In Liverpool is een opvallende daling van moslimhaat zichtbaar. De oorzaak? De Egyptische voetballer Mohamed Salah, die zaterdag met Liverpool de Champions League won. Het aantal islamofobe tweets is gehalveerd sinds de komst van de voetballer bij Liverpool in 2017, en het aantal hate crimes tegen moslims nam met bijna 20 procent af. Onderzoek van Stanford University’s Immigration Policy Lab toont dit aan.
Er zijn maar weinig voetballers in het Verenigd Koninkrijk zo openlijk over hun religieuze overtuiging als Salah, een devoot moslim. Wanneer hij scoort, zijn miljoenen supporters en tv-kijkers getuige van het gebed dat hij daarna steevast laat zien. Ook deelde Salah tijdens de afgelopen ramadan zijn leven openlijk met zijn volgers op social media.
De resultaten leggen een zeker verband tussen de komst van de charismatische voetballer en een toename van begrip voor de islam in Liverpool, aldus de onderzoekers. Zij merken tevens op dat er juist een kleine toename is aan anti-moslimtweets door supporters van rivaliserende clubs.
In de Nederlandse media komt de islam er vaak niet goed vanaf. Voor veel moslims is dat geen nieuws. Niet alleen worden zij vaak genoeg geconfronteerd met ongenuanceerde krantenkoppen die stereotype beelden bevestigen, maar ook is de dagelijkse omgang met de media-consumerende medemens voor een deel vergiftigd. Steelse blikken in de tram, gretige vragen naar opvattingen – het zijn op zich kleine stukjes ongemak, maar bij elkaar kunnen ze impact op de levenskwaliteit hebben.
Historicus Tayfun Balcik, programmacoördinator bij de vredesorganisatie The Hague Peace Projects, voerde een onderzoek uit naar hoe moslims worden gepresenteerd in de vier grootste dagbladen van Nederland over. Of vooral: waar allemaal het etiket ‘moslim’ op geplakt wordt. Hoewel de ene krant het beter doet dan andere, bleek de gedeelde conclusie: in veruit de meeste gevallen van terrorisme is daar direct het woord ‘islam’ aan verbonden.
Maar is enkel aandacht voor media-beeldvorming wel terecht? Balcik onderzoekt niet op welke manier die media-aandacht gevolgen heeft voor het dagelijks leven van moslims. De Kanttekening vroeg daarom vier moslims naar hun ervaringen met de negatieve beeldvorming over de islam. Ook geven zij antwoord op de vraag: hoe zou je de beeldvorming wél willen zien? Met behulp van een portretfoto nemen zij regie over de manier waarop zij geportretteerd willen worden – zo laten zij zien hoe de moslim er volgens hen wél uitziet.
‘Elk moment kan die ontploffen’
‘Ik heb een baard’, zegt fotograaf Esenali. Hij is er zeker van, die baard is waarom hij veel merkt van de beeldvorming in de media. Ook al draagt hij shirtjes van metalbands of comics, in de verste verte niet gerelateerd aan religie: die baard maakt hem verdacht. Dat merkt hij vooral als er recentelijk aanslagen zijn gepleegd. ‘In de metro maakte ik mee dat een vrouw echt op het puntje van haar stoel zat en de hele tijd heel vaag naar mij keek, denkend: ‘Elk moment kan die ontploffen.’
’Het duurde vijf minuten voordat ze besefte dat ik geen terrorist was, maar voor het concert kwam’
Hij herinnert zich nog vele andere incidenten. ‘Ik kwam een keer vooraan staan bij een concert van de rockband Kiss, toen een vrouw zich omdraaide en vol schrik naar mij keek. Het duurde vijf minuten voordat ze besefte dat ik geen terrorist was, maar voor het concert kwam’, vertelt hij. ‘En ik ben al fan sinds 1978!’
‘Ook wanneer ik in het openbaar ben voelt het soms alsof ik moet oppassen met wat ik zeg, want anderen kunnen mij dan verkeerd begrijpen’, zucht Esenali. ‘Het is wel beter geworden hoor’, erkent hij met enige spot in zijn stem, ‘sinds hipsters ook baarden hebben.’
Esenali merkt per incident mensen negatiever worden. Zoals toen PvdA-politicus Lodewijk Asscher impliceerde dat Turkse jongeren veel sympathie hebben voor terreurbewegingen en vervolgens geen excuses maakte toen dat niet waar bleek. ‘Het zijn vooral de lezende mensen die in zulke gevallen negatiever worden – zij lezen immers het nieuws. Dan moet ík elke keer uitleggen dat het toch niet zo is. Bij elke aanslag moet je weer uitleggen aan welke kant je staat. Als je dat niet zegt, is dat ook niet oké.’
Door het eenzijdige beeld wordt Esenali, met zijn voorliefde voor populaire cultuur, tegen wil en dank een wandelende stereotype-breker. Zoals die keer dat hij in het bijzijn van zijn baas in gesprek raakte hierover: ‘Ik legde theorieën uit over de herkomst van zombies uit een van die eerste zombie-films, en hij was stomverbaasd. Hij wist niet dat moslims ook naar zulke dingen konden kijken.
Maar wat is volgens Esenali eigenlijk de bron van die eenzijdige berichtgeving? ‘De top van de media is zó wit’, zegt hij, en hij herhaalt: ‘Zó wit, dat ze niet weten waar ze het over hebben. Bewust of onbewust – al gaan die twee vaak hand in hand. De top van de media staat zo ver van de samenleving af, ze wonen in een bubbel. Ze krijgen niet mee hoe divers Nederland is geworden. Het enige dat ze zien van Marokkanen is wat er in het nieuws staat – dat ze fietsen stelen.’
Media moeten volgens Esenali stoppen met generaliseren en beseffen dat woorden als ‘moslim’ niet toereikend zijn voor de grote diverse groep. Daarnaast ziet hij een oplossing in een gelijke stem in de media. ‘We moeten meerdere perspectieven hebben. Alleen dan komt die gelijkwaardigheid dichterbij.’ Ten slotte hamert Esenali op een mentaliteitsverandering: ‘De media moeten zich realiseren dat wij niet weggaan. Dat we ook onderdeel zijn van de maatschappij.’
’De top van de media is zó wit dat ze niet weten waar ze het over hebben’
Voor de portretfoto heeft Esenali niet veel wensen, behalve: ‘Ik wil gerepresenteerd worden als wie ik ben. Iemand die van veel verschillende muziek houdt, veel verschillende boeken leest.’ De bar waar wij hebben afgesproken is meer dan prima. ‘Ik drink weliswaar geen alcohol, maar we luisteren wel naar muziek die ik leuk vind’, zegt Esenali, terwijl hij wijst naar zijn shirt, waar de uitgestoken tong van de Rolling Stones op afgebeeld staat. Van de kast pakt hij het bordspel Risk, dat hij vaak met vrienden heeft gespeeld. ‘Ik wil op een alledaagse manier gefotografeerd worden’, zegt hij. Al kan hij zelfs bij het spelen van dit strategische spel, met het motto ‘wereldveroverend’, aan zijn baard niet ontsnappen, grinnikt hij: ‘Vaak maakten we de grap: als de AIVD ons zou afluisteren tijdens het spelen van dit spel, zouden we zeker opgepakt kunnen worden.’
‘Wat ik uitdraag islamitisch zijn is heel normaal’
‘Ik heb er eigenlijk geen last van’, zegt Isabel in een telefoongesprek. ‘Is het dan nog wel wat voor jou?’ Als negatief nieuws haar bereikt, schudt ze het snel van zich af. ‘Daar blijf ik niet in hangen, daar ga ik niet in mee. Mijn keuze is mijn leven hierdoor niet te laten veranderen.’
Het is niet dat ze nooit te maken krijgt met vooroordelen, in de media of met mensen waarmee ze praat. Bij mediaberichten gaat ze altijd op zoek naar de andere kant van het verhaal – ‘Het gaat automatisch. Je leest door de regels heen vaak toch nog een bepaalde…’, ze pauzeert even om het juiste woord te vinden, ‘…achterdocht.’
In het dagelijks leven zijn er weinig mensen die Isabel storen – een heel enkele keer wordt er nog wel naar IS gerefereerd, of komt een vooroordeel naar boven. ‘Ik had laatst in de winkel iemand die heel overdreven articuleerde, alsof ik geen Nederlands sprak. Maar dat zijn incidentele gevallen, daar kan ik mijn oordeel niet op baseren.’ Het is voor haar niet moeilijk om de negativiteit achter zich te laten. ‘Dat is denk ik karakter. Ik ben een luchtig persoon, til er niet heel zwaar aan.’
Maar haar onverstoorbare houding heeft grenzen. Onlangs heeft één gebeurtenis die houding doorbroken: de aanslag in Christchurch. Voor het eerst volgde ze het nieuws op de voet. ‘Je leven staat eigenlijk stil – want ik had onder die personen kunnen zijn. Net als daar in Christchurch staat bij onze moskee de deur ook altijd open.’
Die moskee is Centrum de Middenweg, een gebedshuis in Rotterdam-Noord waar moslims van alle etniciteiten bij elkaar komen. Daar is Isabel lid van het kernteam van zo’n twintig mensen en ze brengt er veel tijd door. Als ze zich al eens bezighoudt met media, doet ze dat samen met de andere Middenwegers. Ook hier heeft de aanslag veel losgemaakt. ‘Als je ergens mee zit, is dit de ruimte om het te bespreken.’
Maar normaal gesproken zijn negatieve berichten ook daar geen groot thema – de rest is net zo onverstoorbaar als Isabel zelf. ‘We zijn gewoon heel zeker van onszelf, maar beginnen ook vooral bij onszelf. Concentreren op hoe je zelf in het leven staat, daar ben je al druk zat mee.’ Zeker als het dagelijks leven daar nog eens bij komt: iedereen van de Middenweg heeft ook nog een fulltime baan – Isabel zelf is onderzoekscoördinator bij een ziekenhuis. De wekelijkse sessies van het kernteam zijn dan niet zozeer religieus, maar draaien vooral om ‘het team te optimaliseren, het beste uit jezelf te halen. Dat is ook waar moslim-zijn om draait: het zijn van een goed mens.’
Met het team van de Middenweg probeert Isabel ook een tegengeluid te leveren aan het negatieve beeld van de islam. ‘Als individu ben je best beperkt, maar in dit team voel ik mij gesterkt en kunnen we dingen samen oppakken. We hebben bijvoorbeeld aan minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken een brief over Saoedi-Arabië geschreven.’ Ook hebben ze een goede verstandhouding met journalisten aangeknoopt, die weten dat ze elk moment kunnen aankloppen voor vragen. ‘We zijn heel transparant. Graag zelfs. Er wordt vaak iets beweerd over islamitische predikers – nou, kom maar kijken.’
Het uiteindelijk doel van Isabel is dat de islam ‘normaal’ wordt in Nederland. Niet alleen samen met de Middenweg, waar de moskeegangers mensen uit de buurt uitnodigen om te laten zien hoe gewoon de islam eigenlijk is, maar ook door gewoon haar dagelijkse leven te leiden. ‘Wat ik uitdraag, op mijn werk, bij de buren en bij mijn kinderen op de basisschool: islamitisch zijn is heel normaal.’
‘Normaal’ wordt ook het uitgangspunt van Isabels foto. Ze wordt genomen bij de bar van de Middenweg, de plek waar zij vele vrijdagmiddagen gasten verwelkomt met kopjes koffie of thee. Het is de ontmoetingsplek in de moskee, in de centrale hal met vele tafeltjes voor allerlei gasten die er afspreken. Een koffiebar in een moskee, het kan ook gewoon. Dat alledaagse is niet alleen weerspiegeld in de thee die Isabel vasthoudt terwijl ze in gesprek is, maar ook door het koffieapparaat dat links staat. Het is inmiddels haast haar beste vriend (‘Hij is werkelijk subliem’, prijst ze), en de spil in het sociale leven van de Middenweg. Rechts is een glas-in-loodraam te zien dat een bombardement in de straat afbeeldt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog – het verbeeldt de verbintenis met de buurt. Zoals normaal is.
‘Een terrorist is geen moslim, en een moslim geen terrorist’
Op een januaridag in 2015 was het ongewoon stil in de klas van Burak. In dat jaar studeerde hij als toekomstige wiskundeleraar aan de Hogeschool van Amsterdam, maar wiskunde was tijdens deze les ver te zoeken: de leerlingen hoorden net dat moslimterroristen in Parijs een aanslag hadden gepleegd op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo. Burak was een van de weinige moslims in de klas, en na de lange stilte nam hij de verantwoordelijkheid op zich om allerlei vragen te beantwoorden. Zo goed en kwaad als het kon probeerde hij zijn geloof uit te leggen aan zijn klasgenoten. ‘Ik noemde een van mijn favoriete citaten: ‘Een terrorist is geen moslim, en een moslim geen terrorist.’’ Op die manier leerden de klasgenoten, die normaal gesproken nooit over elkaars levensbeschouwing een gesprek voerden, elkaar toch beter kennen. ‘Dan komt er opeens toch een andere Burak tevoorschijn – of een andere Jeffrey, of wie dan ook.’ Burak denkt nog steeds tevreden terug aan die les. Die staat symbool voor zijn verantwoordelijkheidsbesef, dat hem zijn islam laat uitdragen.
Die verantwoordelijkheid om de islam te vertegenwoordigen krijgen veel moslims in Nederland opgedrongen, onder andere door gebrekkige kennis en media-framing. Ook Burak baalt van de media-aandacht die vaak al te snel ‘islam’ als verklaring voor al het slechte geeft. ‘Voordat iets over de identiteit van bijvoorbeeld terroristen bekend is, wordt islam al genoemd.’ De snelle conclusies ziet Burak als een patroon in de media – ze nemen niet de moeite om verder te kijken, ze zien niet dat dingen anders in elkaar steken. Veel moslims worden moe dat zij vervolgens woordvoerder voor hun geloof moeten worden, maar Burak neemt deze rol zonder klagen op zich. ‘Je bent in dit land een minderheid’, zegt hij. ‘Je hebt dus geen keuze.’ En die openheid van Burak wordt gewaardeerd, merkt hij steeds opnieuw. ‘Als je niet met elkaar praat, blijven er vraagtekens. Dan ga je antwoorden elders zoeken.’
Inmiddels staat Burak regelmatig voor de klas voor kinderen van 12 tot 15 jaar. Ook zij hebben vaak vragen, die hij net zo zachtmoedig tegemoet treedt. Vooral in overwegend witte klassen zijn veel kinderen nieuwsgierig: ‘Wie bent u? Wat bent u? Waar komt u vandaan?’ Een enkele keer, als hij de kinderen in het gareel moet houden met een straf, kunnen ze nog wel eens woedend worden en stereotype beelden betrekken bij het schelden. Burak wuift het weg, hij zit er niet mee. ‘Ze zijn nog maar kind. Als ze ouder worden, worden ze wel wijzer.’
De grote vraag is natuurlijk: waar haalt Burak zijn plichtsbesef en eindeloze geduld vandaan? Het heeft een religieuze component, zegt hij, maar die is niet los te zien van de rest van zijn levensbeschouwing. Het meest van alles vloeit het voort uit de dankbaarheid die hij voelt over zijn leven. ‘Ik had ook in Syrië geboren kunnen zijn, op een plek waar je alleen met je basale levensbehoeftes bezig bent.’ Als je het goed hebt zoals hier, legt hij uit, moet je ook iets doen om het leven voor anderen beter te maken. ‘Ik ben hier met een reden, net als al het andere. Daar haal ik ook voldoening uit. Je wordt er alleen maar sterker door.’
Zelf heeft hij in zijn tijd als leraar nog geen ingrijpende gebeurtenissen, zoals de aanslag op Charlie Hebdo, meegemaakt. Gelukkig maar. Als dat wel zou gebeuren dan kiest Burak voor dezelfde aanpak als toen op die januaridag in 2015 – een open gesprek, met veel geduld om een ander perspectief op zijn geloof te kunnen bieden.
‘Moslims zijn dus een beetje de Castro’s van onze tijd’
Nederlands nieuws kijkt ze niet meer. Charifa, promovenda tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam, stoort zich er simpelweg aan. Te vaak zag ze de Nederlandse krantenkoppen ongenuanceerd of simpelweg foutief berichten over moslims en de islam, waardoor ze haar vertrouwen heeft verloren. In plaats daarvan haalt ze haar nieuws uit buitenlandse nieuwsbronnen, zoals de New York Times, Al Jazeera, Jeune Afrique of Sputnik. Soms komen Nederlandse media nog wel langs op haar tijdlijn, en dan kijkt ze nog even naar de commentaren. ‘In die commentaren op de sociale media zie je de Nederlandse polarisering terug’, zegt ze, ‘het is om triest van te worden.’ Maar toch kijkt ze, om te zien wat de mensen denken: ‘Je wilt toch niet in een grot leven?’ Zo heeft Charifa de volgende keer al haar weerwoord klaar.
De volgende keer is wanneer mensen in haar omgeving, vooral collega’s, stereotype beelden aan het oprakelen zijn. Over moslims die moslima’s onderdrukken, hen niet laten scheiden, een hoofddoek opdringen, drie meter achter hun man moeten lopen – echt alles komt voorbij. ‘Maandelijks’, zegt Charifa. ‘Soms rotsvast in het eigen gelijk, soms verpakt in een vraag: ‘Mag jij dit eigenlijk wel? Word jij niet uitgehuwelijkt aan je neef?’’ Meestal zijn deze vragen niet oprecht, ze zijn alleen een uitnodiging om de eigen vooroordelen te bevestigen. Doorgaans laat Charifa het passeren en loopt het met een sisser af. ‘Het kost te veel energie en het maakt niet uit wat ik zeg.’
Eén keer werd het haar te kwaad. Als ze erover vertelt verheft Charifa haar stem, duidelijk nog steeds boos. Een collega begon met racistische uitingen naar Charifa. Zij zei: ‘Moslimvrouwen hebben geen rechten, ze worden onderdrukt, ik zie het zelf in mijn praktijk.’ Toen sprak Charifa haar erop aan: ‘Je beledigt mijn geloof, mijn afkomst en de vrouwen die mijn moeder hadden kunnen zijn.’ De vrouw diende een klacht in omdat Charifa haar respectloos zou hebben aangevallen. Charifa werd op het matje geroepen door de leiding: zij had zich niet uit de tent moeten laten lokken door deze vrouw, ze had moeten laten zien hoe krachtig Marokkaanse vrouwen zijn, door er boven te staan. Vol ongeloof kijkt Charifa terug op deze episode. ‘En dan heb ik nog het geluk dat ik er niet uitzie als een moslim. Hoe zou het zijn als ik een hoofddoek zou dragen?’
Charifa’s cynische kijk op racisme gaat gepaard met een raar soort optimisme: tenzij het expliciet is, gaat ze niet uit van racisme. ‘Anders kom je nooit ergens’, zegt ze, ‘ga je het zelf creëren’’ Ze wil haar pad, carrière of anders, niet aanpassen aan de denkbeelden die mensen kunnen hebben. Bovendien, zegt ze, zal je de vooroordelen overal tegenkomen – ‘het maakt niet uit of je bouwvakker bent of academicus.’
‘De persvrijheid wordt eerder misbruikt dan gebruikt’
Nederland, benadrukt Charifa, is haar land, maar ze voelt zich steeds minder thuis in haar land. Ook over te toekomst van Nederland is ze pessimistisch, niet overtuigd dat de media vanzelf stoppen met de framing die mensen telkens lelijk beïnvloedt. Ze ziet de situatie zo somber in dat ze zelfs bereid is om een stukje vrijheid van de pers op te geven voor een eerlijker beeld: ‘De persvrijheid wordt eerder misbruikt dan gebruikt. Als het vrede creëert, mogen we een stukje vrijheid opgeven.’
Voor haar portret gaat Charifa op de foto met een grote illustratie die in haar kamer hangt: een poster van de Cubaanse revolutionair Fidel Castro. ‘Che Guevara was een monster, maar ten onrechte denken mensen dat ook van Castro.’ Ze heeft zich in hem verdiept en heeft ontdekt dat hij een rechtvaardig en sociaal leider was – vaak wordt hij in dezelfde hoek gedrukt als de wrede Guevara, zegt Charifa, met als gevolg dat er een verkeerd beeld van hem is gecreëerd. ‘Moslims zijn dus een beetje de Castro van onze tijd’, zegt ze met een schamper lachje.
Wij hebben de moed nodig om onze onzekerheid onder ogen te zien.
We zouden een Internationale Dag Tegen Taboes moeten introduceren. Een dag per jaar zouden wij in staat moeten zijn om onze grootste angsten, afwijkende standpunten en vergezichten met de rest van de wereld te delen. Een soort 1 aprilgrap, maar dan voor serieuze zaken. Omdat ik, voor zover ik weet, de eerste pleitbezorger ben voor deze bijzondere dag, wil ik bij dezen twee taboes doorbreken en toelichten.
Het eerste taboe: ‘Het diversiteitsdebat is een afleidingsmanoeuvre.’ Ik probeer het gesprek over diversiteit steeds te vermijden. In Amsterdam natuurlijk, maar ook in de media, het bedrijfsleven en de politiek wordt al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw een gesprek gevoerd over het belang van diversiteit. Maar in realiteit gaat het om een afvinkmentaliteit. Als je maar een zogenaamde bi-culturele Nederlander op een belangrijke post hebt dan kun je daarmee altijd te koop lopen. ‘Kijk maar, wij hebben Aboutaleb, Arib, Ali B. of Ziyech in ons team’, zeg je dan, om te laten zien hoe geweldig je het doet wat diversiteit betreft. Maar deze focus op diversiteit als marketingstrategie gaat ten koste van individueel talent. Want, wat hebben Ziyech of Arib met het woord diversiteit? Zijn ze niet toevallig goed in hun vak? Zijn we soms vergeten welke tegenslagen Arib moest ondergaan om die positie van het voorzitterschap in de Tweede Kamer te bereiken? Zijn wij de geruchten van collega’s over haar taalbeheersing vergeten?
Deze week zagen we weer hoe selectief mensen met diversiteit omgaan. De fractie van GroenLinks in de Tweede Kamer besloot Zihni Özdil de deur te wijzen, nadat gebleken was dat hij niet binnen de lijntjes wilde kleuren. De GroenLinks-fractie was in etnisch opzicht lekker divers, maar die diversiteit gold niet voor de inhoud. Iedereen moest zich aan de politieke spelregels houden. Dus donder op met je diversiteit. Ja, ik heb het gezegd. Taboe doorbroken.
Het tweede taboe: ‘Links heeft geen monopolie op antiracisme.’ In Nederland en elders in de wereld wordt het woord antiracisme vooral met linkse mensen geassocieerd. Je weet wel, mensen die met spandoeken de straat op gaan om revolutie te eisen, het systeem van onderuit te willen breken. Deze associatie is om meerdere redenen logisch. Maar het is tegelijkertijd belangrijk om te benadrukken dat rechtse mensen, en mensen van het politiek midden, ook antiracistisch kunnen zijn. Sterker nog, ze moeten antiracistisch zijn. Strijden tegen racisme is te belangrijk om aan één politieke kamp over te laten.
Regelmatig zie ik linkse mensen vol walging reageren als mensen met een migratieachtergrond – zoals VVD-politicus Malik Azmani of de Belgische N-VA-politica Assita Kanko – zich bij een rechtse partij aansluiten. Deze mensen zouden zich bij racistische partijen aansluiten, partijen die mensen die op hen lijken uitsluiten. De realiteit leert echter dat links vooral praat en rechts handelt. In het bestrijden van racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting hebben we niet alleen praters en denkers nodig, maar ook doeners en onderhandelaars. Zo vul je elkaar aan.
Het punt is helder. Er wordt van mij verwacht, omdat ik een migratieachtergrond heb, bepaalde standpunten te vertolken. Ik moet voor hersenloze diversiteit pleiten en rechtse mensen en politieke partijen veroordelen. Taboes zijn onderwerpen en standpunten die men vanwege de heersende sociale consensus niet durft te doorbreken. Maar de realiteit is complexer dan de maatschappelijke consensus. Soms hebben onze politieke tegenstanders een punt. Soms weten we niet hoe zaken precies in elkaar steken. Wij hebben de moed nodig om onze onzekerheid onder ogen te zien. Ik heb met mijn twee genoemde taboes een opzetje gedaan, de bal ligt nu bij jullie. Op naar die Internationale Dag Tegen Taboes.
Op 4 juli zouden in Algerije presidentsverkiezingen plaatsvinden. Maar deze gaan niet door: de Constitutionele Raad zegt dat er geen geschikte kandidaten zijn.
Volgens NRC is het uitstellen van de presidentsverkiezingen een overwinning voor de democratische krachten in het land, die al maandenlang demonstreren voor meer democratie. Hoewel president Abdelaziz Bouteflika in april is opgestapt, vindt de democratische oppositie dat de oude orde nog steeds te veel macht heeft. Er is daarom nog geen einde gekomen aan de demonstraties in het land.
Algerije heeft in de persoon van Abdelkader Bensalah een interim-president. Op 9 juli loopt zijn termijn af. De oppositie beschouwt Bensalah als een vertegenwoordiger van de oude orde.
Volgens de Constitutionele Raad hebben twee kandidaten zich voor de presidentsverkiezingen opgegeven. Waarom hun kandidatuur is afgewezen vertelt de raad niet. Persbureau Reuters stelt dat beide kandidaten niet de vereiste 60.000 handtekeningen hebben kunnen verzamelen, die nodig zijn om aan de presidentsverkiezingen te kunnen meedoen.
In Algerije zijn al een poos spanningen. Met het vertrek van Bouteflika is de rust in het land niet teruggekeerd. Bouteflika kwam in 1999 aan de macht, tegen het einde van de burgeroorlog tussen de regering en het fundamentalistische Islamitisch Reddingsfront. Daarbij vielen tienduizenden doden.
Deze maand organiseert Stichting Untold in Amsterdam de ‘Black History Month’. Doel van deze zwarte geschiedenismaand is om jongeren in Amsterdam voorlichting te geven over het Nederlandse slavernijverleden en de geschiedenis van het kolonialisme.
De initiatiefnemers kozen bewust voor de naam ‘Black History Month Amsterdam’, om hiermee het internationale karakter van deze herdenkingsmaand te benadrukken. In Groot-Brittannië en de Verenigde Staten vindt elk jaar zo’n zelfde maand plaats.
Er worden verschillende activiteiten georganiseerd. Zo vindt 8 juni en 15 juni de ‘Black History City Tour’ plaats. Startpunt van deze tour is het Tropenmuseum. Een andere activiteit is een symposium over ‘Afrocentrische geneeswijzen’ op 12 juni in het Bijlmer Parktheater. Een dag later worden er in de Openbare Universiteit bijeenkomsten georganiseerd over zwarte geschiedenis. De ‘Black History Month Amsterdam’ eindigt op 1 juli, de dag die bekend staat als Keti Koti. Op die dag is het precies 156 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en op de Antillen werd afgeschaft.
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht in Nederland voor Black History. Dit komt door het debat over Zwarte Piet, maar ook door de hernieuwde belangstelling voor het Nederlandse slavernijverleden. Onder anderen Miguel Heilbron van The Black Archives en historicus Karwan Fatah-Black vinden dat hier in het geschiedeniscurriculum meer aandacht voor moet komen. Minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs (D66) is het met hen eens en vindt dat het geschiedenisonderwijs op de schop moet.
Daarnaast krijgt Amsterdam mogelijk een slavernijmuseum. GroenLinks-raadslid Simion Blom ijvert al enkele jaren voor de realisatie voor zo’n museum. De gemeente Amsterdam kijkt nu of een slavernijmuseum haalbaar is en waar dit dan zou moeten worden gevestigd. Het plan is om in 2020 met de realisatie van het museum te beginnen.
De Koerdische journaliste en mensenrechtenactiviste Nurcan Baysal is kort vastgehouden door de Turkse autoriteiten. In 2012 had Baysal in de Turkse provincie Diyarbakir een bijeenkomst van het Democratische Maatschappij Congres bezocht, een pro-Koerdische organisatie. Volgens de Turkse autoriteiten is dit echter een terroristische organisatie, vandaar dat Baysal werd gearresteerd. Nadat ze had getuigd tegen de aanklagers werd ze vrijgelaten.
Op Twitter kondigde Baysal haar vrijlating aan: ‘Ik ben vrij. Ik ben net vrijgekomen uit detentie. Dank aan alle mensen die mij gebeld hebben om hun steun te betuigen. Wanneer ik thuis ben zal ik schrijven over de bijzonderheden van mijn hechtenis.’
In januari 2018 werd Baysal ook al gearresteerd. Dit omdat ze kritische berichten op Twitter had geplaatst over de Turkse aanval op Afrin, een gebied in Noord-Syrië waar veel Koerden wonen. Ze kan drie jaar gevangenisstraf krijgen voor haar kritiek op Operatie Olijftak, de Turkse aanval op Afrin. En in 2016 werd Baysal voorwaardelijk tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld, vanwege een kritisch artikel dat ze schreef over een Turkse militaire operatie in de Koerdische stad Cizre. Ze werd toen vrijgelaten onder de voorwaarde dat ze binnen vijf jaar niet dezelfde overtreding zou begaan.
Baysal schrijft voor de nieuwssite Ahval. Vanwege haar activiteiten als journalist en mensenrechtenactivist in de Koerdische gebieden in Turkije wordt ze regelmatig bedreigd met de dood door nationalistische Turken en Turken die pro-Erdogan zijn. In 2018 kreeg Baysal een prijs van de Ierse mensenrechtenorganisatie Front Line Defenders, omdat ze zich met gevaar voor eigen leven inzet voor de mensenrechten.
Het advies van een Duitse regeringscommissaris om in het openbaar geen keppeltje meer te dragen, leidt ook in Nederland tot debat. De Kanttekening vroeg aan verschillende moslims: wat doe je als een joodse man wordt lastiggevallen vanwege zijn keppeltje?
Het is sinds vorige week onrustig in Duitsland nadat Felix Klein, de Duitse regeringscommissaris voor antisemitisme-bestrijding, joden had afgeraden om in het openbaar een keppeltje te dragen vanwege ‘de toenemende maatschappelijke verruwing’. Als reactie besloot het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) om woensdag 29 mei 2019 uit te roepen tot ‘Nationale #KeppelOp-dag’, compleet met demonstratie in Den Haag.
Er kwamen een paar honderd – hoofdzakelijk joodse – mensen bijeen op de demonstratie op het Plein in Den Haag. Sommigen hebben in geen decennia gedemonstreerd. Tijdens het openingswoord meldt Hanna Luden, directeur van het CIDI, dat maar liefst 70 procent van de joodse mensen in Nederland niet herkenbaar joods durft te zijn. Daarna volgt een parade van speeches van politici, van PVV tot GroenLinks, waarvan alle heren voor de gelegenheid een keppeltje dragen. Dilan Yesilgöz (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) zijn daadwerkelijk bezig met antisemitisme en met effect: zij geven aan dat er drie miljoen euro extra komt voor bestrijding van antisemitisme.
Eén ding valt op. Bij joods getinte bijeenkomsten verzamelen zich al snel moslimjongeren. Vaak uit nieuwsgierigheid, maar soms ook om herrie te trappen. Nu geen één. Volgens ingewijden komt dit door de aanwezigheid van politie, en vooral door de vele camera’s voor televisieprogramma’s. ‘Ontzettend laf’, vindt Ingrid uit Amsterdam desgevraagd. ‘Dat zie je op internet ook. Die scheldpartijen komen vrijwel altijd van mensen zonder gezicht.’
Woordvoerder Jonathan de Geus van het CIDI vertelt dat ze veel positieve reacties krijgen, ook uit politieke kringen. ‘Zowel van links als van rechts ontvangen we veel steunbetuigingen van mensen die vinden dat een keppeltje dragen in het openbaar gewoon moet kunnen.’ Zijn collega Aron Vrieler benadrukt dat de toename van incidenten beslist niet enkel uit islamitische hoek komen. ‘Wel een groot deel, vooral jongeren. Vaak gaat het om straatintimidatie, waarvan te weinig aangifte wordt gedaan of melding van wordt gemaakt. De praktijk leert dat het vrij lastig is om de dader of daders op te sporen.’ Dit is bijvoorbeeld het geval in een wijk in het Amsterdamse Buitenveldert waar veel joodse mensen wonen. Er is regelmatig sprake van (straat)intimidatie, terwijl de daders er niet wonen en er onbekend zijn. ‘Het is onmogelijk om na te gaan welke dadergroep de grootste is, maar vaak gaat het om jongeren met een moslimachtergrond.’
‘Onze tolerantie en beschaving zijn in het geding’
‘Een religieuze plicht om te helpen’
We vroegen Yassin Elforkani, imam bij De Blauwe Moskee in Amsterdam-Slotervaart, wat hij ervan vindt dat veel joden bang zijn om in het openbaar een keppeltje te dragen. Elforkani betreurt het dat we in een samenleving leven waarin we niet onszelf mogen zijn en niet zichtbaar ons geloof mogen uitdragen. ‘Dat geldt ook voor moslima’s die een hoofddoek dragen. Het zegt iets over onze tolerantie en onze beschaving. Die is in het geding. Het is gewoon absurd. Mensen moeten kunnen zijn wie ze zijn, ook qua kledij en geloofsuitingen.’
Over het wel of niet helpen van een joodse man die puur wordt aangevallen omdat hij een keppeltje draagt, is imam Elforkani heel duidelijk. ‘Het is je religieuze verplichting als moslim om iemand te helpen die wordt aangevallen. Doe je dat niet, dan ben je zondig. Dat moeten we steeds meer gaan uitdragen. Doe iets. Bel 112 of wat dan ook. Net zoals het voor elke moslim een verplichting is om te vasten, is het helpen van iemand die wordt aangevallen ook een religieuze plicht. Dit heeft niets te maken met liberaal of orthodox, het wordt aanbevolen vanuit je geloof. De identiteit van de aanvaller doet er niet toe.’
‘Als ik alleen zou zijn, dan zou ik wat doen. Maar niet met mijn vrienden erbij’
‘Ik help wél als ik alleen ben’
Wat doe je als je ziet dat een joodse man lastig wordt gevallen, puur omdat hij een keppeltje draagt? De Kanttekening stelde die vraag aan moslims in een Rotterdamse winkelstraat. Een jongen die graag anoniem wil blijven, lacht dat hij dan geen tijd heeft om iets te doen. Hij is waarschijnlijk bezig om die man lastig te vallen of hij helpt de aanvallers, zegt hij. Dan loopt hij door met zijn vrienden, zonder te zien dat één van hen behoorlijk afkeurend naar hem kijkt. Met andere woorden: hij heeft minder goed gescoord dan hij denkt.
Deze jongens waren van Marokkaanse afkomst, net als de negentienjarige Mohammed. Hij geeft een opvallend antwoord. ‘Als ik alleen zou zijn als ik dat zag, dan zou ik wel wat doen. Maar niet met mijn vrienden erbij.’ Het blijkt dat hij bang is voor hun reactie. Net als meer jongens van rond zijn leeftijd begrijpt hij niet dat het dragen van een keppeltje met religie te maken heeft en niets met politieke steun aan Israël. Mohammed reageert dan ook verbaasd als hij hoort wat imam Elforkani zegt. ‘Je religieuze plicht als moslim om in zo’n geval te helpen?’ Op de vraag of er over dit onderwerp niet gepraat wordt in de moskee, zegt hij dat hij daar nooit komt. Op de foto gaan wil hij absoluut niet.
‘Echt, ik zou meteen ingrijpen. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn!’
Winkelganger Dennis Altey geeft aan dat hij iets zou doen als een joodse man werd aangevallen vanwege de uiting van zijn religie. Dit gedrag is wat hem betreft beslist niet oké. ‘Kijk maar, mijn vrouw draagt een hoofddoek. Dat is vergelijkbaar. Natuurlijk moet een joodse man een keppeltje kunnen dragen. Ik zou me ermee bemoeien.’ Zijn vrouw zou niet durven ingrijpen, maar wel 112 bellen.
Asmae en Samira, twee smaakvol traditioneel geklede moslima’s van rond de twintig, vinden dat zulke aanvallen niet is wat hun geloof hen leert. Asmae heeft zo’n situatie laatst bij haar opleiding als sociaal experiment gehad. ‘Echt, ik zou meteen ingrijpen. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn!’ Ze betreuren het dat het vaak moslims zijn die zich schuldig maken aan dit soort praktijken. ‘Dit hoort gewoon niet.’
Etnisch profileren. We kenden het al bij de politie. Maar nu blijkt bovendien dat de Belastingdienst op grote schaal ouders heeft beboet en kindertoeslagen heeft ingetrokken, alleen op basis van een screening op dubbele nationaliteit. Is etnisch profileren gewoon racisme – en hoe komen we er vanaf?
Ibrahim Özgül (35), finance & project professional
‘Het is echt verschrikkelijk dat dit soort dingen gebeuren. Ik heb er geen woorden voor dat je dit doet als organisatie of als mens. Het zou niet moeten uitmaken of je Marokkaans bent, of Turks, of een gescheiden man, of wat dan ook. Wanneer je mensen wil controleren, dan neem je gewoon een steekproef met een grote dekking. Maar je gaat mensen niet screenen op basis van kleur of achternaam. Het kan ook anders, de software en werkprocedures die nodig zijn om goede steekproeven te nemen kun je gewoon ontwikkelen. Maar uiteindelijk is het natuurlijk de mens, het brein, dat keuzes maakt om wel of geen onderscheid te maken op etniciteit. En de mensen die dat wel doen, doen het waarschijnlijk op allerlei vlakken, persoonlijk en professioneel.
Vaak had ik het gevoel dat ik anders werd behandeld op basis van mijn achtergrond, maar het probleem is: je kunt er bijna helemaal niks aan doen. Behalve doorgaan en zorgen dat je doet wat je wilt – en krijgt wat je verdient. Ik ken ook veel verhalen van vrienden die anders werden behandeld vanwege hun achtergrond – met voetbal, met het zoeken naar stages en werk, sommigen ook in het leger. Zelf heb ik het ook ondervonden bij het zoeken naar een stage als accountant. Dat was in 2005. Toen heb ik in en rondom Rotterdam bijna tweehonderd sollicitaties de deur uitgedaan. Niemand nam mij aan als stagiair. Etnisch geprofileerd? Wie zal het zeggen? Uiteindelijk ben ik via de tante van een vriendin aan een stage gekomen, in Zaandam. Het is vervelend dat het zo gaat, het kan je moedeloos maken. In Nederland loopt het de laatste jaren sowieso niet echt lekker tussen verschillende groepen. De vooroordelen zijn te heftig, te vast – ook omdat ze tegenwoordig zo’n breed podium krijgen in de media. Dat heeft een versterkende en zelfbevestigende werking.’
Leo Reawaruw (59), veteraan en voorzitter Stichting Maluku 4 Maluku
‘In een ver verleden heb ik zelf ook wel eens meegemaakt dat ik etnisch werd geprofileerd. Ik was ooit een van de eerste donkere buitendienstmedewerkers in Nederland. Bij een grote multinational werkte ik in de sales en ik kreeg om de zoveel jaar een nieuwe auto omdat mijn werkgebied zo groot was. Ik woonde toen in Harlingen, in een arbeiderswijk – en ja, ik werd regelmatig aangehouden. ‘Heb je weer een nieuwe auto?’, vroegen ze dan. ‘Ja, een leaseauto’, antwoordde ik. Pas jaren later hoorde ik van het fenomeen etnisch profileren. Ik zag die rapper Typhoon zijn verhaal doen op TV en toen dacht ik voor het eerst: ‘Hé, dat heb ik vroeger ook meegemaakt!’
Maar ja, ik ken ook mensen die een uitkering hebben en in allerlei handeltjes zitten. En dan rijden ze wel in dikke bakken door de stad. Als je dan wordt aangehouden, is het dan ook etnisch profileren? Lastig. Ik vind het eigenlijk ook wel weer grappig. Nederland is soms zo dubbel. We hebben net met de Europese verkiezingen wel weer allemaal gestemd op de PvdA, voor meer immigratie dus. Gaan we die migranten straks ook allemaal etnisch profileren?
Etnisch profileren zal niet verdwijnen denk ik. Maar het is wel echt schandalig wat de Belastingdienst heeft gedaan. Als je dat als staat toelaat dan ga je wel richting het einde van de democratie. Een democratie mag staatsburgers niet anders behandelen op basis van kleur of achtergrond. Dit mag je niet toelaten, je moet het keihard aanpakken. Het probleem is dat de ministers de macht niet hebben om iets te veranderen. Een minister is een passant, die zit vier jaar op een departement. Wil je het probleem echt dieper aanpakken, dan moet dit echt op hoog niveau gebeuren bij Justitie of bij Financiën, als je het hebt over de Belastingdienst. Daar moet je dan de directeur-generaal van zo’n ministerie op afstraffen. Die hoge bazen zitten er voor het leven. Als je het die mensen lastig maakt, dan krijg je iets voor elkaar als het aankomt op het voorkomen van etnisch profileren.’
Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller
‘Toevallig kom ik net uit de waxsalon en daar ik ving ik een interessant gesprek op. Een vrouw had ontslag genomen bij een grote organisatie. Ze was er de enige met een migratieachtergrond en werd er weggepest, zogenaamd omdat ze niet genoeg sprak met haar collega’s. Het vervelende aan onderhuids racisme, en etnisch profileren is daar eigenlijk een vorm van, is dat je het nooit echt kunt bewijzen. Ik ben half Nederlands en half Marokkaans-Joods, geboren in Israël en getogen in Volendam, een zeer gesloten gemeenschap. Ik ken dus ook de ‘witte kant’ van het verhaal. ‘Alles wordt tegenwoordig discriminatie genoemd!’, verzuchten ze daar!
Ondanks dat mijn moeder een Volendamse is en ik vloeiend dialect spreek hoorde ik er als kind nooit helemaal bij in het visserdorp. Mijn vader prentte me altijd in: ‘Je heet Elbaz en op je paspoort staat dat je geboren bent in Israël. Je moet twee keer zo hard je best doen.’ Dat vond ik onzin. Ik meende dat hij zelf niet goed genoeg was geïntegreerd. Maar nu ik ouder ben zie ik dat hij toch gelijk had. Dit neemt echter niet weg dat ik van hem geleerd heb altijd net even harder te rennen dan Truus of Linda. Gooi daar de hard werken-mentaliteit bij van de Volendammers. Het maakt dat ik toch ben gekomen waar ik nu ben.
De eerste keer dat ik met discriminatie te maken kreeg was toen ik solliciteerde bij de V&D in Rijswijk. Ik was achttien. Toen werd mij gevraagd of ik echt Nederlands was. Volgens mij spreek ik keurig ABN, dus ik begreep niet waar de vraag vandaan kwam. Ik kwam net uit Volendam, was beschermd opgevoed en had nooit bedacht dat iemand anders mij als een niet-Nederlander zou kunnen zien. Ik had toen sowieso geen affiniteit met mijn roots van mijn vaders kant. Aan het einde van het gesprek zei die vrouw geïrriteerd: ‘Ik geloof niet dat je echt Nederlands bent.’ Ze wilde mijn paspoort zien. Dat had ik bij mij, omdat dat sowieso in de uitnodiging stond van het uitzendbureau. Pas toen ik wegliep besefte ik dat ik dus blijkbaar niet als Nederlandse gezien werd. Ik deed het af als een incident, maar zal die eerste ervaring nooit vergeten.
Mijn zwarte partner (half Surinaams/half Brits-Guyanees) en onze drie dochters zijn dubbelbloedjes. Mijn oudste scoorde havo-vwo met de Cito-toets. De leerkracht zei dat ze gemakkelijk vwo kon doen. Dus wij gingen naar een middelbare school en ze werd ingeschreven op – naar wat wij dachten – vwo. Toen kwam, in de laatste week van de vakantie, een brief waarin we werden gefeliciteerd met de inschrijving op de havo. Toen ging hier even het licht uit. ‘Mijn dochter gaat naar het vwo’, zeiden wij. Maar dat kon zogenaamd niet meer. Wij hebben er toen een zaak van gemaakt tot aan de hoogste instantie. Ze heeft inmiddels haar vwo-diploma op zak. Mijn man en ik hebben allebei een goede baan en spreken allebei keurig ABN. We bewegen ons in een relatief witte omgeving die heel warm is, dus je hebt het niet zo door dat mensen met een kleurtje echt anders worden bekeken. Maar hiervan wist ik echt: dit is echt omdat we buitenlanders zijn. Mijn man zei nog: ‘Joh, het zal wel niet.’ Maar toen hij tijdens de crisis zijn baan verloor en maar niet aan de bak kwam met zijn staat van dienst, kwam hij op zijn aanvankelijke naïviteit terug: ‘Volgens mij merk ik nu pas voor de eerste keer dat er iets bestaat als discriminatie.’
Zelf heb ik er zeker last van gehad. Ook van de Belastingdienst. Ik ben nu negen jaar ondernemer en ik heb vijf keer controle gehad van de Belastingdienst. Naheffingen en boetes, terwijl in onze aangiftes geen eurocent verkeerd staat. Op een gegeven moment moesten zelfs mijn cliënten brieven schrijven aan de Belastingdienst, want ze geloofden niet dat ik klanten had. Mijn vader is jurist in ruste en als ‘hobby’ spant hij regelmatig zaken aan bij de Belastingdienst. Als grap zei ik: ‘Ze pakken jou gewoon via mij.’ Alle zaken zijn uiteindelijk in mijn voordeel uitgesproken.
Maar nu denk ik: het was gewoon Marokkaantje pesten. Mijn vader is Joods, maar zijn achternaam is Marokkaans. Ik heb het antwoord op het probleem niet, maar dat etnisch profileren echt een probleem is staat als een paal boven water. Dit gebeurt op een veel grotere schaal dan wij kunnen bevroeden en bewijzen.’
Amma Asante, (46) voorzitter Landelijke Cliëntenraad
‘Schandalig, wat de Belastingdienst heeft gedaan. Vanuit mijn werk heb ik veel te maken met het UWV en de Belastingdienst als instituties waar mensen veel last van hebben. Wat ik vooral ook shocking vond in het recente verhaal, was dat de mensen die werden uitgenodigd om te komen praten over hun ervaringen vooraf te horen kregen dat het nadrukkelijk niet de bedoeling was dat de Belastingdienst iets ging doen met hun klachten. Waanzin. Echt.
Zelf hecht ik veel waarde aan de democratische rechtsstaat en heb daarom veel moeite met etnisch profileren. Daar heb ik echt geen goed woord voor over. Het bevestigt alleen maar de gevoelens van ongelijkheid die veel mensen al hebben tegenwoordig: ‘Ik ben niet veilig en gelijkwaardig in mijn eigen land.’ Maar van officiële instituties – zoals de politie en Belastingdienst – mag je toch verwachten dat het niet uitmaakt waar je vandaan komt, wie je ouders waren of wat je kleur is? Wanneer keer op keer het tegendeel blijkt, wordt het vertrouwen van mensen in de rechtsstaat ondergraven. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling.
In mijn eigen omgeving ken ik ook genoeg verhalen. Als je als zwarte man in de verkeerde straat loopt op het verkeerde moment, of met een mooie auto rijdt waar je hard voor hebt gewerkt, heb je zomaar de kans om aan de kant te worden gezet, of geïntimideerd te worden door de politie. Zelf ben ik ook een keer aan de kant gezet met een mooie leaseauto, zonder enige reden. Maar dat is denk ik niet te vergelijken met wat zwarte mannen voor de kiezen krijgen.
De oplossing van het probleem ligt echt bij de ambtsdragers. Zij moeten het doen. Hou er mee op! Gebruik andere methodes om boeven op te pakken. Er zijn genoeg alternatieven. Maar niet etnisch profileren. De politie moet je beste vriend zijn als je geen rottigheid uithaalt, welke achtergrond je ook hebt. Maar dat gevoel laat de politie nu niet achter.
De organisatie moet van onderop sensitiever worden gemaakt voor hoe mensen met een kleurtje etnisch profileren ondergaan. Stel je eens voor dat jij die persoon bent die keihard werkt voor een auto en iedere week mag uitleggen hoe je er aan komt. Begin met kennis en bewustzijn – en laat ook zien hoe je jezelf ermee in de voet schiet als professional. Ambtsdragers moeten zich vaker beseffen dat ook zij gevoed worden door onbewuste vooroordelen.’
Chris Polanen (56), schrijver, dierenarts
‘Vroeger vond ik: het hoort er gewoon bij. Ik voelde me te gast in Nederland, geen volwaardig burger. Maar goed, dat was 35 jaar geleden. Nu denk ik: nee, de tijden zijn veranderd, het kan niet meer. Ik kan overigens niet zeggen dat ik zelf heel veel last van etnisch profileren heb gehad. Wel was ik een keer met drie witte dames op vakantie. We stonden nog in de rij voor de paspoortcontrole – maar ik werd er als enige uitgepikt. Dat was etnisch profileren – puur op mijn uiterlijk. Maar wel met succes, haha, want ik had nog een paar boetes openstaan voor zwart rijden met de metro. Dat deed ik soms toen ik een jonge student was. En ja, als je uit Suriname komt moet iedereen langs de drugshond, dat is de honderd procent controle. Niet echt etnisch profileren. Maar daarna heb je nog een controle. Daar worden vooral mannen uitgepikt. Volgens mij kijken ze dan meer naar wat je aan hebt.
