21.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 282

Rechter: “From the river to the sea Palestine will be free” niet strafbaar

0

De leus ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ is niet strafbaar. Het gerechtshof Amsterdam zal daarom niet overgaan tot vervolging van een activist die in 2021 tijdens een demonstratie deze woorden gebruikte.

Activist Frank van der Linde deelt de uitspraak, gedaan op 15 augustus, op Twitter. ‘From the river to the sea…’ is een bekende leus onder mensen die zich inzetten voor de Palestijnse zaak. Het is een uiting van hoop, dat voor de Palestijnen in het land tussen de Jordaan (river) en de Middellandse Zee (sea) ooit mensenrechten en vrijheid gegarandeerd mogen zijn. Activisten voor de staat Israël menen echter dat deze uitspraak impliceert dat die staat van de kaart moet worden geveegd en vinden dit antisemitisch – en dus strafbaar.

Bij een manifestatie voor Palestina op 21 juni 2021 gebruikte een activist die leus. Iemand deed hiertegen aangifte, maar het Openbaar Ministerie concludeerde in 2022 dat er geen sprake was van een strafbaar feit. Daartegen ging diegene in beroep – maar de rechtbank in Amsterdam bevestigt nu: er is ‘geen sprake van bedreiging, opruiing of strafbaar aanzetten tot haat’. Daarnaast haalt de rechter de conclusie aan dat ook over het gebruiken van de sjahada-vlag (een vlag met daarop de islamitische geloofsbelijdenis in het Arabisch) niet strafbaar is.

De uitspraak is van belang, omdat activisten voor de staat Israël, vaak aan de hand van de omstreden IHRA-definitie van antisemitisme, regelmatig betogen dat er tijdens demonstraties voor Palestina strafbare uitingen plaatsvinden. Van der Linde is opgelucht: ‘Zou ook redelijk absurd zijn als het wel strafbaar zou zijn geweest, maar goed, je weet nooit tegenwoordig.’

Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid voegt toe dat internationaal ‘in de kritische literatuur’ al lang duidelijk was dat ‘From the river to the sea…’ een strafvrije uitspraak is. In Nederland is dat nu door de rechter bevestigd.

Ritania Wirht: ‘Zwarte kinderen kregen nooit glansrollen’

0

Het naamplaatje naast de bel zegt ‘R. Wirht’. Dat moet een vergissing zijn, denk ik; Ritania heet toch Wirth? Maar als ik binnen ben, brengt het naamplaatje me onmiddellijk bij de kern: slavernij. En de gevolgen daarvan, tot vandaag de dag.

‘Onze naam is Duits. We zijn het eigendom van een Duitse plantagehouder geweest,’ vertelt Ritania, een gastvrije, openhartige dertiger die, zegt ze, ‘volop in ontwikkeling is’. Ze studeerde voor schrijfster, werkt bij de Stadsschouwburg Utrecht en werd bekend als Miss Black Hair Nederland. Ik ontmoet haar vanuit mijn functie bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en wil haar verhaal horen over het slavernijverleden en de verwerking ervan. ‘Wie in 1863 werd vrijgelaten, kreeg de achternaam van de plantagehouder’, vervolgt Ritania. ‘Het was gebruikelijk dat er dan letters of lettergrepen werden verwisseld of zelfs dat de naam werd omgedraaid.’

Excuses

‘De excuses van premier Rutte voor de slavernij verrasten me. Ik hoopte wel dat dit een keer zou gebeuren, maar had het niet verwacht. Dat het er snel doorheen werd gedrukt, maakte me argwanend. Was daar geen betere dag voor te vinden dan 19 december? En waarom gebeurde het niet ’s avonds, of op een tijdstip dat iedereen het kon zien, zoals bijvoorbeeld bij de corona-persconferenties? Het voelde niet oprecht, meer bedoeld voor de Nederlandse politiek dan voor de nakomelingen van de slachtoffers. Gelukkig maakte koning Willem-Alexander 1 juli wel echte excuses. Deze keer raakte het me diep. Het voelde persoonlijk en welgemeend, omdat de koning, los van pardon, ook om vergiffenis vroeg. Ook had hij de moed om tegenstanders en mensen die onbegrip tonen, aan te spreken op hun manier van doen en denken. Hij durfde aan te dringen op verbetering van hun gedrag en houding. Ik heb nu voor het eerst de hoop dat er significante stappen gezet kunnen worden naar een betere toekomst.’

Racisme

In het gezin waar Ritania opgroeide, was Keti Koti heel belangrijk. Haar ouders kwamen in de jaren zeventig van de vorige eeuw naar Nederland en stichtten daar een gezin. Rond Ritania’s tiende jaar emigreerden ze naar Paramaribo. Daar maakte zij de basisschool af. Anders dan in Nederland was daar uitgebreid aandacht voor de slavernij, dus wist ze al jong wie Boni, Baron en Jolicoeur waren. Omdat het Surinaamse politieke klimaat rond de eeuwwisseling niet stabiel was, ging het gezin terug naar Nederland, zodat Ritania en haar zus hun schoolcarrière konden vervolgen.

‘Ik was me al heel jong bewust van racisme, nog voordat we verhuisden naar Paramaribo’, vervolgt Rtiania.’ Op mijn christelijke basisschool in Purmerend zaten weinig gekleurde leerlingen. We moesten elk jaar naar Jesus Christ Superstar kijken, maar op een gegeven moment kon ik dat niet meer. Het stoorde me dat Judas werd gespeeld door een zwarte acteur. Ik zei: “Waarom moet uitgerekend Judas, de verrader, als enige zwart zijn en de rest, inclusief Jezus, wit?” Ook viel het me op dat zwarte kinderen bij het kerstspel altijd de rol van bijvoorbeeld een schaap of de ezel kregen. Je moest dan de voor- of achterkant zijn, in een ongemakkelijk kostuum. We kregen nooit de glansrollen. Ook kregen zwarte klasgenootjes vaker de schuld van een vechtpartijtje, vaker straf en vaker een lager schooladvies. Daar was ik toen al boos over. Helaas leidde mijn protest niet tot verbetering en werd het racisme niet onderkend.’

Oma op blote voeten

‘In de slavernijarchieven vind je wel gegevens over je stamboom, maar meestal geen verhalen. Gelukkig kent de familie van mijn moeder een verhaal over mijn betovergrootmoeder Rose Codrington, die behoorde tot de laatste generatie in slavernij. Zij mocht geen schoenen aan maar liep altijd op blote voeten, zoals iedere slaafgemaakte. Na 1 juli 1863 bleef ze dat doen; ze durfde geen schoenen te dragen.

Oma Rose was vroedvrouw. Ze zal op de plantage vreselijke dingen hebben meegemaakt, want in die tijd werden pasgeboren baby’s uit de armen van hun moeders gerukt en voor een spiegeltje verkocht aan andere slavenhouders. En vrouwen werden, pas bevallen, nog bloedend en wel, alweer aan het werk gejaagd. Rust en ruimte voor herstel werd hun niet gegund. Erover praten deed oma Rose niet, ze zong liever gospelliederen.’

Prent uit J.G. Stedman, ‘Narrative of a five years’ expedition against the revolted Negroes of Surinam’ uit 1796 (beeld: Tropenmuseum)

Eén plaatje

‘Ik hield van geschiedenis. Maar toen ik op de middelbare school in Nederland dat vak kreeg, werd ik opnieuw boos. Want over Suriname en de slavernij stond in het boek alleen maar dit plaatje, van een vrouw die met een ketting vastgebonden stond aan een boom en met de zweep kreeg. Dat plaatje kende ik van de basisschool in Suriname. Het was het mildste slavernijplaatje dat ik gezien had. En dat terwijl er genoeg andere, vreselijke afbeeldingen zijn: over brandmerken, vierendelen, en over de marteling van Tula, de leider van de slavenopstand op Curaçao in 1795. Ik weet ook nog precies de drie regels waarmee mijn lesboek op de middelbare school de slavernij afdeed: dat er slavenhandel was, dat er plantages waren, en dat het een zwarte bladzijde was. Dat was alles. Toen ben ik van geschiedenisles weggebleven tot aan het eindexamen.’

Doorwerking van het verleden

Bij de nazaten van de daders ziet Ritania het slavernijverleden doorwerken in privileges. Gemiddeld hebben ze een hogere opleiding gevolgd en hebben ze meer geld dan gekleurde gezinnen. ‘Je kunt er niks aan doen dat je bij je geboorte voordelen hebt gekregen, maar het zou helpen als je het beseft en je inzet voor anderen met minder kansen.’

Ook bij de nakomelingen van de slaafgemaakten ziet Ritania gevolgen van het verleden. ‘Onze identiteit als zwarte mensen is ons met geweld afgepakt. Vóór de slavenhandel was Afrika een ontwikkeld continent. De Egyptische piramiden zijn gebouwd door gekleurde mensen met kennis van wiskunde. De gaper bij de drogist is een Moor: zwarten legden de basis voor de geneeskunde. Maar dat weet bijna niemand! Als zwarte Nederlander moet je nu je identiteit vormen zonder te weten waar je vandaan komt. En het ideaal dat je voorgehouden krijgt – naar mijn mening: leven zoals witte Nederlanders behaagt – is oneerlijk en onbereikbaar. Want jij zult nooit wit zijn, hoe hard je ook je best doet.’

Ritania is christen, maar ze vecht ook met God: ‘Ik maak ruzie met God, maar zoek Hem ook op.’ Haar geloof, beseft ze, kun je zien als een opgedrongen, koloniaal geloof. ‘Wintirituelen worden in het ene deel van mijn familie gepraktiseerd, in een het andere deel niet. De kerk maakte mensen er bang voor en wilde er niet van weten. Ik ben er niet meer bang voor en durf ze te onderzoeken. Aan de andere kant: ik geloof in Jezus en heb momenten waarop ik God echt ervaar. Dat wil ik niet kwijt.’

Helingsproces

Tussen Nederlanders enerzijds en Surinamers en Antillianen anderzijds is een helingsproces nodig. Ritania: ‘Wie privileges hebben, moeten onderkennen dat dit zo is en dat ze onrechtmatig verkregen zijn. Ze moeten de andere partij die privileges ook gunnen (of anders ervan afzien), oprechte excuses aanbieden als ze fouten maken, en willen leren van fouten. Geef anderen de ruimte om zonder gestuurd te worden hun eigen identiteit te vinden. Ga naar de achtergrond en luister. Alleen zo kan de etterende wond genezen.’

Kan de kerk bij dat helingsproces helpen? Ritania twijfelt: ‘De kerk is mede-veroorzaker van het probleem. En dan is het lastig om ook deel van de oplossing te zijn. Wel kan de kerk helpen bij het onderdeel vergeving – want dat is een van de allermoeilijkste dingen om te doen. Daar zou de kerk expert in moeten zijn, met Jezus als boegbeeld. Ik denk hierbij aan Pasen. Hoewel ik zelf nog zoek naar de betekenis en de rol van Jezus’ dood en opstanding, is Pasen het ultieme verhaal over vergeving en een nieuw begin. Jezus werd onschuldig gedood voor andermans fouten – en juist daardoor is er genade voor mensen. Ik word daar wel stil van.’

=-=

Dit interview verscheen op 31 mei op website debijbel.nl van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het sluit aan bij het boekje ‘Geroepen om vrij te zijn, Bijbelstudies over slavernij en vrijheid’.

Na Libanon en Koeweit verbiedt ook Algerije Barbiefilm

0

De Algerijnse autoriteiten hebben besloten de Hollywoodproductie Barbie te verbieden vanwege het ‘schenden van de moraal´ van het land. De film zou homoseksualiteit promoten. Eerder besloten Libanon en Koeweit om soortgelijke redenen Barbie te verbieden.

In sommige Algerijnse bioscopen draaide Barbie sinds vorige maand, bericht internationaal persbureau Associated Press. De film mag nu niet meer vertoond worden.

Algerije is niet het eerste land dat Barbie verbiedt. Koeweit besloot de film vorige week te verbieden om de ‘publieke moraal’ te beschermen, aldus de BBC. Ook Libanon heeft de film verboden.

Vietnam heeft Barbie om politieke redenen verboden, vanwege het gebruik van een kaart waarop de betwiste ‘zeegrenzen’ tussen het land en China staan.

Barbie is een komediefilm, waarin de beroemde speelgoedpop Barbie naar de echte mensenwereld verhuist. Margot Robbie (The Wolf of Wall Street, Suicide Squad) speelt de gelijknamige hoofdpersoon.

‘Verenigd Koninkrijk moet kwalijke rol erkennen bij coup Iran in 1953’

0

David Owen, de Engelse oud-minister van Buitenlandse Zaken (1977-1979), wil dat het Verenigd Koninkrijk de rol van de inlichtingendienst MI6 erkent bij de omverwerping van de laatste democratische leider van Iran. Dat mag wel, zeventig jaar na dato, vindt hij, omdat het ‘de Britse geloofwaardigheid ten opzichte van de huidige Iraanse hervormingsbeweging’ ten goede komt. Dat schrijft de Engelse krant The Guardian.

De VS heeft al tien jaar geleden de rol van de eigen inlichtingendienst CIA bij de coup van 1953 erkend. Toen bleek uit vrijgegeven documenten dat de Iraanse premier Mohammed Mosadegh in een gezamenlijke operatie van de CIA en MI6 is afgezet. De officiële Britse lijn is tot nu toe geweest om elk commentaar over inlichtingenzaken te weigeren.

