Deze week zal het Ierse parlement stemmen over een motie om de Israëlische ambassadeur het land uit te zetten.
Elf parlementariërs van vier partijen dienden de motie vorige week in, toen er nog geen wapenstilstand was afgesproken tussen Israël en Hamas. De motie stelt dat ‘meer dan zestig kinderen zijn vermoord door het Israëlische leger’ en ‘dat de huidige escalatie van geweld in gang werd gezet door de poging om 28 Palestijnse gezinnen etnisch te zuiveren uit het Sheikh Jarrah-gebied in Jeruzalem’.
Daarnaast beschuldigt de motie Israël van oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en het uitbreiden van illegale nederzettingen in Palestijns gebied. ‘De aanwezigheid van de Israëlische ambassadeur in Ierland is onhoudbaar in deze omstandigheden.’
De kans dat de motie wordt aangenomen is klein, schrijft de conservatieve Israëlische krant the Jerusalem Post. Bovendien gaat het om een niet-bindende motie, die de regering naast zich kan neerleggen mocht de motie toch een Kamermeerderheid achter zich krijgen.
Toch leeft het onderwerp. Meer dan 80.000 mensen hebben een petitie van de jongerentak van Sin Féin, een Ierse oppositiepartij, ondertekend, om de Israëlische ambassadeur Ierland uit te zetten.
Een Republikeinse meerderheid in de senaat van de Amerikaanse staat Texas heeft ermee ingestemd om het lesgeven in de zogenoemde critical race theory in onderwijsinstellingen te verbieden.
In het wetsvoorstel van senator Bryan Hughes staat dat scholen leerlingen niet mogen onderwijzen dat de Verenigde Staten inherent racistisch is, maar moeten wijzen op de principes van de Amerikaanse revolutie die de Verenigde Staten zo bijzonder maken.
‘Is er racisme dat aangekaart moet worden? Ja, het is niet meer wat het was, maar het bestaat, en het moet worden aangekaart’, zei Hughes toen hij zijn wetsvoorstel in de senaat verdedigde. ‘We willen ons steentje bijdragen aan het gesprek over onze geschiedenis – inclusief de zwarte bladzijden – maar willen het waarachtig en genuanceerd brengen.’
In critical race theory staan de slavernij en begrippen als ‘institutioneel racisme’, ‘intersectionaliteit’ en ‘witte suprematie’ centraal. Doel van deze academische invalshoek is om de effecten van ras en cultuur op iemands sociale status in een samenleving te bestuderen. Maar de Republikeinen vinden deze tak van studie eerder lijken op activisme dan op wetenschap. Witte studenten krijgen een schuldgevoel aangepraat, vinden zij.
In het wetsvoorstel worden docenten ook verboden om leerlingen extra studiepunten te geven voor politieke activiteiten. Docenten moeten juist neutraal zijn, staat in het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel moet eerst nog naar het regionale Huis van Afgevaardigden voordat het een wet wordt.
Democraten zijn tegen het wetsvoorstel, dat ze zien als een motie van wantrouwen tegen docenten. Ook stellen ze dat slavernij en witte suprematie gewoon moreel verkeerd zijn. Daar kan nu eenmaal geen ‘neutraal’ perspectief tegenover gezet worden, vinden ze.
Toch lijkt het erop dat de Democraten aan het kortste eind gaat trekken: ook in het Texaanse huis zetelt een Republikeinse meerderheid.
De Franse minister Jean-Yves le Drian (Buitenlandse Zaken) vreest voor ‘langdurige apartheid’ in Israël als de Palestijnen niet snel een eigen staat krijgen.
De minister is voor een tweestatenoplossing, maar de Israëlische regering van Benjamin Netanyahu is daar tegen. Volgens Le Drian (foto) dreigt daardoor een verdere scheiding tussen Israëliërs en Palestijnen. Hij stelt dat de recente raketoorlog de noodzaak voor deze oplossing groter gemaakt heeft. ‘Het vredesproces moet weer op gang komen. Dat gaat stap voor stap.’
Het is de eerste keer dat een lid van de Franse regering het woord ‘apartheid’ in de mond neemt als het gaat over Israël. Eerder deze maand nam de Duitse regering nog afstand van deze term om de situatie in en rond Israël te beschrijven.
De term ‘apartheid’ is berucht door de politiek van rassenscheiding in Zuid-Afrika. Volgens het nieuwste rapport van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch bedrijft Israël apartheid. Een motie van BIJ1 om dit als Tweede Kamer te erkennen werd alleen door Denk gesteund.
Veel Palestina-activisten geloven, in tegenstelling tot Le Drian, niet meer in een tweestatenoplossing. