16.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 619

Britse agent veroordeeld voor lidmaatschap nazibeweging

0

De Britse politieagent Benjamin Hannam (22) is tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij was actief voor National Action (NA), een Britse neonazistische organisatie met terroristische aspiraties.

Deze in 2013 opgerichte groepering doet aan strikte geheimhouding, om te voorkomen dat leden er openlijk over praten. Sinds 16 december 2016 is de organisatie verboden in het Verenigd Koninkrijk, maar is ondergronds nog steeds actief.

Hannam werkte bijna twee jaar als reclasseringsambtenaar voor de politie, voordat zijn naam werd ontdekt op een uitgelekte database van gebruikers op het extreemrechtse forum Iron March.

De agent werd gearresteerd en ontslagen bij de politie. Rechercheurs vonden op de iPhone van Hannam een afbeelding van de agent met een getekende Hitlersnor en een nazi-insigne op zijn revers.

Bovendien had Hannam een digitale kopie van het manifest 2083 van de extreemrechtse terrorist Anders Breivik in bezit. Breivik schoot in 2011 tientallen socialistische jongeren vermoordde op het Noorse eilandje Utøya.

Hannam was in bezit van documenten die mogelijk nuttig waren voor het plegen van een terroristische aanslag, aldus de rechter.

Vorig jaar werden andere leden van National Action veroordeeld. Daaronder ook een vrouw die zich eerder uitgaf voor ‘Miss Hitler’.

Volgens de openbaar aanklager wil National Action niet alleen het antisemitisme van weleer in ere herstellen, maar ook het Derde Rijk en de Holocaust.

Bedrijven slaan massaal aan op viral sollicitatievideo Syrische vluchteling

0

De uit Syrië afkomstige Taoufek Baidun vroeg een halfjaar geleden asiel aan in Nederland, leerde de taal en maakte een sollicitatievideo in het Nederlands. En met groot succes.

Het filmpje van de Rotterdamse statushouder ging viral. Onder meer journaliste Brenda Stoter, columnist bij het Algemeen Dagblad, deelde Baiduns filmpje op Twitter. Grote bedrijven, zoals Pinterest tot Deloitte, reageerden massaal op zijn filmpje.

Tegen RTV Rijnmond zegt Baidun verbaasd te zijn over het feit dat zijn filmpje zo aansloeg. Misschien komt het omdat mensen zich herkenden in zijn situatie en zijn verhaal, vertelt hij aan de lokale omroep. Dit heeft hem veel motivatie gegeven, zegt hij.

‘Maar ik heb dit verhaal ook voor andere asielzoekers verteld. Iedereen heeft een keuze. Als jij je best doet, dan kan het goed gaan. Daarom moesten mensen mijn verhaal horen.’

Baidun werkte in Syrië als marketeer voor een groot bedrijf. Hij wil graag weer in de marketing of sales werken. Baidun verwacht eind deze week te kunnen zeggen voor welk bedrijf hij zal gaan werken.

Joodse Nederlanders hekelen ‘walgelijke’ Bevrijdingsdag-poster FvD

0

Forum voor Democratie doet veel stof opwaaien met een poster op social media, waarin met beroep op de Tweede Wereldoorlog de coronamaatregelen worden gehekeld. Velen, waaronder ook talrijke Joodse Nederlanders, vinden dat FvD hiermee de nagedachtenis aan de Bezetting en de Holocaust besmeurt.

Op de poster staat: ‘Op 5 mei herdenken we 75 jaar vrijheid’, vergezeld van de jaartallen 1945-2020. Bij het laatste jaartal staat een overlijdenskruisje. Het kabinet zou dus de Nederlandse vrijheid hebben vermoord, net als de nazi’s dat eerder deden.

Het Centrum Informatie Communicatie Israël (CIDI) noemt de poster ‘misplaatst’, ‘ongehoord’ en ‘onacceptabel’. ‘Ze snappen het verschil tussen de Tweede Wereldoorlog en nu niet’, zegt directeur Hanna Luden in Hart van Nederland. ‘Het is onvergelijkbaar. Ik verdenk Forum van sensatie zoeken om hun punt te maken.’ Het getuigt volgens haar van ‘heel veel disrespect naar iedereen die de oorlog heeft meegemaakt.’

Het CIDI zegt zich op vervolgstappen te beraden en roept het Nationaal Comité 4 & 5 mei op om aangifte te doen van het misbruiken van het logo van het Comité, dat al heeft laten weten de poster ‘zeer ongepast’ te vinden.

‘Onacceptabele vergelijking van FvD’, beaamt voorzitter Ronny Nathaniël van het Centraal Joods Overleg op Twitter. ‘In de week van 4 en 5 mei over de ruggen van slachtoffers en nabestaanden je punt willen maken, valt niet goed te praten en is uiterst kwetsend.’

‘Wat zich een politieke partij noemt heeft met z’n walgelijke vergelijking vandaag weer heel Twitter op stelten gezet. Doel bereikt’, twittert Esther Voet, hoofdredacteur van het Nieuw Israëlitisch Weekblad.

Daarnaast reageren veel prominente Joodse Nederlanders ontstemd op de FvD-poster. Voormalig PvdA-fractieleider Lodewijk Asscher is ‘ziedend’, twittert hij. ‘Dat spugen op onze geschiedenis in hun amechtige aandachttrekkerij. Het verwende foute vergelijken. De armoedige brutaliteit om zo de nagedachtenis van velen te besmeuren.’

In reactie op de FvD-poster twittert schrijver Natascha van Weezel een column die ze onlangs voor het Parool schreef: ‘Quarantaineplicht vergelijken met de Jodenvervolging? Alsjeblieft zeg…’

Het Joodse oud-Kamerlid (PVV) Wim Kortenoeven twittert richting het CIDI: ‘Het is hoog tijd voor een zeer indringend gesprek met Thierry Baudet’, de fractievoorzitter van FvD.

De gewraakte poster is een initiatief van onder meer FvD, actiegroep Viruswaarheid van Willem Engel en de Algemene Nederlandse BurgerBelangen Vereniging, een uitgesproken antivax-club die is opgericht door Rob Elen. Deze controversiële Limburgse huisarts weigerde zijn patiënten te vaccineren tegen corona als ze niet een brief ondertekenden die hen wees op werking en risico’s van het AstraZeneca-vaccin. Ook behandelde Elens vorig jaar patiënten met hydroxychloroquine in combinatie met zink. Het duurde niet lang voordat de gezondheidsinspectie hem dit verbood.

Ook Baudets collega’s in de Tweede Kamer twitteren kritisch over de poster. ‘Hoe triest ben je om het immense leed van zoveel mensen, een gitzwarte periode in onze geschiedenis, te misbruiken om aandacht te krijgen? Het is walgelijk en ik hoop dat iedereen zich hiertegen uitspreekt’, zegt SP-leider Lilian Marijnissen. PvdA-fractievoorzitter Lilianne Ploumen noemt de poster ‘fouter dan fout’.

Baudet vindt de ophef hypocriet. ‘Al decennia politiseren onze tegenstanders de oorlog om massale immigratie, Europese machtsfantasieën en moderne kunst te pushen. Nu zeggen wij: zullen we op 5 mei ook even stilstaan bij de vrijheden die we in 2020/2021 zijn kwijtgeraakt? Dat zou niet mogen?’, reageert hij op Twitter. ‘Wat een hypocrisie.’

Het is niet de eerste keer dat FvD de link legt tussen de strenge coronamaatregelen en de Tweede Wereldoorlog. FvD-Kamerlid Pepijn van Houwelingen vergeleek vorige week de quarantaineplicht met de Jodenvervolging in de oorlog, een vergelijking die vorige week tot veel ophef leidde op social media en in de kranten. Ook het CIDI reageerde daarop boos.

CIDI merkte toen op dat partijleider Baudet onlangs bovendien twee opmerkelijke tweets had verstuurd. In de ene tweet refereerde hij volgens sommigen naar het beruchte Madagaskarplan van de nazi’s, in de andere tweet noemde Baudet de massa-immigratie en de moderne architectuur de twee grootste misdaden van de twintigste eeuw. Baudet werd verweten de Holocaust, de moord op zes miljoen Joden door de nazi’s, te zijn vergeten.

