kring te verliezen, moet hij dus toch enige afstand tot westerse directieven zien te houden, en dus niet op hun bevel de messentrekkerij scherp veroordelen. Verkiezingen zouden anders in de huidige situatie zeker zijn einde betekenen, en zonder twijfel een veel radicalere Palestijn aan de macht brengen. Dat is ook wat het Westen zal moeten beseffen, als men nu een scherpe veroordeling door Abbas van het Palestijnse jeugdgeweld verlangt zonder hem argumenten aan te reiken waarmee hij zijn eigen volk overtuigen kan: wil men dat?

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Oorlog tegen IS: welke oorlog, wiens oorlog?

0
oorlog-Parijs-ThijlSunier.jpg
Foto: © AP

Daags na de aanslagen in Parijs verklaarde de Franse president Hollande de oorlog aan IS. In Nederland zei ook premier Rutte dat we nu in oorlog zijn. Maar, ”we zijn niet in oorlog met een geloof of de islam”, voegde hij daaraan toe. Wat mij verbijstert aan die oorlogsverklaringen is dat ze suggereren dat we pas nu in een conflict gerommeld zijn waar we part noch deel aan hebben. Verbijsterend en vooral cynisch. Taliban, al-Qaeda en IS zijn monsters die het Westen en Rusland mede gecreëerd hebben in een al decennia durende strijd om macht, invloed en natuurlijke hulpbronnen. Die oorlog is al lang bezig ten koste van vele duizenden onschuldige slachtoffers hoofdzakelijk in de regio zelf en het Westen neemt daar al lang aan deel.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Op het nieuws: beelden van oorlog in Brussel en Parijs waar de jacht op de daders van de aanslagen is geopend. Natuurlijk, die moeten gepakt en berecht worden, maar hoe zit het met die andere oorlog die maar niet op gang komt? De oorlog tegen de armoede en de ontluistering, zoals in de Parijse banlieus die volkomen aan hun lot zijn overgelaten en waar alle hulpprogramma’s door deze en de vorige Franse regering zijn wegbezuinigd. Hetzelfde geldt voor het Brusselse Molenbeek, waar in de afgelopen 20 jaar het weefsel van de samenleving is aangetast door neoliberale bezuinigingsdrift. Wijken en voorsteden waar een sociale muur omheen is gezet, uit de samenleving weggesneden als ”broeinesten”, ”sharia-driehoeken”, of hoe we die ook noemen.

In Nederland is het gelukkig anders, wordt dan gezegd. Dat is maar ten dele het geval. Gelukkig wordt hier nog wel gepraat en wordt gebruik gemaakt van bestaande informele netwerken, en worden signalen uit de buurt soms serieus genomen, maar anderzijds horen we buurtwerkers klagen dat veel specifiek beleid wordt wegbezuinigd omdat het teveel ”multicultureel pamperen” is. Ook de overduidelijke aanwijzingen van discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt wordt onvoldoende serieus genomen.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Terwijl er althans in woord wordt benadrukt dat we niet in oorlog zijn met een geloof, is de praktijk dat Wilders nog harder schreeuwt dat terreur en islam hetzelfde zijn en dat kennelijk steeds meer mensen het met hem eens zijn. Maar zelfs als we de islamofobe uitspraken van Wilders en zijn aanhang negeren, dan blijft staan dat er sprake is van een groeiend wantrouwen tegenover moslims in onze samenleving. Dat is precies wat IS nodig heeft. Wat IS met deze aanslagen probeert te bereiken, is een wig drijven tussen moslims en niet-moslims in Europa. Terwijl met de mond beleden wordt dat we dat niet laten gebeuren, is de praktijk dat dat groeiende wantrouwen en islamofobie niet radicaal worden bestreden, maar juist aangewakkerd. Niet alleen opzettelijk door islamofobe extremisten, maar ook door zogenoemde goedwillende burgers. Moslims zijn al lang een onderdeel van deze samenleving. Dat is een keihard feit, maar kennelijk is het moeilijk om dat echt tussen de oren te krijgen van die goedwillende burgers.

Eén van de subtiele manieren waarop dat in talkshows en discussieprogramma’s gebeurt, is keer op keer bij ieder volgend drama de vraag ”waarom horen we zo weinig van moslims” te stellen. In plaats van de keuzes en opvattingen van vrijwel alle moslims tegen IS-terreur als vanzelfsprekend aan te nemen en hen als bondgenoten te zien in de strijd tegen dit kwaad, worden zij toch weer eerst even op het matje geroepen. Moslims wordt bij voorbaat het recht ontnomen om niets te zeggen over zo iets als deze aanslagen met als argument dat ze dan wel ”heimelijk zullen sympathiseren” met IS. Mij wordt als niet-moslim die vraag nooit gesteld, maar moslims moeten eerst weer iets bewijzen voordat zij mogen meepraten of juist zwijgen en zelfs dan blijft het wantrouwen. Ik onderschrijf de stelling van imam El Forkani dat dit het uitgelezen moment is voor moslims om te laten zien hoe hun religie zich ontwikkelt en welke discussies daarover onder moslims gevoerd worden, maar het moet een vrije keuze blijven of je daar wel of niet aan deelneemt. Die keuze mag niets te maken hebben met de vraag of je moslim bent of niet. Ik heb als niet-moslim die keuze wel, dus moet dat ook voor moslims gelden.

Welke oorlog? Wiens oorlog?

Als je zoveel mogelijk mensen, moslims en niet-moslims, bij dat radicale midden van burgemeester Van Aartsen van Den Haag wil krijgen, en als je wil dat het IS niet zal lukken een wig in de samenleving te drijven, dan moet wantrouwen en dubbele maatstaf tegenover moslims ook radicaal worden bestreden en moeten de islamofobe ‘profeten’ en andere haatzaaiers de pas worden afgesneden. Pas dan kan de echte oorlog tegen IS succesvol zijn.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Neutraliteit en de dubbele standaard

0
Gülen-beweging-Nederland-.jpg
Foto: © Ender Özçat?

Vorige week organiseerde de redactie van het wetenschappelijke tijdschrift Religie, Recht en Beleid een studiedag getiteld “Geloof in de seculiere samenleving: welk geloof, wiens samenleving?” Er werden twee onderwerpen besproken, de maatschappelijke rol van religieuze organisaties in een tijd dat de staat zich steeds verder terugtrekt, en religie en maatschappelijke (on)veiligheid. Er waren ambtenaren van diverse ministeries, mensen uit het religieuze middenveld, en wetenschappers. Bij elk van de twee blokken werd de aftrap gedaan door een beleidsmaker van een ministerie, waarna het middenveld en de wetenschap daarop konden reageren.

Ik beperk me hier even tot het eerste discussierondje waarin de door de overheid bejubelde participatiesamenleving centraal stond, een samenleving waarin de staat zich terugtrekt als uitvoerder en een grotere rol is voorzien voor het maatschappelijk middenveld, de persoonlijke netwerken van burgers, en van het particuliere initiatief. De discussie spitste zich toe op de vraag of de zich steeds verder terugtrekkende staat niet gewoon het resultaat is van de neoliberale agenda van de overheid en niet alleen te maken heeft met de economische crisis. Maar de discussie ging ook over de zogenoemde neutraliteit van de staat en de koudwatervrees als het gaat om de inbreng van religieuze organisaties in het maatschappelijke domein. We kunnen de laatste jaren een opmerkelijke tegenstelling waarnemen. Aan de ene kant trekt de staat zich dus terug als het gaat om de verdeling van welzijn, maar anderzijds bemoeit ze zich steeds actiever met de inhoud van cultuur en religie. Niets neutraliteit dus. Een vertegenwoordiger van de overheid op de studiedag liet weten dat actief burgerschap vanuit religieuze motieven prima is “als er maar niet geëvangeliseerd wordt”. Ik weet niet wat hij daarmee bedoelde, waarschijnlijk met een tas folders aan de deur aanbellen, maar je naasten helpen lijkt me een prachtige en belangrijke vorm van evangelisatie.

In het geval van islamitische organisaties en bewegingen wordt zoals we kunnen waarnemen het taalgebruik grimmiger en overheerst wantrouwen. Je kunt het vaak niet keihard bewijzen, maar er wordt onder het mom van veiligheid en integratie met twee maten gemeten. Dan is het poldermodel, de neutraliteit en het met de mond beleden gelijkheidsbeginsel niet meer vanzelfsprekend, maar onder voorbehoud. Dan moeten sommige partijen aan de denkbeeldige onderhandelingstafel eerst bewijzen dat ze veiligheid en integratie dienen. Dan zijn eigen netwerken en organisaties niet het cement van de participatiesamenleving, maar een aanwijzing van een groeiende “parallelle samenleving”. Dan gaat het “surveillanceregime”, zoals Martijn de Koning dat noemt, de boventoon voeren.

We zagen onlangs weer een staaltje van wantrouwen en vooral de dubbele standaard naar aanleiding van de instelling van een lectoraat Cross-Cultureel Ondernemerschap aan de Hogeschool Inholland. Deze lectorale leerstoel kwam tot stand in samenwerking met HOG?AF, een ondernemersvereniging die banden zou hebben met de Gülen-beweging. Het ANP stuurde een bericht de wereld in naar aanleiding van een vraag van SP-Tweede Kamerlid Sadet Karabulut, die sinds haar aantreden in de Kamer elke betrokkenheid van islamitische organisaties en bewegingen aan de samenleving te vuur en te zwaard bestrijdt. Verschillende kranten namen het bericht over, inclusief de toon van wantrouwen en alarmisme. Het argument dat naar voren kwam was dat onderwijsinstellingen neutraal moeten zijn en niet in zee mogen gaan met particuliere partners, zeker niet als het gaat om “diepreligieuze” organisaties met een “geheime agenda”.

Ik wil hier niet ingaan op de vraag of de beschuldigingen waar zijn. Betrokkenen zijn daar zelf voldoende toe in staat. Het gaat mij erom dit potsierlijke en bizarre voorbeeld van een dubbele standaard aan de kaak te stellen. Hoezo zijn onderwijsinstellingen opeens neutraal? Alle universiteiten en hogescholen in Nederland hebben innige banden met maatschappelijke partners (religieus, etnisch of anderszins), met het bedrijfsleven en met belangengroepen en lobbynetwerken. Dat is vaak de enige manier om de karige inkomsten van de overheid aan te vullen. Overal worden leerstoelen die betaald zijn door particuliere partners ingesteld. En de overheid juicht dat toe. Maar kennelijk als het gaat om eventuele indirecte banden met een islamitische beweging, dan geldt het neutraliteitsbeginsel en staan we pal tegen inmenging.

Maar er speelt nog iets anders en dat is het schokkende gebrek aan gedegen kennis over religie en hoe religieuze organisaties, inclusief islamitische, te werk gaan. In Nederland is het idee dat religie als maatschappelijke kracht heeft afgedaan nog verbijsterend wijdverbreid. De bereidheid om daar met een iets meer genuanceerde en open blik naar te kijken is bijzonder klein. Het gevolg is dat er volstrekt achterhaalde denkbeelden over de plaats van religie in onze samenleving steeds opnieuw worden geventileerd. In een op 2 november in de NRC gepubliceerd stuk houden een groep jonge religieonderzoekers een pleidooi voor een serieuzere bestudering van religie. Lees het stuk zelf. Het is meer dan ooit noodzakelijk.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Ik ben om

0
vluchteling-Maurice-Crul.jpg
Foto: © Reuters

Mijn vrouw en ik hebben al jaren en debat over open grenzen. Mijn vrouw is voor en ik vind het wel een mooi idealistisch idee, maar ik denk dat het in de praktijk niet kan. We slaan elkaar niet de hersens in en sturen elkaar ook geen kogelbrieven. Mijn vrouw wint uiteindelijk altijd toch wel een beetje omdat zij van onze gezamenlijk en/of rekening allerlei initiatieven steunt voor uitgeprocedeerde mensen en bootvluchtelinginitiatieven. Altijd goed getimed, vlak voordat we lekker uit gaan eten, vertelt zij mij dan waar ons geld naar toe is gegaan. ”Dat is mooi”, antwoord ik dan met lach.

