13.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 772

Wij- en ik-cultuur is een mythe

0

Ooit werd psycholoog Geert Hofstede beroemd met zijn boek Allemaal andersdenkenden dat vooral in managementkringen gretig aftrek vond. In het boek maakt hij onderscheid tussen zogenoemde collectivistische en individualistische culturen. Het werd een best seller. Het schijnbaar aantrekkelijke van zijn benadering was het gemak waarmee hij gebruiken en opvattingen en de daarbijbehorende volken en volkjes indeelde en de vaak chaotische en complexe werkelijkheid simplificeerde. Wanneer je bijvoorbeeld met moslims werkt en je begrijpt niet waarom ze doen wat ze doen en zeggen wat ze zeggen, dan is het boek van Hofstede een probaat middel om de zaken in hapklare brokken te ordenen: oh ja natuurlijk, dat hoort bij hun ‘wij-cultuur’, dat gaat anders in onze ‘ik-cultuur’.

Hoe buitengewoon praktisch en dus hardnekkig dat onderscheid in ‘wij’- en ‘ik’-culturen, in collectief versus individueel, is bleek uit twee onlangs gepubliceerde boeken, die op het eerste gezicht niet veel met elkaar gemeen hebben. Bij nader inzien vertonen de twee boeken opmerkelijke overeenkomsten. Het ene boek is van de Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler, met als (vertaalde) titel De halalmarkt of de uitvinding van een traditie. Het andere boek We haten elkaar meer dan de joden is geschreven door historica en journaliste Els van Diggele en gaat over de Palestijnse politieke verhoudingen in de bezette gebieden.

Beide auteurs redeneren vanuit het uitgangspunt dat de mensen waarover zij schrijven een ‘wij-cultuur’ hebben. ‘Wij-culturen’ worden in het schema van Hofstede onder meer gekenmerkt door de ondergeschiktheid van het individu aan het collectief. Leden van ‘wij-culturen’ zien de wereld om hen heen altijd door de bril van de groep waartoe zij horen. Dat mensen nooit exclusief tot één groep behoren en dat het onderscheid in groepen of collectieven problematisch is deert Hofstede en zijn aanhangers niet. Het bekt lekker, dus het werkt.

Bergeaud-Blackler schrijft over de groeiende markt van halalproducten. Haar stelling is dat deze markt steeds verder uitdijt en dat steeds meer producten ‘gehalalificeerd’ worden. Niet meer alleen vlees dat ritueel geslacht is, maar ook bepaalde cosmetische producten, vakanties, enzovoorts. Het boek gaat hoofdzakelijk over Frankrijk, maar de problematiek die ze beschrijft beperkt zich niet tot dat land. Ze brengt in kaart wat er zoal te koop is, maar gaat verder. Ze heeft een missie. Ze vindt die uitbreiding zorgwekkend, omdat moslims, met name die in Europa, die in haar ogen nu eindelijk eens een beetje verlost waren van al die regels en voorschriften van het islamitisch collectief denken, hierdoor weer meer gecontroleerd worden. Immers als er levensgroot op alle artikelen halal staat, dan wordt het des te problematischer als een moslim voor een niet-halal product kiest, zo stelt Bergeaud-Blackler. Bovendien wordt volgens haar op deze wijze het begrip halal groter gemaakt dan het is. Het wordt een norm en zelfs een kunstmatige norm, een uitvinding van een traditie.

Theologisch is dat een uiterst merkwaardige redenering. Alsof tradities in beton zijn gegoten en op geen enkele manier door moslims bediscussieerd worden in het licht van steeds veranderende omstandigheden en ervaringen. Hoe vaak horen we dat niet? Maar er zit ook iets anders verstopt in deze redenering. Dat is de typisch Europese, maar vooral Franse opvatting over religie. Die moet geïndividualiseerd, achter de voordeur en vooral niet in tegenspraak zijn met de bejubelde mythe van de scheiding van religie en staat. Daarbij gaan dit soort publieke intellectuelen maar al te graag op de stoel van de islamitisch geleerde zitten en willen zo vertellen wat moslims eigenlijk zouden moeten geloven. Niets individualisme.

Een vergelijkbare redenering maakt Van Diggele als ze het heeft over de oorzaken van het repressieve Palestijnse leiderschap in de door Israël bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Ze is van mening dat we niet altijd maar met de beschuldigende vinger naar de Israëlische bezetters moeten wijzen, maar de culturele wortels van de repressie van de Palestijnse autoriteiten zelf eens moeten doorlichten.

Typisch overigens dat Palestijnse politici ‘leiders’ zijn. Waarom niet premier, president of wat dan ook? Maar dat terzijde. Dat er repressieve Palestijnse politici zijn bestrijd ik niet, maar het boek van Van Diggele staat vol met merkwaardige impliciete en expliciete verklaringen voor de ellende van Palestijnen. Die zijn namelijk terug te voeren op een collectivistische manier van denken ingebed in ‘hun’ cultuur. Of het nu gaat om ‘stammenstructuur’ of een soort archaïsch-nationalisme dat niet valt uit te roeien. Het zijn volgens de auteur evenzovele bewijzen dat we hier met een inherent cultureel probleem van doen hebben.

Het is een gemakzuchtige manier van verklaren die feitelijk niet verklaart, maar stelt. Die cultuur ziet als een statisch onveranderlijk gegeven, waar alleen de allerdappersten uit kunnen ontsnappen. Dat zie je in beide studies terug. Het helpt ons geen stap verder.

Berlijn gaat confrontatie met Ankara aan

0
Na een reeks van diplomatieke relletjes tussen Duitsland en Turkije, lijkt voor Duitsland de kous nu af. De Duitse tak van Diyanet is geen partner meer van de Duitse overheid.

Onlangs is bekend geworden dat fors wordt gekort op projecten van de DITIB, de Duitse afdeling van het Turkse Presidium voor Religieuze Zaken (Diyanet). Een opeenstapeling van irritaties zou de Duitse regering tot deze opmerkelijke beslissing hebben gebracht. De stap is vooral opvallend omdat in Duitsland net als in Nederland Turkse zelforganisaties als partner worden gezien bij de integratie van Turkse Duitsers.

Aan dat dogma kwam eerder dit jaar definitief een eind. De directe aanleiding of eigenlijk de laatste druppel in een lange serie die de emmer deed overlopen, is een spionageschandaal, afgelopen maart. Medewerkers van de DITIB speelden informatie door aan Ankara. Duitse media meldden dat het ging om dertien imams die gegevens over meer dan dertig (vermeende) Turks-Duitse aanhangers van Fethullah Gülen aan Ankara doorgaven. Ook de voortdurende druk die Ankara uitoefent op Turkse Duitsers en de arrestatie van Duitsers in Turkije is Berlijn al langer een doorn in het oog.

Volgens de Kölner Stadt Anzeiger is voor volgend jaar slechts een kleine drie ton gereserveerd voor de DITIB, dat haar zetel in Keulen heeft. Dit jaar vloeide nog zo’n anderhalf miljoen euro naar de organisatie en in 2016, het jaar van de mislukte couppoging in Turkije, was dat zelfs ruim drie miljoen euro. In plaats van een partner bij de integratie van Turkse Duitsers is de DITIB vooral een verlengstuk van Ankara, is een veel gehoorde klacht in Berlijn. De DITIB herhaalt onafhankelijk te opereren van Turkije, ondanks het feit dat imams van de DITIB Turkse ambtenaren zijn en in Turkije worden opgeleid. De secretaris-generaal van de organisatie, Bekir Alboga, verklaarde aan de Rheinische Post: ‘Enkele imams hebben informatie aan Ankara doorgegeven over verdachte Gülen-volgelingen. We hebben ten diepste spijt van deze misstap en we hebben er met Diyanet over gesproken.’

Het spionageschandaal illustreert de almaar verslechterende relatie tussen Duitsland en Turkije. Alleen al dit jaar is de lijst incidenten van diplomatieke ruzies ellenlang en het jaar is nog niet eens voorbij. Zo was er bijvoorbeeld de rel rond de liberale moskee waar de van origine Turkse advocate Seyran Ates (54) als imam fungeert. In de gebedsruimte, een voormalige protestantse kerk in Berlijn, kunnen mannen en vrouwen zij aan zij bidden. Het kwam Ates op veel kritiek te staan in de Turkse media. Ook Diyanet bemoeide zich met de kwestie en zag het vooral als een poging ‘de islam te ruïneren’. Een aan de staat verbonden religieus instituut in Egypte sprak ook een fatwa uit over het initiatief van Ates, die zegt honderden steunbetuigingen per dag te krijgen, maar ook duizenden haatberichten. Familieleden van haar in Turkije smeken haar ondertussen te stoppen met het plan, door de sociale druk. Ook blijven veel mensen weg bij de moskee uit angst voor represailles.

Martin Schaefer, woordvoerder van minister van Buitenlandse Zaken Sigmar Gabriel, reageerde uiterst fel op de Turkse verwijten. ‘Ik wil heel duidelijk afstand nemen van elk commentaar dat bedoeld is om mensen in Duitsland het recht te ontnemen in vrijheid hun religie te praktiseren en de vrijheid van expressie en opinie te beperken.’ Daarop werd Ates door een woordvoerder van Diyanet ervan beschuldigd een volgeling te zijn van Gülen, die op zijn beurt weer door Ankara als schuldige wordt aangewezen voor de couppoging in 2016. De imam zelf zegt overigens niets met Gülen van doen te hebben. ‘Die vorm van islam is te conservatief voor ons.’