Deze voorvallen zijn niet de eerste keer dat Baudet en zijn partij worden beschuldigd van antisemitisme. Forum voor Democratie-lijsttrekker Thierry Baudet zei tijdens een privé-conversatie te vrezen voor de zogenaamde macht van Joden in de ‘wereldorde’, beweerden voormalige FvD-leden eerder dit jaar in de Israëlische krant Haaretz.

In november vorig jaar lag FvD onder vuur vanwege antisemitische appjes in app-groepen van jongerenorganisatie JFVD. Ook zeiden opgestapte oud-partijleden dat Baudet tijdens een diner had opgeschept dat al zijn vrienden antisemiet zijn. Baudet verdedigde zich naderhand met de stelling dat hij toen gekscherend had opgemerkt dat als kritiek op de Joodse filantroop George Soros antisemitisch is, dan iedereen die hij ken een antisemiet is.

Na een verkiezingstoespraak lag Thierry Baudet onder vuur omdat hij zei dat de Processen van Neurenberg (1945-1946) tegen overgebleven nazi-kopstukken onwettig waren. Reden: men is toen gestraft voor misdaden die op het moment dat ze werden gepleegd geen misdaden waren volgens de Duitse wet. ‘De onbeschrijflijke genocidale misdaden van de Duitsers hadden onder regulier nationaal recht bestraft kunnen en moeten worden’, voegde Baudet toe op Twitter.

Op de bres voor onze persvrijheid

Vandaag is de internationale persvrijheidsdag. Nederland staat op plaats zes van de jaarlijkse persvrijheidsindex van Reporters Without Borders die onlangs uitkwam. Een feitje waar je als chauvinist in eerste instantie nog best trots op kunt zijn, zo lijkt het. Alleen: wij stonden in 2016 nog op de tweede plek. Sinds drie jaar dalen wij steeds een plek. Dit, terwijl de wereldwijde trend er dus al een is van steeds minder persvrijheid.

Maar dan nog, kun je misschien zeggen: we zijn gelukkig geen Marokko (nummer 136 op de lijst) of Turkije (153). Daar kunnen kritische journalisten al vanwege een Twitterberichtje opgesloten worden. Of neem EU-landen als Polen (64) en Hongarije (92), waar het nu ook die kant op gaat. Nee, dan mogen wij van geluk spreken. Toch?

Het probleem is dat zo’n aanname het zicht op een trieste werkelijkheid vertroebelt. Omdat de persvrijheid in Nederland absoluut leek – en in landen om ons heen absoluut niet -, wanen we ons een kikker in kokend water.

Ja, velen schrokken toen de NOS het logo van haar busjes afhaalde. Maar dit deed de NOS na jaren van aanhoudende bedreigingen. En ja, wie het filmpje zag van de fotojournalist in Lunteren die met zijn auto over de kop sloeg, kon alleen met afschuw reageren. Maar zoals de fotograaf de avond erna bij Op1 zei: de doodsbedreigingen waren er al jaren.

In 2016 werden wijzelf, toen nog Zaman Vandaag geheten, bedreigd en geïntimideerd vanuit fanatieke Turks-islamistisch-nationalistische hoek. Ik zou betrokken zijn bij de coup in Turkije. Adverteerders werden geboycot en geïntimideerd en liepen weg, uit angst. Abonnees durfden geen Zaman Vandaag meer op de mat te ontvangen, bang om verklikt te worden en niet meer naar Turkije te kunnen. Onze uitgever trok, vanwege financiële nood en aanhoudende intimidaties, de stekker eruit.

Noodgedwongen moesten wij het roer omgooien en besloten we, met een stuk minder middelen en in afgeslankte vorm, de Kanttekening op te zetten. En gelukkig bestaan we nog steeds. Maar dit voorbeeld laat wel zien hoe kwetsbaar media kunnen zijn, dat ‘Turkse toestanden’ ook in ons land denkbaar zijn. Nog steeds word ik geïntimideerd en bedreigd. En ik ben zeker niet de enige.

Terwijl politiek en justitie stappen hebben genomen tegen geweld en bedreigingen tegen journalisten, nemen deze zaken vooralsnog juist toe. We mogen echter nooit toe naar een klimaat waarin de mogelijkheid op klappen een acceptabel beroepsrisico is voor journalisten. Dat je van goeden huize moet komen om journalist te durven zijn. Of zoals een studente, die misschien journalist had willen worden, mij vertelde na het geweld in Krimpen en Urk: ‘Mij niet meer gezien.’

De mogelijkheid op klappen mag nooit een acceptabel beroepsrisico voor journalisten worden

Des te kwalijker is het daarom dat FvD-leider Thierry Baudet het kerkgangers-geweld niet veroordeelde, maar juist de journalisten. De man die bij WNL het ‘fake news’-journaal van de NOS mocht aankondigen en riep dat we ‘worden ondermijnd door onze journalisten’, stelt samen met vakbroeder Geert Wilders een verkeerde prioriteit door à la Trump de media constant verdacht te maken.

Maar de vrije pers wordt niet alleen bedreigd vanuit populistische zijde. De overheid reageert permanent te laat op informatieverzoeken, lakt gevraagde documenten volledig zwart of levert incomplete informatie. Een zeer uitgeklede Wet Open Overheid, door de gevestigde partijen kapotgeamendeerd en nu in behandeling in de Eerste Kamer, gaat hier weinig aan veranderen.

‘News is something somebody doesn’t want printed; all else is advertising, zei de legendarische krantenmagnaat William Randolph Hearst. Misschien wat overtrokken, maar ‘echt nieuws’ schuurt onvermijdelijk vaak voor betrokkenen. En inderdaad: in die vorm maakt de pers haar pretentie als noodzakelijke vierde macht wel het meeste waar.

We moeten deze cruciale democratische functie van de journalistiek, als extra controle op de macht, niet alleen met de mond belijden, maar ook actief ondersteunen. Daarin ligt een taak voor politici, de overheid, de pers zelf, maar eigenlijk wij allen. Al is het maar door gewoonweg onze handen af te houden van journalisten.

Nederland werd eeuwenlang geroemd om de vrijheid van drukpers en meningsuiting. Hier werden boeken en tijdschriften gedrukt die in andere landen verboden waren. Laten we de lat hoog leggen en geen genoegen nemen met de zesde plek op de persvrijheidsindex. We moeten gaan voor de hoofdprijs, weer een pioniersfunctie vervullen. Dat is hoognodig in deze tijd van toenemende desinformatie, onvrede en aanvallen richting journalisten. Hierin ligt een belangrijke opgave voor het volgende kabinet – over macht en tegenmacht gesproken.

Van pseudoniem tot kogelvrij vest: zo werken gevluchte Turkse journalisten

0

Het gaat slecht met de persvrijheid in Turkije. Het land staat op plek 153 in de persvrijheidsranglijst van Reporters Without Borders. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International noemde in 2019 Turkije ‘de grootste gevangenis voor journalisten’. Geen wonder dus dat veel journalisten het land uit zijn gevlucht.

Volgens de Turkse Journalisten Vereniging leefden er in 2017 123 journalisten in ballingschap. Gezien het feit dat de vervolging van journalisten doorgaat, is het onwaarschijnlijk dat deze ballingen weer naar Turkije zijn teruggekeerd.

Hoe vergaat het de Turkse journalisten in ballingschap? Waarom zijn zij hun vaderland ontvlucht? Kunnen ze hun werk als journalist in het buitenland goed voortzetten? En hoe gevaarlijk is hun werk nu? De Kanttekening sprak met vijf Turkse Exil-journalisten.

‘Ik durf nauwelijks nog naar buiten te komen’

Abdullah Bozkurt (1971) werkte in Washington D.C. toen in maart 2016 zijn krant Zaman werd overgenomen door de Turkse regering. Bozkurt werd ontslagen, maar begon met twaalf journalisten een eigen nieuwsdienst in Washington.

Beeld: Abdullah Bozkurt

‘Dat deden we drie maanden. Het ging eigenlijk best goed’, vertelt hij. ‘Maar toen vond de mislukte staatsgreep tegen de Turkse president Recep Tayyip Erdogan plaats.’

De Gülenbeweging, geïnspireerd door het gedachtegoed van de in de Verenigde Staten woonachtige Turkse geestelijke Fethullah Gülen, zit volgens de regering achter deze staatsgreep. Zaman was totdat de regering de krant overnam een aan de Gülenbeweging gelieerde krant. Journalisten die in die tijd voor Zaman werkten, liepen een groot risico om te worden gearresteerd.

‘Ik was ten tijde van de coup in Turkije en aanvankelijk niet bang’, vertelt Bozkurt, zelf ook Gülen-sympathisant. ‘Ik was immers onschuldig en geloofde dat ik de rechters hier makkelijk van zou kunnen overtuigen. Maar twee weken later dacht ik hier anders over. Er was een heksenjacht gaande. Er werden heel veel journalisten aangeklaagd, ik besefte dat er geen sprake zou zijn van een eerlijke rechtsgang. Ik begreep ook dat ze binnenkort voor mij zouden komen. Op de dag dat ik mijn vaderland verliet, werd mijn kantoor door agenten binnengevallen. Ik had geen dag langer in Turkije moeten blijven.’

Bozkurt kwam in Zweden terecht. Twee maanden later kwamen zijn vrouw en kinderen ook in Zweden aan. ‘Eerst dacht ik nog, tegen beter weten in, dat de storm uiteindelijk wel zou overwaaien en we naar Turkije zouden kunnen terugkeren. Maar het stormt nog steeds in Turkije. En daarom is Zweden, waar ik bij toeval terecht ben gekomen, mijn nieuwe thuis geworden.’

Het beroep van journalist is sowieso geen vetpot, maar in ballingschap journalist zijn is extra moeilijk, vertelt Bozkurt. ‘Niet alleen financieel, maar ook logistiek. Je moet op een andere manier aan bronnen komen. En in Turkije, waar de persvrijheid nauwelijks nog existent is, is het al helemaal lastig.’

Maar de schoorsteen rookt nu. ‘Ik doe freelance werk voor internationale media en help NGO’s met het schrijven van rapporten. Daarnaast schrijf ik stukken voor mijn website Nordic Monitor, waar ik over de situatie in Turkije bericht, maar hier verdien ik bijna niets mee. Het is een passieproject.’

Vorig jaar september werd Bozkurt vlak voor zijn huis gemolesteerd door een groepje mannen. ‘Ze wisten waar ik woonde, ze hebben mij opgewacht toen ik naar buiten liep om de vuilnis weg te gooien. Toen ben ik van achteren gepakt en is er op mij ingeschopt. Niet lang daarna zijn we verhuisd, naar een betere plek.’

Wie er achter deze aanval zit, dat weet Bozkurt nog steeds niet. ‘De aanvallers waren geen professionals, maar jonge jongens die vermoedelijk in opdracht van anderen hebben gehandeld. We weten niet door wie ze zijn aangestuurd. De Grijze Wolven? AKP-aanhangers in Zweden? MIT, de Turkse geheime dienst?’

Het is de meest serieuze aanval op een Turkse journalist in ballingschap tot nu toe. Via social media worden journalisten geïntimideerd en journalist Can Dündar, die in Duitsland in ballingschap woont, is uitgescholden in een café, maar tot dusverre hebben zich nog geen andere fysieke aanvallen voorgedaan.

Volgens Bozkurt werkt intimidatie deels. ‘Sommige journalisten in ballingschap zijn bang geworden. Ze schrijven geen kritische stukken meer, of publiceren die onder een pseudoniem.’ Maar Bozkurt wil niet buigen voor intimidaties. ‘Ja, mijn leven is niet normaal meer. Ik durf nauwelijks nog naar buiten te komen. Maar iemand moet de waarheid vertellen over Turkije, in plaats van dat je de halve en hele leugens van de regering loopt na te praten.’

‘Ik ijver niet voor regime change, maar wil de waarheid vertellen’

Gülten Sari (1980) werkte net als Bozkurt ook voor Zaman. Ze is geen Gülen-sympathisant, maar een seculier in de geest van Mustafa Kemal Atatürk. ‘Ik ging in 2014 voor de Engelstalige krant Zaman Today werken om mijn Engels te verbeteren. Ik werkte in Ankara en vervolgens in Istanbul. Toen Zaman in maart 2016 werd gesloten, werd ik freelancer en fixer. Ik hielp buitenlandse journalisten als vertaler en gids, en hielp ze aan interviews die ze anders niet zouden kunnen houden.’

Beeld: Gülten Sari

Ook na de mislukte coup tegen Erdogan bleef Sari in Istanbul. ‘Ik ging in 2017 voor Ahval News werken, een online Turkstalig en Engelstalig medium dat zijn hoofdkwartier in Londen heeft. Yavuz Baydar is net als ik seculier-minded, maar vanwege de kritische opstelling van Ahval tegenover de Turkse regering werden we er ook van beschuldigd FETÖ-aanhangers te zijn.’ FETÖ staat voor Fethullahcı Terör Örgüt, de ‘Fethullahistische Terreur Organisatie’ waarmee de Turkse regering de Gülenbeweging aanduidt.

‘Na de coup was ongeveer 90 procent van de media in handen van de regering’, vervolgt Sari. ‘We werden als Ahval-journalisten door de Turkse regeringsgezinde media voor verraders, FETÖ-aanhangers, anti-Turks en buitenlandse spionnen uitgemaakt. Turkije was niet langer veilig voor mij. Ik wist dat ze mij zouden komen halen. Daarom ben ik naar het buitenland gevlucht. Eerst ging ik naar Rome, vervolgens naar Duitsland waar ik eind maart 2018 aankwam.’

Sari blijft, omdat ze niet bedreigd wil worden, low profile. Ze had een Twitter-account, maar dat is nu niet meer actief. Ook wil ze niets over haar privéleven vertellen. Sari benadrukt dat ze journalist is, geen activist. ‘Ik ijver niet voor regime change, maar wil de waarheid vertellen.’ Dat doet Sari in artikelen voor Ahval en voor een podcast voor de site, waarvoor ze veel mensen interviewt.

Om de schoorsteen te laten roken doet Sari ook freelancewerk, vertelt ze. ‘Soms schrijf ik ook stukken voor de Duitse media. Enkele jaren terug schreef ik een groot essay voor Die Zeit, waarin ik vertelde over hoe Erdogan de vrije media om zeep hielp en over mijn vlucht naar Duitsland. Ik legde uit waarom het voor mij als politieke vluchteling pijn doet dat kanselier Angela Merkel voor Erdogan een staatsbanket heeft georganiseerd, waarmee ze zijn repressieve politiek heeft gelegitimeerd. De Duitse regering laat journalisten en anderen in de steek die in Turkije in de gevangenis zitten, omdat ze opkomen voor de waarheid, of een onwelgevallige mening hebben. Daarom zal ik mijn stem voor hen blijven verheffen en zal ik niet ophouden met schrijven – ongeacht wie mij tegenwerkt.’

‘Ondanks alles zet ik mijn journalistieke activiteiten voort’

De Koerdische journalist en schrijver Fehim Isik (1961) zat in 1990-1991 in de gevangenis vanwege kritische artikelen die hij had geschreven voor het tijdschrift Deng. In 1993 vluchtte Isik tijdelijk naar Iraaks-Koerdistan, omdat er een arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd. In 1995 keerde hij in het geheim terug naar Istanbul. Hij belandde niet in de gevangenis, omdat hij kon profiteren van nieuwe wetten die in Turkije waren aangenomen in het kader van EU-harmonisatie. Isik pakte zijn journalistieke werk weer op, schreef verschillende boeken, waaronder een schoolboek over de Koerdische taal en literatuur, en maakte televisiedocumentaires.

Beeld: Fehim Isik

Na de mislukte coup besloot Isik om te vluchten. ‘In november 2016 heb ik Turkije voorgoed verlaten’, vertelt hij. ‘Ik heb tot maart 2019 in Duitsland gewoond. Daarna ben ik naar België verhuisd, waar ik nog steeds woon. De belangrijkste reden waarom ik mijn land verliet, is dat mijn artikelen en toespraken en mijn professionele activiteiten door Erdogan en zijn regering als een misdaad worden beschouwd en er een rechtszaak tegen mij was aangespannen. Omdat ik gevaar liep te worden gearresteerd en in de gevangenis te belanden besloot ik om te vluchten.’