Een week geleden vertelt mijn vrouw mij tussen neus en lippen door dat zij die avond naar het centraal station gaat om vluchtelingen welkom te heten en hen te helpen op de doorreis naar Ter Apel. Ik zeg laconiek dat ik naar de sportschool ga en vraag haar wanneer ze weer terug zal zijn in verband met onze dochter. Zij zegt: ”Rond twaalf uur of half één.” Ik ben druk dus ik het registreer het maar half, maar later denk ik, half een nachts op het centraal station in Amsterdam is dat wel een goed idee?  Half uit bezorgdheid en half omdat ik toch ook wel nieuwsgierig ben geef ik aan dat ik wel mee zal gaan. Mijn vrouw zegt meteen: ”Ik ga natuurlijk ook veel liever met jou samen!”

Onderweg naar het station maak ik nog wat cynische grappen als opwarmer voor de avond. Ik ben niet zo van het hulpverlenen. Deels omdat ik mij daarin altijd ongemakkelijk voel, maar ook omdat ik vind dat je daardoor snel iemands waardigheid afpakt. Op het station staat een groep vrijwilligers al te wachten voor de late avond ploeg. Allemaal jonge mensen. Wij zijn ruim twintig jaar ouder. Het is een bonte verzameling vrijwilligers. Het initiatief wordt getrokken door een groepje jonge Marokkaans-Nederlandse jongeren, maar er is ook een Argentijns stel, een jong hip Indisch-Nederlands stel, twee jonge Ieren, en aantal vluchtelingen die al langer in Nederland zijn uit Syrië, Somalië, Irak en Eritrea. De sfeer is heel losjes, maar ook serieus. Wij hebben geen idee wat ons te wachten staat. Het wordt een emotionele roller coaster.

Onze eerste trein is die uit Basel. Het is één van de mooiste treinen die stopt op CS. We verdelen ons over de vier uitgangen van het perron met bij iedere groep een Arabisch-spreker. Mijn vrouw spreekt zeven talen. Ik vind ook wel dat je dat moet kunnen als je voor open grenzen bent. Ik zelf ben een analfabeet op het gebied van talen. De enige vreemde taal die er redelijk vloeiend uitkomt is Engels. In ”ons deel” van de trein lijken geen vluchtelingen te zitten. Ik zie echter helemaal aan het eind van het perron een groepje mensen bij elkaar staan in het donker. Ik zeg tegen mijn vrouw dat ik wel even ga kijken. In mijn oranje t-shirt met de tekst welcome refugees, we are here to help you, met een vergelijkbare tekst in het Arabisch daaronder, stap ik op het groepje af. Als ik hen beter kan zien weet ik dat dit inderdaad een groepje vluchtelingen is. Ik krijg het een beetje benauwd, maar denk: ik kan nu niet weer terug lopen. Ik stap op hen af en met een wat schriele stem zeg ik ”hallo” en vraag in het Engels of ze hulp nodig hebben. Er wordt schichtig gekeken en de jonge vrouw met een baby’tje in haar handen maakt naar mijn idee een verlegen gebaar dat ze geen hulp nodig hebben. De twee mannen en een oma zien er leeg en uitgeput uit. Communicatie is verder niet mogelijk en ik zeg: I will get my wife, she speaks some Arabic.

Ik keer met mijn vrouw terug en zij gaat meteen op de vrouw met het baby’tje af en legt haar hand op haar arm als zij tegen haar begint te praten. Ik sta er als een Hollandse zoutzak bij en vraag met handgebaren of ik bagage kan sjouwen. Dat wordt beleefd afgeslagen. Maar de groep zet zich nu wel in beweging. We lopen samen met hen naar de hal waar eten en drinken en dekens op hen wachten. Mijn vrouw zegt dat zij wel een heel ander soort Arabisch praten dan Marokkaans-Arabisch. Maar die paar woorden die zij blijkbaar wel verstonden hadden gelukkig vertrouwen gewekt. Na wat thee en soep mogen we de vier weken oude baby bekijken en vertelt de vrouw dat ze al vijf nachten niet hebben geslapen en in Slovenië vijftien uur door de modder hebben gelopen. We brengen ze later naar de nachtopvang. Als we aan het eind van de lange avond de hulpgoederen van het station naar de opvang brengen staat één van de mannen uit deze familie er op om te helpen de spullen naar de opslag container te dragen. I help, zegt hij en wijst naar mijn oranje t-shirt. Ik ben om.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Voor Erdogan is landsbelang ondergeschikt aan machtsbehoud

0
Turkey Election-.jpg
Foto: © Reuters

Het Noorse Nobel-comité heeft dit jaar de Vredesprijs verleend aan een aantal Tunesische maatschappelijke organisaties, en hoewel ze vooraf niet als favoriet waren getipt, is de toekenning meer dan verdiend. Elders in de regio is immers dat wat een paar jaar geleden nog veelbelovend als de ”Arabische Lente” werd betiteld inmiddels op een ramp uitgelopen: anarchie en territoriale versplintering in Libië, een nieuwe militaire dictatuur in Egypte die in repressiegehalte de vorige overtreft, en een steeds bloediger en uitzichtlozer burgeroorlog in Syrië.

Alleen in Tunesië, waar eind 2010 de volksopstand tegen de Arabische autocraten begon, kan van succesvolle democratisering worden gesproken. Van cruciaal belang was de bereidheid van de grote seculiere en islamistische partijen om de vaak toch fundamentele geschillen niet op de spits te drijven. De gematigd-seculiere Grondwet is door de islamistische partij Ennahda (wedergeboorte), anders dan door haar fundamentalistische geestverwanten in de buurlanden, uiteindelijk geaccepteerd.

Tunesië vormt thans het enige democratische Arabische land. Marokko toont nog teveel monarchale gebreken, en Libanon anarchistische. Terwijl de niet-Arabische regionale grootmachten Iran en Turkije, die op zich ook serieuze verkiezingen kennen, forse theocratische respectievelijk autocratische mankementen vertonen. Juist om de reden dat Tunesië een lichtend voorbeeld voor andere moslimlanden kan vormen, valt de toekenning van de Nobelprijs toe te juichen. Eens te meer is deze aanmoediging wenselijk, omdat ook in Tunesië de vrijheid weer meer onder druk komt te staan. De bloedige aanslag in Sousse van juni trof het land juist op perverse wijze in zijn achilleshiel, namelijk het als inkomstenbron zeer belangrijke toerisme, waarmee de daders doelbewust de stabiliteit van Tunesië poogden te ondermijnen om het rijp te maken voor de opmars van IS.