Naast deze kwestie was er nog de weigering Duitse parlementariërs toe te laten tot de Duitse militaire basis Incirlik in Adana. ‘Duitsland moet haar houding tegen Turkije eerst verbeteren’, zei een woordvoerder van de Turkse regering daarover. ‘Daarna beslissen we over toegang.’ De opmerkingen volgden op de Duitse weigering president Recep Tayyip Erdogan campagne te laten voeren in Duitsland voor het inmiddels gehouden referendum in Turkije over de vraag of de president meer bevoegdheden moet krijgen. Daarop besloot Berlijn haar materiaal te verschepen naar een basis in Jordanië.

Als er één Duitser is die veel te verduren krijgt vanuit het presidentiële paleis in Ankara is het bondskanselier Angela Merkel. Tijdens de verkiezingscampagne kwam Turkije regelmatig voorbij. Tijdens een debat met SPD-leider Martin Schulz sprak ze harde woorden. ‘Het is nu wel duidelijk dat Turkije geen lid van de Europese Unie zou moeten worden. Ik zal samen met mijn Europese collega’s proberen tot een gezamenlijk standpunt te komen zodat we de toetredingsgesprekken kunnen beëindigen’, zei Merkel. ‘Populisme’, brieste Ibrahim Kalin, woordvoerder van Erdogan. ‘Duitsland beschermt niet de democratie, maar terroristen en coupplegers.’ Ook wees Kalin op het volgens hem toenemende racisme in Duitsland. In een serie tweets die hij aan de kwestie wijdde besloot hij: ‘Het maakt niet uit welke partij in Duitsland de verkiezingen wint, het is duidelijk welk gedachtegoed gaat winnen.’

Inmiddels is de verkiezingsretoriek uit de lucht. Waar partijen dan meestal weer om tafel gaan, lijkt Merkel juist gas te willen geven. Niet alleen wordt de DITIB in eigen land gekort, de herkozen bondskanselier heeft haar Europese partners zover gekregen te praten over een mogelijke korting op toetredingsgelden van negentig procent. Waar Turkije voor volgend jaar nog voor vijfhonderd miljoen op de begroting staat, zouden Merkel en andere Europese leiders hoogstens vijftig miljoen willen geven. Landen als Polen en Zweden staan nog altijd onverkort achter Turkse toetreding, maar Duitsland legt nu eenmaal meer gewicht in de schaal. En zo kan het dat de temperatuur tussen het machtigste land van Europa en Turkije het absolute nulpunt nadert, zonder enige tekenen van toenadering.

Zijlstra’s VVD en mensenrechten: orthodox-marxisme

1

Volgens de bij kennelijk gebrek aan beter gekwalificeerde partijgenoten tot minister van Buitenlandse Zaken gepromoveerde Halbe Zijlstra heeft Nederland voorbij Zundert en Zevenaar te maken met drie verschillende soorten landen. Vijanden, die op onze ondergang uit zijn; vrienden, waarmee je probleemloos zaken kunt doen; en ‘ongemakkelijke vrienden’, waarmee je dat wat Zijlstra betreft ook ongegeneerd kunt doen. Daartoe rekent hij landen met autocratische regimes die van oudsher westerse bondgenoten zijn, zoals Turkije en Saoedi-Arabië. Regimes die met de liberaal-democratische mensenrechten weinig op hebben.

Dat is voor Zijlstra evenmin een punt als voor Donald Trump, die andere nieuwkomer in de wereldpolitiek, want ook Trump heeft weinig op met de liberaal-democratische mensenrechten. Mensenrechten mogen, geheel in de geest van werkgeversvoorzitter Hans de Boer, het Nederlandse handelsbelang niet in de weg staan. Waar gehandeld wordt, vallen nu eenmaal spaanders.

Pal staat Zijlstra slechts voor het mensenrecht van Henk en Ingrid op het behoud van Zwarte Piet. Hij kan het, zoals hij enige jaren terug op tv verklaarde, namelijk niet aan zijn zoontje uitleggen wanneer de assistent-manager van Sinterklaas zich af zou moeten schminken. Wordt Zijlstra’s zoontje naast de gewone man van Buma voor Rutte III de nieuwe maatstaf om de wenselijkheid van beleidsmaatregelen te toetsen? Zo ja, dan kan Zijlstra het dus klaarblijkelijk wel aan zijn zoontje uitleggen dat Den Haag vrolijk zaken doet met lieden die voor een martelingetje meer of minder hun hand niet omdraaien.

Binnen de VVD staat Zijlstra in zijn opvatting van ‘realistische’ buitenlandpolitiek niet alleen. Neem de omgang met Egypte, waar de huidige dictatuur inmiddels veel onderdrukkender is dan ooit in de dagen van Hosni Mubarak. Typisch zo’n ‘ongemakkelijke vriend’. De VVD-delegatieleider in het Europees Parlement Hans van Baalen, die we nog eens opgewonden hebben zien staan springen op het Maidan-plein in Kiev, verklaarde na de met zo’n duizend doden gepaarde coup die het democratisch experiment ginds in de knop brak, dat Abdel Fattah al-Sisi ‘het juiste’ had gedaan. Tot zover de opvattingen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie over vrijheid en democratie.

Westerse landen kopen massaal olie van Saoedi-Arabië en verkopen en verkopen het land middels koninklijk geleide handelsdelegaties even massaal wapens. Met een deel van dat oliegeld wordt een salafistische ideologie gefinancierd die IS heeft voortgebracht en de radicalisering van een deel van de Europese moslimjeugd heeft gevoed. Met de massaal gekochte wapens wordt nu in een proxy-oorlog met de grote geostrategische concurrent Iran in gestaag tempo Jemen vernietigd. De één z’n dood is nu eenmaal de ander z’n brood.

Als vervolgens vanuit Jemen miljoenen ontheemde burgers op de vlucht slaan en straks aan de poorten van Europa aankloppen, staat de VVD uiteraard met hartverwarmende gastvrijheid gereed om hen met behulp van al die door ons aan die wapens verdiende euro’s een nieuwe betere toekomst te bezorgen. Oh nee, dat is een vergissing, op instigatie van de VVD is nét een andere passage in het regeerakkoord opgenomen: er mag juist niemand meer in. Opvang in de regio is het doel. Nederland kan met ruim zeventien miljoen inwoners namelijk niet nog eens tienduizend vluchtelingen aan. Libanon met een paar miljoen inwoners een ruim miljoen vluchtelingen uiteraard probleemloos wel. En dan is de grote VVD-coryfee Frits Bolkestein verbaasd dat niet iedereen voorbij de Balkan het Westen als superieur baken van vrijheid beschouwt. Why do they hate us, om de vraag te stellen die de Amerikanen zich na nine eleven al stelden. Nu, precies om die hypocrisie.

Op zich valt na het mislukken van het Amerikaanse democratiseringsproject in Irak en Afghanistan enige terughoudendheid bij de militante verbreiding van westerse waarden best te billijken. Eén-op-één-import daarvan in andere culturen is een illusie; immateriële waarden vallen bovendien ook niet los te zien van de materiële werkelijkheid. Maar om van de dominee volledig in de koopman te vervallen is het andere uiterste.

In filosofische zin betoont de VVD zich met de Zijlstra’s die de mensenrechten bagatelliseren een club orthodoxe marxisten, met hun opvattingen over de verhouding tussen economische onderbouw en culturele bovenbouw: idealen als zodanig zijn hersenschimmen, het economische belang is allesbepalend. Wat dat betreft vindt de VVD een geestverwant in de nieuwe kroonprins van Saoedi-Arabië. U weet wel, het land waar vrouwen in het openbaar niets mogen, niet eens autorijden en zelfs niet hun gezicht laten zien. Daarin komt nu, als het aan kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed ligt, verandering. Vrouwen mogen voortaan ook achter het stuur, althans dat van een auto, niet aan dat van hun eigen leven natuurlijk, zij blijven onmondig, afhankelijk van een mannelijk familielid dat fungeert als hun voogd. Salman belooft een verlichte islam, maar het is niet de behoefte aan verlichting die hem drijft. Van meer vrijheid en democratie is geen sprake, het regime blijft even autocratisch als altijd. Nee, het land kan eenvoudig niet zonder de arbeidskracht van vrouwen want dan blijft de helft van het economisch potentieel onbenut. En om te kunnen werken, moeten vrouwen zich kunnen verplaatsen. Het gaat om hun nut ten dienste van het BNP. Kijk, dat is een motief dat ook Zijlstra alleszins begrijpt. Hij kan het vast aan zijn zoontje uitleggen, daar heb ik echt alle vertrouwen in. Een hoger BNP is goed voor meer cadeaus met Sinterklaas. Zelfs zonder Zwarte Piet.

‘Handel en vriendschap zijn mooi maar mensenrechten eerst’

0
In Rotterdam gingen betogers de straat op om aandacht te vragen voor de situatie in het Rif-gebied. Onze correspondent Anne-Rose Hermer liep mee.

Zo’n tweeduizend mensen demonstreerden afgelopen zaterdag in Rotterdam op het Schouwburgplein voor een verbetering van de situatie in het Rif-gebied in Noord-Marokko. Het begon allemaal een jaar geleden in de Riffijnse stad al-Hoceima, waar volgens de demonstranten en sprekers de bevolking al jaren wordt onderdrukt. Vishandelaar Mohsin Fikri moest toezien hoe zijn handel van hem werd afgenomen. Hij protesteerde tegen deze maatregel en moest dat bekopen met de dood. Dat leidde tot protesten in het Rif-gebied en later tot grote demonstaties in onder andere Casablanca en Rabat. Sinds het begin van de protesten zijn in Marokko honderden betogers gevangengezet. Ook in Europese steden wordt gedemonstreerd en afgelopen week was Rotterdam dus aan de beurt.

De demonstranten komen lang niet allemaal uit de regio, maar ook uit België, Duitsland, Frankrijk en zelfs Zwitserland. Er vallen een paar dingen op. De aanwezigen zeggen liever hun naam niet. ‘Ik heb familie en vrienden in de Rif, ik ben bang dat ze last kunnen krijgen als ik met naam en toenaam iets zeg’, legt een vrouwelijke demonstrant uit.

Andere demonstranten willen om dezelfde reden anoniem blijven. Verschillende demonstranten proberen desondanks de situatie in het Rif-gebied een gezicht te geven. Een demonstrant uit Duitsland heeft aan de achterkant van zijn jack tien foto’s van vooral jonge mannen die tussen 2011 en 2015 door (politiek) geweld in de Rif om het leven zijn gekomen.

Andere demonstranten hebben een bord gemaakt met daarop een foto van één van de vele politieke gevangenen in Marokko. Ze blijven staan als ze merken dat hun protestbord gefotografeerd wordt en bedanken zelfs. Dat is waarom ze hier zijn. ‘Een gevangenis in Nederland is niet te vergelijken met die in Marokko. Een deel van de gevangengenomen demonstranten zit in Casablanca in een gevangenis die zeer slecht bekend staat’, vertelt een jongeman.

Ook bij het podium voor de sprekers hangen foto’s van gevangenen. Onlangs verving koning Mohammed VI naar aanleiding van de protesten drie ministers, een staatssecretaris en een aantal topambtenaren die het gezag over het Rif-gebied hadden. Geeft dat de demonstranten hoop? ‘Eerst zien, dan geloven’, reageert een demonstrant. ‘Ik hoop dat het door die wisseling van de wacht beter wordt, maar ik heb mijn twijfels. Onze koning kan niets alleen doen. Hij is afhankelijk van anderen. Toch ben ik iets positiever gestemd. Eén ding weet ik zeker: in de toekomst gaan die ministers beter opletten!’ Met die laatste uitspraak is niet iedereen het eens. Wel met ‘eerst zien, dan geloven’.

Tijdens de demonstratie wordt gescandeerd, gezongen en vooral geluisterd. Eén van de sprekers van de actiegroep ‘Comité Mohsin Fikri Nederland’ vat de strijd in vier woorden samen. ‘Vrijheid, waardigheid, sociale gerechtigheid.’ Hij zegt ‘met pijn in mijn hart’ dat Marokko geen moderne democratie is. Ook hij maakt zich zorgen over politieke gevangenen in Marokko. Er zijn veel meldingen van martelingen van politieke gevangenen. Dan gaat hij over op de andere problemen. ‘In de Rif is er geen goed ziekenhuis en geen universiteit, maar wel veel werkloosheid, armoede en corruptie. Verder zijn er zo’n zestigduizend militairen in het gebied aanwezig die ingrijpen bij de minste vorm van verzet. Inmiddels heeft de Verenigde Naties Marokko aangemerkt als land waar vrijheid wordt geschonden.’

Die mededeling levert applaus op. ‘Er moet iets gebeuren’, vindt één van de demonstranten. Sommigen knikken en hier en daar wordt er gezwaaid met witte rozen en de kaarsen die door de organisatie zijn uitgedeeld, maar ook met vlaggen die zijn meegenomen. Het gaat om de vlaggen van Marokko, het Rif-gebied en de Nederlandse vlag. De onderlinge sfeer is saamhorig. Sommige sprekers uiten hun lof over de rol van moedige vloggers die beelden van het geweld openbaar maken. Vooral bij het noemen van de naam Youba klinkt er spontaan applaus.

Er zijn weinig bekende Nederlanders aanwezig, wat volgens één van de sprekers niet erg is. Daaruit blijkt immers dat het om een volksbeweging gaat. Er zijn wel wat politici aanwezig, onder wie lokale en landelijke kopstukken van de SP. ‘Deze strijd verdient alle steun. Geen enkel volk verdient het om achtergesteld te worden’, laat Tweede Kamerlid Sadet Karabulut (SP) weten. ‘Het is belangrijk om de strijd in Marokko te steunen. Deze mensen zijn geen terroristen of separatisten. Leren delen, dat is wat er moet gebeuren. Er moet een eind komen aan de martelingen en ontvoeringen.’ Karabulut put hoop uit het feit dat er een nieuwe minister van Buitenlandse Zaken is, Halbe Zijlstra. ‘Ook de Europese Unie kan niet langer de andere kant opkijken. Handel en vriendschap zijn mooi, maar mensenrechten eerst.’

Tijdens een optocht door het centrum van Rotterdam was er naar verluid slechts één klein incident, wat werd veroorzaakt omdat iemand uit het publiek het niet eens leek te zijn met het doel van de demonstratie. Veel mensen keken verbaasd naar die lange, imposante optocht. Als ze hoorden waar het om ging, namen ze vaak wat informatie aan en begonnen te lezen. Daar ging het de demonstranten om: op een nette manier een punt maken.

‘Iedere moslim is eigenlijk wel een beetje mainstream salafist’

2
‘Ik ben moslim zoals ik vind dat ik dat moet zijn, ik ben daarover aan niemand verantwoording verschuldigd’, zegt Ahmed Aboutaleb. ‘Ik wil niet in een bepaalde hoek geplaatst worden, door wie dan ook.’

Mijlpalen zijn Ahmed Aboutaleb (56) niet vreemd. Zo was hij de eerste wethouder (in Amsterdam) en is hij de eerste burgemeester van Marokkaanse afkomst in Nederland en de rest van Europa. Hij heeft meermaals bewezen er niet voor terug te deinzen duidelijk stelling te nemen in discussies over gevoelige onderwerpen, zoals islamistisch geïnspireerd terrorisme. De redactie van het weekblad Elsevier noemde hem dan ook ‘soms hard, altijd duidelijk’ toen ze hem in 2014 koos tot Nederlander van het jaar. Tegen Nederlanders die sympathiseren met de daders van de terroristische aanslag op de redactie van Charlie Hebdo (7 januari 2015) zei hij: ‘In hemelsnaam, pak je koffer en vertrek. Er is misschien een plek in de wereld waar je tot je recht kunt komen. Ga niet onschuldige journalisten ombrengen, dat is zo verachtelijk. Verdwijn als je in Nederland je plek niet kunt vinden.’ Hij voegde daar nog aan toe: ‘Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja, mag ik het zo zeggen: rot toch op!’ Hij was ook duidelijk tijdens de Turkije-rel afgelopen maart, die uitbrak toen de Turkse minister van Familiezaken tegen de zin van de Nederlandse overheid naar Rotterdam kwam. Hij verklaarde dat hij er rekening mee had gehouden dat het tot een schietpartij kon komen tussen de bodyguards van de Turkse minister en Nederlandse politieagenten. ‘De toestemming om te schieten was gegeven’, onthulde de burgemeester. Hoe kijkt hij terug op de Turkije-rel en zijn ‘rot toch op!’-uitspraak? Hoe staat het ervoor met de Turkse spanningen? Wat is zijn visie op salafisme, integratie en diversiteit? De Kanttekening sprak hem daarover en meer. ‘Krab je eigen huid zelf, of anderen dat nu leuk vinden of niet, anders doen anderen dat voor je en dan kan het pijnlijk worden.’

Bent u een liberale of conservatieve moslim?
‘Ik heb geen behoefte aan dat soort kwalificaties. Ik ben moslim zoals ik vind dat ik dat moet zijn, ik ben daarover aan niemand verantwoording verschuldigd. Ik wens mezelf geen sticker op te plakken en dat ook anderen mij geen sticker opplakken. Ik wil niet in een bepaalde hoek geplaatst worden, door wie dan ook. Religie is puur persoonlijk.’

U hebt het geschopt tot burgemeester, maar volgens sommigen blijft u een Marokkaan en moslim en bent u niet geïntegreerd. Wat zegt u tegen mensen die dat vinden?
‘Wat is integratie? Voor mij is geïntegreerd zijn een aandeel hebben in de schaarse goederen van de samenleving, dus macht, wonen, werk, onderwijs en zorg. Ik heb een aandeel in al deze zaken. Sterker nog, ik ben één van de ‘stuurders’ van de politiek in Nederland, ik heb daar invloed op. Geïntegreerd zijn betekent niet alle schepen achter je verbranden. Ik ben een soort chip die gebakken is in Marokko. Ik heb daar ruim vijftien jaar geleefd, dat kan ik niet weggooien. Het is bijna misdadig om van mij of anderen te verwachten je verleden te dumpen, iets dat onderdeel is van je persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast ben ik al ruim eenenveertig jaar Nederlander, dat komt bovenop mijn tijd in Marokko. Voor mij is dat rijkdom. Als mensen vinden dat ik over bepaalde onderwerpen opvattingen heb die niet mainstream zijn en dat ik daardoor niet geïntegreerd ben, soit.’