Toen Mosadegh in 1951 premier werd van Iran, begon hij meteen westerse oliebedrijven in het land te nationaliseren. Dit was tegen de Britse oliebelangen. MI6 heeft toen een plot beraamd om hem af te zetten.

Volgens David Owen zijn er goede redenen om die rol nou eindelijk te erkennen. ‘Door toe te geven dat we fout zaten en de stappen voor een Iraanse democratie toen hebben beschadigd, maken we de hervormingen in deze periode waarschijnlijker’.

CDA-prominent Leers: ‘PVV en FvD niet op voorhand uitsluiten’

0

Gerd Leers vindt dat het CDA niet bij voorbaat PVV en Forum voor Democratie moet uitsluiten als coalitiepartners. De CDA-coryfee is het oneens met Henri Bontenbal. De nieuwe CDA-lijsttrekker is van mening dat het CDA niet dezelfde fout moet maken als in 2010, toen het kabinet-Rutte I, bestaande uit VVD en CDA, een gedoogconstructie met de PVV aanging.

Eergisteren zei Bontenbal in het WNL-radioprogramma Haagse Lobby dat het CDA niet wil samenwerken met de PVV en het FvD. ‘Deze partijen zijn onfatsoenlijk en willen niet echt de democratische rechtsstaat beschermen’, aldus de kersverse lijsttrekker. ‘Het CDA gaat niet in een coalitie met deze partijen.’ PVV en FvD ‘slopen’ volgens Bontenbal de democratische rechtsstaat met hun ‘antirechtstatelijke acties’.

Gerd Leers, voormalig CDA-parlementariër, oud-burgemeester van Maastricht en oud-minister van Immigratie en Asiel in het kabinet-Rutte I, ziet dit toch echt anders. ‘Ik snap zijn emotie op dit punt, maar ik ben niet zo van het uitsluiten van partijen’, zei hij in het radioprogramma Sven op 1. ‘Je moet kijken hoe de PVV straks uit de verkiezingen komt.’

Dit betekent niet dat Leers een warme voorstander is van samenwerking met de PVV. ‘Als het gedachtegoed van de PVV volledig haaks staat op het gedachtegoed van het CDA over menswaardige opvang (van vluchtelingen, red.), dan moeten we met zo’n partij niet in een coalitie willen gaan zitten.’

De 40-jarige Bontenbal heeft met zijn uitspraken over het uitsluiten van PVV en FvD veel kritiek geoogst in rechtse kringen. Een briefschrijver in De Telegraaf spreekt over een ‘slechte start’ van de nieuwe CDA-lijsttrekker. Voetbalcommentator Jack van Gelder is woedend dat Bontenbal PVV en FvD aan elkaar gelijkstelt. ‘Hoogmoedswaanzin van een splinterpartij schrijft hij op X. ‘Naar mijn idee hebben PVV en FvD grote verschillen in denkbeelden.’ Van Gelder vindt het niet democratisch dat CDA de PVV op voorhand uitsluit. Dat de PVV moslimburgers uitsluit, daarover laat de voetbalcommentator zich niet uit.

Britse moslims verliezen om ‘onduidelijke redenen’ bankrekeningen

0

Moslims in Engeland verliezen disproportioneel vaker hun bankrekening door het nieuwe ‘risicomijdende’ beleid van banken. Wat precies als ‘risicovol’ wordt geacht, krijgen ze niet te horen. Dat meldt de Arabische nieuwssite Al Jazeera.

Twee maanden geleden wilde de Cordoba Foundation, een Britse denktank om bruggen te slaan tussen het Westen en de moslimwereld, een event in Londen organiseren over de politieke spanningen in Tunesië. Toen ze de facturen wilden betalen, kwamen ze er ‘uit het niets’ achter dat hun bankrekeningen zonder nadere toelichting waren afgesloten.

Al Jazeera meldt dat in het Verenigd Koninkrijk per dag wel bijna 1000 rekeningen worden afgesloten.

Volgens de banken gaat het om het uitsluiten van ‘risicogevallen’. Zo kunnen mensen, ondernemingen of organisaties die ‘financieel of legaal’ als risicovol worden gezien, zonder nadere toelichting opeens worden geweigerd als klant. Ook worden mensen eruit gegooid die de reputatie van de bank zouden kunnen schaden.

Volgens Fadi Itani, hoofd van het Islamitische Goede Doelen Forum in Londen, zijn er minstens 50 moslimorganisaties die te maken hebben met deze weigering als klant.

Dat kan geen toeval zijn, denkt Altikriti van de Cordoba Foundation. ‘Het is alsof je iemand van het elektriciteitsnet afsluit, alleen maar omdat je niet dezelfde religieuze of politieke overtuiging hebt. Het is absoluut belachelijk.’