Niet alleen dreigt door het massale wegblijven van buitenlandse vakantiekaarten de toch al wankele economie een fatale klap te krijgen, waardoor het vertrouwen van de eigen bevolking in het jonge democratische bestel ondermijnd wordt en de maatschappelijke onrust zal toenemen – ooit de oorzaak van de opstand tegen Ben Ali. Ook dreigt de instinctmatige reactie van de overheid om op aanslagen – en dus vanwege onveiligheid voortaan wegblijvende toeristen – met scherpe maatregelen te antwoorden om ten koste van alles – burgerrechten inclusief – de openbare veiligheid te vergroten, Tunesië weer terug te leiden in de richting van een autoritaire politiestaat. In het voorkomen daarvan kunnen de nu beloonde maatschappelijke organisaties, als belichaming van de voor een democratie essentiële civil society, een cruciale rol spelen. Ook in Tunesië wachten namelijk sommige potentiële autocraten ongetwijfeld in de coulissen op hun kans.

Waar civil society, democratie en rechtsstaat intussen steeds meer onder druk komen te staan, is in het grote land dat enige jaren terug nog de rol van lichtend voorbeeld was toebedacht: Turkije. De Turkse president Erdogan verdient namelijk zeker geen vredesprijs. Na de door hem verloren parlementsverkiezingen van juni verruilde hij vrij doelbewust een eerdere politiek van verzoening met de Koerden voor een harde confrontatiekoers, omdat de verzoeningspolitiek hem geen electoraal profijt (meer) brengt. In combinatie met de onverzoenlijkheid van de PKK, die in de opkomst van de linkse pro-Koerdische partij HDP een ernstige bedreiging van het eigen Koerdische woordvoerdersmonopolie zag, heeft dat intussen tot het weer opleven van het burgeroorlogachtige geweld geleid.

Erdogan heeft precies het tegendeel gedaan van de Tunesische Nobelprijswinnaars en de leidende Tunesische politici: het belang van het land ondergeschikt gemaakt aan het behoud van zijn macht. Toch is hij nog steeds erg populair in Turkije, zoals blijkt uit de uitslag van de parlementsverkiezingen van 1 november, waarbij Erdogan s partij AKP ruim 49 procent van de stemmen binnensleepte. Erdogan s populariteit is ongetwijfeld mede te wijten aan scheve beeldvorming bij grote delen van de Turkse bevolking als gevolg van de overweldigende mediamacht van de president, maar blijft desondanks verontrustend. Ook de wapenstilstand van Ankara met de PKK berustte overigens minder op brede democratische besluitvorming aan beide zijden dan – heel traditioneel – op afspraken tussen de ene sterke man, Erdogan , en de andere, Öcalan. Voor de democratische kansen van een land, is het echter essentieel dat er niet alleen op gezette tijden verkiezingen worden gehouden, maar dat ook een democratische mentaliteit dusdanig breed wortel heeft geschoten dat autoritaire tendensen door de bevolking niet worden getolereerd.

Daarin kan ook Europa een voorbeeldrol spelen, juist door het eigen beleid jegens een buurland, waarvan de bevolking zich graag aan Europa spiegel, afhankelijk te maken van het democratische gehalte van het opereren van de desbetreffende regering. Zowel Tunesië als Turkije behoort daartoe. In dat opzicht is het uitermate ongelukkig, dat het democratische stappen voorwaarts makende Tunesië nu grotendeels door Europa over het hoofd wordt gezien, maar Brussel en Berlijn zich tegelijk, als gevolg van de vluchtelingencrisis, gedwongen menen om aan Erdogan vergaande toezeggingen te moeten doen. Toezeggingen, die op geen enkele wijze door Erdogan s eigen beleid gerechtvaardigd zijn (integendeel), maar de Turkse president wel in eigen land dát aanzien kunnen verschaffen dat hem straks een absolute meerderheid oplevert en vervolgens de realisering van zijn autoritaire dromen mogelijk maakt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Respect uit angst of bewondering?

0
Deze week wordt voor de tiende keer de Week van Respect (7-13 november) georganiseerd. Wie heeft recht op respect en onder welke voorwaarden?

De Week van Respect is een initiatief van de stichting Respect Education Foundation en begon tien jaar geleden als reactie op ‘het toenemende gevoel van onrust in de samenleving’. Het was 2005 en we hadden net de moorden op Pim Fortuyn (2001) en Theo van Gogh (2004) achter de rug. Afgelopen week maakten politici en deskundigen een tour langs scholen en clubhuizen om uit te leggen wat respect inhoudt.

Wat betekent respect?
Volgens het Van Dale-woordenboek kan respect twee dingen betekenen, eerbied of ontzag. Twee woorden die op elkaar lijken, maar toch net even iets anders betekenen. Ontzag betekent namelijk eerbiedige vrees, terwijl eerbied een gevoel van bewondering of verering is. Het ene wordt dus voortgedreven uit angst, terwijl het andere eerder gestoeld is op de intrinsieke behoefte om iets of iemand hoog te achten. Bij de ontzag variant van respect draait het dus meer om machtsverhoudingen: je bent zo bang voor iets of iemand dat je uit nederigheid de bron van je angst gaat aanbidden. Vice-premier Lodewijk Asscher doelt naar alle waarschijnlijkheid op de eerbied-betekenis van respect wanneer hij spreekt over ‘een voorwaarde voor een prettige samenleving’. Dat brengt ons bij de vraag: wat zegt religie en cultuur eigenlijk over respect?

Religie over respect
Theoloog Henk Vroom schreef op nieuwwij.nl (7 januari 2009) het volgende over islamitische bronnen voor respect: ‘Je mag geen andere goden naast God hebben. Alle mensen weten dit van nature. Daarom respecteer je mensen. Uit respect voor je naaste maak je deze waarheid aan anderen bekend, maar je realiseert je wel dat er in de religie geen dwang mag zijn.1 Alle mensen die geloven moeten leven zoals God het wil; zijn wil is bekend gemaakt in de Koran en in de aanwijzingen voor het juiste leven die God aan de profeet Mohammed heeft gegeven. Daarom zijn Mohammed en zijn metgezellen voorbeeldig voor hoe mensen moeten leven.’ Het vrezen van God is een terugkerend thema in de Koran, je zou dus kunnen concluderen dat de relatie die de mens met God heeft vooral eentje is van ontzag en in mindere mate eerbied.