Gelooft u in een Nederlandse islam?
‘Nee. Wel is de islam altijd ingebed in de lokale culturele omstandigheden. Altijd. Er is één islam; de islam is één ding en dat is je onderwerpen aan de Schepper, maar de beleving van de islam is gebonden aan plaats en omstandigheden. Kijk bijvoorbeeld naar hoe moslims zich kleden in landen als Saoedi-Arabië, Soedan en Somalië. Die kleding is niet islamitisch, het is bepaald door de cultuur en andere plaatselijke omstandigheden, zoals klimaat. Die mensen kleedden zich al zo vóór de komst van de islam. Andere voorbeelden zijn hoe moskeeën eruitzien en de man-vrouw-verhoudingen in de verschillende landen waar moslims wonen. Of bijvoorbeeld de vormgeving van het taraweeh-gebed (extra gebed tijdens de ramadan, red.), ook dat verschilt van land tot land. In een discussie over wat islamitische kleding is heb ik ooit een imam in Den Haag horen zeggen dat een broek islamitische kleding is. ‘Als je het niet aantrekt heb je zo een blaasontsteking’, zei hij. Dat is een terecht antwoord. En op de opmerking ‘als mijn vrouw zwanger is wil ik dat ze in het ziekenhuis behandeld wordt door een vrouwelijke arts’, reageerde de imam dat zolang veel moslims niet accepteren dat hun dochters gaan studeren er minder vrouwelijke artsen bijkomen. Ook dat is een terecht antwoord.’

Wat is typisch Nederlands?
‘Sommige mensen doen daar minzaam over, zo van ‘mwah, wat is nou eigenlijk typisch Nederlands’ of ‘wat is nou typerend voor de Nederlandse identiteit’. Ik zeg: als je wil weten wat typisch Nederlands is, lees dan onze Grondwet. Andere westerse landen hebben soortgelijke principes in hun grondwet, maar onze Grondwet bevat zeker typisch Nederlandse elementen. Het is zo fascinerend hoe in de jaren 1600-1700 een balans is gevonden tussen de verschillende groeperingen in Nederland. Eigenlijk bestaat Nederland uitsluitend uit minderheden. Het is fascinerend hoe hier bijvoorbeeld zo lang tegen de katholieken is gevochten tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648, red.), om de katholieken uit Spanje buiten de deur te houden, en hoe vervolgens een zeker evenwicht is gevonden tussen de katholieken en protestanten. Leven en laten leven. Later dachten we ‘nou, niet alleen geloofsstromingen zijn belangrijk voor de vormgeving van Nederland, we doen er ook de wetenschap bij, van verschillende universiteiten en disciplines’. Toen dachten we ‘laten we economische wetenschap in een instituut gieten, de Sociaal-Economische Raad (adviseert de regering en het parlement over de hoofdlijnen van het te voeren sociaal-economisch beleid, red.)’. Dat is uniek in de wereld. Dit soort bijzondere overlegmodellen hebben dit land groot gemaakt. We zijn de zestiende economie ter wereld dankzij zulke overlegmodellen. Dus minzaam doen over wat de identiteit van Nederland is, is onzin. Het doet geen recht aan wat Nederland is.’

U wordt beschouwd als een rolmodel voor Nederlanders met een migratieachtergrond, net als bijvoorbeeld Maryam Hassouni en Abdelkader Benali. Sommigen vinden dat er een groot tekort is aan zulke rolmodellen voor deze groep. Bent u het daarmee eens?
‘Nee, er zijn heel veel rolmodellen. Als ik een rolmodel ben voor ook maar één persoon, dan ben ik daar blij om. Alleen het probleem is dat wanneer Nederlanders met een migratieachtergrond, zoals Benali en Hassouni, in een vooruitgeschoven positie terechtkomen, zij vaak als het ware volledig toegeëigend worden door de minderheidsgroep waaruit zij zijn voortgekomen. De groep wil dan dat zij absoluut zogenaamd ‘loyaal’ zijn aan de groep en gunt hen in bepaalde mate zelfs geen vrijheid van denken. Ik zal nooit vergeten waar ik vandaan kom, ik zal mijn oude schoenen nooit weggooien, daar hou ik nog wel van. Maar ik wens vrij te kunnen denken, ik sta graag vrij in de samenleving. Ook dingen die sommige mensen uit ‘mijn’ groep, dus Marokkaanse Nederlanders of breder gezien Nederlanders met een migratieachtergrond, niet willen horen, wil en moet ik gewoon kunnen zeggen. Het beperken van vrijdenken is verkeerd. De eis dat je permanent ‘loyaal’ moet zijn aan een bepaalde groep is een wurggreep. Het is alsof zo’n groep je zuurstofpijp afsnijdt ofwel je belemmert om te zijn wie je wenst te zijn. Dat terwijl het veel effectiever is wanneer mensen uit een bepaalde groep zelf aan de boom schudden en misstanden binnen de groep aankaarten dan dat een buitenstaander dat doet. Krab je eigen huid zelf, of anderen dat nu leuk vinden of niet, anders doen anderen dat voor je en dan kan het pijnlijk worden.’

Uw Marokkaanse roots, wat voor profijt heeft u daar zoal van in de politiek?
‘Dat ik bijvoorbeeld heel veel weet over Marokko en Marokkaanse Nederlanders. Ik heb weleens tegen collega’s in de politiek gezegd ‘fijn dat jullie het over armoede hebben, maar ik ben een product van armoede’ of ‘fijn dat jullie over oudere migranten spreken, maar ik ken veel mensen uit deze groep van dichtbij’.’

Uw ‘rot toch op!’-uitspraak naar aanleiding van de IS-aanslag op de redactie van Charlie Hebdo maakte sommigen kwaad, vooral mensen die bekendstaan als ‘regressief links’. Intussen blijven aanslagen gepleegd door terroristen die zich beroepen op de islam zich opstapelen. Denkt u dat sommigen uit de groep die weigerde de aanslag op Charlie Hebdo te veroordelen, inmiddels hun lesje hebben geleerd?
‘Mijn uitspraak was inderdaad gericht tegen terroristen die onze vrijheden bedreigen. Ook degenen die zich er zo kwaad over maken zijn zich daar goed bewust van, maar ze doen alsof ik alle moslims bedoelde en daar hebben ze vast hun redenen voor. Toen ik zei dat de terroristische aanslag op de redactie van Charlie Hebdo een stevige stellingname tegen terrorisme vraagt van de islamitische gemeenschap in Europa en daarbuiten, zeiden sommige moslims en dan opmerkelijk genoeg met name intellectuelen ‘ik heb toch niets gedaan, ik hoef van niets of niemand afstand te nemen’. En ‘Aboutaleb zei dat zelf ook toen hij nog directeur was van Forum (was een ‘instituut voor multiculturele vraagstukken’ dat opgeheven werd op 1 januari 2015, red.), hij zei toen dat hij geen behoefte had om ergens afstand van te nemen’. Dat heb ik inderdaad gezegd, maar ik heb geleerd. Alleen mensen die leren veranderen van standpunten. ‘Degene die niet meer hoort te leren en van standpunt hoort te veranderen, is degene die dood is’, zei mijn vader. Ik heb ook zo veel andere standpunten vaarwel gezegd, zoals mijn visie op softdrugsbeleid. Ik was ooit heel erg van de law en order wat betreft softdrugs, maar nu niet meer. Ik heb als burgemeester van Rotterdam geleerd dat ik aan die troep veel politiecapaciteit kwijt ben. Er is helemaal niets mis mee om van standpunt te veranderen. Mensen leren en veranderen, iedereen zou daar open voor moeten staan.’

Foto: Wouter Engler. Ahmed Aboutaleb is in 1961 geboren in Beni Sidel, een dorp in het Rif-gebergte, in het noorden van Marokko. In 2003 sloot hij zich aan bij de PvdA. Hij is sinds 5 januari 2009 burgemeester van Rotterdam. Daarvoor was hij staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Balkenende IV (2007-2008) en wethouder van Onderwijs, Jeugd, Werk, Inkomen en Grootstedenbeleid in Amsterdam (2004-2007). Hij groeide op als zoon van een imam in Beni Sidel. In 1976, op vijftienjarige leeftijd, kwam hij met zijn moeder en broers naar Nederland. Hij leerde Nederlands en begon een opleiding aan de lagere technische school. Daarna volgde hij de mts en deed vervolgens de hts-opleiding Telecommunicatie. Vervolgens ging hij als verslaggever aan de slag bij Veronica en de NOS-radio, als dj bij Radio Stad (Amsterdam) en vervolgens als verslaggever bij RTL Nieuws. Daarna werd hij persvoorlichter op het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en bij de Sociaal-Economische Raad. In 1998 werd hij directeur van Forum, ‘instituut voor multiculturele vraagstukken’ dat opgeheven werd op 1 januari 2015. Daarna werkte hij als ambtenaar in dienst van de gemeente Amsterdam. Hij is praktiserend moslim, getrouwd, heeft drie dochters en een zoon, woont in Kralingen en zijn hobby’s zijn fietsen, lezen en reizen.

Sommige van uw besluiten en uitspraken hebben ook geleid tot ophef onder bepaalde Turkse groepen, zoals het feit dat u pro-PKK-Koerden liet demonstreren in het centrum van uw stad afgelopen augustus. Wat gebeurde er toen precies?
‘Nationalistisch georiënteerde Turken zeiden tegen mij ‘burgemeester, hoe haal je het in je hoofd om die PKK-Koerden te laten demonstreren’. Als ik dan zeg dat ik degenen die dit zeggen een les in democratie wil geven, dan worden ze boos op mij. Als je democraat beweert te zijn, maar van mij eist om zo’n demonstratie te verbieden, dan heb je niet begrepen wat democratie is. Sommigen vinden dat pijnlijk om te horen, maar het moet gezegd worden. Ik heb ook de Turkse demonstratie op de Erasmusbrug niet tegengehouden. Net zoals Turken met Turkse vlaggen mogen demonstreren op de Erasmusbrug, mogen Koerden ook demonstreren. Het is opvallend dat geen enkele Turkse organisatie of beweging openlijk opkwam voor mijn standpunt toen ik toestemming gaf voor de Koerdische demonstratie. Ook al kwamen de Koerdische betogers op voor iemand die in Turkije te boek staat als een terrorist (de gedetineerde leider van de PKK, Abdullah Öcalan, red.). Dat mag in Nederland, je mag hier voor zo iemand de straat opgaan. Demonstreren is een grondwettelijk recht.’

Leefbaar Rotterdam en ook bepaalde landelijke partijen willen salafistische organisaties harder aanpakken. Wat vindt u daarvan?
‘Ik denk dat ik daar onlangs helder over was in de gemeenteraad. Mainstream salafisme is een vorm van orthodoxie. Iedere moslim is eigenlijk wel een beetje mainstream salafist, want iedere moslim wil wel lijken op de profeet. En dat is wat de meeste mainstream salafisten willen, leven zoals de profeet, zijn metgezellen en de opvolgende generaties leefden. Waar sommige partijen en politici de fout ingaan, ook Ahmed Marcouch (pleitte als Tweede Kamerlid namens de PvdA voor een verbod op salafistische organisaties; hij noemde het salafisme de ‘voedingsbodem’ van de gewapende jihad, red.), is dat ze het salafisme per definitie gelijkstellen met ‘buiten de wet staan’ en ‘een bedreiging vormen voor de democratie’. Dat is volstrekt onbewezen. Zijn er salafisten die buiten de wet staan en een bedreiging vormen voor onze democratie? Ja. Staan álle salafisten buiten de wet en vormen zij állemaal een bedreiging voor onze democratie? Nee. Hizb ut-Tahrir bijvoorbeeld is een organisatie waarvan niet bewezen is dat ze geweld voorstaat, wel dat ze buiten onze democratie staat. De organisatie weigert deel te nemen aan het democratisch bestel. Zolang niet is bewezen dat iemand bereid is geweld te gebruiken om onze democratie te ondermijnen of omver te werpen, is er niets aan de hand. Ik heb niets tegen vrome mensen. Ik heb niets te vrezen van een salafist die heel de dag ergens in een hoek aan het bidden is. Denken en geloven staat vrij, onze Grondwet garandeert dat. Dus het opstellen van een lijst van salafistische organisaties of iets dergelijks, daar begin ik niet aan. Wat is eigenlijk precies een salafistische organisatie? Wie kan mij daar de definitie van geven? Niemand kan dat, want het salafisme is zo breed. Als bepaalde groeperingen zeggen ‘wij zijn salafisten’, dan is er geen probleem, maar zo gaat het niet of zelden in de praktijk. Ik ga niet zomaar mensen een ‘je bent salafist’-sticker opplakken, alleen omdat ze een vroom leven leiden, daar begin ik niet aan. Wat deze kwestie betreft ben ik als burgemeester geïnteresseerd in maar één groep mensen, of het nu moslims, christenen of joden zijn, dat boeit me niet: de mensen die de rechtsorde ondermijnen of daar plannen voor hebben, wapens aanschaffen, enzovoorts. Die mag je wel aan mij overlaten, want die wens ik uit te schakelen. Daar zoek ik naar. We moeten heel erg uitkijken met generaliseren en ons op een slimme manier focussen op de kwalijke elementen in onze samenleving; een relatief kleine groep. En dat was zo ongeveer ook mijn antwoord in de gemeenteraad. Leefbaar Rotterdam accepteert het niet, prima, maar de meerderheid van de gemeenteraad wel.’

Veruit de meeste islamistische terroristische organisaties zijn salafistisch. Ze hangen weliswaar een extreme vorm van het salafisme aan, maar hoe dan ook, ze beroepen zich op het salafisme. Boko Haram, al-Shabaab, IS, noem maar op. Verdienen salafistische organisaties alleen daarom al dan geen specifieke aandacht?
‘Zo noem ik ze niet, ik gebruik een specifiekere benaming: terreurorganisaties. De organisaties die je noemt hebben we hier niet, ze zijn hier niet actief.’

IS-terroristen hebben meerdere aanslagen gepleegd in West-Europa. De voedingsbodem van dit soort organisaties, de ideologie, leeft natuurlijk ook in Nederland.
‘Er zijn ook hier mensen die sympathiseren met IS, Boko Haram, al-Shabaab en soortgelijke organisaties, maar ingrijpen kunnen we pas als sympathie omslaat in actie, dus als personen concrete stappen zetten, dingen plannen, organiseren, aanschaffen… Dan ruimen we de boel op.’

Wat vindt u van de politiek van Nida?
‘Daar heb ik geen oordeel over. De burgemeester wordt niet geacht een oordeel te vellen over het functioneren van politieke partijen. Ik vind ze allemaal ‘even lief’, aangezien ik een parapluverantwoordelijkheid heb voor heel de stad. De enige politieke partij waar ik nog wel kritiek op kan leveren is mijn eigen partij.’

Critici vinden dat binnen sommige instellingen, zoals de politie, het diversiteitsbeleid is doorgeslagen. Ze spreken zich uit tegen het invoeren van quota en hameren erop dat niet afkomst maar capaciteit moet bepalen of iemand wel of niet aangenomen wordt. Wat is uw visie op deze kwestie?
‘Ik ben tegen quota, maar ik vind niet dat het diversiteitsbeleid is doorgeslagen. Als het diversiteitsbeleid goed zou zijn geweest de afgelopen jaren, dan waren verschillende segmenten van de samenleving keurig in evenwicht, dat zijn ze niet. Circa vijftig procent van de Rotterdamse bevolking bestaat uit mensen met een migratieachtergrond, dus ongeveer de helft van de werknemers van de verschillende instellingen, organisaties en bedrijven zouden een migratieachtergrond moeten hebben, dat is niet zo. En zeg niet dat er niet genoeg kwaliteit is binnen deze groep, want dat is onzin. Dus mensen die zeggen dat het diversiteitsbeleid is doorgeslagen, weten niet waar ze het over hebben. Het is feitelijk onjuist. Diversiteit is heel erg nodig, sterker nog, het is cruciaal voor de stabiliteit van onze samenleving. Iedereen moet zich kunnen herkennen in de verschillende segmenten van onze samenleving, zowel wat betreft de overheid als daarbuiten. Het is dan ook heel jammer dat geen enkele politicus van niet-westerse afkomst in het nieuwe kabinet zit; een gemiste kans.’

Hoe kijkt u terug op de Turkije-rel?
‘Onverkwikkelijk. Erg jammer dat het heeft moeten gebeuren. Ik bevond me als burgemeester in een orkaan die ik niet zelf had veroorzaakt. Ik weet dat de Turkse overheid daar anders over denkt, so be it. Het is jammer dat heel veel Turken in Nederland, in ieder geval initieel het Turkse standpunt deelden. Dat terwijl ik te maken had met een Turkse minister die naar Nederland kwam ondanks het feit dat de Nederlandse overheid duidelijk had gezegd ‘nee, je komt niet’. Als ik nu naar Istanbul wil gaan en de burgemeester van die stad zegt ‘nee’, dan ga ik natuurlijk niet, ik ga het niet afdwingen. De Turkse minister kwam in het geniep naar mijn stad, anders kan ik het niet noemen. Écht ongebruikelijk. Een ongekende vorm van provocatie. Ik moest de situatie managen en dat heb ik gedaan, naar eer en geweten. De situatie was niet geëscaleerd als de minister gewoon niet was gekomen.’

Denk wil dat de Rotterdamse gemeenteraad een extern onderzoek instelt naar uw houding ten opzichte van de Turks-Nederlandse gemeenschap. De partij houdt u verantwoordelijk voor ‘disproportioneel politiegeweld’ tegen demonstranten die zich tijdens de Turkije-rel hadden verzameld voor het Turkse consulaat in uw stad. Sommigen vinden zelfs dat u heeft gefaald in het managen van de crisis. Heeft u gefaald?
‘Dat oordeel is aan de gemeenteraad en de samenleving. De gemeenteraad heeft geen letter gewijd aan die oproep. Als u een enquête uitvoert naar hoe de officier van justitie, de politiechef en ik tijdens de rel hebben gehandeld, dan denk ik dat ruim negentig procent van de mensen zeggen dat het goed is gegaan. Ik snap natuurlijk dat ik een goede boksbal ben voor degenen die over mijn rug politiek bedrijven.’

Naar aanleiding van de Turkije-rel werd u door Erdogan-media omschreven als een terrorist en gülenist. U haalde zelfs de voorpagina’s van sommige kranten. Bent u een gülenist?
‘Ik hoorde de naam Gülen voor het eerst toen mevrouw Anita Fähmel (voormalig gemeenteraadslid namens Leefbaar Rotterdam, red.) er jaren geleden vragen over stelde in de gemeenteraad. Ik ben geen gülenist, ik ben moslim, punt. Ik weet niet wat Gülen allemaal heeft gezegd of geschreven, ik wens hem veel succes.’

Hoe staat het ervoor met de Turkse spanningen, ontvangt u signalen die erop wijzen dat het beter gaat?
‘Nee. Het is stiller, maar onderhuids is er nog veel gaande. Dat wordt nog steeds gevoed vanuit Turkije. Zo haalde Erdogan onlangs nog in een toespraak uit naar de Rotterdamse politie. Hij maakte daarbij een vergelijking met ‘kannibalen’. Dat is stuitend. Het werkt escalerend. Zo krijg je de geest niet terug in de fles.’