Gewone mensen

0

Bent u weleens met de politie in aanraking geweest? De meesten van ons hoeven het vakje dat achter deze vraag staat niet aan te kruisen.

Zelf mag ik op die vraag inmiddels met een stevig ‘ja’ reageren. Kom ik wel eens met de politie in aanraking? Ja, vaak wekelijks, soms dagelijks. Maar dan wel in positieve zin.

De afgelopen jaren brachten mij bij mijn dagelijkse bezigheden op school, op straat en in de stad vaak in contact met de mens in dat blauwe uniform. En zo leerde ik een prachtorganisatie kennen. Deze duizenden medewerkers zijn ook nog eens gewone mensen, zoals u of ik.

We lezen en horen dat het niet altijd loopt zoals wij mogen verwachten van onze blauwe hoeders van het ‘waakzaam en dienstbaar’ zijn.

Lang voordat ik in mijn huidige bestaan met onze politie begon samen te werken, werd ik geconfronteerd met zo’n moment waarop het even helemaal niet goed ging. Ik moest langs het politiebureau. De man achter de balie, wit en Nederlands, was bezig. Onderhand kwam een andere collega langs. Deze had een zichtbare migratieachtergrond – ben ik nu aan het etnisch profileren?

De witte collega: ‘Hé, wat doe jij hier? Je had je toch ziek gemeld?’

‘Ja, ik ben ook niet in orde’, antwoordde de ander. ‘Maar ik kom toch nog even langs. Deze documenten moest ik nog afleveren.’

De witte man haalde zijn schouders op. ‘Je bent ziek of je bent niet ziek. Jullie doen maar wat. Daarom hebben wij zo’n hekel aan jullie soort.’

Wij, als bezoekers van het politiebureau, keken elkaar verbijsterd aan. Wat gebeurde hier voor onze ogen?

Ja, er gebeuren soms heel verkeerde dingen, ook bij de politie

Later bezochten we met een groep jongeren, die een ‘gloeiende hekel’ zeggen te hebben aan de politie, de Politieacademie. Een jonge agente vertelde over haar ervaringen. ‘Vorige week kreeg ik een oproep voor een reanimatie. Een klein meisje had onze hulp nodig. Ik ging aan de slag. Twee collega’s probeerden de familie wat te kalmeren. Het was allemaal behoorlijk heftig. De ambulancemensen ontfermden zich even later over het arme kindje en ik liep terug naar mijn auto. Een meneer kwam op me af. ‘Mevrouw, kunt u me vertellen wat de kortste weg naar het station is?’ Ik antwoordde: ‘Nee meneer, vraag het even aan een van mijn collega’s.’ Natuurlijk had ik in mijn telefoon kunnen kijken naar de kortste route. Maar ik was in gedachten nog helemaal bij dat kleine kind. Mijn hoofd stond er echt niet naar.’

Een van de leerlingen in ons gezelschap, een veertienjarig meisje, had niet alleen maar een hekel aan de politie. Ze had een daadwerkelijk trauma. Niet lang daarvoor was een arrestatieteam haar huis binnengevallen.  Om vijf uur in de ochtend, met alle heftigheid die daar vaak bij komt kijken.

Luisterend naar het verhaal van de politievrouw over haar, wat zij zelf noemde, ‘onprofessionele gedrag’, stapte ze naar voren. Ze legde haar arm over de schouder van de agente. ‘Meid, je bent toch een gewoon mens, zoals we allemaal gewone mensen zijn!’

Politiemensen zijn gewone mensen, zoals u en ik. Zoals ook dat kind van veertien jaar, met al haar negatieve herinneringen aan de politie. En ja, er gebeuren soms heel verkeerde dingen, ook bij de politie. Maar er gebeuren ook veel heel goede dingen.

Verkeerde zaken worden niet altijd op de juiste manier gecorrigeerd en recht getrokken door de collega’s.

Jan Struijs, de voorzitter van de Politiebond, legde onlangs voor de NOS op een treffende manier uit hoe dat komt. Hij deed dit naar aanleiding van een recent racistisch incident binnen het politiekorps. ‘Onze mensen werken nauw met elkaar samen. In moeilijke situaties, geweld, vechtpartijen en gevaar, komen ze voor elkaar op en beschermen elkaar. Ze zorgen samen dat ze er veilig doorheen komen. Als diezelfde collega dan later ineens iets stoms doet, of iets helemaal verkeerd, ja, dan kan het best lastig zijn om elkaar dan daarop aan te spreken. Dat doe je dan niet zo gemakkelijk.’