Isik is in zijn eentje gevlucht. ‘Mijn vrouw en kinderen wonen nog steeds in Turkije. Ze hebben me verschillende keren bezocht vóór de coronapandemie. Ze zijn echter niet in staat geweest om te komen sinds de reisbesnoeiingen begonnen als gevolg van de pandemie.’ Isik peinst er niet over om naar Turkije terug te keren, omdat hij dan in de gevangenis belandt. ‘Als ik terugkeer, word ik gearresteerd. Er zijn meerdere arrestatiebevelen tegen mij uitgevaardigd, vanwege de onderzoeken die tegen mij zijn geopend. Ik loop gevaar omdat ik mijn mening geef. In 1990 kwam ik in de gevangenis terecht, en omdat ik niet wilde dat dit nog een keer gebeurt blijf ik in het buitenland.’

Het leven in ballingschap ziet Isik in de eerste plaats als een ‘morele uitdaging’, zegt hij, omdat de journalist en schrijver het moet doen zonder zijn familie. Ook kampt hij met gezondheidsklachten. Financieel gezien weet Isik het echter te redden.

‘Ik werkte twee jaar in Duitsland en nu twee jaar in België. Ik heb nog nooit een beroep hoeven te doen op de sociale zekerheid. Het maandloon dat ik krijg, komt overeen met het minimumloon en is voldoende om te overleven. Ik kan ook elke maand een klein bedrag naar mijn vrouw en kinderen sturen.’ Vanwege zijn gezondheid neemt Isik er geen bijbaantje naast. Hij doet het gewoon heel zuinig aan.

Toen Isik via-via hoorde dat de Turkse inlichtingendienst mogelijk aanvallen op journalisten in ballingschap aan het voorbereiden was, dook hij een tijdje onder. ‘Dat was enkele jaren terug. Ik heb Duitsland toen even tijdelijk verlaten.’ Intimidaties en bedreigingen via social media en via de e-mail zijn er echter altijd, ook nu hij in België zit. ‘Ze doen het met valse namen. Mijn advocaat wil een zaak aanspannen in Turkije, maar zo’n zaak is kansloos denk ik. Ik kan straffeloos bedreigd worden. Turkije beschouwt dat niet als een misdaad. Ook is het aanspannen van een rechtszaak een dure grap, en daar heb ik de financiële middelen helaas niet voor.’

‘Ondanks alles zet ik mijn journalistieke activiteiten voort’, besluit Isik. ‘Omdat ik geloof dat wat ik doe goed is, en dat er ooit een einde zal komen aan de pesterijen. Als ik mij zou terugtrekken, omdat ik word bedreigd, dan stelt dit het Erdogan-regime in staat de onderdrukking en tirannie langer voort te zetten. Ik geef om mijn werk, de journalistiek, en vind ik dat ik het moet doen. Ik geloof dat noch het uiten van een mening, noch het bedrijven van journalistiek een misdaad kan zijn.’

‘Ik wil één ding: gerechtigheid’

Journaliste Arzu Yildiz (1980), die zichzelf omschrijft als ‘een vrouw met een antiautoritaire, anarchistische geest’, werkte voor Taraf, de krant van schrijver en journalist Ahmet Altan die tot vorige maand in de Turkse gevangenis zat, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij de coup tegen Erdogan. ‘Hij is geweldig en een dappere man’, zegt ze over Altan. ‘Het is een aangename verrassing dat hij is vrijgelaten.’

Beeld: Arzu Yildiz

Yildiz zelf wist aan de klauwen van Erdogan te ontkomen. In 2015 was ze een van de journalisten – naast onder andere Can Dündar – die publiceerde over de geheime wapenleveranties van de Turkse geheime dienst MIT aan Syrische rebellengroepen die streden tegen het Assad-regime. Ook publiceerde ze de videobeelden van de rechtszaak hierover op YouTube, omdat geen enkel Turks medium dit durfde te publiceren. Yildiz werd voor deze actie door een Turkse rechter tot twintig maanden gevangenisstraf veroordeeld. Ook verloor ze de voogdij over haar twee dochters.

Toen vond op 15 juli 2016 de mislukte coup tegen Erdogan plaats. ‘Ik besloot om onder te duiken, samen met mijn twee dochters’, vertelt ze. ‘Dat was een erg moeilijke tijd. Na vijf maanden besloot ik om een knoop door te hakken. Moet ik dit blijven doen? Of het land uitvluchten?’ Yildiz koos voor het laatste en vluchtte in haar eentje naar Griekenland. ‘Ik ben toen van Istanbul naar Edirne gegaan met de auto, en toen ben ik naar de Turks-Griekse grens gewandeld.’ Haar kinderen nam ze bewust niet mee. ‘Dat vond ik te gevaarlijk, vanwege de gevaren waarmee we mogelijk mee te maken zouden krijgen tijdens de reis, en vanwege de onbetrouwbaarheid van mensensmokkelaars.’

Yildiz kreeg asiel in Canada aangeboden. ‘Ik had helemaal niets, op de kleren die ik aanhad en het weinige spaargeld dat ik had meegenomen. Ik sprak geen Engels, ik had geen werk, geen huis. Het is mij gelukkig gelukt om deze zaken voor elkaar te krijgen, en nu wonen mijn twee dochters ook bij mij in Canada.’

Haar vriend in Turkije, die de voogdij had over haar twee kinderen, maakte het uit met Yildiz. Hij was bang geworden. ‘Dit was voor mij een grote schok en maakt mij nog steeds droevig, als ik erover nadenk. Toch ben ik blij dat hij onze kinderen naar Canada heeft gestuurd. In 2018 kreeg ik Emine terug, mijn oudste dochter, en een jaar later mijn jongste dochter Fatma. Toen ik Turkije in 2016 verliet, was Fatma zeven maanden. Toen ik haar in Canada weer terugzag was ze drieënhalf. Ze wist niet wie ik was. Ze noemt mij nog steeds Arzu, geen mama. Dat hakt er wel in.’

In Canada heeft Yildiz haar draai inmiddels goed gevonden als journalist en schrijver. Op dit moment is ze bezig met een boek over haar vlucht uit Turkije. Dat is nu bijna klaar. Terug naar Turkije wil ze niet, want dan belandt ze in de gevangenis. Behalve tot twintig maanden gevangenisstraf voor het publiceren van staatsgeheimen is Yildiz ook veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf voor het beledigen van het Turkse staatshoofd, omdat ze Erdogan een racist heeft genoemd. En er lopen nog twee rechtszaken tegen haar, waarvan een over haar reportage over de geheime wapentransporten naar Syrië vanuit MIT.

‘Ik wil één ding: gerechtigheid’, benadrukt ze. ‘Als er geen gerechtigheid is, dan is er ook geen vrijheid, geen democratie. Dan laten we ons regeren door leugens. In Turkije is recht ondergeschikt gemaakt aan macht. Rechters kijken niet of iemand schuldig of onschuldig is, maar naar wat de mening van de regering is. Feitelijk is niemand veilig in Turkije. Als je iets kritisch zegt, dan zullen ze je pakken. Dat beseft iedereen. En als ze jou niet te pakken krijgen, dan pakken ze je ouders, je partner, je kinderen. De Turkse staat is een maffiastaat geworden. Het zijn criminelen.’

‘De geschiedenis herhaalt zich weer’

Hayko Bagdat (1976) is een Turkse columnist en stand-up comedian van Armeense afkomst. In 2002 maakte hij – als eerste Armeense Turk – een radioprogramma over de Armeense minderheid in Turkije. Ook schreef Bagdat columns bij verschillende kranten en tijdschriften, waaronder Altans krant Taraf. Na de mislukte coup van 15 juli 2016 vluchtte Bagdat naar Berlijn, vanwege de bedreigingen en druk op hem. Hij richtte samen met Can Dündar de website Özgürüz.org op. ‘Özgürüz’ is Turks voor ‘Wij zijn vrij’.

Beeld: Hayko Bagdat

‘Er lopende meerdere rechtszaken tegen mij, nu ik gevlucht ben uit Turkije’, vertelt hij. ‘Ik word ervan beschuldigd propaganda te maken voor terrorisme. Ook zou ik de Turkse natie hebben beledigd, artikel 301 in het Turkse Wetboek van Strafrecht, omdat ik mij inzet voor de erfenis van Hrant Dink, de Armeens-Turkse journalist die in 2007 werd vermoord door een Turkse nationalist. En ten slotte heb ik mij schuldig gemaakt aan het beledigen van de president, artikel 299 uit het Wetboek van Strafrecht, omdat ik kritische dingen over Erdogan heb gezegd. Als ik naar Turkije terugkeer, hangt mij een gevangenisstraf van twintig jaar boven het hoofd.’

Bagdat wordt nu al acht jaar beveiligd. ‘In Turkije moest ik beschermd worden door de politie, omdat ik bedreigd werd door Turkse nationalisten. Ik woon nu in Duitsland, maar de bedreigingen blijven doorgaan. Als Armeniër en als iemand is die kritisch is over Turkije ben ik een favoriet haatobject. Ik krijg dagelijks honderden haatberichten op social media, waaronder bedreigingen en doodsbedreigingen. Maar onder Koerden en linkse Turken ben ik daarom misschien extra geliefd.’

Toch ziet Bagdat er ook de humor van in. ‘Mensen zouden kunnen denken dat ik Brad Pitt ben of een soort VIP, ik heb soms zoveel politieagenten bij me, vooral wanneer ik naar een publiek evenement ga.’ Als hij optreedt voor een zaal draagt Bagdat vaak een kogelvrij vest, voor het geval dat. ‘Ik probeer thuis werk te vinden om in Berlijn in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien, want voor mij is het bijna onmogelijk om van huis weg te gaan voor werk’, zegt hij.

De columnist en stand-up comedian peinst er niet over om naar Turkije terug te keren, ook niet als het land weer een democratische rechtsstaat wordt. ‘Ik heb mijn werk hier, in Duitsland. Ook mijn kinderen gaan hier naar school. Wel zal ik Turkije dan regelmatig bezoeken vanwege familie.’

Het Turkije-beleid van de Europese Unie maakt Bagdat cynisch. De Europese landen laten de Armeniërs weer stikken, net als 1915 toen in het Ottomaanse Rijk de Armeense Genocide plaatsvond, zegt hij. ‘De imperialistische mogendheden vinden de aanschaf van een Russische antiraketsysteem door Turkije veel erger dan de mensenrechtenschendingen in het land. Ze kijken alleen naar hun eigen belangen. De geschiedenis herhaalt zich weer.’ Daarom vindt Bagdat dat journalisten en intellectuelen hun krachten moeten bundelen. ‘Het maakt niet uit wat je huidskleur is of welke religie je aanhangt, maar we moeten ons uitspreken tegen onrecht.’

‘Haat tegen religieuze minderheden beleeft revival in Turkije’

0

President Erdogan wakkert een opleving van haat tegen religieuze minderheden in Turkije aan. Dit betogen Nadine Maenza en Aykan Erdemir op het Amerikaanse medium Newsweek. Maenza is lid van de Amerikaanse overheidscommissie voor Internationale Religieuze Vrijheid, Erdemir werkt voor een prodemocratische denktank.

Volgens hen schildert de Turkse regering christenen en joden af als een vijfde colonne die heimelijk Westerse regeringen helpt. Twee weken geleden stelde Erdogan in een toespraak dat de oppositie in Turkije het werk deed van de ‘gavur’ (ongelovige). Deze uitspraak heeft de christelijke en joodse gemeenschappen in Turkije verontrust, aldus Maenza en Erdemir

Ze noemen ook dat de Amerikaanse predikant Andrew Brunson bijna twee jaar in een Turkse gevangenis doorgebracht op beschuldiging van spionage, terrorisme en het beramen van een staatsgreep. Ook de Grieks-orthodoxe patriarch van Istanbul werd door regeringsmedia beschuldigd van een aandeel in de coup tegen Erdogan van 2016. Hij zou samenwerken met de CIA.

Sinds 2016 wordt aan protestantse geloofsleiders ook vaker een inreis- of verblijfsvergunning ontzegd, stellen Maenza en Erdemir, en aangemerkt als een bedreiging voor de nationale veiligheid,. In 2020 zijn er 30 protestantse christenen Turkije uitgezet, in 2019 35.

Eerder deze maand werd de Turkse Syrisch-orthodoxe priester Sefer Bilecen veroordeeld voor het geven van eten aan twee personen die bij de kloosterpoort hadden aangeklopt. Volgens de rechter waren dit PKK-strijders en hielp de monnik daarmee terroristen. De Turkse regering lijkt hiermee de terugkeer te willen ontmoedigen van leden van verschillende oosterse christelijke denominaties naar hun voorouderlijk land in het zuidoosten van het Turkije, zeggen de twee.

Volgens Maenza en Erdemir is de omvorming van de Hagia Sophia van een museum in een moskee een belangrijke symbolische overwinning van het islamisme. De Hagia Sophia, in de zesde eeuw gebouwd als Byzantijnse kathedraal, werd in 1453 een moskee, om in de twintigste eeuw te veranderen in een museum.

President Erdogan beriep zich op het ‘recht van het zwaard’ – de verovering van Constantinopel door de Ottomanen – om van de kerk weer een moskee te maken. Hiermee zou Erdogan, aldus Maenza en Erdemir, de christenen in Turkije ook degraderen tot inferieure mensen van een inferieur geloof, dat door de islam is onderworpen.

De Amerikaanse overheidscommissie voor Internationale Religieuze Vrijheid verklaarde in haar jaarverslag 2021 dat ‘de omstandigheden voor godsdienstvrijheid in Turkije een verontrustend traject blijven volgen’. Het raadde nogmaals aan dat het land op de speciale lijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken zou worden geplaatst voor ‘het plegen of tolereren van ernstige schendingen van de godsdienstvrijheid’.

Maenza en Erdemir:  ‘Als Turkije niet wil eindigen met goed onderhouden kerken en synagogen die alleen gericht zijn op toeristen – in plaats van op inheemse gemeenschappen met twee millennia geschiedenis – moet Ankara een einde maken aan zijn bevooroordeelde retoriek en discriminerend beleid.’

Officieel is in Turkije de godsdienstvrijheid grondwettelijk beschermd. Toch zijn deskundigen en activisten bezorgd, schreef de Kanttekening vorig jaar. ‘Ook in Turkije komt christenvervolging voor.’

EU stopt geldstroom naar omstreden ‘islamofobie’-onderzoeker

0

De controversiële Oostenrijkse politicoloog Farid Hafez krijgt geen EU-subsidie meer. Een voorstel van de Duitse christendemocraten, waarin Hafez wordt gelinkt aan de Moslimbroederschap en de Turkse regering, werd bij meerderheid aangenomen in het Europees Parlement.

In het voorstel wordt de Europese Commissie gevraagd om de criteria van EU-subsidies voor het programma ‘Rechten, gelijkheid en burgerschap’ aan te scherpen. Zo wordt voortaan voorkomen dat individuen en organisaties met dergelijke standpunten subsidie krijgen. De sociaaldemocraten en groenen stemden tegen het voorstel.

De Oostenrijkse wetenschapper Hafez was in november vorig jaar doelwit van een huiszoeking van de politie, omdat hij banden zou hebben met de Moslimbroederschap. Sommige wetenschappers stelden zich achter de onderzoeker en veroordeelden de huiszoeking.

Hafez zelf vergeleek de huiszoekingen tegen hem en andere vermeende Moslimbroeders met de Kristallnacht van 1938, toen Joden door de nazi’s werden gemolesteerd. Deze vergelijking ging de Universiteit van Salzburg te ver, die zich distantieerde van de uitspraken van Hafez.

Hafez ontkent elke connectie met de Moslimbroederschap en de Turkse regering. ‘Nee, ik ben geen moslimbroeder en ook geen islamist’, zei hij in een persinterview.

Feit is dat hij sinds 2015 namens de Turkse Seta Foundation het jaarlijkse European Islamophobia Report publiceert, aldus het Volksblatt, een conservatieve Oostenrijkse krant. In dit rapport worden niet alleen moslimvijandige incidenten aan de kaak gesteld, maar worden ook liberale moslims en critici van de politieke islam in de hoek van ‘islamofobie’ geplaatst.

Hafez noemt de Seta Foundation een ‘onpartijdige denktank’, maar de stichting propageert volgens het Volksblatt in feite het beleid van president Erdogan.

In 2019 kwam de stichting met een lijst van journalisten die kritiek hadden op de Turkse regering. Dit leidde toen tot scherpe kritiek van de Oostenrijkse christendemocraten op de financieringspraktijk van de Europese Unie, die de onderzoeksrapporten van de Seta Foundation mede financiert.

Schouwen-Duiveland zegt nee tegen regenboogvlag ‘onder druk SGP’

0

De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland blijft voorlopig de enige Zeeuwse gemeente waar de regenboogvlag niet zal worden gehesen op 11 oktober, de wereldwijde Coming Out Dag.

De LHBT-gemeenschap werkte afgelopen jaren samen met de gemeente aan een plan om de acceptatie van homoseksualiteit te bevorderen, waar het hijsen van de LHBT-vlag aanvankelijk ook in zat. Maar het stadsbestuur schrapte de vlag uit het plan. Coalitiepartij SGP zou hier een stokje voor hebben gestoken, bericht Omroep Zeeland.

Gisteren werd een voorstel om de vlag alsnog te hijsen verworpen in de gemeenteraad. Coalitiepartijen Leefbaar en SGP stemden tegen, evenals de helft van coalitiepartij CDA. Daardoor blijft een meerderheid vasthouden aan het nieuwe plan – zónder vlag.

Wel komt er jaarlijks een evenement om diversiteit in de stad te promoten en komt er meer voorlichting. ‘We gaan dingen doen gericht op de zichtbaarheid van deze groep, maar we gaan dat niet doen door middel van een vlag’, aldus wethouder Ankie Smit (GroenLinks).

‘Het is een dubbel gevoel’, zegt een LHBT-actievoerder tegen Omroep Zeeland. ‘Ik ben blij dat er nu wel voorlichting komt, maar ik ben teleurgesteld dat de gemeente de vlag niet wil hijsen. Het dieptepunt was dat wij werden beschuldigd van polarisatie. Daar heb ik wakker van gelegen.’

Utrecht zet imam in bij vaccinatiecampagne

0

Om islamitische bewoners op te roepen zich te laten vaccineren, gaat de gemeente Utrecht een filmpje opnemen met een imam. Dit meldt AD Utrecht.

Onder biculturele Nederlanders en laaggeletterden is de opkomst ‘zorgwekkend laag’, waarschuwden huisartsen afgelopen weekend in de Volkskrant.

De Utrechtse gemeenteraad trekt zich deze zorgen aan. Zo gaf slechts 35 procent van de 60-plussers in de armere wijk Kanaleneiland gehoor aan de oproep zich in te enten.

D66-wethouder Eelco Eerenberg (Volksgezondheid) antwoordt op vragen van de raad dat de gemeente nog meer middelen uit de kast gaat trekken om deze groepen te bereiken.

Zo komt er communicatie in het Turks en Arabisch, om Turks- en Marokkaans-Nederlandse senioren zich ook te laten vaccineren. Verder moeten jongerenwerkers aan jongeren het belang van vaccinaties uitleggen.

Onder moslims worden veel complottheorieën over het coronavirus en vaccins verspreid. Dit gebeurt vooral op social media, waarbij vloggers en influencers een dubieuze rol spelen. Begin dit jaar trok de Stichting Platform Islamitische Organisaties in Rotterdam (SPIOR) hierover aan de bel.

Onder sommige moslims bestaat twijfel of het nemen van een coronavaccin tijdens de ramadan halal is, omdat er dan alsnog iets in je lijf wordt gespoten. Tijdens de vastenmaand worden moslims geacht overdag niets tot zich te nemen.

In onze nieuwe ramadanpodcast geeft IC-arts Mustafa Albayrak antwoord op de vraag of het weigeren van een vaccin te verantwoorden is volgens de islam.

4 mei-essay over de WIC: een kleine genocidale geschiedenis van Nederland

0

Tijdens de Nationale Dodenherdenking op 4 mei herdenken we slachtoffers van oorlog en genocide, zoals de Holocaust. Het wordt tijd dat we tevens stilstaan bij oorlogsmisdadigers en genocideplegers van vroeger, zoals de West-Indische Compagnie in hedendaags New York, schrijft Yarin Eski.

Toen ik in 2008 met vrienden een stedentrip maakte naar New York viel mij iets op aan de stad: wij, de Nederlanders. Denk aan de namen Brooklyn (Breukelen) of Harlem (Haarlem), of aan de wereldbekende honkbalclub de Yankees, die refereert aan de Nederlandse namen ‘Jan’ en ‘Kees.’ New York heette namelijk eerst Nieuw Amsterdam en maakte deel uit van de Nederlandse kolonie Nieuw Nederland.

Een verleden waar ik trots op was. Avontuurlijke VOC- en WIC- handelsmissies, bombastische zeeslagen, de Nederlandse Republiek als maritiem pionier, en ga zo maar door. Er is prachtige kunst uit voortgekomen, zoals het schilderij ‘De zeeslag bij Gibraltar’ (1622), dat de overwinning op de Spanjaarden afbeeldt. Er zijn standbeelden gemaakt ter ere van ‘zeehelden’ zoals Piet Heyn in Rotterdam. En zie eens deze lofzang voor de VOC- scheepsbemanning:

Met Porceleyn en Zy,
Safferaan en Koffy-boonen,
En nog meer Goed daar by,
Dit maakt de Vrouwtjes bly:
Jan brengt, ó zelderweken! (bastaardvloek)
Zo levendig uyt Zee,
Zijn Wijf een Zitse (katoenen) Deken,
Met nog twee knassers (manden) Thee.

De Republiek was er één die grensverleggend was en dat koloniale verleden heeft veel exotische producten, welvaart, politieke-economische voorspoed en kennis en wetenschap gebracht. Aan ons.

We weten veel over de VOC, maar minder over de WIC, uitgeschreven, de West-Indische Compagnie. Zo begon New York City als Nieuw Amsterdam: koloniaal eigendom dat monumentaal vastgelegd is in Battery Park, aan de zuidkant van Manhattan waar een beeld de verkoop van Manhattan symboliseert. Voor nog geen dertig euro was Manhattan gekocht door de WIC. In de Schagenbrief uit 1626 staat het zwart op wit: ‘Hebben ’t eylant Manhattes van de wilde gekocht, voor de waerde van 60 gulden’.

De WIC ging met de lokale inheemse bevolking economische banden aan, waardoor ijzerwaren en textiel geruild konden worden tegen pelsen van otters, vossen en beren. De zeevaarders waren onder de indruk van die pelsen, de ‘vreemde’ vruchten zoals pompoenen, en de ‘maiz ende boonen’. Vrij snel leidde economische banden tot nog meer welvaart terug in de Republiek, ook vanwege verminderde concurrentie met andere koloniserende zeemachten. Het ging er bij aanvang kennelijk vredig aan toe, maar niet voor lang.

Inmiddels is er meer publiek besef dat er achter de voorspoed en welvarendheid een nare geschiedenis schuilgaat. Er wordt al meer dan voorheen veel kritischer teruggekeken op het Nederlandse koloniale verleden en de criminele uitbuiting van de volkeren in onze voormalige koloniën. Zo wordt niet meer gesproken in termen van ‘de Gouden Eeuw’, maar ‘de zeventiende eeuw’. Vooral de VOC-geschiedenis staat nu bekend als wreed. Voor de WIC is er weinig aandacht. Ten onrechte.

De Republiek ging namelijk ook in ‘de West’ figuurlijk over grenzen: en wel met genocidaal koloniaal geweld. Maar waar bestond dat geweld dan precies uit?

Door conflicten met de inheemse bevolking, maar ook met de andere koloniserende zeemachten, ontwikkelde de militaire capaciteit van de WIC (evenals de VOC) zich sterk. Een steeds groter gebied kon overheerst worden. Deze expansiedrift ging gepaard met massamoorden en andere genocidale praktijken, schreef historicus Ward Churchill in 1997. Met Willem Kieft als nieuwe gouverneur in Nieuw Nederland werd de redelijk vreedzame verstandhouding rigoureus verstoord.

Dit ontwikkelde zich op deze manier, omdat het thuisfront steeds meer van de luxe wilde genieten waar het gewend aan was geraakt. De natuurlijke bronnen overzees moesten daarin blijven voorzien. Met een machtig legerapparaat had Kieft minder belang bij goede banden en daardoor werd de lokale bevolking onderworpen aan onmogelijk hoge belastingen. Zij moesten meer en meer bevers, bonen en maïs leveren. Kieft achtte deze belasting nodig om Nieuw Nederland en de inheemse bevolking te beschermen tegen vijanden, aldus Churchill.