‘Je hebt altijd een keuze, ook al lijkt die er niet te zijn’

0
Reggery Gravenbeek zat in de drugshandel, nu heeft hij een film gemaakt om jongeren te waarschuwen voor de gevaren van de straat. De Kanttekening sprak onder meer Gravenbeek en de regisseur van de film, André Pijnappel.

De druk is een film over het leven op straat, hoe gevaarlijk dat kan zijn en over het maken van verkeerde keuzes die de rest van je leven beïnvloeden of verkorten. De film is gebaseerd op de ervaringen van ex-drugsdealer Reggery Gravenbeek en verfilmd door cineast André Pijnappel. Beiden komen uit Rotterdam, waar de film ook is opgenomen. De doelgroep: jongeren, vooral uit minder goede buurten, maar ook professionals, zoals politie, onderwijs en reclassering.

De naam De druk verwijst naar de enorme druk die ongemerkt uitgaat van straatcultuur. Meedoen of eruit liggen en in problemen komen. Maar als je op een bepaalde manier meedoet, dan dreigt er weer ander gevaar, zo blijkt uit de film.

Het verhaal gaat over Ritchie en Gino. Ze zijn veel op straat, maar Ritchie heeft een andere mentaliteit. Eigenlijk wil hij zich verre houden van al het geweld op straat en zeker van drugshandel. Hij besteedt zijn tijd liever aan het trainen van jong voetbaltalent op een sportveld in Charlois, een wijk in het door pech geplaagde Rotterdam-Zuid. De vraag is echter niet wat hij wil. De vraag is wat mogelijk is. Ritchie heeft een vriendin die wordt lastiggevallen door iemand die zich de baas van de jongeren in de wijk voelt, omdat hij een belangrijke dealer is. Ritchie begrijpt dat er niets anders op zit dan de persoon die aan het achterwerk van zijn vriendin zit wat klappen te verkopen. Het beoogde slachtoffer is echter nooit alleen, want hij heeft een soort bodyguard. Daarom neemt Ritchie zijn vriend Gino mee, die ook nog een appeltje met die twee te schillen heeft. Net als Ritchie. Vanaf dat moment gaat het mis. Ritchie ging het om de eer van zijn vriendin. Gino heeft andere plannen. Hij slaat er niet alleen op los, hij steelt ook een tasje met drugs. ‘We gaan buit maken!’, roept hij.

Vanaf dat moment ben je als kijker getuige van het waanzinnig hoge tempo waarin jongeren in verval kunnen raken. De straat kent geen genade. ‘Zulke situaties kennen maar twee einden, je wordt vermoord of je belandt in de gevangenis’, zegt Gravenbeek. ‘Mij overkwam het laatste. Ik wilde graag dat mijn verhaal verfilmd werd om andere jongeren te waarschuwen. Ook omdat ik jongeren ken die zijn vermoord. Er is expres voor gekozen om de film slecht te laten aflopen. Anders komt de boodschap niet goed over. Nogmaals, het verhaal is gebaseerd op wat ik heb meegemaakt, maar een deel is fictie. André Pijnappel heeft in de film bewust laten zien hoe gevaarlijk het hebben van ‘de verkeerde vriend’ kan zijn. Dat vind ik heel knap uitgebeeld.’

De druk gaat vertoond worden aan grote groepen scholieren uit Rotterdam-Zuid en professionals, met uitgebreide nazit. Zou het ook goed zijn als ouders de film zien?
Gravenbeek denkt goed na voordat hij antwoord geeft. ‘Niet alle ouders. Voor sommige ouders zou het goed zijn om deze film te zien. Wat ze vaak niet begrijpen is de enorme druk die op jongeren staat.’

De wetten van de straat in Rotterdam-Zuid zijn dus streng, maar niet alleen in de ‘grote’ stad of ‘slechtere’ wijken. ‘Het gevaar loert overal‘, weet Kaboul Vermijs, cultuurscout in Charlois. ‘Ik kom van oorsprong uit een Brabants dorp. Met mijn leeftijdgenoten die daar zijn gebleven is het vaak niet goed afgelopen. Ook in een dorp kunnen drugs, criminaliteit en sociale druk een belangrijke rol spelen.’

Vermijs, Pijnappel en Gravenbeek waarschuwen alle drie dat De druk geen familiefilm voor de zaterdagavond is. Het heeft een ander doel dan vermaak, namelijk jongeren wakkerschudden.

Soraya Beumer, regiodirecteur van Reclassering Nederland, vindt dat de waarde van De druk is bewezen als bij wijze van spreken één of twee jongeren door de film een ander pad kiezen dan de drugshandel. ‘De wereld die hier wordt getoond is voor veel mensen onbekend. Verder biedt het verhaal handvaten om bewustwording bij jongeren op gang te brengen. Nee durven zeggen. Het vergroten van de weerbaarheid.’

Beumer bekeek De druk samen met andere medewerkers van de reclassering. Ze vinden de film een middel voor ouders in dit soort wijken om er met hun kinderen over te praten. ‘Zodra je kinderen op de middelbare school zitten, verkeren ze in een wereld die voor hun ouders minder zichtbaar is. Deze film biedt een aanknopingspunt om een gesprek op gang te brengen, wat bij pubers niet altijd eenvoudig is.’

Wat Beumer ook opviel in de film, was dat er voor de jongeren geen enkele alternatieven lijken te zijn. ‘Reik die alternatieven aan. Je hebt altijd een keuze, ook al lijkt die er niet te zijn. Er is eigenlijk maar één persoon die dat wel ziet, namelijk de vriendin van Ritchie. Bij de reclassering zien we vaak hoe belangrijk een behoorlijk functionerende vriendin kan zijn voor onze cliënten. We zien zelfs dat cliënten hierdoor uit de criminaliteit stappen. Hopelijk gaat deze film getoond worden voor een breder publiek. Ouders kunnen hier baat bij hebben, ook als dat ouders zijn die zelf in de drugswereld zitten. Geef je kinderen meer perspectief dan dat jij had!’

De druk is op 26 oktober in première gegaan in het Theater Zuidplein.

Waarom ik mijn leerlingen leer roddelen

0

Het klinkt misschien gek uit de mond van iemand die voor de klas staat, maar ik wil heel graag dat mijn kinderen praten. Praten in de les? Moeten ze niet gewoon luisteren? Ja, ze moeten luisteren, maar ik vind een gesprek minstens zo belangrijk. Praten, leren een mening vormen, je uitspreken, argumenteren, luisteren naar elkaar. Tuurlijk, alles op z’n tijd, maar als je kinderen leert praten, dan kom je ergens. Dan kan je niet alleen over luchtige onderwerpen een gesprek hebben, maar ook over ingewikkelde en lastige onderwerpen. Ik schrok van de reacties in mijn klas na de aanslagen in Parijs, maar ik vond het goed dat mijn leerlingen erover praatten en dat komt volgens mij omdat we dat praten oefenen. Ik begin de les daarom steevast met roddelen. We pakken een onderwerp en ik vraag de kinderen wat ze ervan vinden. Iedereen mag zijn mening geven wel graag ondersteund met argumenten. Ze vinden het altijd weer jammer als de ‘echte’ les begint.

Een paar weken geleden was ik uitgenodigd door het programma De nieuwe maan. Het zou gaan over het nieuwe regeerakkoord – Vertrouwen in de toekomst. Daarin wordt voorgesteld om het Wilhelmus verplicht te stellen, net zoals uitstapjes naar het Rijksmuseum en de Eerste en Tweede Kamer. Wat ik daarvan vond. ‘Tja, het is natuurlijk symboolpolitiek’, zei ik. ‘Maar we zijn het er allemaal over eens dat sommige jongeren, zeker van allochtone komaf, zich niet thuis voelen in Nederland. En als er dan iets gebeurt, ook al is dat symboolpolitiek, dan ben ik al blij dat er iets gebeurt.’ Ik was door naar de volgende ronde en mocht aanschuiven bij het programma. ‘Mag ik ook wat kinderen meenemen?’, vroeg ik. Dat doe ik vaak, want er wordt zo vaak óver ze gepraat in plaats van mét ze. Het mocht.

Van tevoren had ik het onderwerp met mijn leerlingen besproken tijdens het roddelen. ‘Jongens, ik ben uitgenodigd door een televisieprogramma, het is live en we gaan het hebben over het nieuwe regeerakkoord, het verplichte Wilhelmus en bezoek aan het Rijksmuseum en zo, wat vinden jullie daar nou van?’

De meningen waren verdeeld. ‘Ik vind dat dat geld veel beter aan de zorg besteed kan worden’, zei Aram. Nou, dat is een argument. En Sara zei: ‘Als je mensen dwingt, dan werkt het niet.’ Vind ik ook een argument. Rwan was heel erg voor. Rwan is een leerling uit de schakelklas. Ze komt uit Syrië en is vanwege de oorlog naar Nederland gevlucht. ‘Als je hier leeft, in een land dat veilig is, dan besef je pas hoe belangrijk dat land is. En daar mag dan best een verplichting tegenover gesteld worden’, vond Rwan. Ook een argument, eentje waar je als niet-vluchteling niet meteen aan denkt. Niet alleen mijn leerlingen, ook ik hoor nieuwe dingen tijdens het roddelen. ‘Goed, we hebben dus argumenten tegen en voor,’ zei ik. Er wilden wel tien leerlingen mee naar de uitzending en twee zouden hun zegje doen. ‘Maar juf, ik wil ook best andersom doen hoor’, haastte Sara zich te zeggen – ze was in discussie mijn tegenstander gebleken. Maar dat hoefde natuurlijk niet. ‘Jij hebt jouw argument, en dat is goed, en Rwan heeft haar argument,’ zei ik. ‘Zeg maar gewoon wat je vindt.’ Dus zo zaten er een voor- en een tegenstander bij De nieuwe maan, met ieder hun eigen mening maar zonder ruzie. Geleerd met roddelen.