‘Waakzaam en dienstbaar’ is het motto van die grote blauwe familie. Niet altijd lukt dat. Dat veertienjarige meisje weet ons te vertellen wat de waarheid is. ‘Je bent toch een gewoon mens, zoals we allemaal mensen zijn!’ Gewoon mens zijn is geen excuus om foute dingen te doen. Maar het is is wel een feit.

Twee Palestijnen doodgeschoten in vluchtelingenkamp

0

Bij de jongste Israëlische operatie in een Palestijns vluchtelingenkamp heeft het leger de zestienjarige Qusai Al-Walaji en de vijfentwintigjarige Mohammed Najum Al-Omar doodgeschoten.

Dat meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye. Israëlische eenheden hebben bij de inval een twintigjarige Palestijn opgepakt. Het vluchtelingekamp Aqbat Jabr is qua oppervlakte de grootste in de bezette Westelijke Jordaanoever en heeft 30.000 inwoners. Het kamp ontstond in 1948 tijdens de stichting van de staat Israël, waarbij ongeveer 750.000 Palestijnen van huis en haard werden verdreven. De gedwongen exodus van de Palestijnen staat ook wel bekend als de Nakba (de catastrofe).

De laatste maanden wordt het kamp regelmatig op de korrel genomen door Israël. De teller van het aantal Palestijnse dodelijke slachtoffers in het kamp staat met de laatste twee op elf.

Dit jaar zijn volgens Middle East Eye 212 Palestijnen gedood door Israël, waaronder 37 kinderen. In dezelfde periode hebben Palestijnen 26 Israëliërs gedood, waaronder zes kinderen.

Henk Bakboord schreef over zijn Surinaamse vader, die voor Nederland in Indonesië vocht

0

De Surinaamse vader Leo Bakboord van schrijver Henk Bakboord sloot zich aan bij het Nederlandse leger en vocht in Indonesië. In het boek Brieven aan Leo zoekt hij naar de beweegredenen. ‘Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden.’

Henk Bakboord (1961) is dansleraar en sinds enkele jaren ook schrijver. In 2021 verscheen zijn debuut Billenkoek,een schelmenroman in de geest van Ik Jan Cremer. Onlangs bracht hij zijn tweede boek uit, Brieven aan Leo (Ezo Wolf, 2023). Hoofdpersoon is Leo Bakboord, zijn vader, die in de Tweede Wereldoorlog samen met enkele vrienden besloot om zich aan te sluiten bij het Nederlandse leger, en in 1945 getuige was van de Indonesische revolutie. ‘Mijn vader en ik hadden een moeizame verhouding’, vertelt Bakboord. ‘Hij gedroeg zich altijd als de boeman tegenover mij. Pas later begreep ik waarom. De oorlog in Indonesië heeft hem getraumatiseerd.’

Het idee voor dit nieuwe boek kwam eigenlijk van de zus van Bakboord. Ze had veel brieven uitgetypt die hun vader had geschreven en vroeg of Henk hier misschien iets mee kon. Hij had immers al een roman geschreven. Henk pakte de handschoen op en besloot op basis van die brieven een boek over zijn vader te schrijven.

‘Ik moest veel research doen’, vertelt hij daarover. ‘Waarom kozen sommige Surinaamse jongemannen er net als mijn vader voor om zich bij het Nederlandse leger aan te sluiten? Mijn boek wil een onbekend stuk Surinaamse geschiedenis vertellen. Veel mensen kennen dit verhaal niet. Veel mensen vroegen mij, wanneer ik over mijn vader vertelde, waarom hij naar Indonesië ging. Daarover gaat mijn boek dus.’

Van groot nut voor het schrijven van het gedeelte van het verhaal dat zich in Suriname afspeelt was de documentaire ‘Strijders voor Wilhelmina’, die op YouTube te vinden is (deel 1 en deel 2). Ook las Bakboord boeken en oude krantenartikelen. ‘Dat veel Surinamers solidair waren met Nederland had te maken met de koloniale verhoudingen. Die waren top-down. Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden. Nederland was de strenge ‘moeder’, maar het ‘kind’ voelde zich verantwoordelijk om mamma te helpen nadat ze in de problemen was gekomen. Er waren initiatieven vanuit de Surinaamse bevolking om de Nederlandse oorlogsinspanningen te ondersteunen. Zo werden er loterijen georganiseerd voor het goede doel, en was er een fonds om een Spitfire te kopen voor de Nederlandse luchtmacht.’

