0.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 762

Uit het oog, uit het mediahart?

0

Het land van mijn ouders, Suriname, maakte tussen 1667 en 1975 onderdeel uit van Nederland. Daarmee hoorde Suriname eerder en langer bij ons land dan bijvoorbeeld de provincie Limburg. Ongeveer vierhonderdduizend Nederlanders van Surinaamse afkomst hebben vrij intensief contact met hun land van herkomst en met de familie, vrienden, maatschappelijke organisaties en bedrijven aldaar. Toch is de aandacht in de Nederlandse media voor Suriname minimaal. En als er aandacht is, is die hoofdzakelijk negatief: corruptie, drugshandel, de strafzaak tegen president Desi Bouterse, de economische crisis in het land en stakende leraren. Dat is vrijwel het enige type berichten dat we te lezen krijgen. Waarom is de aandacht in de Nederlandse media voor deze voormalige kolonie zo beperkt en tegelijk ook zo negatief?

Mijn primaire gedachte was dat het feit dat Suriname nu een onafhankelijke republiek is, bijdraagt aan een grotere afstand tot Nederland en daarmee ook tot de Nederlandse media. Uit het oog, uit het mediahart was mijn stelling. Maar het feit dat er zo weinig over Suriname wordt bericht en dat dit nieuws vrijwel altijd negatief is staat helaas niet op zichzelf. Deze vlieger gaat namelijk ook op voor bijvoorbeeld Curaçao en over andere (ei)landen in het Caribisch gedeelte van ons koninkrijk. Het nieuws gaat over onderwerpen als corruptie in het openbaar bestuur, (drugs)criminaliteit, de dreigende gevolgen voor ons koninkrijk van de malaise in buurland Venezuela en daaraan gekoppeld de angst voor een vluchtelingenstroom richting ons koninkrijk. Maar net als voor Suriname geldt ook voor het Caribische deel van Nederland dat er meer te vertellen is dan dit soort negatief nieuws. ‘Goed nieuws is geen nieuws’, hoor ik wel eens. Het vervelende gevolg is wel dat het algemene beeld van Nederlanders over Suriname en daarmee ook over Surinaamse Nederlanders negatief wordt gekleurd. Berichten over Turkije gaan maar over drie onderwerpen: Erdogan, Erdogan en Erdogan. Media hebben daarmee een belangrijke rol in onze multiculturele samenleving, door de onderlinge beeldvorming te beïnvloeden.

Nederlandse media zijn zich onvoldoende bewust van het feit dat hun selectieve scope van het nieuws de beeldvorming kleurt. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld het programma De Nieuwe Maan van de NTR een krant als De Kanttekening. Deze media hebben er wel bewust voor gekozen om weloverwogen en structureel de Nederlander breed te informeren over multiculturele vraagstukken in Nederland en in landen van herkomst. Andere redacties van kranten, televisie- en radioprogramma’s en online nieuwsplatforms kijken af en toe naar ‘meer diversiteit in hun redactieteam’, maar dat is iets geheel anders dan bewust en strategisch nadenken over de inhoud en pluriformiteit van journalistieke bijdragen.

Bij dezen roep ik de ‘media’ – wie zich ook aangesproken voelt tot deze sector en beroepsgroep – om meer gebalanceerd te berichten over landen van herkomst van vele bi-culturele Nederlanders. Dat is niet alleen van belang voor deze groep bi-culturele Nederlanders en hun emancipatieproces in de Nederlandse samenleving, maar het draagt tevens bij aan een meer genuanceerd beeld bij de meer traditionele, mono-culturele Nederlanders over hun landgenoten. Een gebalanceerde benadering ontkracht vooroordelen en vergroot de interesse in de bi-culturele medemens. In een land dat geteisterd wordt door polarisatie en veelsoortige maatschappelijke tegenstellingen – primair gedreven door beeldvorming en onwetendheid – is het positief beïnvloeden van ons maatschappelijk klimaat van wezenlijk belang. Ik dank de ‘media’ bij voorbaat en zie uit naar meer verheffende berichten over onder andere het land waarmee ik me nog altijd verbonden voel.

Verlangen naar Mekka

‘De hadj is onderdeel van Nederland.’

Mee op bedevaart naar Mekka. Dankzij het Tropenmuseum in Amsterdam is de hadj niet alleen weggelegd voor gelovigen. In ‘Verlangen naar Mekka’ krijgen bezoekers een uniek inkijkje in de belangrijkste islamitische bedevaart. Van persoonlijke verhalen van Nederlandse pelgrims tot bijzondere objecten en kunstwerken, bijeengebracht uit belangrijke islamitische kunstcollecties. Van de tiende eeuw tot nu, van China en Indonesië tot Turkije en Marokko.

De tentoonstelling begint wellicht met haar meest indrukwekkende stuk: de mahmal. Deze ceremoniële draagstoel behoort tot de geschiedenis van de hadj en werd tijdens de hadj gedragen op een kameel, die het middelpunt vormde van de pelgrimskaravaan van Caïro tot Mekka. De mahmal was gemaakt van geborduurde stoffen en symboliseerde het gezag van de sultan.

‘Ja, dat is echt een topobject’, vertelt tentoonstellingsmaker Titia Zoeter over de mahmal. Ze is trots op de tentoonstelling, die eerder deels te zien was in Museum Volkenkunde in Leiden.

Wat Zoeter zo mooi vindt aan Verlangen naar Mekka? ‘Ik merk dat de tentoonstelling het gesprek aanwakkert tussen moslims en niet-moslims. Als ik een rondleiding geef is er vaak iemand bij die uit eigen ervaring meer van het onderwerp afweet en het daardoor ook veel beter en persoonlijker kan uitleggen. Dat gebeurt al sinds de opening.’

Foto: Desiré van den Berg

Regels en rituelen

Ook tijdens het bezoek van de Kanttekening ontstaat in het Tropenmuseum het gesprek. Met enthousiaste handgebaren steekt bezoeker Murat zijn verhaal af; over de regels van de hadj en hoe die voor vrouwen en mannen anders zijn, de rituelen die bij de bedevaart komen kijken en waarom iedere moslim een keer in zijn of haar leven deel moet nemen.

‘Ik vind de tentoonstelling globaal heel goed’, vertelt Murat, nadat hij alle grote en kleine regels die bij de hadj komen kijken heeft uitgelegd. ‘Maar ik zie helaas niet alles terug in de tentoonstelling wat er eigenlijk allemaal bij komt kijken wanneer je aan de hadj deelneemt. Misschien is het ook teveel informatie om weer te geven. De uitleg is goed, maar bevat alleen de kern. Ik mis diepgang.’

Foto: Desiré van den Berg

Een feest der herkenning

Voor veel moslims, waaronder Murat, is Verlangen naar Mekka een feest der herkenning. Een manier om de prachtige ervaring die zoveel indruk maakte te herbeleven. Voor een andere groep is het nog slechts een verlangen, waar ze wellicht al voor aan het sparen zijn. Het eerste gedeelte van de expositie geeft ruimte aan de laatste groep; Nederlanders die vertellen over dat verlangen. Vanaf daar volgen bezoekers de route naar Mekka, tot aan de thuiskomst.

‘Ik zie vaak dat iemand die al geweest is, uitleg geeft aan iemand die nog gaat’, aldus Zoeter. ‘Mensen vinden het een hele bijzondere ervaring. In principe ben je allemaal eventjes gelijk. Je draagt dezelfde kleren, onderneemt op dezelfde momenten dezelfde rituelen. De moslims die deelnemen hebben uiteenlopende achtergronden, maar zijn op dat moment precies hetzelfde.’

De tentoonstelling trekt niet alleen mensen die verlangen naar Mekka. ‘Ik ben altijd wel geïntrigeerd geweest door de islam’, vertelt bezoeker Joke van Andel. ‘Ik zag op televisie een programma over Mekka, waarna ik me bedacht dat ik daar maar weinig beelden van heb gezien. Dat vond ik apart. Uit nieuwsgierigheid ben ik naar de tentoonstelling gekomen.’

Ook Michiel en Marianne Levenbach maakte kennis met de hadj door de televisie en besloten meer te willen weten. ‘Vooral de persoonlijke verhalen vind ik heel mooi’, vertelt Marianne. ‘Ook de foto’s spreken me aan.’

Ahmed Mater

De foto’s die in het bijzonder de aandacht van bezoekers trekken, hangen aan het begin van de tentoonstelling en komen van de hand van de Saoedische fotograaf en kunstenaar Ahmed Mater. Hij weet in foto’s niet alleen het mystieke en intieme van de hadj te vangen, maar ook hoe massaal het is. ‘Zijn foto’s vind ik heel mooi’, vertelt Zoeter. ‘Hij laat zien hoe alles in goede banen wordt geleid, maar uit ook kritiek op de hadj als een steeds commerciëler fenomeen. Bijvoorbeeld door de aanbouw van een chique hotel naast de grote moskee te fotograferen.’

Het zijn indrukwekkende beelden, net zo indrukwekkend als de grote blauwe muur te midden van Verlangen naar Mekka, waar feiten over de hadj, Mekka en de islam op een rijtje worden gezet. Zo reisden er in 2018 ruim twee miljoen gelovigen af naar Mekka om deel te nemen aan de islamitische bedevaart, geeft een Nederlandse pelgrim gemiddeld 4400 euro uit aan de hadj en zijn de moslims die deelnemen afkomstig uit 165 landen.

‘Het is een hele hoop informatie’, vertelt Van Andel lachend, terwijl ze bijna het einde van de expositie heeft bereikt. ‘Ik pik er zeker wat van op. Ik begrijp dat het voor mensen die bekend zijn met de hadj misschien niet nieuw is, maar ik vind het absoluut goed dat de expositie er is. Veel Nederlanders reizen jaarlijks af naar Mekka voor de hadj. De hadj is onderdeel van Nederland.’

Baudet: een nostalgische populist, geen migrantenhater

0
Thierry Baudet is geen fascist of racist. Het ideaalbeeld van de door Baudet geschetste samenleving doet romantisch ouderwets aan.

Het volk versus de democratie

De grote overwinning van Thierry Baudets Forum voor Democratie bij de Provinciale
Statenverkiezingen van 20 maart heeft veel stof doen opwaaien. Nooit eerder werd een nieuwe politieke partij in Nederland in één klap de grootste. Of Baudet zijn winst kan verzilveren in de vorm van koerswijzigingen in het beleid staat nog te bezien, maar intussen buitelen de verklaringen voor zijn succes over elkaar heen. Vaak wordt hierbij gewezen op de maatschappelijke veranderingen die voor velen te snel zouden gaan.

In zijn alom geprezen boek The People vs. Democracy voert de politicoloog Yascha Mounk drie verklaringen aan voor de recente opkomst van populisten in grote delen van de wereld. Volgens hem hebben de razendsnelle ontwikkeling van de sociale media, de stagnerende groei van de levensstandaard en angst voor de gevolgen van immigratie de bevolking van veel landen onzeker gemaakt. Sommigen geloven niet meer dat de gevestigde politiek deze processen in goede banen kan leiden en richten hun hoop op autoritaire leiders als Trump, Bolsonaro, Erdogan of Orban, die hun neoconservatieve boodschap vol overtuiging weten te verkopen. Dat daarbij de waarheid nogal eens geweld wordt gedaan en men via nepnieuws probeert mensen angst aan te jagen, weten we inmiddels maar al te goed.

De opkomst van Baudet laat zien dat zulke ontwikkelingen ook het Nederlandse electoraat niet onberoerd hebben gelaten. In zijn jongste verkiezingscampagne hamerde hij vooral op de ‘gevaren’ van mondialisering (immigratie, EU), terwijl hij de ‘klimaathekserij’ als een wereldwijd complot beschouwt, dat ons als Nederlanders nodeloos handenvol geld kost. Voor dat geld zijn veel betere bestemmingen te vinden, zoals versterking van de koopkracht en verkleining van de kloof tussen arm en rijk. Dat dit laatste niet gebeurt verwijt hij de zittende elite van Haagse ‘plucheklevers’, die elkaar de baantjes zouden toespelen (het ‘partijkartel’), en de intellectuelen, die de universiteiten, de journalistiek en de kunstenwereld tot linkse bolwerken zouden hebben gemaakt.

Een ongehinderde voortzetting van de geschetste ontwikkelingen leidt, zo vreest Baudet, tot niets minder dan het einde van de westerse beschaving. In zijn overwinningsspeech op de verkiezingsavond schetste hij in bombastische taal een apocalyptisch beeld van wat ons in het Westen te wachten zou staan als we niet zouden ingrijpen. Baudet maakte echter niet duidelijk hoe hij zelf dan wél wil ingrijpen. Zijn landelijk partijprogramma is flinterdun, maar het Forum voor Democratie wist zelfs zonder enig programma in drie provincies de grootste te worden. Het ideaalbeeld van de door Baudet geschetste samenleving doet romantisch ouderwets aan. Hij verlangt terug naar een samenleving zonder immigratie, die niet hoeft te gehoorzamen aan Brusselse wensen. Zo’n ideaalbeeld spreekt veel Nederlanders aan voor wie de ontwikkelingen van de laatste decennia te snel zijn gegaan. Nederlanders die ook steeds feller lijken te reageren op zaken die dat ideaalbeeld verstoren: Zwarte Piet en de ‘blokkeerfriezen’, het koloniale verleden (moeten de Coentunnel en de De Ruyterstraat andere namen krijgen?) en de slavernijdiscussie. Alles wat zich buiten Nederland afspeelt is een ‘ver-van-mijn-bed-show’, al gaat ook de gemiddelde Baudet-stemmer graag naar exotische oorden op vakantie.

Erfgenaam van Fortuyn

De angst voor nieuwe ontwikkelingen en vreemde invloeden is geen nieuw verschijnsel, maar deze vrees was lange tijd onderhuids gebleven. Lang was het in Nederland ongebruikelijk jezelf als conservatief te betitelen. Kritiek op de multiculturele samenleving werd al snel monddood gemaakt met het verwijt van racisme. De komeetachtige opkomst van Pim Fortuyn – inmiddels alweer bijna twintig jaar geleden – bracht die angst om zich op dit gebied kritisch te uiten voor het eerst aan het licht. De ‘gevestigde orde’ schrok er enorm van.

Fortuyns LPF was chaotisch georganiseerd en bovendien werd hij zelf jammerlijk vermoord. Na een kort intermezzo met Rita Verdonk kwam vervolgens Geert Wilders op met zijn PVV. Die blijkt langzamerhand echter toch te fel, te eenzijdig gericht op bestrijding van de islam en daarom op termijn ongeloofwaardig. Baudet is zodoende veel meer de ware erfgenaam van Fortuyn, al neemt hij zeker ook een deel van het PVV-electoraat over. Het Forum voor Democratie is nu al beter georganiseerd dan de PVV ooit was en maakt op een slimmere manier gebruik van de sociale media dan Wilders. Uit de eerste analyses van het stemgedrag blijkt dat Baudet qua leeftijd, opleiding en regio een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking weet te bekoren. Wilders’ aanhang daarentegen bestaat vooral uit laagopgeleide autochtonen in perifere regio’s en in enkele grote steden. Baudet slaagt er schijnbaar moeiteloos in daarnaast ook conservatief-nationalistische aanhangers van VVD en CDA naar zich toe te trekken.

Het is opmerkelijk dat ondanks stagnerende inkomens en ondanks de groeiende kloof tussen arm en rijk economische argumenten er tegenwoordig veel minder toe doen. Ook tijdens verkiezingen speelt de economie een minder prominente rol dan vroeger. Klassieke linkse partijen als de PvdA en ook de SP hebben nog maar weinig wervingskracht. De traditionele links-rechtstegenstelling van arbeid tegenover kapitaal wordt steeds duidelijker vervangen door een van nationalisten tegenover kosmopolieten, met GroenLinks en D66 als de duidelijkste exponenten van die laatste groep. Opmerkelijk is dat het Forum voor Democratie, net als Wilders’ PVV, sociaal-cultureel gezien ‘rechts’ is en sociaaleconomisch ‘links’. Bij die combinatie ligt volgens veel deskundigen het grootste gat in de Nederlandse politieke markt; daar zijn de meeste stemmen te behalen.

Wet Bescherming Nederlandse Waarden

Hoe passen migratie en diversiteit in dit geheel? Baudet heeft zich bij herhaling kritisch uitgelaten over buitenlandse invloeden, waaronder ook immigratie. Hij verpakt zijn standpunten in deftige, aan het oud-Grieks ontleende termen als ‘boreaal’ (noordelijk, en dus ‘blank’), ‘homeopathische verdunning’ (een eufemisme voor ‘vermenging van rassen’, waarvan hij tegenstander is), ‘oikofobie’ (angst om op te komen voor de eigen oorspronkelijke cultuur). Het klinkt geleerder en genuanceerder dan de felle anti-islamuitspraken van Wilders. Baudet is daarom voor veel autochtone Nederlanders acceptabeler. Het Forum voor Democratie pleit op zijn website voor een Wet Bescherming Nederlandse Waarden, die streng zou moeten worden gehandhaafd. Tot de te beschermen waarden behoren onder meer de vrijheid van godsdienst, de vrijheid om kritiek te leveren op godsdiensten, de gelijkheid van mannen en vrouwen en verboden op buitenlandse financiering van scholen en het dragen van gezichtsbedekkende kleding. Stuk voor stuk geen hemelbestormende programmapunten, maar zaken die in samenleving en politiek al volop in discussie zijn. Eigenlijk voegt Baudet inhoudelijk niets toe aan de al bekende standpunten van conservatieve partijen.

Voorts pleit Forum voor een strenger immigratiebeleid, met onder meer opvang van vluchtelingen in de regio en het terugsturen van illegale migranten en van migranten die niet wensen te integreren. Ook hier weinig zaken die we niet al van andere partijen hebben gehoord. Het FvD wil daarnaast dat Nederland weer zelf kan bepalen welke mensen al dan niet worden toegelaten en niet meer afhankelijk is van het migratiebeleid van de EU. Dit was ook een kernpunt in het Britse verlangen naar Brexit, maar nu het puntje bij paaltje komt blijkt dit lastig te verwezenlijken. De Britse economie blijft immers migranten nodig houden, waaronder mensen uit andere EU-landen. Deze vlieger gaat ook op voor Nederland. Baudet pleitte tot voor kort voor een Nexit zonder meer, maar onder druk van de Brexit-chaos heeft hij dit standpunt onlangs ingeruild voor het voorstel om ook in Nederland een referendum te houden over uittreding uit de EU.

De flarden beleidsvoornemens op het gebied van diversiteit en migratie waarmee Forum tot nu toe aan de weg heeft getimmerd, zijn niet bepaald schokkend voor iemand die de partijprogramma’s van bijvoorbeeld VVD en CDA kent. Ik vraag me ook af hoe Baudets voorstellen de eerder door hem uitgesproken vrees voor ‘homeopathische verdunning’ kunnen wegnemen. Anders dan Wilders kan Baudet leven met immigratie, al moeten de nieuwkomers zich dan wel aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Natuurlijk gebeurt dat in veruit de meeste gevallen al lang, maar Baudet heeft er geen belang bij dat te benadrukken.

Geen fascist

In de media is de afgelopen weken soms heftig gediscussieerd over de vraag of Baudets standpunten racistisch of zelfs fascistisch zijn. Vooralsnog lijkt mij dat niet het geval: het Forum voor Democratie is niet tegen immigratie en zelfs niet tegen immigranten, maar Thierry Baudet verlangt wel dat nieuwkomers zich aanpassen aan hun nieuwe omgeving. Het FvD lijkt daarin strenger dan de meeste andere partijen, dus zal bij een verdere groei van de partij de assimilatiedruk die veel mensen met een migratieachtergrond ervaren wel toenemen. Fascistisch kan men Baudet zeker niet noemen, al koketteert hij soms met denkers wier denkbeelden tegen het fascisme aanleunen. Fascisten streven naar een geheel ‘nieuw mensbeeld’ en zijn ook tegenstander van democratie. Baudet heeft eerder een ouderwets, nostalgisch mensbeeld en hij pleit juist voor meer directe vormen van democratie: hij was een van de initiatiefnemers van het inmiddels legendarische Oekraïne-referendum. Populistisch kan men Baudet wel noemen, ook al is dit een tamelijk vage term: hij neigt naar autoritarisme, zijn programma is beperkt en nogal onsamenhangend, hij is vaak uit op effectbejag en deinst er niet voor terug af en toe een loopje met de waarheid te nemen.

Han Entzinger is emeritus hoogleraar migratie- en integratiestudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

AIVD: kampioen politieke correctheid

0

Politici kijken de andere kant op als Baudet zijn racistische gedachtengoed en zijn boreale fantasieën verspreidt. Hij is immers democratisch gekozen. Op Europees niveau bundelen anti-Europese groeperingen hun krachten, geleid door politici die in sommige landen al regeringsmacht hebben. Veiligheidsdiensten komen met analyses over groeiende extreemrechtse bewegingen, maar vergeten daarbij de wegbereiders van deze uiterst gevaarlijke ontwikkeling te vermelden. In het jaarverslag 2018 van de AIVD zijn vijf pagina’s gewijd aan islamitische groeperingen en maar één aan extreemrechts. Daarin worden met name ‘Identitair Verzet’ en ‘Erkenbrand’ genoemd, met als enige mededeling dat deze groepen menen dat de Nederlandse cultuur wordt uitverkocht. Maar er blijkt een regelrechte lijn te lopen van de terrorist Brenton Tarrant, die in Nieuw-Zeeland vijftig moslims vermoordde, naar het gedachtengoed van extreemrechtse bewegingen en websites in Europa. Lees zijn manifest.

Het idee van de zogenoemde ‘omvolking’ is in deze kringen zeer populair, een complottheorie die ervan uit gaat dat het ‘westen’ en het ‘blanke ras’ door immigratie vanuit het Midden-Oosten en Afrika bedreigd worden. Dat beweren de PVV en FvD ook. Door deze politieke bewegingen systematisch buiten de veiligheidsanalyses te houden worden hun bestaan en hun politieke boodschap genormaliseerd en worden deze wegbereiders salonfähig. De acties van exotische straatvechters die migranten, vluchtelingen, moslims en mensen met een donkere huidskleur regelmatig bedreigen noemt de AIVD hoogstens ‘in strijd met de democratische rechtsorde’. Politici van PVV en FvD blijven buiten schot. Zij kunnen ongehinderd door gaan met hun ideologische oorlogsvoering.

Aan de andere kant wordt moord en brand geschreeuwd over de ‘toename van incidenten met een jihadistische, terroristische of radicaalislamitische achtergrond’. Hier gaat het volgens de AIVD om ‘bedreigingen van de democratische rechtsorde’. In dit geval betrof het geen daadwerkelijke geweldsincidenten – zoals die van de gestoorde geest die in Utrecht vier mensen overhoopschoot – of zelfs maar om verbale bedreigingen. Nee, het gaat over ‘toegenomen radicale invloed binnen het onderwijs’, en met name over predikers die buiten schooltijd islamitische lessen geven. Het zijn volgens de AIVD ‘radicaalislamitische aanjagers’ die met hun lessen de ‘voedingsbodem voor jihadistisch-terroristisch geweld’ leggen. Aanwijzingen over de inhoud van deze lessen, om hoeveel bijeenkomsten het gaat en wie een en ander organiseert, wordt niet gegeven. Het zou gaan om predikers ‘in het salafistisch spectrum’.

Het jaarverslag kwam op een moment dat de mediastorm over het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam net weer een beetje was geluwd. Daar ging het om geruchten dat bestuurders van de school contacten zouden hebben (gehad) met terroristische organisaties. Over deze school had de AIVD al eerder gemeld dat er sprake was van ‘salafistische beïnvloeding’. Er bleek in de dagen daarna dat het vooral om een geruchtenstroom ging, waarbij concurrerende islamitische organisaties die ook een school willen oprichten mede een rol hebben gespeeld. Er ontstond zowel in de media als bij politici en in onderwijskringen grote verwarring over wat de AIVD nu eigenlijk bedoelde. En ging het bij het Cornelius Haga Lyceum nu ook om ‘radicaalislamitische aanjagers in het salafistisch spectrum’? En hoe was dat op andere scholen?

En dan was er het bericht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) dat er een inzamelingsactie voor een Marokkaans weeshuis was gehouden onder moslims in Nederland. De hoogte van het bedrag zou volgens de NCTV erop wijzen dat hier geld van buiten is gekomen en dat we hier andermaal te maken hebben met een poging van salafisten om meer invloed te krijgen.

Natuurlijk, geheime diensten kunnen geen details noemen over hun werkwijze en de resultaten van hun speurwerk, maar de aantijgingen – zowel in het rapport als die van de gewichtigdoenerige baas van de AIVD Dick Schoof – creëren een sfeer van grote dreiging en verdachtmaking. De gemeenschappelijke noemer, de olifant in de kamer, daarbij is ‘salafisme’. En het probleem bij al deze berichtgeving is dat nergens een poging wordt gedaan om dat begrip uit te leggen. Waarop baseert de AIVD de stelling dat er een rechtstreeks verband is tussen ‘salafistisch gedachtengoed’ en jihadisme? Waarop baseert de AIVD de stelling dat ‘het salafisme de bekendste variant van de radicale islam is’? Het is best mogelijk dat de dienst bepaalde activiteiten, zoals die buitenschoolse islamlessen, op het spoor is. Daarnaast is het wellicht ook mogelijk dat sommige predikers dingen beweren die ‘in strijd zijn met de democratische rechtsorde’. Maar wanneer gaan de onderzoekers van de AIVD eindelijk hun huiswerk doen en zich verdiepen in het groeiende aantal grondige studies over salafisme? En is het niet hoog tijd dat over die kant van de verklaring openheid van zaken wordt gegeven?

Als met politieke correctheid in het islamdebat bedoeld wordt het onder het tapijt vegen van onwelgevallige feiten en het weigeren om ‘gewoon’ te zeggen waar het op staat, dan is de AIVD de kampioen van de politieke correctheid.

Moet Nederland IS-strijders terughalen?

0
Nederland wil zijn IS-strijders liever niet terughalen en berechten. Wat vinden mensenrechtendeskundigen hiervan? En wat deed Nederland na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk met die andere groep oorlogsmisdadigers, Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen-SS?

Het kalifaat van IS is zo goed als gevallen. Dat brengt nieuwe dilemma’s met zich mee. Er zitten honderden uit westerse landen afkomstige IS-strijders in Koerdische gevangenissen en kampen. Westerse landen, waaronder ook Nederland, willen deze IS-strijders onder geen beding terughalen en berechten. Regeringspartijen CDA, D66 en ChristenUnie vinden dat IS-strijders moeten worden berecht door een internationaal tribunaal. De VVD is van mening dat de berechting door een lokale rechtbank moet geschieden. De Amerikaanse president Donald Trump zei eerder reeds dat Europese landen hun IS-strijders moeten terughalen.

Wat nu? Moet Nederland toch de eigen IS-strijders terughalen, omdat ze in Syrië en Irak de doodstraf boven het hoofd hangt en China en Rusland, twee landen met een vaste zetel in de VN-Veiligheidsraad, niets voelen voor een internationaal tribunaal? En kunnen we misschien iets leren van het verleden? Er vochten immers duizenden Nederlandse vrijwilligers mee voor de Waffen-SS in de Tweede Wereldoorlog. Wat heeft ons land na de oorlog met deze strijders gedaan? De Kanttekening sprak over het dilemma van Nederlandse IS-strijders met senior beleidsmedewerker Doutje Lettinga van Amnesty International, senior onderzoeker Christophe Paulussen van het T.M.C. Asser Instituut, rechtsfilosoof David Suurland, universitair docent politieke theorie aan de University College in Utrecht, en historicus Evertjan van Roekel, die gespecialiseerd is in de geschiedenis van Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen-SS.

Individuele benadering

Behalve IS-strijders zitten er ook vrouwen en kinderen gevangen in de Koerdische kampen. Doutje Lettinga, senior beleidsmedewerker van Amnesty International, vindt het heel belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de drie groepen. Kinderen mogen niet het kind van de rekening worden. ‘De belangen van het kind horen leidend te zijn in alle besluiten die genomen worden. Maar wat is eigenlijk in het beste belang van het kind? Dat blijkt individu afhankelijk te zijn. Per kind moeten autoriteiten dus bekijken wat het beste is en daarbij hulp inschakelen van VN-organisaties met expertise in kinderrechten. Detentie zal dat vrijwel nooit zijn. Welke hulpverlening heeft het kind nodig? Zijn de kinderen wel echt de kinderen van deze ouders? En natuurlijk hebben kinderen recht op onderwijs en recht op zorg. We krijgen helaas signalen over de slechte, inhumane omstandigheden in de Koerdische kampen en gevangenissen in Irak. Het zou daarom in het belang van die kinderen kunnen zijn dat ze zo snel mogelijk naar Nederland kunnen. Nederland zou in dat geval de terugkeer van de kinderen moeten faciliteren, zeker als er een verzoek om repatriëring ligt. Over het algemeen geldt dan dat kinderen niet tegen hun wil gescheiden zouden moeten worden van hun ouders. Maar niet alle kinderen komen uit Nederland. Dat maakt het ingewikkeld, want wat moet je doen voor kinderen uit landen waar hun mensenrechten ook niet gewaarborgd worden? Maatwerk is daarom cruciaal.’

Ook ten aanzien van IS-vrouwen is Lettinga voor een individuele benadering. ‘Het overheersende beeld is nu dat alle IS-vrouwen slecht zijn. Dat is echter nog maar de vraag. Niet alle vrouwen waren betrokken bij de oorlogsmisdaden van IS. Er zijn vrouwen die gedetineerd en gestraft worden op basis van het enkele feit dat ze getrouwd zijn met iemand die betrokken is of zou zijn bij IS. Zij zijn slachtoffer van guilt by association. Er moet per geval worden onderzocht of zij misdaden hebben gepleegd. En als ze dat hebben gedaan moeten ze berecht worden met een eerlijk proces en een passende straf krijgen.’ Ten slotte moeten mannen die voor IS hebben gevochten eveneens vervolgd worden met een eerlijk proces en beschermd worden tegen de doodstraf, vindt Lettinga. ‘Dit betekent dat als berechting in Irak plaatsvindt, waar mensen na een showproces van een minuut de doodstraf krijgen, de internationale gemeenschap capaciteit en middelen beschikbaar moet stellen om hun recht op een eerlijk proces te garanderen.’

Christophe Paulussen houdt zich als onderzoeker bezig met de juridische kant van de zaak. ‘Volgens het internationaal recht hebben staten het recht mensen te berechten die op hun grondgebied misdaden hebben gepleegd, dit is het territorialiteitsbeginsel. Als Irak Nederlandse IS-strijders berecht en veroordeelt is dat in principe dus toegelaten, hoewel aan het niet krijgen van een eerlijk proces en het opleggen van de doodstraf natuurlijk wel internationaalrechtelijke haken en ogen zitten.’

Nederland wil IS-strijders niet terughalen en als het even kan hun Nederlandse nationaliteit afpakken. Paulussen legt uit dat dit laatste niet zomaar kan. ‘Mensen mogen niet stateloos worden. Dat betekent dat Nederland alleen de nationaliteit kan afpakken van mensen met een dubbele nationaliteit, bijvoorbeeld van Marokkaanse Nederlanders die behalve staatsburger van Nederland ook onderdaan van Marokko zijn. Maar dit is niet correct, want op deze manier maak je onderscheid in je aanpak tussen burgers. Als mensen met een enkele nationaliteit op een andere, minder vergaande manier kunnen worden aangepakt, waarom mensen met een dubbele nationaliteit dan niet? Deze indirect discriminerende aanpak kan radicalisering in de hand werken. Bovendien parkeert Nederland zijn eigen problemen bij een ander land, wat vanuit een juridisch, moreel en veiligheidsperspectief niet correct is.’

Foto: Youtube

Internationaal tribunaal

Amnesty International heeft geen voorkeur over waar de berechting plaats moet vinden, zolang eerlijke procesrechten maar zijn gegarandeerd en dit niet kan leiden tot de doodstraf. Wel geldt dat de meeste slachtoffers van IS in Irak en Syrië wonen. Zij kunnen gemakkelijker deelnemen aan het proces als dat in die jurisdicties plaatsvindt. Bovendien bevordert dit de toegang tot het bewijs dat nodig is voor vervolging. ‘Een internationaal tribunaal dat door de Verenigde Naties wordt opgezet behoort tot de mogelijkheden, maar hiervoor is een resolutie van de Veiligheidsraad nodig’, aldus de senior beleidsmedewerker van Amnesty International. ‘China, de Verenigde Staten en Rusland, die het vetorecht hebben als permanente leden van deze raad, moeten dan wel ja stemmen. Dat is een harde dobber. Een andere optie is een hybride tribunaal, met internationale rechters en nationale rechters, dat georganiseerd wordt in het land zelf. In ieder geval kost het opzetten van beide soorten tribunalen (vooral de eerste) veel tijd en geld. Zo’n tribunaal moet ook door de permanente leden van de VN worden ondersteund. Bovendien kost het opzetten ervan heel veel tijd en geld. Hier moet door de internationale gemeenschap in geïnvesteerd worden. Voor sommige verdachten geldt dat ze zouden kunnen worden berecht voor de misdrijven waar het internationaal strafhof in Den Haag voor bevoegd is: genocide, misdaden tegen de menselijkheid, en oorlogsmisdaden. Ten slotte kunnen IS-strijders worden berecht in de landen waar ze vandaan komen, in het geval van Nederlandse IS-strijders dus in Nederland.’

Paulussen heeft de juridische opties grondig bestudeerd. ‘Er wordt vaak geroepen dat er een internationaal terrorisme tribunaal moet komen, maar maak allereerst gebruik van wat je al in huis hebt: nationale procedures. Een internationaal tribunaal kost veel tijd geld en bovendien wordt vaak vergeten dat er geen internationaal erkende definitie van terrorisme bestaat. Maar als er een internationaal tribunaal komt, dat bijvoorbeeld zou kijken naar oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid of genocide, dan moet het geen IS-tribunaal worden. Dat is namelijk een overwinnaarstribunaal, dat zich laat leiden door victor’s justice. Als we het goed willen doen moet je kijken naar de situatie en misdrijven in Syrië en Irak in het algemeen. Dat omvat uiteraard de misdaden van IS, maar ook die van de andere partijen in het conflict, met name die van Assad.’ Een hybride tribunaal zou eventueel ook een optie zijn voor Paulussen. ‘Dit gaat ook veel geld en tijd kosten, maar betekent tevens een investering in de kwaliteit van de nationale rechtsgang.’

Rechtvaardigheidsgevoel

Ook David Suurland, rechtsfilosoof en universitair docent politieke theorie aan de University College in Utrecht, legt de focus op het internationaal recht. Maar hij benadert dit vanuit een ander perspectief: de wijze waarop de Duitse rechtspraak sinds 2011 met oud-nazi’s omgaat.

In zijn stuk ‘IS-strijders als Abu Sumail al-Hollandi zijn de hedendaagse SS’ers’, schreef de rechtsfilosoof in 2016 dat wij bij de berechting van de IS-strijders niet dezelfde fouten moeten maken als bij de berechting van nazi-oorlogsmisdadigers. Suurland licht toe: ‘Tot vrij recent lag de bewijsplicht bij de berechting van deze groep misdadigers bij het Duitse OM. Dat wil zeggen: zelfs als men een nazi in Auschwitz kon plaatsen ten tijde van de Holocaust men niet tot een veroordeling kon komen indien geen concrete misdrijven ten aanzien van een groep slachtoffers kon worden aangewezen. Daarbij was men in grote mate afhankelijk van getuigenverklaringen. Maar de nazi’s waren in vernietiging zo effectief, dat zowel slachtoffers als getuigen letterlijk in rook waren verdwenen. Het gevolg was dat méér dan negentig procent van de bewakers van Auschwitz, grotendeels wegens gebrek aan bewijs, nooit voor de rechter is komen te staan. Diegenen die wel werden veroordeeld kwamen er wegens ditzelfde gebrek aan getuigen vaak met lichtere misdrijven vanaf en liepen na een straf van tien jaar weer vrij rond. De regels van de rechtspraak beschermde de daders.’

Dit is waar Suurland voor vreest als wij IS-strijders in Nederland gaan berechten. ‘De slachtoffers en getuigen zijn dood. Hoe kunnen wij dan gerechtigheid verwachten?’ Een antwoord is volgens hem gelegen in de zaak-Demjanjuk uit 2011, waarbij de Duitse rechter stelde dat bewijslast werd omgekeerd. ‘Omdat John Demjanjuk in Sobibor aanwezig was ten tijde van de Holocaust wordt hij geacht deel te hebben genomen aan de genocide, tenzij hij het tegendeel aannemelijk kan maken.’

Dit is het voorbeeld dat Nederland volgens Suurland voor elke Syriëstrijder moet volgen, wil er enige kans op gerechtigheid zijn. ‘Je hebt je aangesloten bij een beweging die zich kenmerkte door de systematische misdrijven tegen de menselijkheid en genocide. De bewijslast ligt bij de verdachte om zijn onschuld te bewijzen. Nu doet Nederland dat niet en kunnen wij mensen alleen veroordelen voor deelname aan een terroristische organisatie. Het element genocide komt niet eens ter sprake. Een recent voorbeeld hiervan betrof een Nederlandse vrouw die drie jaar bij IS heeft gezeten, maar slechts een effectieve gevangenisstraf van twintig maanden heeft gekregen. Dan voel ik mij als Nederlandse burger door de Nederlandse staat echt in de steek gelaten. Dit is apert onrecht. Daarnaast is het ook beledigend voor de landen waar IS-strijders hun misdaden hebben gepleegd. Waar haal je de blanke arrogantie vandaan om de mensen daar hun schreeuw om recht te ontzeggen, ze hier te berechten en maar twintig maanden te geven? Ik vind dit een miscarriage of justice (rechterlijke dwaling, red.). Het mooie van mijn vak, rechtsfilosofie, is dat we verder kijken dan rechtsprocedures. We moeten ons hoeden voor procedureel fetisjisme. Als we alles volgens de regeltjes willen doen dan verliezen we de rechtvaardigheid, dan verliezen we het democratisch draagvlak. In plaats van ons zo druk te maken over de rechten van IS-strijders, IS-vrouwen en IS-kinderen zouden we ons moeten focussen op de slachtoffers van IS: jezidi’s, christenen, sjiieten en anderen.’

Lettinga is het oneens met de suggestie dat Amnesty International eigenlijk niet om de slachtoffers van IS geeft: ‘Natuurlijk zijn we voor een proces tegen mensen die bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide betrokken zijn of andere mensenrechtenschendingen. Dit past in onze strijd tegen straffeloosheid en voor gerechtigheid en genoegdoening van slachtoffers van schendingen. Maar dit moet wel zorgvuldig gebeuren. We moeten ook niet doen alsof dit nieuw is. Er zijn inmiddels heel veel methodes en middelen ontwikkeld om aan bewijsgaring te doen. We zijn sinds de jaren zestig ver gevorderd wat betreft internationale gerechtigheid. Denk aan het Joegoslavië-tribunaal of het Rwanda-tribunaal. De teneur is nu: laat de IS-strijders daar. Maar zitten de Koerden daar wel op te wachten? En krijgen ze daar wel een passende en eerlijke straf? Staten moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor internationale gerechtigheid en de problemen niet afschuiven op de Koerden. We mogen mensen die naar IS-gebied zijn gereisd bovendien niet over één kam scheren. Twintig maanden gevangenisstraf voor die vrouw lijkt laag, maar het is een hele hoge straf als ze alleen maar huisvrouw was.’

Paulussen is het helemaal eens met Lettinga: ‘Dat de straffen nu relatief laag zijn komt omdat we nog maar weinig weten en mensen vaak worden veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie en niet voor specifieke misdrijven. We moeten meer weten over wat er precies gebeurd is. Anders krijgen we dat lage mensen een relatieve hoge straf krijgen en een leider van IS na een paar jaar weer vrijkomt, hetgeen natuurlijk totaal onwenselijk is. Nu het fysieke kalifaat is gevallen komt er ook meer bewijs vrij, denk aan de opgraving van massagraven. Mensen die nu enkel berecht worden voor deelname aan een terroristische organisatie zouden dan ook veroordeeld kunnen worden voor specifieke oorlogsmisdrijven, waardoor de straf omhoog gaat.’ Maar, geeft Paulussen toe, ‘het zal een lang proces worden. Sinds de Tweede Wereldoorlog, toen nazi’s hun misdaden goed bijhielden, zijn oorlogsmisdadigers voorzichtiger geworden.’

Foto: Boekomslag, Evertjan van Roekel

Nederlanders in de Waffen-SS

Tot zover het juridische perspectief, hoe zit het eigenlijk met de historie? De ongeveer tweehonderdtachtig Nederlandse IS-vrijwilligers zijn immers niet de eerste Nederlanders in vreemde krijgsdienst. Tussen 1866 en 1870 vochten meer dan drieduizend katholieke jongens voor de Pauselijke Staat in Italië als zoeaven; een kleine zevenhonderd Nederlanders, vooral communisten, vochten tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) tegen Franco; en bijna vijfentwintigduizend Nederlandse vrijwilligers dienden gedurende de Tweede Wereldoorlog als vrijwilliger in de Waffen-SS. De vergelijking met de SS’ers ligt wellicht het meest voor de hand, gezien het feit dat de SS en IS betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Historicus Evertjan van Roekel schreef in 2011 het boek Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen SS en legt nu de laatste hand aan het uitgebreidere vervolg Veldgrauw: Nederlanders in de Waffen-SS, dat binnenkort in de boekhandels ligt. Wat gebeurde er eigenlijk met de Nederlandse SS’ers na de oorlog?

Van Roekel vertelt dat Nederland qua absolute aantallen de meeste SS-vrijwilligers kende, relatief gezien stak Denemarken ons land naar de kroon, maar niet veel. ‘Dé SS’er bestaat niet. Er waren drie onderdelen waarin Nederlandse SS’ers voornamelijk dienden. Deze onderdelen moet je scherp van elkaar onderscheiden. Allereerst was er Regiment Westland, dat in mei 1940 werd opgericht. Dit regiment ging op in de divisie Wiking. Dit was echt een elite-eenheid, die ook door de Wehrmacht werd gerespecteerd. Behalve Nederlanders vochten ook Duitsers, Scandinaviërs en Vlamingen in deze divisie. Wiking vocht aan het Russische zuidfront, nam deel aan de genocide op de Joden in en rondom Tarnopol, was in 1944 betrokken bij de slag om Boedapest en gaf zich in 1945 in Wenen aan de Amerikanen over. Daarnaast had je het Vrijwilligerslegioen Nederland, dat in februari 1942 werd gevormd. In 1942 vocht dit legioen bij Leningrad, medio 1943 werd het Vrijwilligerslegioen teruggeroepen naar Kroatië om de Partizanen te bestrijden en verdere training op te doen en in 1944 verdedigden de Nederlandse legionairs met succes het bruggenhoofd Narva tegen het Rode Leger. In 1945 viel het Vrijwilligerslegioen onder Berlijn uit elkaar. Niettemin was ook dit regiment militair gezien best succesvol. Ten slotte had je de Landstorm, formeel een militaire eenheid maar feitelijk weinig meer dan een militaire hulppolitie. Deze SS-eenheid was militair gezien het minst indrukwekkend. De meeste jongens die voor de Waffen-SS tekenden waren tussen de achttien en begin twintig. Hoewel er fanatieke nazi’s tussen zaten waren de meeste vrijwilligers gewone jongens, niet echt ideologisch gemotiveerd. Sommigen voelden zich wel aangetrokken door het Duitse militarisme.’

‘Ongeveer 18.500 Nederlandse SS-vrijwilligers overleefden, naar schatting 6.500 sneuvelden, of raakten vermist’, vertelt Van Roekel. ‘Van de naar schatting 2.000 Nederlandse SS’ers die door het Rode Leger gevangen werden genomen keerden in de jaren vijftig enkele tientallen terug.’ En hoe zat het met de rechtszaken tegen Nederlandse SS’ers? Hoeveel straffen zijn er uitgedeeld? En hoe hoog waren deze straffen? Van Roekel: ‘Wat betreft de Waffen-SS vrijwilligers was men middels de bijzondere rechtspleging eigenlijk vooral gericht op het bewijzen van het ‘in vreemde krijgsdienst treden’. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kon dat leiden tot zeer uiteenlopende vrijheidsstraffen. Naarmate het naoorlogse sentiment verminderde na verloop van jaren, werden de straffen milder. De algemene tendens was dat wanneer vrijwilligers slechts lid van de Waffen-SS waren geweest zonder dat men vond dat de omstandigheden van het geval aanleiding waren tot een hogere straf, kwam het vaak tot een gevangenisstraf van vijf tot tien jaar. Deze kon lichter uitvallen wanneer er verzachtende omstandigheden waren, vaak drie tot vijf jaar. Wanneer er verzwarende omstandigheden waren, dan schoten de straffen omhoog, meestal tien tot vijftien jaar. Hogere straffen, waaronder levenslang en de doodstraf, kwamen relatief niet vaak voor.’

Ten slotte, wat vindt Van Roekel van een historische vergelijking tussen Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen-SS en Nederlandse vrijwilligers die voor IS hebben gevochten? ‘Ik ben niet voldoende ingelezen in de casus van de IS-strijders en ik kan hier dus geen uitgebreid inhoudelijk antwoord op geven, maar ik geloof zelf niet dat deze vergelijking een op een gemaakt kan worden’, antwoordt Van Roekel. Hij vervolgt: ‘Ik denk zelfs dat je eerder moet zoeken naar overeenkomsten dan naar verschillen. De context is wezenlijk anders. Ideologie in de vorm van het nationaalsocialisme speelde mijn inziens voor de meeste SS-vrijwilligers een vele malen minder grote rol dan de rol die de radicale islam speelde voor IS-strijders. SS’ers namen de beslissing om zich aan te melden in een bezet land mede door propaganda.  Bovendien kon men zich heel makkelijk en bij wijze van spreken in een opwelling op iedere straathoek aanmelden. Een aankomend IS-strijder moest nogal wat moeite doen om uiteindelijk echt terecht te komen binnen de gelederen van IS. Op die reis waren voldoende afhaakmomenten waar men geen gebruik van maakte. Bovendien waren er voldoende prikkels uit hun Nederlandse omgeving dat het wellicht niet verstandig was om toe te treden tot IS. De moeite die moest worden gedaan om echt bij IS aan te sluiten, laat naar mijn mening een ideologische bereidheid van de meest extreme soort zien. Voor veel SS-vrijwilligers was hun keuze voor de Waffen-SS zeker in de beginjaren van de oorlog, ook opportunistisch van aard. Men dacht dat Duitsland de oorlog ging winnen en hoopte ook carrière te maken in de gelederen van de SS. Ik betwijfel of dergelijke motivatie ook gold voor IS-vrijwilligers. Of die vanuit opportunisme geloofden in een eindoverwinning van het kalifaat. Waarschijnlijk lag hun motivatie veel meer in radicale opofferingsgezindheid voor in hun ogen de belangen van de islam, en de tweeënzeventig maagden die na hun dood klaar zouden staan in het paradijs.’

Van oude mannen die niet willen weggaan

0

Je zou het misschien niet verwachten, gezien de nadruk op jeugdigheid in de westerse cultuur, maar in de politiek lijken de ouderen soms juist in opkomst te zijn. Nee, nog niet in Nederland. Met uitzondering van minister Grapperhaus is het hele kabinet jonger dan ik – ja, zo erg is het – en de grote winnaar van de laatste Statenverkiezingen heeft nog maar amper de universitaire collegebankjes verlaten (en schijnt daar gezien zijn wilde uitlatingen toch bijzonder merkwaardige dingen opgestoken te hebben).

Maar in de Verenigde Staten, dat toch als ons voorland geldt en dat ook juist inzake de jeugdcultuur van de afgelopen decennia is geweest, lijkt oud en zeer oud de klok te slaan. Lang geleden lijkt de tijd dat John F. Kennedy vooral dankzij zijn jeugdige imago de presidentsverkiezingen won. De vorige keer dreigde de toen 75-jarige Bernie Sanders bij de Democraten bijna de 69-jarige Hillary Clinton de nominatie af te snoepen en vervolgens ging de toen 70-jarige Donald Trump er met het Witte Huis vandoor. Inmiddels denkt de 76-jarige Joe Biden: wat Trump met twee jaar minder op de teller kan, kan ik ook.

Vroeger waren hoogbejaarden in de politiek – van Italiaanse presidenten afgezien – vooral voorbehouden aan niet-westerse landen als India en China, waar Theo Hiddema nú pas net rijp zou zijn voor het politburo. En daar, in het Verre Oosten, worden ze juist steeds jonger: Xi Jinping is pas midden zestig (net als Poetin trouwens), en de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-un kan met zijn vijfendertig jaar al bijna Bidens kleinzoon zijn. Ze kunnen daar nog zeer lang mee – en dat levenslang vastplakken aan de macht is in dictaturen min of meer een ingebakken probleem.