Maar dat ik zelf weinig ervaring heb met etnisch profileren betekent niet dat het geen probleem is. Een neefje van mij, dat half Surinaams-Nederlands is, werd in de supermarkt aangehouden toen hij dertien was, met de vraag of hij een Marokkaan was. Nou nee, maar hem werd toch maar even gevraagd om zijn tas te openen. Eigenlijk is dat niet normaal, maar mijn neefje nam het heel laconiek op. Politie en Justitie – en eigenlijk iedereen – zou veel meer moeten nadenken over de eigen vooroordelen. Dat is het enige wat helpt. Zelf doe ik denk ik niet aan etnisch profileren. Ik ben een zwarte man, dus ik ben niet zo bang voor andere zwarte mannen. Ook niet voor Marokkaanse jongens. Althans, het hangt heel erg van hun gedrag en lichaamstaal af. We zijn toch allochtonen onder elkaar.’
‘Ramadan neemt een mentale plek in onze agenda in. Wij zijn ons ervan bewust dat vrienden en collega’s een belangrijke periode in het jaar beleven.’ Zo opende de gastheer de politie-iftar in Rotterdam. Bij de Rotterdamse politie is dat niet de enige iftar. Soortgelijke iftars werden ook op andere locaties georganiseerd. Een van de gasten was Samir Fighil, een Nederlandse comedian uit Nijmegen. Op humoristische toon zei hij: ‘Even serieus, de PVV heeft toch gelijk over de islamisering van Nederland: bij de politie worden er meer iftars georganiseerd dan bij ons, moslims.’
Iedereen kon erom lachen en de sfeer was buitengewoon speciaal. Ik heb er echt van genoten: het was positief, verbindend en kleurrijk. De avond was een mengelmoes van verschillende culturen, smaken en geluiden. Een Anatolisch koor bracht ons terug in de tijd, langs de Anatolische bergen. Restaurant Helai heeft ons mee kunnen nemen op een culinaire reis door de Afghaanse keuken. Het politie-dameskoor Proces-Vocaal, (niet te verwarren met proces-verbaal) wist de verbinding te leggen tussen professionaliteit en zangkunst. Artieste Mariana Hirschfeld droeg ook voor uit eigen werk. In haar spoken words maakte zij haar luisteraars deelgenoot van haar persoonlijke reis – met vallen en opstaan – als jonge Rotterdammer. Als een van de gastsprekers sprak ik over het belang van eenheid in de maand van saamhorigheid. Kortom: een avond waarin diversiteit en verbinding daadwerkelijk werden beleefd.
Het is moedig, geweldig en vooral uitnodigend dat er steeds meer organisaties zijn die gebruik maken van de kracht van deze maand om elkaar op te zoeken en om samen mooie momenten te vieren. Op de sociale media zag je vrolijke foto’s van organisaties als ABN Amro, Loyens & Loeff en Schiphol Group die gezamenlijk van de verschillende iftar-maaltijden genoten.
Maar wat mij echt persoonlijk ontroerd heeft is het bezoek van onze koning Willem-Alexander aan de Haagse wijk Transvaal. Daar zat hij gezellig aan tafel, met een bescheiden iftar, te praten met zijn burgers. Ik was ontzetten blij en positief verrast met dit bezoek. Hopelijk krijg ik ooit de kans om hem persoonlijk te bedanken voor dit prachtige gebaar…
Het organiseren van een iftar lijkt vanzelfsprekend te zijn, maar dat is het niet. Erachter schuilt namelijk een hele belangrijke boodschap, die wij absoluut moeten stimuleren. Het is een les in saamhorigheid en tolerantie. De samenleving is drastisch aan het veranderen en nieuwe culturen krijgen steeds meer ruimte binnen de Nederlandse instituties. Ik zie dat als een vorm van erkenning en acceptatie. Deze erkenning laat duidelijk zien dat de moslims die hier wonen wel bij Nederland horen. Maar ook dat de islam ondertussen in Nederland thuishoort. Deze principes moeten we vasthouden en na de ramadan voortzetten.
Niet iedereen reageert even enthousiast, maar juist bij dit soort momenten is het cruciaal om verbinding te zoeken en om elkaar beter te leren kennen. Ook tijdens mijn lezing bij de politie-iftar gaf ik duidelijk aan dat niet iedereen de islam geweldig hoeft te vinden. Ik heb er geen problemen mee als iemand de islam verschrikkelijk vindt. Waar ik wel moeite mee heb is dat vooroordelen vrijwel altijd op onwetendheid en onbekendheid gebaseerd zijn.
We hoeven geen begrip voor elkaars opvattingen te hebben, als we elkaar maar respecteren. Op deze manier gaan we een samenleving creëren waarbij bruggen slaan overbodig wordt. We hoeven het simpelweg niet eens te zijn met elkaar, maar we moeten wel samenleven, elkaar versterken en waar nodig ook beschermen.
Als Nederlanders houden we van gezelligheid, feesten en vooral lekker eten. Laten we hier gebruik van maken om elkaar te ontmoeten. Alleen via de weg van de dialoog kunnen we elkaar beter leren kennen. Dat is onze enige wapen tegen extremisme en terrorisme. Nelson Mandela zei ooit: ‘Een van onze sterkste wapens is de dialoog’. Door de geschiedenis heen hebben we gezien dat het verketteren en uitsluiten van de ander nergens toe leidt. Daarentegen zijn dialoog en ontmoeting middelen om de rust te bewaren. Laten we van het verleden leren om onze toekomst beter in te richten.
De Franse schrijver Paul Morand leerde hierover een mooie wijsheid: ‘De toekomst is slechts het resultaat van een dialoog tussen het heden en het verleden.’
Moge Allah over Nederland waken en behoeden voor elke vorm van kwaad en haat.
De Voorlopige Militaire Raad van Soedan maakt een einde aan demonstraties in de hoofdstad Karthoum. Advocaten, artsen en journalisten roepen op tot burgerlijke ongehoorzaamheid en voltooien van de revolutie.
Het is nog steeds onrustig in Soedan, waar op 11 april president Omar al-Bashir het veld moest ruimen. De veiligheidsdiensten openden deze ochtend het vuur op Soedanese demonstranten, die in de hoofdstad Karthoum een sit-in organiseerden. Volgens het Centrale Comité van Soedanese Artsen zijn bij deze aanval ten minste negen demonstranten omgekomen. Ook zouden de veiligheidstroepen hebben geschoten in het Oostelijke Nijl-ziekenhuis, waar gewonde demonstranten werden behandeld.
Volgens de Sudanese Professionals Association, een professioneel verbond waarin advocaten, artsen en journalisten zich hebben verenigd, heeft de Voorlopige Militaire Raad veel troepen ingezet om de demonstraties in Karthoum neer te slaan. De Voorlopige Militaire Raad heeft op 11 april de macht in Soedan gegrepen, nadat de positie van president Al-Bashir als gevolg van de grootschalige protesten tegen zijn bewind onhoudbaar was geworden.
Journalist Mohammed Alamin vertelt de Arabische nieuwszender Al Jazeera dat speciale troepen traangas op de demonstranten afvuurden. Vervolgens schoten de militairen met kogels op de demonstranten die niet waren weggevlucht voor het traangas. De militairen hebben het terrein waar de demonstraties plaatsvonden bezet. Legervoertuigen blokkeerden de toegangswegen tot het sit-ingebied.
De demonstranten die door het leger zijn verjaagd, hebben zich verspreid over de stad Karthoum. Sommige demonstranten hebben de toegangswegen tot hun woonwijken geblokkeerd.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.