Suriname was een kolonie en de koloniale autoriteiten waren paternalistisch en afstandelijk, maar de situatie in Suriname was volgens Bakboord niet te vergelijken met die in het zuiden van de Verenigde Staten. ‘Er heerste in Suriname geen apartheid. Ook had je geen witte puntmutsen en lynchings. In de VS was je zwart of wit. In Suriname had je allerlei gradaties tussen zwart en wit, zoals mulatten. Wel was Suriname erg hiërarchisch ingesteld en spraken de mensen elkaar aan met u.’

Leo Bakboord en enkele van zijn vrienden gingen in juli 1944 aan boord van een schip, dat hen naar Australië bracht. Het einde van de Tweede Wereldoorlog naderde. In tegenstelling tot Suriname was Nederland bezet door de Duitsers. Het eilandenrijk Indonesië, waar de Nederlanders tot 1942 eeuwenlang de dienst hadden uitgemaakt, was bezet door het keizerrijk Japan.

De jonge Surinamers hadden er niet voor getekend om in de frontlinie te vechten, maar toen ze in Australië aankwamen werd hen verteld dat ze dat wel moesten gaan doen. Vervolgens vielen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Japan, dat Indonesië ruim drie jaar bezette, gaf zich over. En in plaats van dat ze de Japanners moesten gaan bevechten, moesten ze de orde bewaken in het chaotische Indonesië, waar de nationalistische revolutie was uitgebroken.

‘Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard’

‘Mijn vader en zijn vrienden waren in het najaar van 1945 als Surinamers in Indonesië in een ongemakkelijke situatie terechtgekomen. Ze stonden als gekoloniseerden tegenover andere gekoloniseerden. ‘Orang Surinamer, awas!’, schreven de Indonesiërs op trams, bussen en winkelruiten. Dat betekent zoiets als ‘Surinamer, pas op!’, maar dan in de zin van: ‘Bemoei je hier niet mee’. Volgens Indonesiërs ging het om een conflict tussen hen en de Nederlanders. Surinamers moesten hier buiten blijven.’

Het was een periode van veel geweld. Tijdens de zogenoemde Bersiap-periode, een term die onder Indonesische historici omstreden is, vonden zo’n zesduizend witte Nederlanders, Indo-Europeanen, Chinezen en Molukkers de dood, vermoord door pemuda’s, fanatieke Indonesiërs die door de Japanners waren bewapend. Leo Bakboord zag met eigen ogen hoe de hand van een Nederlandse vrouw opeens werd afgehakt, na een meningsverschil met een koopman. Ook werd een van zijn Surinaamse kameraden – hoogstwaarschijnlijk – standrechtelijk geëxecuteerd door het Nederlandse leger vanwege desertie. Bakboord: ‘Het personage Patrick in mijn boek is gebaseerd op een bestaand persoon, die deserteerde en zich aansloot bij de Indonesische rebellen. Patrick werd echter gevangengenomen en zou daarna zijn omgekomen, toen het Nederlandse konvooi werd aangevallen door Indonesische pemuda’s. Maar zij vielen zwaarbewapende konvooien nooit aan. Hij is gewoon standrechtelijk geëxecuteerd. Dat gebeurde wel vaker. Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard.’

Dat Indonesië in opstand kwam en Suriname niet, heeft volgens Henk Bakboord ook met de andere context te maken. ‘De inwoners van Suriname, op de inheemsen na, werden naar Suriname toegebracht. Zwarte slaven uit Afrika, contractarbeiders uit India en Indonesië. Suriname was door Nederland gemaakt. Indonesië daarentegen kende al beschavingen voordat de Nederlanders er kwamen. De Nederlanders maakten gebruik van de etnische en sociale verdeeldheid van het land en speelden het spelletje van verdeel en heers handig uit. Er was veel haat tegen Nederlanders. En de Japanners hadden laten zien dat de Nederlanders niet onoverwinnelijk waren. Daarom namen de Indonesiërs na de Japanse overgave de wapens tegen Nederland op. Alles wat niet-Javaans was, was in de ogen van radicale nationalisten fout: de Nederlandse bezetters, Indische Nederlanders, de christelijke Molukkers die met de Nederlanders samenwerkten en de Chinezen die overal in het land winkeltjes hadden. En de interessante paradox is dat veel Nederlanders werden gered door de Japanse militairen, die Nederlandse burgers in de voormalige ‘Jappenkampen’ beschermden tegen het nationalistische geweld.’