De verhouding met de inheemse bevolking verslechterde, met name toen de bevolking onderworpen werd aan slavernij. Dit had onrust en een opstand tot gevolg, een rebellie die in 1643 bruut de kop werd ingedrukt door een oorlog die de geschiedenis in is gegaan als de Oorlog van Kieft: ‘To wipe the mouths of the indians.’

Kieft was er echter nog niet van overtuigd dat de opstandigheid definitief de kop was ingedrukt. David Pieterszoon de Vries waarschuwde zijn chef voor de gevolgen van zijn harde optreden en het effect op de WIC-soldaten: ‘Gouverneur, laat dit werk achterwege. U wenst de wilden hun rug te breken, maar u zult onze natie ook vermoorden.’

Kieft deinsde niet terug voor massamoord. Historici weten niet of Kieft opdracht heeft gegeven voor de zogenoemde Pavonia Massacre, die plaatsvond in de nacht van 25 op 26 februari 1643. Wel is met zekerheid te stellen dat hij zijn soldaten achteraf feliciteerde voor wat ze hadden gedaan, schrijft historicus Alan Axelrod.

Kiefts afgezant De Vries was ooggetuige van de Nederlandse soldatenstoet die terugkeerde van Pavonia. Hij tekende in ijzingwekkend detail op dat ‘ze tachtig wilden hadden gemassacreerd of vermoord. Veel wilden hadden ze in hun slaap omgebracht, terwijl ze sommige jonge kinderen van haar moeders borsten afrukten, voor de ogen van de ouders in stukken gekapt, en de stukken in het vuur en in het water gesmeten hadden. Andere zuigelingen hadden ze op houten bordjes gebonden en zo doorhouwen, doorstoken, doorboord en miserabel vermoord dat het een stenen hart zou vermurwen. Sommigen waren in de rivier gesmeten, en als de ouders en moeders de kinderen probeerden te redden, wilden de soldaten die niet weer aan land laten komen, maar ze lieten de ouden met de jongen verdrinken, kinderen van vijf en zes jaar, en ook enige stokoude lieden. Degenen die deze furie nog ontvlucht waren, en zich in de struiken en het riet verborgen hadden, toen die ’s morgens tevoorschijn kwamen en om een stuk brood bedelden om zich tegen de kou te verwarmen, werden zij in koele bloede vermoord en in het vuur of in het water gestoten. Later kwamen enigen bij ons op het land gelopen, sommigen een hand, sommigen een been afgekapt, enigen droegen hun darmen in hun armen, anderen hadden zulke afgrijselijke houwen, kerven en wonden dat soortgelijk niet erger ooit gebeurd kunnen zijn’.

Kieft ontkende dat hij opdracht gaf voor de beestachtige slachting en heeft met cadeaus en mooie woorden geprobeerd aan lokale stamhoofden zijn excuses aan te bieden. Het stopte echter niet bij de nacht der onschuldigenslachting. De wreedheden duurden nog enkele jaren voort. In totaal zijn onder Kiefts gouverneurschap bijna duizend mensen aan een onmenselijk einde gekomen. Onder het mom van vredesbewaring werden mensen afgeslacht ter waarborging van economische welvarendheid.

Het barbaarse handelen van Kieft en zijn soldaten zorgde voor onvrede thuis in de Republiek. Daardoor moest hij in 1647 terugkomen om verantwoording af te leggen voor de ‘verslechterde situatie’. Kieft heeft zich echter nooit hoeven te verantwoorden, want in september 1647 zonk het schip De Princesse dat hem thuis had moeten brengen. Tijdens het zinken, smeekte hij kennelijk wel om vergiffenis:

‘Het Schip de Princesse voerde den Directeur ende dese getrouwe Patriotten van Nieuw Nederlandt / tot dat het in de verkeerde Canneel op een banck raeckte en in stucken sloegh / alwaer deze Godloose Kieft siende de doode voor d’ooghen/ seer diep suchtende ende twijfelachtich vraeghde aen dese beyde; ‘Vrienden ick heb u te kort gedaen / kunt ghy het my oock vergeven?’’

De dood van Kieft weerhield niet de schuldvraag te stellen. Sterker nog, zijn medewerkers La Montagne en Van Tienhoven gaven hem de schuld, met de boodschap dat de wreedheden op zijn bevel gebeurden, verklaarden zij. Bevel was bevel.

Later, toen Peter Stuyvesant gouverneur van Nieuw Amsterdam was, ging het bloedvergieten door tijdens de Perzikoorlog en de Esopus-oorlogen, beschrijft Churchill. In de eeuwen erna zou de WIC berucht blijven, voornamelijk vanwege de bouw van slavenschepen. Het meest beruchte schip is De Leusden, die dodelijke slaventochten maakte die aan ruim 1.700 Afrikaanse gevangenen het leven heeft gekost, noteerde historicus Leo Balai in 2011.

Presentisme, erkenning en ontkenning en onze genocidale geschiedenis

De WIC-historie is er één van onmenselijk geweld, uitbuiting en perversie. En het is daarmee onze eigen Nederlandse genocidale geschiedenis. Dat verdient uitleg.

Het woord ‘genocide’, laat staan de Genocide Conventie, bestond toch niet toen ons kolonialisme floreerde? Dat klopt. ‘Genocide’ als woord werd pas in 1944, ten tijde van de Holocaust, gemunt door de jurist Raphael Lemkin en kreeg in 1948 pas juridisch effect toen het door de Verenigde Naties bekrachtigd werd in de Genocide Conventie. Maar net zoals verkrachting al bestond voordat het woord werd uitgevonden, zo bestond het fenomeen genocide al voordat men er een woord voor had.

Zoals de existentialist Jean-Paul Sartre aangaf: ‘Het woord ‘genocide’ bestaat nog niet zo heel lang. (…) Het fenomeen is zo oud als de mensheid, en tot dusverre heeft er geen enkele samenleving bestaan wiens structuur voorkomen heeft om deze misdaad te plegen. In elk geval is genocide een product van geschiedenis, en het draagt het merkteken van de samenleving waaruit ze voortkomt.’ Dat wil zeggen dat achteraf, met de kennis van nu, iets van toen nu geclassificeerd kan worden als ‘genocide’.

Maar leidt dergelijk classificeren niet tot foutieve geschiedschrijving en daarmee tot misvattingen en zelfs onbegrip over de geschiedenis? Deze zogenaamde geschiedkundige valkuil wordt ‘presentisme’ genoemd, waarbij men de gebeurtenissen en gebruiken in het verleden begrijpt niet vanuit het kader van de ideeën en perspectieven van toen, maar vanuit die van nu. In het waarschuwen voor, en vervolgens vermijden, van geschiedkundig presentisme schuilt echter het gevaar dat uiteindelijk geen enkele geschiedkundige ooit nog iets zou kunnen zeggen over de geschiedenis.

Een dergelijke monddoodverklaring is levensgevaarlijk voor de (historische) wetenschap en ons collectieve geheugen en herdenken. Daarom dient de geschiedkundige (en elke wetenschapper die schrijft over het verleden) met de kennis van nu het verleden te blijven reconstrueren en communiceren, zelfs al was die kennis toen in dát verleden niet aanwezig. Dergelijk presentisme dient empathisch te zijn; er dient zodoende op gepaste wijze en tot op zekere hoogte óók rekening gehouden te worden met het toen, vanuit het nu.

De historie van de West-Indische Compagnie is er één van onmenselijk geweld, uitbuiting en perversie. Het is daarmee onze eigen Nederlandse genocidale geschiedenis die ook herdacht zou moeten worden

Wat we met de inmiddels opgebouwde kennis van nu over de WIC-kolonisatie kunnen zeggen, is dat deze genocidaal was en voortkwam uit een militaire bevelshiërarchie en een (amoreel) businessmodel waarbij winstoogmerk prevaleerde op menswaardigheid. Maar heeft de WIC dat ook gewild? Dat willen is namelijk een zéér belangrijke juridische voorwaarde om iets als genocide te bestempelen; het gaat om de intentie. Daar is de Genocide Conventie van 1948 duidelijk over.