In het christendom speelt de wederkerigheid een belangrijke rol. Een bekende uitspraak die toegeschreven is aan Jezus is: ‘Wat gij niet wil dat u geschiedt doe dat ook een ander niet.’ In soera 49:12 van de Koran vinden we een vergelijkbare uitspraak terug: ‘O gij die gelooft, onthoudt u van te veel gissingen (speculaties, red.), er zijn gissingen die zonde zijn. Bespiedt elkaar niet en belastert elkaar niet. Zou iemand van u wensen het vlees van zijn dode broeder te eten? En vreest God. God is berouwaannemend en barmhartig.’

Het aanbidden van meerdere goden is voor de abrahamitische religies verwerpelijk, maar hoe zit het eigenlijk met respect in het hindoeïsme voor andere groepen? Hindoes geloven net als boeddhisten en sommige christenen, joden en moslims dat alle religies paden zijn naar de top van dezelfde berg. Toch heeft volgens het hindoeïsme zeker niet iedereen evenveel recht op respect. Vroom: ‘Vanwege reïncarnatie moet men evenveel respect hebben voor mensen als voor dieren. Vooral de brahmaanse stand is dan ook vegetarisch. Mensen die dieren mishandelen en zelfs eten, verdienen aanmerkelijk minder respect.’

Humanistische bronnen van respect
Als iemand niet gelooft in God, dan kan dat voor sommige religiebeoefenaars een reden zijn voor minder of geen respect, maar is er eigenlijk voldoende grond voor respect voor atheïsten naar gelovigen? Het humanisme is een uit de verlichting ontsproten beweging die de mens zelf centraal stelt. De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en kan en mag die verantwoordelijkheid niet neerleggen bij zijn of haar schepper. Het humanisme respecteert elk individu en probeert de ander en zichzelf de vrijheid te geven in het maken van keuzes, ook als die keuze niet de zijne is. Het is voor een humanist wel belangrijk dat die keuzes gemaakt worden op basis van verstand en voortschrijdend inzicht. Een uitspraak van de humanist Desiderius Erasmus is bijvoorbeeld: ‘Ik zal de Kerk verdragen, totdat ik een andere, betere vind.’

De Kanttekening vroeg willekeurige voorbijgangers op straat in Zwolle naar hun ideeën over respect.

Eveline Boersma

Wist je dat het deze week ‘week van respect’ is?
‘Ja, ik had er over gelezen in een lokaal nieuwsblad.’

Wat vind je ervan dat er een speciale week voor respect is?
‘Goed initiatief, het is goed dat er in de samenleving aandacht voor is.’

Wat is respect voor jou?
‘Mensen de ruimte geven om zichzelf te zijn, zonder dat je gelijk iets terug verwacht.’

Verdient iedereen jouw respect?
‘In principe wel, er zijn natuurlijk wel moeilijke situaties waarin het veel van een mens vraagt om nog respectvol te kunnen blijven. Ideaal zou uiteraard zijn als je nooit je respect voor anderen zou verliezen, maar in de praktijk is er wel een grens aan wat nog respect verdiend. Als iemand bijvoorbeeld zegt een hekel aan mij te hebben en zegt mij niet te willen respecteren, dan weet ik niet of ik diegene nog hetzelfde respect kan geven.’

Als iemand veel geld verdiend, geef jij hem dan respect?
‘Niet persé. Geld verdienen is niet heel bijzonder, respect verdien je meer door je best te doen voor de goede zaak.’

Tilahunn Breunesse

Wist je dat het deze week ‘Week van respect’ is?
‘Nee.’

Wat vind je ervan dat er een speciale week voor respect is?
‘Eigenlijk raar dat daar een speciale week voor is, vind je niet? Dat geeft aan dat we blijkbaar niet al elke dag bezig zijn met respect. Respect zou vanzelfsprekend moeten zijn.’

Wat is respect volgens jou?
‘De ander waarderen.’

Heeft iedereen recht op respect?
‘Ja, echt iedereen!’

Ook moordenaars en pedofielen?
‘Ja, zelfs moordenaar en pedofielen hebben recht op respect. Hun daden zijn natuurlijk verwerpelijk, maar ik geloof dat elk mens een goed hart heeft. Slechte mensen bestaan niet, wel slechte daden.’

Wat als iemand jou niet respecteert?
‘Dan respecteer ik diegene alsnog! Ik ben christen en ik geloof dat je een mens kunt veranderen door goed te doen. Er kunnen allerlei redenen zijn voor waarom je wordt uitgescholden of beledigd. Misschien heeft de persoon die dat doet een slechte dag? Zo iemand krijgt bij mij altijd een tweede kans.’

In de straatcultuur betekent respect ook aanzien, wat vind je daarvan?
‘Voor mij is respect nooit gekoppeld aan succes. Een directeur verdient in mijn ogen niet meer respect dan iemand in dienst. Ze kunnen namelijk beiden hun best doen om goed werk af te leveren.’

Emre Akpinar

Wist je dat het deze week ‘Week van respect’ is?
‘Ik heb er op school over gehoord.’

Wat vind je ervan dat er een speciale week voor respect is?
‘Hangt ervan wat de motivatie erachter is. Ik hoor net van u dat het bedacht is door een rabbijn. Voor mij betekent respect dat elke groep goed behandeld wordt. Het zou niet goed zijn als de Week van Respect alleen zou gaan over de genocide op joden bijvoorbeeld, maar over respect voor iedereen.’

Wat is respect?
‘Dat iedereen gelijk behandeld wordt.’

Wanneer verdient iemand jouw respect?
‘In principe verdient iedereen respect. Ik heb respect voor mensen die vrijwilligerswerk doen of andere goede dingen, maar als je bijvoorbeeld mensen bewust beledigt of kwetst verlies je in mijn ogen wel respect. Ik heb geen respect voor mensen die met een IS-vlag of PKK-symbolen rondlopen. Ook voor pedofielen kan ik geen respect hebben, die moeten behandeld worden. Er is wel degelijk een limiet aan respect.’