Van Trump zijn we, dankzij de Amerikaanse kieswet die na het overlijden van de driemaal herkozen Franklin Roosevelt om die reden gewijzigd werd, uiterlijk na totaal acht jaar af. Xi heeft het daarentegen zo geregeld dat hij in beginsel nog vele decennia blijven kan – en Chinese partijleiders, in hun gezondheid minder door overmatige wodkaconsumptie bedreigd dan Russische, worden oud.

In veel niet-westerse landen, die over een weinig diepgewortelde democratische traditie beschikken, bestaan er weliswaar meestal wel constitutionele bezwaren en belemmeringen tegen het eindeloos opeenstapelen van regeertermijnen. In de praktijk worden die echter vaak behendig omzeild. Met een switch van presidentschap naar premierschap en weer terug, zoals Poetin presteerde, kun je zelfs nog enigszins bínnen de grondwet vierentwintig jaar ononderbroken het Kremlin bevolken.

Verkiezingen blijken zeer manipuleerbaar, zoals Mobutu in Zaïre en Mugabe in Zimbabwe eindeloos aantoonden. En als de inmiddels hoogbejaarde dictator eindelijk door een paleiscoup of een volksopstand terzijde geschoven wordt, dan blijkt de opvolger meestal al snel evenmin van zins om voortaan keurige verkiezingen te houden en een eventuele verkiezingsnederlaag braaf te accepteren.

In de islamitische wereld is dat evenmin het geval. Nog los van de negentig procent-plus-schertsscores van Assad in Syrië en Sisi in Egypte, voor wie het landsbelang een-op-een met het eigenbelang samenvalt: ook elders proberen machthebbers met alle middelen aan de macht te blijven, waarbij manipulatie niet wordt geschuwd. Denk aan Erdogan, met zijn presidentiële systeem, waarbij het hem overigens ondanks al zijn invloed op de pers toch – althans op legitieme wijze – niet lukt Ankara en Istanbul te behouden. Kennelijk is in Turkije de civil society te sterk, zodat – anders dan in Egypte – de tegenkrachten zich niet geheel laten onderdrukken.

Of denk aan Bouteflika in Algerije, die pas recent – en in een tergend langzaam tempo – eindelijk onderuit gehaald is. Hij vormt een heel sprekend voorbeeld uit de categorie van oude mannen die maar niet willen weggaan. Zijn fysieke staat doet mij denken aan een cartoon uit de nadagen van Brezjnev, toen die een ‘vlammende’ rede hield over het jeugdig elan dat hem bij het aanzwengelen van de permanente revolutie bezielde, terwijl hij al bijna aan het infuus lag. De andere leden van de Sovjet-top werden geportretteerd met gehoorapparaten, krukken en protheses, waarbij enige verschrompelde gezichten onder het spinrag zaten.

Ooit heeft Bouteflika zeker een verdienstelijke rol in de geschiedenis van Algerije gespeeld, tot tweemaal toe. Eerst kort na de onafhankelijkheid, vervolgens na de burgeroorlog tegen de islamisten in de jaren negentig. Op grond daarvan was hij zich onmisbaar gaan wanen – zoals Erdogan dat ook steeds meer doet – en kwam hij nooit tot het inzicht dat hij beter met pensioen kon gaan. Daar zit, gezien die eerdere verdiensten, ook iets tragisch in. Beseffen dat je tijd om te gaan gekomen is: dat is niet iedereen gegeven. In een volwaardige democratie zorgen de instituties en de publieke opinie op een gegeven moment voor fris bloed.

Die zijn in Algerije onvolgroeid. Dat vastklampen aan de macht van Bouteflika werd namelijk gestimuleerd door een corrupte kliek rondom hem, die moet vrezen met zijn val ook zelf ten onder te zullen gaan. Dat is ook de reden waarom veel revoluties in die landen toch achteraf vaak meer een paleiscoup blijken: na de val van Mubarak in Egypte leek weliswaar eventjes een serieuze democratie aan de horizon te verschijnen, maar greep al snel het leger weer de macht. Sisi regeert nu zelfs met nog hardere hand dan ook maar één van zijn voorgangers – Nasser, Sadat en Mubarak – indertijd heeft gedaan.

Momenteel lijkt de situatie in Algerije echter vrij hoopgevend. Het leger houdt zich op de achtergrond, de demonstranten hebben zich gematigd opgesteld om geen excuus voor gewelddadig ingrijpen te geven, en de politieke islam speelt – anders dan bij de Moslimbroederschap die zo Sisi’s staatsgreep ‘legitimeerde’ – voorlopig geen dominante rol. Treedt Algerije straks in de voetsporen van Tunesië, waar het tot nu toe ook redelijk gaat? Dat zou ook zeer in het belang van Europa zijn.

‘Ik doe deze sport omdat ik me er goed bij voel’

0
‘Iemand is gemaakt voor bepaalde dingen, daar ben ik van overtuigd en mijn lot is het kickboksen.’

Kickbokser Tayfun Özcan pakte dit jaar voor de derde keer op rij de wereldtitel in zijn gewichtsklasse tot 72,5 kilo. De ‘wervelwind’ groeide op in Tilburg-Noord in een groot gezin met weinig geld. Toen hij dreigde te ontsporen, vond hij een uitlaatklep in het kickboksen. Özcan werd op slag verliefd op de sport, die hem rust gaf. Al snel viel zijn grote talent op. In 2010 maakte hij als negentienjarige zijn debuut als professioneel kickbokser. Keer op keer bokste hij het weer voor elkaar, tot in de wereldtop. In mei staat zijn volgende wedstrijd in Duitsland gepland.

Hoe ben je bij het kickboksen terechtgekomen?

‘Mijn moeder was een groot fan van vechtsporten en bokslegende Muhammad Ali was echt een voorbeeld. Ze woonde toen nog in Turkije en bleef ‘s nachts op om die wedstrijden te zien. Er was één televisie voor het hele dorp. Dat vond ze geweldig. Ik was toen nog niet eens geboren. Ze heeft altijd gezegd dat ze het leuk zou vinden als een kind van haar ook zou gaan boksen, net zoals Muhammad Ali. Ik had een moeilijke jeugd en ik had veel energie en agressie opgekropt, die ik nergens kwijt kon. In boksen kon dat wel. Dat was een openbaring voor me.’

Heeft ze je ooit gestimuleerd om te gaan kickboksen?

‘Niet echt, maar toen ik begon, vond ze het wel leuk. Ze heeft ons nooit iets opgelegd. Ze heeft altijd tegen me gezegd dat ik iets moest gaan doen waar ik me gelukkig bij voelde, dat was veel belangrijker voor haar. In de Turkse cultuur wordt vechten gezien als macht. Daar werd met plezier naar gekeken. Ik weet ook nog dat in die tijd veel films van Jean-Claude van Damme uitkwamen. Dat had de nodige invloed op mij en daar heb ik veel inspiratie uitgehaald. Ik heb dus voor kickboksen gekozen en niet voor boksen, zoals mijn moeder wilde, maar onbewust heb ik wel een beetje haar droom uit laten komen. Ze komt iedere wedstrijd kijken en is apetrots. Het maakt niet eens uit of ik win of verlies. Het feit dat ik daar in de ring sta, is genoeg voor haar.’

Tayfur Ozcan

Heeft ze dat vertrouwen altijd gehad?

‘Ja. Niet eens zozeer met het boksen, maar ze vertrouwde vanaf het begin dat het goed zou komen met mij. Ze zag bepaalde talenten, ook met school, en daar had ze een goed gevoel bij. Soms had ze liever gehad dat ik was gaan studeren, want ik was best goed op school, maar het interesseerde me gewoon niet. Uiteindelijk wist ze dat mijn leven me naar een bepaald doel zou leiden. Iemand is gemaakt voor bepaalde dingen, daar ben ik van overtuigd en mijn lot is het kickboksen. Dat stond zo al geschreven, zeggen wij.’

Je naam betekent wervelwind. Wat betekent dit voor jou?

‘Die naam is heel speciaal. Ik ben de enige van alle kinderen waarvoor mijn moeder de naam heeft bedacht en ze wilde dat ik als een wervelwind ging heersen. Ze wilde dat ik die naam eer aan zou doen en ik denk dat dat wel gelukt is. Voor een kickbokser is het een perfecte naam trouwens.’

Wat was voor jou de reden om zelf met kickboksen te beginnen?

‘Ik ben er min of meer toevallig in terecht gekomen. Ik was toen nog niet bezig met kickboksen als uitlaatklep, zoals nu, maar keek naar welke sport ik graag wilde doen. Ik voetbalde veel, maar dat werd niks. De eerste keer dat ik met kickboksen in aanraking kwam, werd ik meteen verliefd. Ik heb vechtsporten altijd fascinerend gevonden, als klein kind al. Wat voor mij de doorslag gaf om ermee door te gaan, was dat ik echt rust vond in deze sport. Dat klinkt tegenstrijdig, omdat het een heftige en energieke sport is, maar zo is het wel.’

Je noemde je jeugd al even. Hoe heb je die periode ervaren?‘

‘We waren met zeven kinderen thuis en dat was op zich wel gezellig hoor, maar ook erg zwaar en chaotisch. Financieel hadden we het zeker niet breed. We aten vaak hetzelfde, ook het goedkoopste eten, waardoor we soms dagen achter elkaar aardappelen met uien aten. Mijn schoenen waren vaak kapot, waardoor ik soms moest lopen alsof ik aan het schaatsen was, zodat het niet opviel. Vaak zochten we in de buurt naar flessen met statiegeld en wisselden we die in, zodat we wat meer geld hadden. We kochten er ook wel eens snoep van. Toch heb ik het gevoel dat ik een goede jeugd gehad heb. Ik was iedere dag buiten aan het voetballen en heb veel plezier gehad, ondanks dat we zo’n druk gezin hadden. Bovendien waardeer ik alles nu meer en ben ik dankbaar voor wat ik heb, juist omdat we vroeger nauwelijks geld of goede spullen hadden.’

In wat voor omgeving groeide je op?

‘We woonden eigenlijk in een rustige, voornamelijk witte buurt in Tilburg, al was het vrij lastig om daar terecht te komen. De woningbouwcorporatie wilde niet dat wij daar kwamen wonen, want ze wilden in die nette buurt niet teveel buitenlanders hebben. Er waren echt mensen in die wijk die tegen onze komst waren. Op zich is dat te begrijpen, want een groot gezin als het onze zou de rust best eens kunnen verstoren.’

Je bent van Turkse komaf. Voel je je meer Turk dan Nederlander?

‘Een beetje van allebei, maar mijn Turkse komaf is echt belangrijk voor me. Ik draag die nationaliteit met trots en heb ook het gevoel dat ik een echte Turk ben, hoewel ik in Nederland ben geboren en opgegroeid. Bovendien zag iedereen me altijd als een Turkse jongen, niet als een Nederlander. Ik kom bij het kickboksen ook uit voor Turkije. Ik zou het ook raar vinden om voor Nederland uit te komen. Kijk, ik ben heel blij met Nederland en de kansen die ik hier heb gekregen en ik houd van het land, maar mijn wortels blijven in Turkije liggen.’

Wat was voor jou het omslagpunt om te gaan boksen?

‘Bij de voetbalclub waar ik speelde, kon ik de contributie niet betalen. Ik had dat een jaar kunnen uitstellen, maar op een dag ging dat echt niet meer. Ik vond het echt vervelend dat ik toen niet mee kon doen, terwijl mijn vrienden dat wel konden. Ik ben toen veel kattenkwaad gaan uithalen, ging vechten met iedereen, wat natuurlijk ook niet goed was. Vrienden van me zaten vast en dat gebeurde bij mij ook bijna. Ik ben zelfs een keer van school gestuurd omdat ik iemand sloeg. Voor mijn moeder was dat echt een dieptepunt. Ik voelde dat er wat moest veranderen. Via het jongerenwerk kon ik gaan kijken bij een sportschool, waar we gingen kickboksen. Ik kreeg gelijk een flink pak rammel. Toen werd ik fanatiek, want dat wilde ik niet over mijn kant laten gaan. Ik ben gaan trainen en ik kreeg de sport best snel onder de knie.’

Maar dat was ook niet gratis?

‘Klopt. Ook hier wist ik de contributiebetaling vier maanden uit te stellen, maar toen kwam het zover dat ik echt iets moest gaan doen of ik mocht niet meer trainen. Mijn redding kwam van een vriend, die trainde bij een andere sportschool bij een Turkse trainer en vroeg of ik een keertje mee kwam trainen. Ik maakte de anderen daar best snel in. Die trainer, Halit Kurt, geloofde niet dat ik pas een paar maanden bezig was en checkte dit zelfs bij mijn oude boksschool. Hij begreep mijn situatie en heeft me toen onder zijn hoede genomen. Hij heeft alles voor me geregeld, zodat ik gratis kon blijven trainen, omdat hij in me geloofde.’