Leo Bakboord heeft niet tegen de Indonesiërs gevochten. Hij had het ‘geluk’ dat hij licht gewond raakte aan zijn oog, nadat zijn geweer per ongeluk was afgegaan en er kruit in zijn oog kwam. ‘Mijn vader werd afgekeurd voor velddienst en werd radiotelegrafist. Hij was in Batavia, waar het relatief veilig was, en een tijdje in Bandung, waar het wel onrustig was omdat een deel van de stad in handen was van de nationalisten.’

‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft’

Een van de meest bijzondere gesprekken die Leo Bakboord had in Indonesië was met een Nederlandse officier, die zijn hart luchtte bij zijn Surinaamse ondergeschikte. ‘Hij vertelde dat de Indonesiërs de Nederlanders haatten, dat het kolonialisme ten einde was maar dat hij zelf niet van plan was om naar Nederland terug te gaan. De officier was in Indonesië geboren en getogen, praatte ook met een Indisch accent. ‘Ik ga niet weg’, zei hij tegen mijn vader. ‘Als de Indonesiërs mij neerschieten, dan moet dat maar.’ Hij vertelde mijn vader ook dat de ‘inlanders’ gelijk hadden. ‘Ga weg, dit is niet jouw strijd.’ Leo Bakboord besloot mede daarom in 1947 om naar Nederland te vertrekken. Hij werd eervol ontslagen uit het leger en keerde na een kort verblijf in Nederland naar zijn familie in Suriname terug.

Voor zijn boek maakte Henk Bakboord een reis naar Indonesië, om te proeven wat zijn vader in 1945 had ervaren. ‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft. Toen ik in een taxi zat, begon de chauffeur opeens Bahasa Indonesia tegen mij te praten, omdat hij dacht dat ik van Sulawesi kwam. Onze familie heeft Chinese roots, maar hoe dit precies zit dat weet ik niet.’

Enkele brieven van zijn vader heeft Henk nu gescand en naar het Verzetsmuseum gestuurd, voor een nieuwe expositie. ‘Het is uniek bronmateriaal. Er zijn veel Nederlandse briefwisselingen over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, maar nauwelijks Surinaamse brieven.’

Raad van State oordeelt wederom over bezwaren tegen nieuwe moskee in Enschede

0

Al jaren is de bouw van een nieuwe in Enschede vertraagd door bezwaarprocedures. Maandag antwoordden de initiatiefnemers van het te bouwen gebedshuis bij de Raad van State op de kritiek.

‘Ik denk dat mensen geen moskee in hun omgeving willen’, zegt de woordvoerder Elvan Sönmez van de Islamitische Stichting Nederland. De stichting is al meer dan 12 jaar bezig om een nieuwe moskee van de grond te krijgen in Enschede en nu ligt ‘het hoofdpijndossier’ voor de derde keer bij de Raad van State in Den Haag. Die zal zich de komende weken buigen of de bezwaren over ‘verkeersdrukte’ gegrond zijn of niet. Zo meldt de nieuwszender RTV Oost.

Eén van de indieners van het bezwaar is omwonende en gemeenteraadslid Morgan Brejaart (Forum voor Democratie). Hij zegt vooral vanwege de locatie, die ‘niet geschikt’ zou zijn, problemen te hebben met de moskee.

Sönmez gelooft er weinig van. ‘We zijn al 25 jaar bezig om een nieuwe moskee te realiseren. We hebben regelmatig gekeken naar andere locaties, maar dat is telkens niet gelukt.’

Een eerdere versie van het bestemmingsplan ging bij de Raad van State gedeeltelijk onderuit omdat de verkeerstoename door de vestiging van de moskee onvoldoende was onderzocht. Een uitgebreid onderzoek ligt er nu wel. Maar de Raad heeft daar twijfels over en wil nu weten op welke basis het verkeersmodel toe stand is gekomen.

Een heikel punt is het aantal bezoekers tijdens islamitische feestdagen. De gemeente noemt in het bestemmingsplan een verwacht aantal bezoekers van maximaal vijftienhonderd tijdens het Offerfeest en het Suikerfeest. Met dit getal is ook het verkeersplan doorgerekend. Maar de gemeente geeft nu aan dat dit aantal een eigen leven is gaan leiden en dat het werkelijke aantal bezoekers tijdens deze feestdagen lager zal liggen. Sönmez zelf verwacht niet meer dan achthonderd bezoekers en dan is er ook extra parkeerruimte beschikbaar.

‘Het is niet meer aan de gemeenschap uit te leggen waarom afgelopen twaalf jaar fastfoodrestaurants en een bouwmarkt wel zijn gelukt in hetzelfde gebied, maar een moskee niet’, aldus Sönmez. ‘Als dit niet doorgaat lijkt het wel alsof er in Enschede geen moskee mogelijk is.’