Respect wordt in de straatcultuur ook gezien als aanzien, hoe zie jij dat?
‘Dat is een verkeerd beeld van respect. Dan draait het om macht. Wat dat betreft ben ik blij dat ik in Nederland geboren ben. Mijn roots liggen in Turkije, daar draait momenteel alles om macht, dat heeft niets met respect te maken.’

Gezocht: vrije geest die xenofobe volksmenners van repliek kan dienen

0
europe-migrants-greece.jpg
Foto: © Reuters

Een paar weken geleden was ik bij een manifestatie in Utrecht waar geprotesteerd werd tegen de PEGIDA-manifestatie op een andere plaats in Utrecht op hetzelfde moment. De burgemeester van Utrecht had beide kampen verboden om zich te verplaatsen omdat hij bang was voor confrontaties. In beide gevallen werd ‘voor eigen parochie gepreekt’. 

Ik behoor tot het anti-PEGIDA-kamp en dus kon ik me laven aan de toespraken van linkse politici, vakbondsactivisten, vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en voorzitters van moskeeverenigingen. Zij hadden het over getraumatiseerde vluchtelingen uit oorlogsgebieden, schrijnende taferelen in – waar mensen rond een vuurtje staan te blauwbekken en kinderen onder een plastic zak liggen te slapen – die hun verantwoordelijkheid niet willen nemen, en over het verbijsterende gemak waarmee de ‘vluchtelingendiscussie’ naadloos overgaat in een ‘islamdiscussie’. Geen begenadigde sprekers, maar ze hadden natuurlijk heel erg gelijk dus wat maakt het uit?

Ongeveer een halve kilometer verderop stonden PEGIDA-aanhangers zich te laven aan verhalen over asielzoekers die de omgeving onveilig maken voor vrouwen, de gelukzoekers die op ‘onze’ rijkdom afkomen, de jihadi’s die zich tussen de vluchtelingen verstoppen om hier aanslagen te plegen, en de ‘totale chaos’ die de ‘massa-immigratie’ met zich meebrengt. 

Preken voor eigen parochie betekent voor toehoorders een bevestiging van wat je toch al vond. Je gaat natuurlijk niet naar een PEGIDA-demonstratie omdat je wellicht overtuigd wordt van het gelijk dat ze claimen terwijl je nu heel anders denkt. Ik heb het de afgelopen weken diverse malen van deskundigen gehoord; de enorme aandacht in de media voor de vluchtelingen creëert weliswaar nieuwe facts on the ground, zoals het plaatsen van hekken, verzet tegen asielzoekersopvang, acties om vluchtelingen te helpen en overleg in Brussel, maar het lijkt erop dat deze situatie niet zo’n invloed heeft op de verdeling van standpunten. Zeker niet op de flanken. 

Het gruwelijke beeld van het jongetje Aylan, aangespoeld op het strand van Bodrum in Turkije, heeft veel discussie losgemaakt, net als de foto van het naakte ‘napalmmeisje’ Kim in Viëtnam in 1972. Maar degene die meent dat de grenzen dicht moeten en die geschokt is over de foto van Aylan – tenminste daar ga ik maar even vanuit – zal na het zien van de foto niet tot de conclusie komen dat de grenzen niet dicht moeten. Beelden hebben een impact, maar de betekenis van die beelden en de richting van het effect zitten niet in het beeld zelf vervat, maar worden er ingelegd door de kijker.

Daar zit ruimte voor meningsvorming, maar het lijkt erop dat die ruimte alleen door tegenstanders van asielopvang en door islamofobe volksmenners gebruikt wordt. Het brengt mensen in beweging die er anders niet over zouden peinzen de straat op te gaan. Woordvoerders aan die kant schetsen het publiek apocalyptische vergezichten voor over de gevolgen van de instroom van asielzoekers. Of dat gebaseerd is op feiten en cijfers doet er niet toe. De verbeelding doet het werk. Je kunt de belachelijke retoriek van Geert Wilders afdoen als facts-free politics, maar kennelijk werkt het nog steeds.

Degenen die het opnemen voor vluchtelingen vertrouwen er teveel op dat de ‘overkant’ uiteindelijk wel in zal zien dat hun standpunten wel gebaseerd zijn op feiten en cijfers en dat die voor zichzelf spreken. Het is vergelijkbaar met de milieudiscussie. Maar helaas, de feiten hebben zelf geen gelijk; dat gelijk moet aangereikt worden door middel van verbeelding. 

De kern van de milieubeweging haalde indertijd de neus op voor de An Inconvenient Truth-campagne van voormalig vice-president Al Gore. Hij zou zichzelf met zijn stevig aangezette standpunten begeleid door mooie filmpjes en bewegende diagrammen in de vingers snijden. Lijkt me niet verstandig om Gore zo af te serveren. 

Bij het vluchtelingenvraagstuk ontbreekt het aan een woordvoerder met verbeeldingskracht en overdrijving. Te vaak wordt gekozen voor een soort veilig enerzijds anderzijds. Frankrijk heeft Emmanuel Todd die in zijn nieuwe boek Wie is Charlie? de knuppel in het hoenderhok gooit. Wij hebben alleen maar onze ‘nationale dominee’ Paul Scheffer die op 24 oktober in de NRC weer met een verhaal kwam over ‘ons geweten’ en het ‘ongemak’, een soort multicultureel drama deel 2 met als boodschap ‘zeg later niet dat ik jullie niet heb gewaarschuwd’. Wellicht heeft Scheffer gelijk in de afweging van argumenten, maar daar zitten we helemaal niet op te wachten.

We hebben nu iemand die tot de verbeelding spreekt nodig, niet iemand die namens een organisatie spreekt, maar een vrij denkende geest met een ruime dosis verbeeldingskracht. Iemand die de xenofobe volksmenners van repliek kan dienen. Misschien iets voor Ramsey Nasr, of Abdelkader Benali, of Joris Luyendijk?