De roem van roddelen verspreidt zich ondertussen als een olievlek. Zo hoorde ik laatst van een leerling van onze school, die inmiddels op het ROC zit, dat ze het onderwerp had aangeroerd bij haar lerares Nederlands. De lessen waren niet om door te komen, zo saai, en de leerling had wel een idee om de boel wat te verlevendigen. ‘Kunnen we niet gaan roddelen’, had ze voorgesteld.

‘Roddelen? Hoezo dat?’, had de lerares verbaasd gereageerd. ‘Nou, het is heel goed voor de spreekvaardigheid en om te leren argumenteren’ en ze wist nog wel een paar andere redenen; ze had echt alles uit de kast gehaald om haar juf te overreden. Er begon iets te dagen. ‘Heb jij soms les gehad van juf Trudy?’, vroeg de lerares. ‘Nee, hoor’, corrigeerde de leerling, ‘ik had les van juf Coenen’. Respect!

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Ik voelde me niet meer prettig in Nederland’

2
‘Mijn naam is Mohammed, maar ik ben me in de loop van de tijd Mo gaan noemen, omdat alles wat Arabisch is door veel mensen in Nederland als negatief wordt gezien.’

Werken in Marokko. Er verschijnen steeds meer arbeidsbemiddelingsbureaus die dat aanbieden. Sommige Marokkaanse Nederlanders die een baan vinden in Marokko wagen de sprong en emigreren naar hun land van herkomst. De Kanttekening sprak met de eigenaar van het arbeidsbemiddelingsbureau Maroc At Work Rachid Khoukhi en het naar Marokko geëmigreerde Mohammed Ouhamcha uit Amsterdam die via het bedrijf aan een baan kwam.

‘De zaken gaan erg goed’
Khoukhi heeft zelf een tijdje in Marokko gewerkt. ‘Juist daarom leek het me leuk ook anderen die kans te geven. Na ruim drie jaar in Marokko gewoond te hebben kwam ik op het idee om mensen die in het land willen werken, te begeleiden. Ik verzon een naam, schreef me in bij de Kamer van Koophandel en startte mijn arbeidsbureau in de havenstad Casablanca. Wij werven, selecteren en begeleiden goed Nederlandssprekende kandidaten. Maar een andere specialiteit is ook het koppelen van mensen die meertalig zijn.’ De entrepreneur runt Maroc At Work nu al ruim twee jaar. ‘De zaken gaan erg goed.’

Foto: Rachid Khoukhi

Het arbeidsbureau zoekt onder meer docenten hairstyling, visagie en Nederlands. Ook heeft het werk voor teamleiders, frontdeskmedewerkers en mensen voor helpdeskfuncties. Het grossiert verder in callcenter-werk. ‘We bieden vaste banen aan, maar we hebben ook mogelijkheden voor zzp’ers. Mensen hoeven geen specifieke opleiding afgerond te hebben om te kunnen voldoen aan de eisen. Daarnaast kunnen werknemers hun vliegticket van Nederland naar Marokko vergoed krijgen en sommige bedrijven vergoeden ook de reiskosten in Marokko. Verder beschikt het bureau over tijdelijke woonruimte voor werknemers, zowel gedeelde als niet-gedeelde woningen.’ Khoukhi hoopt in de toekomst met zijn bureau door te groeien en nog veel meer mensen te helpen aan een ‘topervaring’ in Marokko.

‘Er brak iets in mij’
Ouhamcha vertrok zeven jaar geleden naar Marokko om er te werken via Maroc At Work. Hij vertoeft er nog steeds en als het aan hem ligt blijft dat zo. ‘Ik liep jaren met een onbestemd gevoel rond in Nederland. Ik kon er de vinger niet op leggen, totdat ik terugkwam van een vakantie in Marokko. Ik kwam terug en er hing een donderwolk over Nederland. Ik ervoer dat ook figuurlijk. Het klimaat in Nederland ten aanzien van mensen die moslim zijn is verslechterd. Er brak iets in mij. Ik had helemaal geen gevoel van ‘ha, lekker weer thuis’. Ik voelde me niet meer prettig in Nederland, het land waar ik geboren en getogen ben. Ik ervoer er continu een ongemakkelijke sensatie’, vertelt Ouhamcha. ‘Een voorbeeld dat ik ook tekenend vind is: mijn naam is Mohammed, maar ik ben me in de loop van de tijd Mo gaan noemen, omdat alles wat Arabisch is door veel mensen in Nederland als negatief wordt gezien. Het begon eigenlijk eerder al. Ik kreeg een laag schooladvies. Ik moest naar de lts (lagere technische school, red.), terwijl ik veel meer in mijn mars had.’

Foto: Mohammed Ouhamcha

Ouhamcha streek neer in Casablanca. Hij werkt er als callcenter-medewerker. ‘Casablanca is de poort naar Afrika. Economisch gezien is het de ader van Marokko.’ Bij de haven ziet hij de opslagloodsen waarin elke dag weer de bezittingen van andere Marokkaanse Nederlanders die zijn aangekomen zitten. ‘Casablanca herbergt mensen van allerlei verschillende nationaliteiten, onder wie mensen uit Zuid-Amerika. Het heeft ook haar eigen Chinatown en er staan zowel moderne als oude gebouwen.’ Ouhamcha werkt van negen tot vijf uur. Expres worden de Noord-Europese kantoortijden aangehouden, omdat ze naar Nederland en Vlaanderen bellen. ‘De Nederlandstaligen verdienen hier circa duizend euro per maand. Franstalige operators verdienen beduidend minder, omdat er in Marokko veel Franssprekenden zijn.’ De lokale bevolking verdient gemiddeld zo’n 350 euro per maand. ‘Ik heb een arbeidsovereenkomst. Ik geniet sociale voorzieningen, ben verzekerd tegen ziektekosten en bouw een pensioen op. Het is wat dat betreft hetzelfde als in Nederland.’ Hij zegt in het verleden nog wel eens zijn hoofd gestoten te hebben. ‘Ik ging werken bij bedrijven in Marokko die elf- tot twaalfhonderd euro per maand boden voor werkzaamheden. Het ene bedrijf beloofde nog meer dan het andere. Maar die werden na een tijdje weer opgedoekt, door mismanagement.’ Ouhamcha relaxt na het werk in een café. ‘Je doet er een drankje. Casablanca heeft veel horeca-hotspots.’

Op de vraag of het leven in Marokko verschilt met dat van in Nederland, zegt Ouhamcha: ‘Ja. Islamitische feesten, zoals de ramadan en het offerfeest, worden hier door heel het land gevierd. In Nederland legde ik keer op keer aan collega’s uit waar die festiviteiten voor stonden. Dat is hier niet nodig.’ Ouhamcha benadrukt dat het leven in Marokko hem ‘hartstikke goed’ bevalt. ‘Ik ben zelfs getrouwd hier en ik heb een zoontje van drie jaar. Laat ik het zo zeggen: geen haar op mijn hoofd die eraan denkt terug te gaan naar Nederland, en ik heb een heel bos haar.’ Dan wordt hij onderbroken. ‘Het is mijn chef’, verontschuldigt hij zich. Zijn middagpauze is om.

Somalische Nederlanders positief over de toekomst

0
Somalische Nederlanders scoren slecht als het gaat om werkloosheid en criminaliteitscijfers. Maar niet iedereen is even somber over de toekomst van de gemeenschap. De Kanttekening sprak Somalische Nederlanders Ali Ware en Zahra Naleie.

De Somalisch-Nederlandse gemeenschap komt vaak negatief in het nieuws. Genitale verminking, werkloosheid en een moeizame integratie, je krijgt het idee dat niets goed gaat.

Ali Ware, voorzitter van koepelorganisatie FSAN (Federatie Somalische Associaties Nederland), is van mening dat er te harde conclusies worden getrokken uit de negatieve cijfers over zijn gemeenschap. ‘Natuurlijk is het waar dat Somaliërs slecht scoren als het gaat om taal, arbeidsmarkt of integratie’, geeft hij toe. ‘Maar de media en politici vermelden dat zonder het in de context te plaatsen en dat is in dit geval juist cruciaal om het probleem te begrijpen en op te lossen. Eén ding is zeker: veel Somaliërs doen hun stinkende best om een toekomst te hebben in Nederland.’ Hij heeft zo zijn vraagtekens als het gaat om de intentie van politici en journalisten die spreken over ‘de Somaliër’ als probleemgeval. ‘Het vernederen van een hele bevolkingsgroep mag nooit het doel zijn’, aldus Ware.