Wat betekent kickboksen voor jou?

‘Het heeft mijn leven gered. Ik heb altijd het gevoel gehad dat vechten mijn enige uitweg was om iets te bereiken, om het goed te hebben in het leven. Daar stond vechten voor mij voor. De sport heeft me ook erg rustig gemaakt. Als je met zoveel kinderen thuis bent, krijg je niet altijd evenveel aandacht en daar moest ik mee leren omgaan. Kickboksen heeft me met beide benen op de grond gezet en was een soort therapie voor me. Omdat ik er mijn energie in kwijt kon, was ik ook niet meer agressief. Nu boks ik omdat ik het leuk vind en geniet ik er echt van. Je moet er wel veel voor opofferen, vroeg naar bed gaan, veel trainen, op je eten letten, scherp blijven.’

Wat was er gebeurd als je niet was gaan boksen?

‘Ik weet niet waar ik dan terecht was gekomen. Maar als ik kijk naar de omgeving waarin ik ben opgegroeid, met slechte vrienden, dan was het waarschijnlijk niet helemaal goed gekomen met me. Ik acht die kans zelfs heel klein. Ik heb wel geluk gehad, want de kans dat ik zou slagen als bokser was op papier natuurlijk vrij klein. Toch heb ik doorgezet. Erg veel verdient het nog steeds niet, maar ik kan ervan leven en het belangrijkste is dat ik iets doe wat ik leuk vind.’

Bij jou in de wijk waren vroeger veel hangjongeren. Wat kun jij voor dat soort jongeren betekenen?

‘Ik krijg veel berichten van die jongeren, onder meer via sociale media. Veel van hen zitten in dezelfde cirkel als waarin ik heb gezeten. Ik probeer wel een voorbeeld voor hen te zijn. Sommigen kiezen ervoor om toch het slechte pad op te gaan maar anderen willen iets goed doen met hun leven. Ik laat zien dat het ook op deze manier kan en dat je met hard werken een hoop kunt bereiken. Je hoeft niet meteen het slechte pad op te gaan, want met positiviteit is ook een heleboel te bereiken. Het duurt misschien wat langer, maar dan heb je het wel voor de rest van je leven. Ik praat met ze en probeer ze een duwtje in de goede richting te geven, onder meer met workshops en gesprekken. Ik herken mezelf in die kinderen en zou willen dat ik vroeger iemand had gehad die mij alles had kunnen vertellen en me op een bepaalde manier de weg had gewezen. Ik moest alles zelf uitvogelen.’

In hoeverre speelt je geloof nog een rol?

‘Geloof is heel belangrijk voor mij. Het helpt mij bij het geven van een plek aan gebeurtenissen en om bij het boksen doelen te stellen.’

Gaan je geloof en je sport goed samen?

‘Het hangt er vanaf hoe je er tegenaan kijkt. Vanuit mijn geloof mag ik anderen geen pijn doen, maar ik doe deze sport niet om iemand pijn te doen. Ik doe deze sport omdat ik me er goed bij voel. Kickboksen vind ik meer zoiets als schaken, waarbij er tactisch gekeken wordt en mensen elkaar niet bewust pijn doen. Als ik de ring in ga, ben ik wel gestrest en zenuwachtig. Maar dan zeg ik tegen mezelf dat ik goed mijn best heb gedaan en getraind en dat het nu aan God is wat er gaat gebeuren. De uitslag staat al vast. Bovendien bid ik altijd voordat ik ga vechten, dat ik er gezond vanaf kom en dat mijn tegenstander en ik geen pijn krijgen en rare blessures oplopen. Met die gedachte ga ik rustiger de ring in.’

Wat wil je nog bereiken?

‘Erkenning was altijd het belangrijkste voor mij en die krijg ik nu. Ik sta in de top drie van de wereld, in mijn klasse, en dat is al een prima prestatie. Iedereen weet dat ze rekening met me moeten houden. Nu ben ik veel met mezelf en de sport bezig, maar als ik dit achter me laat, wil ik me meer inzetten voor de jeugd. Dus als je het over toekomstdoelen hebt, wil ik jongeren gaan helpen die het moeilijk hebben. Dat die jongens later weer kunnen zeggen dat ze veel aan Tayfun gehad hebben. Ik wil ze van de straat halen en motiveren om iets met hun leven te gaan doen. Het advies dat ik ze ook altijd geef, is om hun school af te maken. Erg belangrijk. Ik wil het gevoel hebben dat ik ze een beetje heb kunnen redden of sturen. Dat is voor mij genoeg.’

In Bosnië overleven vluchtelingen winterkou en gewelddadige grenspolitie

1
Politici beweren  dat de vluchtelingencrisis is bezworen, maar in Bosnië zitten nog duizenden migranten en vluchtelingen in mensonterende omstandigheden. Ze kunnen niet verder, want de Kroatische grenspolitie houdt ze tegen bij de grens – vaak met geweld.

‘Iedereen zou zich hierover moeten schamen’, spuwt hulpverleenster Anouk (wil niet met achternaam in de krant). Zelfs over de telefoon zijn haar frustratie en woede tastbaar.  ‘Ze slaan die mensen, mijn vrienden, in elkaar, zodra ze de grens overkomen. Het maakt niet uit wie je bent. Dat doen ze met kinderen, ouderen, zwangere vrouwen.’

Anouk is vrijwilliger bij een van de hulporganisaties in de hoofdstad Sarajevo, die de mensen daar helpt de winter te overleven. Als ze over haar werk in Sarajevo vertelt, klinkt Anouk hoogstens laconiek of cynisch. ‘Het is crisis. Maar dat is het al sinds vorig jaar, we zijn er inmiddels aan gewend. Iedereen heeft dekens en een kacheltje, dus het gaat.’ Maar zodra het gesprek komt op de situatie aan de Bosnisch-Kroatische grens, ontvlamt haar stem – ze is woedend. Op de Kroatische grenspolitie, maar ook op de Europese Unie.

Frontex

‘Aantal irreguliere oversteken op het laagste niveau in vijf jaar’, kopte de Europese grenswacht-organisatie Frontex onlangs trots op haar eigen site. Maar om dat lage aantal te bereiken hanteert de organisatie dubieuze methodes. Binnen de grenzen van de EU lijkt de vluchtelingencrisis bezworen, maar in Bosnië (officieel Bosnië-Herzegovina) is het nog dagelijks crisis. Overvolle en inadequate kampen, een strenge winter en meedogenloze autoriteiten staan op gespannen voet met mensenrechten. Het enige tegengas komt van hulporganisaties. Niet eens grote non-gouvernementele organisaties (ngo’s), zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) van de Verenigde Naties, maar van kleinschalige groepjes, bestaande uit niet meer dan tien vrijwilligers elk.

De organisatie No Name Kitchen is een voorbeeld van zo’n kleine organisatie. No Name Kitchen voedt de migranten en vluchtelingen die op weg zijn naar Europa en wapent ze met winterjassen tegen de kou. Daarnaast houdt ze in rapporten bij hoe de Kroatische grenspolitie de mensen behandelt – en dat is niet best. Zo blijkt dat sinds juni 2018 in totaal  141 groepen van maximaal 60 mensen per groep zijn gedeporteerd. Van de gedeporteerden maakt 75 procent melding van diefstal, 74 procent van obstructie van asielprocedures en maar liefst 84 procent van geweld – allemaal door de Kroatische grenspolitie.

Het rapport Grensgeweld op de Balkanroute, dat het geweld sinds het tweede helft van 2018 bijhoudt, stelt dat de slachtoffers van verscheidene nationaliteiten zijn:  Afghaans, Pakistaans, Syrisch, Jemenitisch, Iraans en zo gaat de lijst door. ‘Gewoonlijk gaat het om jonge mannen met een donkere huidskleur, maar vrouwen, kinderen en ouderen zijn ook slachtoffers van de pushbacks.’ De tekst is geïllustreerd met een foto van de rug van een kind, voor bijna de helft bedekt door een paarse vlek.

Asiel aanvragen, zoals toegestaan onder internationaal recht, wordt de asielzoekers onmogelijk gemaakt. Sterker nog, het rapport stelt dat degenen die bij de confrontatie met de grenspolitie hun rechten opeisen de grootste kans lopen te worden aangevallen. Ook andere rechten worden geschonden  door de uitzettingen collectief te laten verlopen via onofficiële grensovergangen, zo stelt waakhond Border Violence Monitoring in een artikel in de Britse krant The Guardian. Dat is de reden dat de organisaties een nieuw woord gemunt hebben: in plaats van expulsion, dat impliceert dat het via het rechtssysteem gaat, spreken ze van pushbacks: illegale uitzettingen.

De reis van Othman

Een van de plekken waar migranten en vluchtelingen zich verzamelen is de Bosnische grensplaats Velika Kladuša. Daar wisselen ze informatie uit en bereiden zich voor op de tocht: de gevaarlijke oversteek naar Kroatië. De Marokkaanse Othman (27) is een van de migranten die de oversteek waagde, en vertelt De Kanttekening over zijn oversteek. In november ging hij vanuit de grensplaats Velika Kladusa met zo’n vijftien anderen op pad, bepakt met voedsel voor twintig dagen. En ook: met goede raad en afschrikwekkende verhalen van achterblijvers, die uitgebreid over gebroken polsen en benen vertelden. De hele weg blijven ze achterdochtig, bedacht op elk geluid.

Dagenlang gaat het goed. Maar op een nacht klinkt uit het niets een schot – en de politie doemt op van alle kanten. Paniek breekt uit en alle mannen rennen kriskras door het bos, ze botsen tegen elkaar op en maken geen schijn van kans.

De grenspolitie zet de mannen op een rij. Ze openen alle tassen, kleren moeten worden uitgetrokken en telefoons worden afgepakt. Andere agenten laden Othman en de anderen in een bus, rijden een tijdje. Op de grens gooit de politie de mannen eruit – even lijkt het erop dat ze geluk hebben en zonder kleerscheuren er vanaf zijn gekomen.

Maar niemand zal heelhuids Bosnië bereiken. Een politieman richt een geweer in de lucht en lost waarschuwingsschoten om de mannen op te jagen. Ze vluchten weg in het pikkedonker, maar zien niet dat er in de weg voor hen een groot gat zit: ze vallen, buitelen het gat in en verwonden zich. Dat is het begin van de lange terugtocht, vijfentwintig kilometer terug naar Velika Kladusa. Tot overmaat van ramp heeft een vriend zijn been gebroken in het gat – met als gevolg dat de reis maar liefst zeven uur duurt. Als ze terugkomen zitten ze in dezelfde uitzichtloze positie. Othman is niks opgeschoten – hij gaat terug naar Sarajevo.

Sarajevo

Othman is zeker niet de enige die vastzit in Sarajevo, wachtend op een uitkomst. De grote meerderheid van vluchtelingen en migranten concentreert zich in de hoofdstad Sarajevo, waar er meer voorzieningen en minder vijandigheid jegens de nieuwkomers heerst. De afgelopen maanden hebben velen van hen doorgebracht in gekraakte huizen, zonder veel verwarming in de winterkou. Ze overleven dankzij de hulp van kleine organisaties, zoals die van Anouk, genaamd BASIS BiH – naar Bosna i Hercegovina, de Bosnische naam voor het land. ‘‘Grip’ is een groot woord, maar we weten wat eraan komt, en we hebben de middelen’ zegt ze.

BASIS is een van de weinige organisaties die in Sarajevo actief zijn. Dagelijkse bezigheden voor de vrijwilligers zijn het verstrekken van dekens, hout en schoenen. Ze organiseren voetbalwedstrijdjes en runnen een centrum waar gedoucht kan worden. ‘Daar houden we ook de ‘sock exchange’: een plek waar vieze sokken kunnen worden ingewisseld voor nieuwe.’

Anouk refereert aan de migranten en vluchtelingen als haar ‘vrienden’, of  ‘de mensen’.  ‘Sommige andere organisatie helpen, maar met mondkapjes op en handschoenen aan. Ze denken: ‘migranten zijn vies’. We vinden dat echt het domste wat je kan doen. Uiteindelijk zijn we allemaal mensen’.