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Erdogans machtsmisbruik blijft onbestraft

0
Erdogan-Hitler-groet.jpg
Foto: © AP. Recep Tayyip Erdogan .

Met de verkiezingszege van Erdogan heeft de Turkse kiezer een bijzonder slecht signaal afgegeven aan alle andere autocraten: intimidatie en dreigen met chaos loont. Zelfs in een democratisch stelsel kun je een kiezersmeerderheid naar je hand zetten. Erdogan heeft geprofiteerd van de grotendeels door hemzelf met dat doel gecreëerde instabiliteit. Het moedwillig ontwrichten van een vredesproces, vergaande corruptie en grootheidswaan, de vervolging van onwelgevallige journalisten wegens ”belediging van het staatshoofd”, ontslag voor rechters die niet gewillig aan de regeringsagenda meewerken, vormen voor een grote verkiezingszege kennelijk geen belemmering.

De president hoeft zijn Poetin-achtige ambities niet meer in de ijskast te parkeren, integendeel. Zijn machtsmisbruik en ondermijning van de rechtstaat blijven onbestraft. Zijn appelleren aan de noodzaak van ”orde” heeft gewerkt. De behoefte aan een sterke man zit kennelijk te diep om voor het moment de Turkse democratie echt inhoud te kunnen geven: democratie niet als een middel waarmee de meerderheid de minderheid haar wil oplegt, maar als een stelsel waarin de meerderheid juist aan de minderheid veel vrijheid laat, ook in het bewustzijn dat zij straks zélf in de minderheid zou kunnen zijn.

Ofwel is de AKP-kiezer als gevolg van het bijna-mediamonopolie van Erdogan alle de door de AKP opgediste leugens gaan geloven, of het laat hem koud. Wat erger is, valt moeilijk te bepalen – voor de democratische mentaliteit van de kiezer het laatste, voor zijn vermogen tot zelfstandige oordeelvorming het eerste. Het blijft verontrustend, hoeveel in de EU woonachtige Turken op de AKP hebben gestemd. Zij hebben immers wél toegang tot pluriforme media om zich een evenwichtig beeld van de werkelijkheid te vormen.

Sluiten ook veel Turks-Nederlandse AKP-kiezers zich daarvoor af? Laten zij zich door de grootspraak van Erdogan meevoeren? Laat het lot van de Turken in Turkije zelf, waarvan de niet-AKP-stemmende helft nu nog verdere inperking van haar vrijheid wacht, koud? Of menen zij dat vrijheid slechts toekomt aan hen die Erdogan steunen en alle anderen eigenlijk landverraders zijn?

Dat is in heel veel landen buiten Europa het probleem, waar men het Angelsaksische electorale systeem van The winner takes all kopieert, maar zonder de erbij horende onafhankelijke instituties, terwijl ook de civil society onvoldoende ontwikkeld is om bij machtsmisbruik echt tegenspel te bieden. The winner takes all betekent dan al snel dat de winnaar inderdaad alles neemt, en zijn kiezersmandaat van een (hoe krappe ook) meerderheid als een vrijbrief opvat om de rechtstaat opzij te schuiven, onder het motto: het volk heeft mij gekozen, dus ik mag nu namens het volk met de staat doen wat ik wil.

Met Erdogan s zege is ook Turkije, in navolging van het door hem in dit opzicht als voorbeeldig bewonderde Rusland van Poetin, weer een stapje die foute weg opgegaan. Na een klein half jaar is het bij de vorige verkiezingen afgedwongen experiment van een democratie waarin de politieke concurrent niet vervolgd, maar tot samenwerking wordt uitgenodigd, weer ten einde. Met de AKP nu dus voor 17 jaar aan de macht, dreigt Turkije in een eenpartijstaat te veranderen.

Wat betekent dit nu voor de relatie met de EU? Nu net is eindelijk de inhoud van een vrij vernietigend rapport over de ontwikkelingen op rechtstatelijk gebied in Turkije bekend geworden, waarvan de openbaarmaking bewust door Brussel tot na de verkiezingen was uitgesteld. Was dit om Erdogan niet voor het hoofd te stoten, die men vanwege de vluchtelingencrisis – getuige de ommezwaai van Merkel met haar hals-over-kop-bezoek aan Ankara – plots zo hard nodig had dat men, op papier althans, aan al zijn eisen toegaf? Door de noodzaak van een Europese bijdrage aan de Turkse opvang en van Europese samenwerking met Turkije bij de aanpak van het Syrische conflict in een soort van koehandel te vermengen met het Europese visabeleid en de toetredingsonderhandelingen, heeft Brussel zich voor de toekomst veel ellende op de hals gehaald.

Want uiteraard kan er geen sprake van zijn dat een land met een regering die opereert als die van Erdogan , serieus kans maakt op een EU-lidmaatschap. Men kan natuurlijk voor de vorm allerlei onderhandelingen beginnen – praten is ook beter dan schieten – maar er zal, om die inhoudelijk ook maar enigszins zinvol (om te zwijgen van kansrijk) te maken, eerst fundamenteel én duurzaam het nodige in Turkije zelf ten goede moeten veranderen. Nu gaat het juist precies de foute kant op, en gezien Erdogan s presidentiële ambities en zijn niet voor enige tegenspraak vatbare karakter gaat het dat de komende tijd vast nog meer.

Niet alleen fundamenteel, maar ook duurzaam ja: het moet niet mogelijk zijn om positieve stappen weer even in hun tegendeel te doen verkeren, als de uitkomst de machthebbers onwelgevallig is. Dat hebben we, juist ook met Erdogan , in het verleden al te vaak gezien. Zeker als een EU-lidmaatschap echt serieus ter tafel mocht komen, moet de onomkeerbaarheid gegarandeerd zijn. Dat vergt ook een andere mentaliteit onder de Turkse kiezers dan waarvan de helft hunner afgelopen zondag blijk gegeven heeft.

Kan Brussel niet van die onomkeerbaarheid aan, dan hebben we straks een kopie van het huidige probleem met de autoritaire Hongaarse premier Orban. Alleen dan – wat om te managen al moeizaam genoeg is – niet met een middelklein maar zeer groot land.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Registratie van moslimdiscriminatie of islamofobie?

0
discriminatie-moslims-copyright AP (2).jpg
Foto: © AP

EWOUD BUTTER

Neemt de discriminatie en uitsluiting van moslims in Nederland toe? Veel mensen die geregeld tijd doorbrengen op internet en op social media zullen ongetwijfeld die indruk hebben. Daarnaast zijn er ook politici en belangenorganisaties die ervan overtuigd zijn dat moslims in Nederland steeds vaker worden buitengesloten.