Maar wat is die context dan, waar Ware de nadruk op legt? ‘We moeten niet vergeten dat veel Somaliërs uit een oorlogsgebied komen waar al bijna dertig jaar wordt gevochten en waar zij zware trauma’s aan hebben overgehouden. Ze komen niet uit een land met een goed functionerende overheid zoals wij die kennen in Europa’. Er zijn volgens Ware daarom ook zo weinig mensen die de kans hebben gehad om naar school te gaan of een opleiding te volgen, waarmee ze in Nederland makkelijker kans zouden maken op een baan. ‘Het is niet zo dat Somaliërs dolblij zijn dat ze in de uitkering zitten. Het heeft allemaal tijd nodig om hier eerst de taal te leren en je vervolgens te laten opleiden tot een niveau in Nederland dat als vanzelfsprekend wordt geacht.’ Een vluchteling uit Iran of Turkije heeft volgens Ware wel vaak de basis in zijn eigen land meegekregen, dus wanneer je een Somaliër vergelijkt met een Iraniër omtrent integratie, taal en arbeidsmarkt, bega je al snel een belangrijke fout. ‘Het is broodnodig om de cijfers te bekijken, zonder de context en achtergrond te vergeten waarin Somaliërs zich bevinden. Je kan niet hetzelfde niveau verwachten van een achtjarige als een dertigjarige, zo ook niet van verschillende bevolkingsgroepen.’

Bijna zeven van de tien volwassen Somalische Nederlanders hebben een bijstandsuitkering, schreef het Centraal Bureau voor Statistiek in 2015. Het jaarrapport 2009 integratie van het Sociaal en Cultureel Planbureau noemde de positie van de Somalische gemeenschap ‘het meest zorgelijk’ van alle migrantengroepen.

Somalische Nederlanders worden ook geconfronteerd met loyaliteitsvragen, zoals kies je voor Nederland of Somalië? ‘Dat kan ik maar niet begrijpen’, zegt Ware. ‘Ze verwachten, gezien de armzalige situatie in Somalië, dat we allemaal zonder enige aarzeling gaan zeggen dat we Nederlanders zijn en niets te maken willen hebben met ons geboorteland. Maar dat is niet zo en we hoeven helemaal niet te kiezen.’ Dankbaar zullen we altijd blijven, zegt hij. ‘Nederland heeft ons heel goed opgevangen, onderdak, sociale voorzieningen en vooral een perspectief op de toekomst gegeven. Ik heb de kans gehad om hier een opleiding te volgen en een prima baan te vinden. Hoe kunnen we dat ooit vergeten?’ Ware is duidelijk: ‘Zowel Nederland als Somalië is mijn land. Waarom verwachten ze dat we het land van ons verleden de rug toekeren? We zijn allemaal Nederlanders met verschillende achtergronden en moeten ervoor zorgen dat Nederland een veilig en mooi land blijft voor onze kinderen en kleinkinderen.’

Zehra Naleie, een Somalische Nederlander die zich inzet voor verschillende organisaties in Nederland, herkent het negatieve beeld dat geschetst wordt over Somalische Nederlanders maar ziet ook lichtpuntjes. ‘Het is natuurlijk nooit prettig om geassocieerd te worden met uitkeringstrekkers of criminelen. De realiteit is helaas niet rooskleurig. Ze hebben vaak de competenties, de taal en vaardigheden niet om een geschikte baan te vinden. Natuurlijk kan men ze dat kwalijk nemen, maar het is ook niet echt een verrassing gezien de situatie in Somalië.’ Daarom moeten we volgens Naleie ook naar de vooruitgang kijken die is geboekt door de jaren heen. ‘De Somalische gemeenschap heeft een grote sprong vooruit gemaakt als je kijkt naar tien jaar geleden. Veel jongeren spreken de taal vloeiend, studeren aan hogescholen en universiteiten en zullen waarschijnlijk minder vaak in aanraking komen met criminaliteit, dan de generaties daarvoor. Wat mij betreft mag het wel wat vaker over zulke positieve ontwikkelingen gaan.’

Eén van de onderschatte eigenschappen van Somalische Nederlanders, zegt Naleie, is dat ze heel erg ondernemend zijn. ‘Je hoort steeds vaker dat ze Nederland verruilen voor Engeland, omdat ze het ondernemersklimaat daar gunstiger vinden. Ook in Somalië beginnen Somalische Nederlanders, vaak jong en goed opgeleid, een bedrijf.’ Hoewel Somalië vaak in het nieuws komt met oorlog, aanslagen en armoede, is er volgens Naleie ook sprake van een gestage economische groei die meer kansen biedt voor Somalische ondernemers, ook uit Nederland. ‘Het is overal, vooral in hoofdstad Mogadishu booming business.’ Je ziet volgens haar de vooruitgang die het land heeft geboekt vooral wanneer je daar een lange tijd niet meer bent geweest. ‘Dat was ook voor mij het geval. Ik kwam daar na een aantal jaren en ik kon mijn ogen niet geloven. Somalië is niet meer het oude Somalië van twintig jaar geleden en dat zien Somalische Nederlanders ook.’

Vluchtelingen en de ondoorgrondelijke politiek

0

Als u dit leest, is de langverwachte bordesscène achter de rug en kan eindelijk het nieuwe kabinet gaan regeren. Maar wat moet het kabinet doen? Weinig onderwerpen komen in dit regeerakkoord zo uitvoerig aan de orde als de komst en de opvang van vluchtelingen. De koers die het nieuwe kabinet daarbij gaat varen is echter verre van helder.

Natuurlijk wil ook dit kabinet bijdragen aan het terugdringen van het aantal vluchtelingen in de wereld door conflicten tegen te gaan en ontwikkeling te bevorderen. Wie wil dat niet? De bijdrage die Nederland daaraan kan leveren is per definitie beperkt en het is ook nog een kwestie van lange adem. Daarom moet ook op de kortere termijn iets worden gedaan. Maar wat?

Nederland is als lid van de EU in zijn vluchtelingen- en migratiebeleid gebonden aan talloze EU-regels en afspraken. Dat sommige lidstaten die met voeten treden is voor de opstellers van het regeerakkoord – gelukkig – geen argument om hetzelfde te doen. Wel zal Nederland zich ervoor inspannen een betere naleving van de EU-regels af te dwingen, maar of dat veel effect zal hebben….. De belangen van de lidstaten zijn soms behoorlijk tegenstrijdig en het gewicht van Nederland in de Europese besluitvorming is beperkt. Eigenlijk is het verwonderlijk dat GroenLinks eerder in de formatie juist is afgehaakt wegens het door de EU te voeren migratiebeleid. De dames en heren waren toch een regering voor Nederland aan het formeren en niet voor de EU? Ik verwacht eigenlijk dat per saldo in de komende regeerperiode weinig zal veranderen rond het asielbeleid. Ups en downs in de aantallen zullen voorlopig ook blijven.

Op andere punten kan de Nederlandse regering de positie van asielzoekers en vluchtelingen echter wel wezenlijk beïnvloeden en juist daar is het regeerakkoord heel tegenstrijdig. Zo mogen asielzoekers voortaan niet meer vanaf het begin van hun asielprocedure gebruik maken van rechtsbijstand. Dat druist in tegen alle beginselen van de rechtsstaat. In de praktijk kan het betekenen dat asielzoekers, bijvoorbeeld door stress of wantrouwen jegens elke autoriteit belangrijke feiten verzwijgen of verkeerde antwoorden geven. In dat geval wordt de asielaanvraag afgewezen; punt uit.

Voor degenen die die vaak moeilijke eerste dagen in Nederland wel goed doorkomen stelt het regeerakkoord enkele verbeteringen voor. Gepoogd zal worden kansrijke asielzoekers minder vaak van hot naar her te slepen en ze te huisvesten in een stad of regio waar ze later ook zullen kunnen blijven. Ook mogen ze al meteen met lessen Nederlands beginnen; het regeerakkoord voorziet daarvoor per jaar zelfs vijfitg tot zeventig miljoen euro extra.

Verrassend is dan weer wel dat de minimale taalles voor inburgering wordt opgetrokken van A2- naar B1-niveau. Voor veel vluchtelingen blijkt A2 al een te hoge horde. Waarom dan die horde nog hoger maken met alle individuele frustraties van dien? Vreemd is ook dat de eerste verblijfstitel voor een vluchteling niet meer vijf, maar nog slechts drie jaar geldig zal zijn. Waarom die beperking, gegeven het feit dat vrijwel geen vluchteling na drie jaar alweer terug kan naar het land van herkomst?

Tenslotte zullen vluchtelingen gedurende de eerste twee jaar van hun verblijf niet meer in aanmerking komen voor bepaalde uitkeringen en toeslagen. In plaats daarvan zullen ze van de gemeente verzorging in natura ontvangen. Enerzijds worden vluchtelingen zo nog afhankelijker van de overheid, maar anderzijds kan men ook redeneren dat vluchtelingen zich nu niet meer door bergen onbegrijpelijke aanvraagformulieren hoeven worstelen en zich kunnen concentreren op andere zaken, zoals het vinden van werk.

Kortom, het regeerakkoord is behoorlijk dubbel over de vluchtelingen. Verwonderlijk is dat niet als men zich realiseert dat iedereen rond de formatietafel een beetje zijn zin moest krijgen: Wilhelmus-klanten en kosmopolieten, maar ook zij die migratie vooral als een veiligheidsrisico zien en zij die meer oog hebben voor de humanitaire aspecten.

Wonderlijk is wel dat bijna vier volle bladzijden van het regeerakkoord zijn gewijd aan de komst van asielzoekers, terwijl alle andere vormen van migratie nog geen acht regels toebedeeld krijgen. Gemiddeld maken vluchtelingen amper tien procent uit van alle niet-Nederlandse migranten die jaarlijks Nederland binnenkomen. Zelfs in het topjaar 2015 ging het nog maar om minder dan een kwart van alle nieuwkomers. Kennelijk vormen al die andere nieuwkomers – inclusief de Polen, voor wie drie jaar geleden nog een veelbesproken meldpunt bestond – nu geen probleem meer. De wegen van de politiek zijn soms ondoorgrondelijk.