De kleine organisaties zorgen voor de mensen die verspreid over de stad wonen. Daarnaast zijn er opvangkampen die zijn ingericht door de VN-organisatie IOM. ‘De kampen zijn vreselijk uitgerust en overvol’, vertelt Ingrid, eveneens vrijwilliger bij een organisatie in Sarajevo. ‘De EU heeft de IOM zeven miljoen euro geschonken voor de kampen, maar daar is niks van terug te zien. De kampen zijn nauwelijks uitgerust – het is zelfs zo erg dat de IOM óns heeft moeten vragen om extra dekens.’ De omgekeerde wereld? Ze lacht schamper. ‘Welkom buiten Europa.’

Amnesty

De IOM zelf stelt dat het de zeven miljoen van de EU wel degelijk gebruikt om voedsel, onderdak en hygiëne te verbeteren. Hoewel dat moeilijk is te controleren is het duidelijk dat de EU niet alleen aan humanitaire doeleinden geld schenkt. Het Europese veiligheidsfonds spekt de Kroatische grenspolitie met maar liefst achttien miljoen euro. Met dar geld kan de grenspolitie mensen opleiden en een betere uitrusting kopen. Angela Merkel prees het land om haar beleid, want: ‘grenzen en politie-procedures onderhouden zijn een teken dat Kroatië grote vooruitgang maakt’.

De Europese Commissie, die verantwoordelijk is voor het EU-beleid, reageerde op 13 maart op de beschuldigingen die geuit zijn door de hulporganisaties, waaronder Amnesty. De persvoorlichter stelt dat de Europese Commissie bezorgd is over de signalen van mishandeling, en de beschuldigingen serieus te nemen. Concrete actie wordt nog niet aangekondigd – ‘we blijven de situatie nauwlettend monitoren.’

Velen interpreteren het gebrek aan actie als doelbewust EU-beleid. Op 28 november vorig jaar verscheen er een groot achterverhaal in de Groene Amsterdammer, ‘Het is hier erger dan in Irak’, waarin Europese diplomaten aan het woord komen die suggereren dat de Europese Unie bewust een oogje toeknijpt om een zogenaamde ‘aanzuigende werking’ te voorkomen. Ook Amnesty International is heel kritisch: ‘Europese leiders kunnen hun handen niet langer in onschuld wassen voor de constante collectieve uitzettingen en gewelddadige pushbacks, die het gevolg zijn van hun vastberadenheid om de grenzen te bewaken tegen elke menselijke prijs.’

Bosniërs

Ook de Bosniërs zelf worden langzamerhand moe van de migranten. In de grensplaats Velika Kladusa vertelt Othman dat migranten en vluchtelingen in veel winkels niet langer welkom zijn. Ook zijn er in augustus protesten geweest tegen de toestroom van migranten en vluchtelingen. ‘In Sarajevo was het de afgelopen tijd beter’, zegt Othman, ‘maar ook daar worden mensen moe. In het begin waren de Bosniërs enorm hartelijk. Ze weten hoe het is om te vluchten en emigreren. Toen we Bosnië binnenkwamen werden we geholpen door een oude vrouw in de bergen, ze gaf ons eten en omhelsde ons huilend. Misschien hielp ze zo één, twee mensen, maar tegen de tiende denk je: laat maar.’

De vrijwilligers van de hulporganisaties zijn de laatsten die de migranten en vluchtelingen helpen, zegt ook Othman. Hij waardeert hoe ze huis en haard in de steek hebben gelaten om hulp te verlenen. ‘Zonder hen zouden een hoop meer mensen zijn gestorven, alleen al door de kou – maar ook zouden de migranten veel meer onderling hebben gevochten.’

Bittere pil

Ook al hebben ze de zaak nu onder controle, Anouk weet dat het ergste nog moet komen. De voorgaande jaren konden mensen doorstromen, maar nu zit iedereen vast in Bosnië. Zodra het warmer wordt zullen nieuwe migranten en vluchtelingen arriveren en zal de druk zich opbouwen. ‘Het is nu echt de stilte voor de storm.’

Voor de migranten en vluchtelingen in Bosnië  rest op dit moment niets anders dan het doden van de tijd. ‘De mensen hebben niks te doen – ze zijn bezig met vuurtjes stoken om warm te blijven, maar het is niet echt ontspannen. Er is veel stress. Er zijn hier artsen voor de medische en psychologische hulp. Maar  tegen deze uitzichtloosheid helpt niets, praten niet en pillen ook niet.’

Othman maakt zich op voor zijn volgende poging om de grens over te steken. Europa heeft voor hem niet afgedaan, ook niet na het geweld dat Europeanen hem hebben aangedaan. ‘Het enige wat ik wil is een baan’, zegt Othman, ‘en dat mijn papieren in orde zijn.’ Waar hij uiteindelijk heen wilt?  ‘Olanda!’, roept hij enthousiast.

Bi-cultureel, maar niks met anti-racisme

2

Met een nieuw Youtube-kanaal doet de Nederlands-Hindoestaanse Shashi Roopram verslag van nieuws vanuit een perspectief dat niet vaak gehoord wordt: rechts-liberale Nederlanders met een migratie-achtergrond.

Laat niemand zeggen dat Shashi Roopram racisme en discriminatie ontkent. De 36-jarige Hagenaar heeft zelf een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond en bruine huidskleur, waardoor hij in het verleden doelwit is geweest van racisten. Tijdens het gesprek in de Haagse Hogeschool, waar hij docent is, refereert hij meermaals aan zijn ervaringen: ‘Ik heb tijden meegemaakt dat ik op straat liep en niet verder durfde te lopen’, vertelt hij, ‘dat ik uitgemaakt werd voor aap en wat dan ook, dat ik zonder aanleiding geslagen werd. Ik ken racisme en ik zal het altijd bestrijden.’

Toch sluit Roopram zich niet aan bij de bestaande antiracisme-netwerken in Nederland. Hij komt juist uit voor zijn sympathieën voor conservatieve ideeën, waarvan hij de grootste vertegenwoordigers ziet in het Forum voor Democratie en de PVV. Sterker nog, hij probeert samen met kompaan Avish Jajairam actief een rechts geluid te vertolken met zijn nieuwe Youtube-kanaal Up! Network. ‘Wij willen laten zien: er zijn ook gekleurde mensen die rechts denken.’ Het kanaal groeit gestaag, krijgt steeds meer aandacht en heeft recentelijk haar grootste succes geboekt: Up! Network filmde hoe antifa-leden bij een antiracisme-demonstratie doodsbedreigingen uitten jegens Thierry Baudet, wat daarna dagenlang het nieuws beheerste. Het past in het patroon van Roopram en Up!: ‘de antiracisme-beweging weet zich geen houding te geven bij ons, ze voelen zich ongemakkelijk met ons geluid.’

Wat is er mis met de antiracisme-beweging in Nederland?

Ik erken dat racisme speelt – iedereen zal dat erkennen. Maar de anti-racismebeweging kaapt de discussie. Ik voel me bij hen niet op mijn gemak, omdat ik daar allemaal spandoeken zie tegen het FvD, PVV, tegen rechts. Als je inclusief pretendeert te zijn, probeer dan ook open te staan voor de ander. Je hoeft het niet met me eens te zijn – dat je kritiek hebt op Baudet of Wilders is prima – maar ga niet mensen neerzetten als nazi, fascist, noem maar op. Dan zet je niet alleen hen weg, maar ook heel veel mensen die op hen hebben gestemd.

Ik vind dat racisme en discriminatie verkeerd wordt aangepakt. Ik ben ook tegen Zwarte Piet. Maar ik trek een grens als je demonstreert bij kinderen die je laat huilen. Ik wil dat we een debat voeren op basis van de inhoud.

Is dat niet te romantisch gedacht? Je moet aandacht krijgen voor een probleem. 

‘Klopt, en ik denk dat het in het begin heel goed werkte toen die twee jongens (anti-zwartepietactivisten Jerry Afriyie en Quinsy Gario, red.) werden gearresteerd. Toen hebben ze discriminatie aangekaart. Dat is goed, dan heb je de inhoudelijke discussie. Maar nu heb ik het idee dat de schreeuwers de overhand hebben, Ten koste van de mensen die op de inhoud gaan.

Ik denk dat we nu in een andere fase belanden in het politieke debat, waarin je moet consolideren. Iedereen weet wat het standpunt is rondom zwarte piet – dat hoef je niet elk jaar te schreeuwen, dat weten we wel. Nu moet je gaan kijken: hoe kan ik binnen dit politieke landschap meters maken? Achter de schermen, eventueel.

Daarom denk ik dat veel mensen kijken naar ons. Ze denken: die rechtse migranten, die zorgen misschien voor een verbinding. We horen ook: dit is het geluid van de multiculturele samenleving dat we willen horen.

Ik denk dat heel veel autochtone Nederlanders op zoek zijn naar het geluid vanuit de migrantengemeenschap die toegeeft: wij zijn ook trots op Nederland. Onze ouders zijn hiernaar toegekomen omdat ze het een mooi land vinden en de normen en waarden delen. En dat hoor je heel weinig. Als ik als Surinamer zeg: ik ben trots op Nederland, op de Nederlandse vlag, en we moeten dat uitdragen, hoor je vanuit heel veel hoeken: ‘ja, maar hij is een bounty (scheldwoord voor iemand die zich ‘blank gedraagt’, red.).’

Is het niet begrijpelijk dat veel mensen met migratie-achtergrond zich niet aangesloten voelen bij Nederland?

‘Je kan integratie pas stimuleren als je zelf weet wie je bent, en waar je staat. Mensen willen naar Amerika en Amerikaans worden omdat zij weten: dit zijn wij, en dit zijn onze normen en waarden.’

Hoe gaan we samenleven met alle groepen die hier komen?

‘Ik denk dat het begint bij de Nederlandse identiteit. We moeten afbakenen wat de Nederlandse identiteit is, uitdragen dat je trots op Nederland bent. Het feit dat er een discussie is over een Nederlandse vlag in de Tweede Kamer vind ik belachelijk, het is een symbool voor Nederland. Pas als iedereen dat accepteert heb je een common ground.

Dat betekent niet dat je niet kritisch kan zijn op Nederland, maar nu wordt het gedaan: omdat de Nederlandse geschiedenis zwarte hoofdstukken kent, wil ik me niet meer associëren met de Nederlandse geschiedenis.’

Zijn het niet juist de FvD en PVV-stemmers die een heel exclusief beeld hebben van Nederlanderschap?

‘Nee. Natuurlijk, overal heb je racisten zitten die een ethno-nationalistische kijk op de wereld hebben. Ik ben voorstander van het traditionele Franse nationalisme: je bent een Fransman als je de normen en waarden en culturele uitingen deelt van het land. Maakt niet uit welke kleur je bent. Ik heb ook niks tegen de term boreaal.’

Impliceert ‘boreaal’ geen ethno-nationalisme?

‘Nee, boreaal geeft aan wat de oorsprong is van Europa – en dat is een witte oorsprong.’

Waarom zou je dat aspect benadrukken?

‘Het is een tegenreactie op antiracisme en cultuur-relativisme en de multiculturaliteit. Op het feit dat we partijen in Nederland hebben die zeggen dat Nederland een Islamitisch-Christelijk-Joodse samenleving is. Hij flirt daarmee, ja. Het is een natuurlijke reactie: als het continu herhaald wordt, ga je een tegenreactie krijgen. Zeggen dat Nederland een van oorsprong blanke bevolking heeft is één ding, maar dat is niet zeggen dat je alleen Nederlander kan zijn als je blank bent. Als je rechten ontleent aan je boreaal-zijn,  dán ben ik het er niet mee eens.

Maar ik heb die discussie niet met Baudet gevoerd, en die wordt ook niet gevoerd: hij wordt gelijk al geframed als een fascist terwijl ik vind dat journalisten die vraag moeten stellen: wat bedoel je met boreaal – bedoel je dit of dat? Maar door de paniek erover is iedereen al afgeleid.’

Is er uberhaupt een reden om boreaal te noemen? 

‘Ik weet het ook niet – het blijft speculeren. De tijd moet het leren, en ondertussen geef ik hem het voordeel van de twijfel.’

In een ander artikel van de Kanttekening noemde historica Larissa Schulte Nordholt de ‘botsende emancipatiestrategieën’: de ene groep probeert vooruit te komen door zoveel mogelijk aan te haken bij de meerderheidsgroep, de ander door haar eigen manier van leven te behouden. 