Maar is dat ook zo? Het enige juiste antwoord op die vraag is dat we het niet zeker weten. Er is weliswaar door sociaal- en tekstwetenschapper Ineke van der Valk (Universiteit van Amsterdam) onderzoek gedaan naar incidenten rond moskeeën en uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) weten we dat bijna twee op de drie moslims in 2014 ten minste één discriminatie-ervaring in het voorafgaande jaar had.

Toch weten we niet of moslimdiscriminatie toeneemt. Een belangrijke reden daarvoor is dat de discriminatie van moslims tot voor kort niet apart geregistreerd werd. Dergelijke gevallen van discriminatie werden in de praktijk meestal ingeboekt als discriminatie op grond van godsdienst of als discriminatie op grond van etniciteit (bij migranten) en ook wel eens als antisemitisme (bijvoorbeeld wanneer een hakenkruis op een moskee was geschilderd).

Om daar verandering in te brengen heeft het kabinet op 12 januari van dit jaar met verschillende moslimorganisaties afgesproken dat de registratie van moslimdiscriminatie wordt verbeterd. Het kabinet hanteert niet alleen de term moslimdiscriminatie, maar heeft het in andere stukken ook wel eens over het tegengaan van moslimhaat, anti-moslim-sentimenten en in een enkel geval wordt de term islamofobie gebruikt.

Ook op lokaal niveau wordt aandacht gevraagd voor het apart registreren van de uitsluiting van moslims en ook in gemeenten worden daarvoor verschillende termen gebruikt. 

Rotterdam

In Rotterdam doet anti-discriminatie-bureau Radar in samenwerking met de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) onderzoek naar de uitsluiting van moslims. Bij de presentatie van het onderzoek werden zowel de termen islamofobie als moslimhaat gebruikt.

Utrecht

In Utrecht wordt, niet zonder discussie, de term islamofobie gebruikt. De anti-discriminatie-voorziening Art.1 Midden Nederland (MN), een expertisecentrum voor gelijke behandeling en discriminatiezaken, is al begonnen met het registreren van islamofobie en in het actieplan Utrecht zijn we samen worden trainingen islamofobie aangekondigd.

Den Haag

In Den Haag spreekt de verantwoordelijk wethouder Rabin Baldewsingh niet over islamofobie, maar over islamfobie/moslimhaat. In februari van dit jaar liet hij de Haagse gemeenteraad weten dat islamfobie/moslimhaat net als antisemitisme een officiële discriminatiegrond moet worden. “Het is van belang dat incidenten waarbij sprake is van islamfobie/moslimhaat worden geregistreerd”, schreef Baldewsingh aan de gemeenteraad. Er moet volgens hem erkenning komen voor deze (relatief) nieuwe vorm van discriminatie.

Amsterdam

In Amsterdam ten slotte steunt een meerderheid van de gemeenteraad de aparte registratie van moslimdiscriminatie. In de begroting 2016 schrijft het Amsterdamse college: “Het college verafschuwt antisemitisme. Ook het tegengaan van islamofobie is een continu aandachtspunt van de gemeente.” Over die laatste zin struikelden vervolgens verschillende partijen in de Amsterdamse gemeenteraad, omdat ze moeite hebben met de term islamofobie.

Omstreden term

Hoewel de term islamofobie internationaal en in de wetenschap sinds het begin van de vorige eeuw vaak wordt gebruikt, is het in Nederland een omstreden term. Een fobie is, zo wordt geredeneerd, een irrationele angst en er zijn genoeg redenen te bedenken om een gegronde angst te hebben voor intolerante, bedreigende of terroristische daden die her en der uit naam van de islam worden uitgevoerd. Anderen, zoals voormalig VVD-leider Frits Bolkestein, ervaren het gebruik van deze term als een middel om kritiek op de islam onmogelijk te maken of om angst voor de islam te criminaliseren.

Antropoloog Martijn de Koning stelt daartegenover dat het bij islamofobie (net als bij homofobie en xenofobie) niet (alleen) gaat om “psychologische angst”, maar ook om “sociale angst of sociale paniek waarbij en waardoor specifieke intolerante en gewelddadige handelingen van bepaalde moslims worden gezien als typisch en essentieel voor de islam”. Angst is volgens De Koning bovendien slechts een deel van het fenomeen islamofobie dat verder bestaat uit “afkeer en vijandigheid ten opzichte van een eenzijdig en stigmatiserend beeld van de islam”.

Niet strafbaar

Angst voor moslims is echter niet strafbaar. Hetzelfde geldt voor afkeer van moslims en het hebben van stigmatiserende beelden van moslims. Van strafbaarheid is wel sprake wanneer moslims naar aanleiding van deze angsten, afkeer of vooroordelen ongelijk behandeld of buitengesloten worden. Er is dan sprake van discriminatie, in dit geval moslimdiscriminatie.

Ook het bedreigen van moslims op grond van hun geloof, haatzaaien tegen moslims of het gebruik van geweld tegen moslims en islamitische gebouwen, wordt vaak tot moslimdiscriminatie gerekend.

Bij de term moslimdiscriminatie gaat het dus over mogelijk strafbare handelingen en niet over de attitudes, gevoelens en ideologieën die daaraan ten grondslag liggen. Bij de termen moslimhaat en islamofobie is daar wel aandacht voor. Vergelijkbaar is het onderscheid tussen enerzijds jodendiscriminatie en anderzijds jodenhaat en antisemitisme. Bij die laatste begrippen is ook aandacht voor achterliggende angsten, afkeer en vooroordelen.

Het is goed dat het kabinet en diverse lokale overheden de discriminatie en uitsluiting van moslims op grond van hun geloof willen registreren. Onduidelijk is vooralsnog wat ze dan precies gaan registreren. In beleidsstukken wordt gesproken over moslimdiscriminatie, islamofobie, islamfobie en moslimhaat. Soms worden verschillende termen in één stuk, zonder verdere definiëring, door elkaar gehanteerd. Daarmee wordt niet duidelijker wat er nu precies geregistreerd gaat worden.

Woorden doen ertoe. Moslimdiscriminatie is iets anders dan de bredere begrippen islamofobie en moslimhaat. Registratie begint met een heldere keuze van hetgeen geregistreerd wordt.