Het zou overduidelijk zijn dat ‘geen van de veroveraars de grote sterfte gepland of gewild had’, schreef historicus Piet Emmer in 2011. Maar Sartre beweert dat bijvoorbeeld de ‘interventies’ door het Amerikaanse leger in Vietnam koloniale genocide betreffen, want het is ‘niet een zaak van slechts verovering (…) het is, uit noodzakelijkheid, culturele genocide’.

En die koloniale, culturele genocide was gewild: kolonisatie is niet mogelijk zonder systematische eliminatie van onderscheidende kenmerken van de inheemse maatschappij, gecombineerd met de weigering om leden van die inheemse maatschappij te laten integreren in de maatschappij van het koloniserende land of mee te laten profiteren van de kolonisatie, aldus Sartre. Genocide dient ertoe de gekoloniseerde groepen te beroven, vervolgt Sartre, van hun ‘individualiteit, hun cultuur en hun gewoonten, soms zelfs hun taal, en te laten leven in abjecte armoede, als schaduwen, onophoudelijk herinnerd aan hun ondermens-status’. In die zin is koloniseren vrijwel per definitie genocidaal.

Kortom, omdát de WIC geënt was op economische voorspoed van de Republiek en er dáárom volkeren uitgebuit moesten worden, weggejaagd werden, lichamelijk letsel ondervonden en (deels) vernietigd zijn, zijn de handelsmissies en militaire acties van de WIC als genocide te bestempelen.

Van genocide-ontkenning naar zelfconfrontatie in de polder

Dé genocide die het meest ontkend wordt, door de Turkse overheid althans, is de Armeense Genocide aan het begin van de twintigste eeuw. Gezien de genocide door de WIC, maken we ons schuldig aan eenzelfde ontkenningspolitiek. Nederland moet deze en andere zwarte bladzijden onder ogen zien. Dit helpt ons ook om kritischer te kijken naar onze eigen mentaliteit, namelijk de VOC-mentaliteit van het pure markteconomische denken. Want juist dit denken heeft ten tijde van kolonisatie en slavernij tot gewelddadige uitbuiting, massamoord en genocidale uitroeiing geleid.

In genocide en holocaustmusea, maar ook specifieke slavernijmusea wereldwijd vindt al zelfconfrontatie plaats. Neem het Liverpool Slavery Museum, dat een etage recht boven het Maritime Museum in Liverpool is gevestigd. Op een zeer toeristische plek bovendien, namelijk aan de rivier Mersey waar vandaan de slavenschepen vertrokken. Dit museum laat zien dat het Verenigd Koninkrijk de cruciale rol van de havenstad Liverpool gedurende de trans-Atlantische slavernij niet verzwijgt, maar juist draagt en deelt. Zo was er bijvoorbeeld een tentoonstelling met straatborden met daarop de namen van slavenhandelaren en het bijbehorende verhaal. Die straatborden worden overigens nog gebruikt in de daadwerkelijke straten.

Met de WIC-genocide als onderdeel van het Nederlandse koloniale slavernijverleden, kan hetzelfde gebeuren. Concretiseer dat de WIC-genocide inderdaad genocide was. Dit is zo simpel als het benoemen van genocidale praktijken van de WIC en vertellen wat er is gebeurd. Ooggetuigenverslagen, zoals die van de WIC-soldaten die terugkeerden van de onschuldigenslachting in Pavonia, dienen onder de publieke aandacht te komen en geïllustreerd te worden met beschikbare afbeeldingen (zoals de gravure bovenaan dit stuk).

Dergelijke verhalen en illustraties verdienen dus een plek in kunst-, oorlogs-, en andere soorten musea, net zoals dat met verhalen en foto’s van de Holocaust gebeurt. De genocidale WIC-geschiedenis zou zodoende prima tentoongesteld kunnen worden in het aankomende slavernijmuseum te Amsterdam, in het Tropenmuseum of in het Rijksmuseum. Daarbij is een rol weggelegd voor het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Overigens zouden het NIOD en de opleiding Genocidestudies aan de UvA meer aandacht in de lessenpakketten kunnen besteden aan het genocidale verleden van Nederland.

Naast het museaal tentoonstellen van het genocidale karakter van de Nederlandse kolonisatiedrift dient, net zoals bij verheerlijking van nazisymboliek (wat verboden is), verheerlijking van kolonisatiesymboliek aangepakt te worden. We zouden vraagtekens kunnen gaan zetten bij het politiek-esthetisch inzetten van WIC- en VOC-symboliek, zoals de schepen van toen. Die wordt nog als schoonheid ter vaderlandse trots gepercipieerd, maar ons nationale sentiment zou één kunnen worden van de erkenning van de tweezijdigheid van die koloniale schoonheid en schofterigheid. Een soort dialectiek van mooie spullen van nare origine.

We zouden niet de eerste zijn. Hugo Boss en Volkswagen bestaan nog, maar hebben inmiddels toegegeven dat zij voor de nazipartij hebben gewerkt en daarmee ook mede verantwoordelijk waren voor de Holocaust. Ook Disney heeft onlangs een progressieve zet gedaan en waarschuwde tegen racisme in hun tekenfilms.

Waarschuwingen bij schilderijen van zeeslagen, tropische afbeeldingen van katoenvelden, en portretten van ‘zeehelden’ mogen er (veel meer) komen. Naziparades waren imposant, esthetisch mooi, maar tegelijkertijd (en misschien wel daardoor) vinden we die beelden ijzingwekkend eng, omdát er achter die naziglorie zoveel onmenselijkheid en vernietiging plaatsvond. Stelt u zich eens voor: u gaat naar vrienden om te gaan eten en er hangt boven hun eettafel een schilderij van NSB-leider Anton Mussert of van Adolf Hitler. Dat is onvoorstelbaar en zelfs strafbaar, maar portretten van ‘zeehelden’ als kunst aan de muur vervullen kan wel. Op de website werkaandemuur.nl kun je bijvoorbeeld een portret van slavenhandelaar Johan Maurits van Nassau-Siegen op hip canvas bestellen.

Naar hem is het Mauritshuis in Den Haag vernoemd waarin nu een museum is gevestigd met veel schilderijen uit de zeventiende eeuw. Waarom niet (meer) vertellen wat Maurits zijn precieze rol was in de slavernij? Het wordt dus de kunst om afschuw en reflectie op te wekken bij beelden of portretten van Peter Stuyvesant en Willem Kieft of bij schilderijen van het slavenschip De Leusden, dat een voorloper was op de veewagons waarin Joden naar Auschwitz werden gebracht. De prachtige geschilderde koloniale schepen dienen voor de rillingen te zorgen, want ze brachten vooral dood en verderf. Een dergelijke herwaardering geldt ook voor standbeelden van de koloniale ‘zeehelden’.

Ga bekladding en verwoesting ervan tegen, uiteraard, maar tegelijkertijd ook verheerlijking ervan. Dus Peter Stuyvesants beeld mag blijven staan in New York City, net zoals Christopher Columbus’ beelden zouden moeten blijven staan. Maar leg de volledige, helaas gruwelijke en genocidale geschiedenis erachter uit. Op die manier dringt dit besef door bij de nabestaanden van zowel daders als slachtoffers en bij toekomstige generaties.

In het 4 en 5 mei Denkboek van 2021, een onderwijsproduct over herdenken in het basisonderwijs, wordt aandacht geschonken aan onder andere de geschiedenis van de oorlog in de voormalige Nederlandse koloniën. Leerlingen worden uitgedaagd om zelf eens na te denken over oorlog, herdenking, vrijheid en democratie. Het idee is dat zo ‘deze onderwerpen betekenisvoller en relevanter voor hun eigen leefwereld’ worden, vermeldt de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Dit essay daagt u ook uit zoiets te doen. Want hoewel wij kinderlijk onschuldig zijn ten aanzien van het genocidale verleden van de WIC, kunnen we toch, zoals onze kinderen in het basisonderwijs, erover leren, verantwoordelijkheid nemen en de zelfconfrontatie aangaan. Dus tijdens de twee minuten stilte op 4 mei, herdenk dan misschien eens de onschuldigenslachting, zoals hierboven gegraveerd. En denk dan: ‘Ook dít nooit meer’.