‘Ik ben een Hindoestaan, een Hindoe – ik ben trots op mijn cultuur en identiteit. Ik zie niet dat het botst met de Nederlandse normen en waarden, maar ik zie dat het elkaar versterkt, complementair is. Anderen zien het als inleveren.

Vroeger zag ik het ook wel als inleveren. Ik was toen vegetariër en zei toen: ik kan niet goed Hindoe zijn omdat ik in Nederland leef en alles hier met vlees is. Tegenwoordig eet ik weer vlees én kan je overal ook vegetarisch eten.

Als je het perspectief van botsing loslaat, gaat er een hele wereld voor je open. Er wordt gezegd over Moslims dat ze tweederangs burgers zijn, maar als je kijkt naar de publieke ruimte: er zijn moskeeën, overal halal-eten, gescheiden zwemmen – de vrijheid om dat te doen, dat is toch prachtig?’

Roopram is lang niet de enige met migratie-achtergrond die rechtse ideeën omarmt. Zelf weet hij dat als de beste: Roopram doet promotieonderzoek naar PVV-stemmers met migrantenachtergrond, en heeft al onderzoeken onder de Hindoestaanse gemeenschap achter de rug. Al jarenlang is de PVV de tweede partij in Transvaal-Schilderswijk, een wijk in Den Haag waar vijfennegentig procent van de bewoners een migratie-achtergrond heeft – naar schatting stemt ongeveer twintig procent van de Surinamers op de PVV. ‘Al is de categorie ‘Surinamers’ niet veelzeggend’, merkt Roopram op, ‘want daaronder vallen ook Hindoestanen, Javanen, en noem maar op.’ Maar het gaat nog verder: hij heeft ook Turkse en Marokkaanse Nederlanders gesproken die PVV stemmen. Uit zijn voorlopig onderzoek blijkt de PVV in 2012 de vijfde partij onder Nederlanders met migratie-achtergrond – populairder dan VVD of CDA.

Bij Surinamers vond hij drie motivaties om PVV te stemmen. De eerste is overlast van Oost-Europeanen, of Marokkaans-Nederlandse of Turks-Nederlandse jongeren, gecombineerd met de perceptie dat de PVV de enige is die dat kan laten stoppen. De tweede motivatie is problematische immigratie in het algemeen: dit zijn mensen die in het dagelijks leven geen contact hebben met de migrantengroepen, maar hun beeld baseren op de media. ‘Zij zeggen: wij zijn goed geïntegreerd, en die anderen geven ons een slechte naam en we willen er ons van distantiëren.’ Ook sommige Turkse of Marokkaanse Nederlanders willen zich distantiëren, maar nemen aanstoot aan Wilders’ en zijn extreme anti-Islamstandpunt – en dan is ook Forum voor Democratie interessant. De derde motivatie gaat vooral op voor Hindoes: het is de angst voor Islamisering. ‘”Kijk maar naar ons verleden, naar India en wat daar gebeurd is”, zeggen ze. Ze redeneren vanuit het Hindoe-nationalistische discours.’

Op kritiek dat de FvD en PVV tegen alle ‘buitenlanders’ zijn, wijzen PVV-stemmers met migrantenachtergrond naar nuanceringen van de politici zelf. “‘Kijk maar naar het debat met Wouter Bos, daar heeft Wilders letterlijk gezegd dat hij niet tegen Chinezen en Hindoestanen is!”, zeggen ze dan. Volgens Roopram is dat niet toevallig: ‘Wilders weet dat ook wel – zulke dingen zegt hij expres.’ Het onderscheid maken gaat ver: Roopram sprak met Hindoestaanse Moslims die zeiden: ‘Als Wilders het over de Islam heeft, praat hij niet over míjn Islam, maar die van de ander.’

Vond je onderzoeksgroep racisme en discriminatie geen probleem?

‘Die groep vindt het probleem dat andere mensen het voor hen verpesten. Ze denken dat anderen misbruik maken van het systeem, en daardoor krijgen witte Nederlanders een negatief beeld van migranten, waardoor racisme en discriminatie ontstaat. Ze leggen de schuld heel ergens anders. Daarnaast zegt een groep: ‘nee, ik heb alles kunnen bereiken.’ Zij omarmen het idee van de werkethos: als je maar hard genoeg werkt, gaat het wel lukken. The Dutch Dream, eigenlijk.

Je was eerst links, maar koestert nu rechtse sympathieën. Wanneer is de kentering voor jou gekomen?
‘Toen ik bezig was met mijn onderzoek werd mij uit linkse hoek vaak gevraagd waarom ‘mijn’ mensen nou op de PVV stemmen. ‘Mijn’ mensen? Ik werd heel erg geframed als ‘die Hindoestaan.’ Ik kon niet mezelf zijn. Ik merk dat bij rechtse mensen het contact oprechter is. Je kan gewoon met ze praten, we lachen met elkaar, en that’s it.
Bij de antiracistische bewegingen zie je ook een bepaalde weerzin tegen Hindoestanen: ‘die Hindoestanen verenigen zich met blanke mensen, en die zijn eigenlijk een soort verraders, een soort huisnegers.’ Bij het sentiment heb ik een hele nare nasmaak.’

En toen ben je meer gaan sympathiseren met rechts?

Ik ben opgegroeid in een conservatief huis. En eerlijk is eerlijk: als je heel erg hindoe bent, zijn er veel paralellen met rechts. Het is logisch dat je uitkomt bij liberaal conservatisme in Nederland.

Hoe kunnen we discriminatie en racisme tegengaan? 

Door racisme te exposen, het bloot te stellen. Maar wat voor racisme bedoel je eigenlijk?

Etnische profilering bij de politie, bijvoorbeeld.

Maar ja, zolang migranten oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit, ga je dat krijgen. Het punt is dat mensen zeggen: ‘ik word etnisch geprofileerd als Turk.’ Nee, je wordt geprofileerd om je gedrag, omdat dat gedrag vaker voorkomt bij mensen met Turkse afkomst.

Is dat niet op zijn beurt gevolg van factoren uit de samenleving?

Daarom ben ik voor het liberalisme. Je doorbreekt de cirkel niet door het wijzen naar instituties, je doorbreekt de cirkel door naar jezelf te kijken. Ik ben ook gediscrimineerd, en vast word ik nog steeds gediscrimineerd. Maar ik zeg niet: de instituties hier zijn de reden van de discriminatie. Ik heb een andere aanpak gekozen.

Ik zou de instituties de schuld kunnen geven – maar dan? Lossen we discriminatie op door het te benoemen? Door bedrijven te beboeten?

Anderen zeggen: we kunnen discriminatie indammen door instituties inclusiever te maken

Hoe dan? Wil je quota stellen? Dat is ook discriminatie – positieve, maar alsnog.

Jouw visie is gebaseerd op het zien van de agency, de verantwoordelijkheid van het individu voor het eigen gedrag, terwijl anderen kijken naar de structuren in de samenleving die hen omringen en het gedrag sturen. Zijn dat allebei legitieme visies?

De waarheid zit ergens in het midden. Ik weet zelf ook wel dat ik in het publieke debat een bepaalde functie vervul. Je hebt het geluid van de structuralisten, maar ook ons geluid – en dan zal het publiek toch wel naar het midden.

Dus hoe je in het debat staat, is niet hoe je gelooft dat Nederland zou moeten zijn?

Klopt. Ik sta achter wat ik doe en zeg, maar ik weet dat ik de waarheid niet in pacht heb. Hoe ik het zie, is niet de absolute waarheid, het is onderdeel van de waarheid. Zo zie ik op een abstracter niveau PowNews, Wilders, Bij1, Denk allemaal een functie vervullen. Wij belichten ons eigen perspectief, datt is de positie die ik kies.

Hoe mensen erop reageren – ik hoop dat het de samenleving verder brengt. Maar ik heb een Denk en een Bij1 ook nodig. Door de ander leer ik mezelf kennen.

Je probeert een stuk agency-besef te injecteren in de Nederlandse samenleving?

Precies.

 

Pleidooi voor linkse indoctrinatie

0

Een samenleving die aan de welvaartsziekte leidt herken je aan het type gesprekken dat zij voert. In Nederland voeren we een gesprek over indoctrinatie. Het onderwijs, met name het wetenschappelijk onderwijs, de universiteit, zou worden gedomineerd door linksgeoriënteerde docenten die studenten als hersenloze lichamen behandelen. Moet je nagaan wat voor samenleving we over houden, als jongeren geïndoctrineerd worden met de notie dat ze solidariteit met minderheidsgroepen moeten tonen, dat ze vrouwen moeten respecteren en dat ze geen onderscheid mogen maken tussen mensen op basis van arbitraire hokjes als etniciteit en religie. Moet je nagaan wat voor ellendige samenleving wij zouden overhouden als wij jongeren aanleren dat migranten niet het probleem zijn, maar de wereldwijde ongelijkheid.

Sinds 2015 heeft de Europese Unie een militaire operatie die mensensmokkelaars aanpakt en mensen die dreigen te verdrinken redt. Voor de buitenwereld is de missie bekend als ‘Operatie Sophia’, vernoemd naar het meisje geboren is aan boord van een marineschip. Sinds 2015 heeft de operatie maar liefst vijftigduizend vluchtelingen en migranten uit de zee gered en naar Italië gebracht. En nu houdt de hulp plotsklaps op. Vorige week heeft de EU aangekondigd te stoppen met het redden van mensen uit de Middellandse Zee. Het besluit van de Europese Unie komt nadat ngo’s zoals Artsen zonder Grenzen, die mensen redden uit de Middellandse Zee, hun werk moesten staken omdat de Europese en Italiaanse autoriteit hun werkzaamheden bemoeilijkten. Het is een normale gang van zaken geworden dat de Italiaanse en andere Europese autoriteiten reddingsschepen van ngo’s geen toestemming geven om aan te meren. Ngo’s die mensen redden worden tegenwoordig gecriminaliseerd.

De Europese Unie heeft liever dat migranten en vluchtelingen door de Libische kustwacht uit de zee worden gevist en naar de Libische detentiecentra worden gesleept, waar ze in kooien met anderen worden opgesloten, om te creperen. Terwijl de dierentuin langzaam maar zeker uit de gratie raakt, want slecht voor het dierenwelzijn, worden mensen in een menselijke dierentuin opgesloten. Je vraagt je af wat er is overgebleven van die linkse indoctrinatie, als deze hardvochtigheid jegens migranten en vluchtelingen op het Europese continent de nieuwe norm is geworden.

‘In tijden dat haat door politici wordt bedreven, is het refereren naar internationale verdragen onvoldoende.’ Dat zei Amnesty-voorzitter Edward Nazarski vorige week in Den Haag, tijdens het Movies that Matter-festival. Amnesty International organiseerde een programma waar mensenrechtenactivisten uit de hele wereld in het zonnetje werden gezet. Nazarski: ‘Discriminatie en racisme zijn mainstream geworden. Wij kunnen niet meer wegkijken. Wij hebben inspiratie nodig. We moeten naar deze activisten luisteren, de protagonisten van de mensenrechten.’ Toen ik in Theater aan het Spui deze woorden van meneer Nazarski hoorde moest ik denken aan het feit dat de Europese Unie Operatie Sophia heeft gestaakt. Ik moest denken aan het feit dat een anti-immigratiepartij op 20 maart jongstleden de Provinciale Statenverkiezingen heeft gewonnen. Ondanks het feit dat de irreguliere immigratie sinds 2015 met negentig procent is afgenomen.

Wij leven in een samenleving die economisch verzadigd is. Een samenleving waarin wij ons niet hoeven af te vragen of wij voldoende geld zullen vinden om problemen op te lossen, maar ons eerder zouden moeten afvragen hoe wij al ons geld gaan besteden en verdelen. Nederland heeft een overschat van elf miljard euro op de begroting. Elf miljard. Maar dit doet er blijkbaar niet toe. Het gaat in het debat niet om de centen. In het welvarende Nederland is een culture war aan de gang, een culturele oorlog. Het ‘kamp’ van meneer Nazarski lijkt het onderspit te delven in de strijd tegen het ‘kamp’ dat migranten en vluchtelingen – die de gevaarlijke oversteek over de Middellandse Zee wagen – wegzet als ‘dobbernegers’. Internationale verdragen zouden fatsoen moeten reguleren. Nu blijkt echter dat wij fatsoen niet meer mogen onderwijzen – want dat zou linkse indoctrinatie zijn. Wij lijden aan de welvaartsziekte. Alleen nog meer linkse indoctrinatie, gebaseerd op naastenliefde, kan ons helen.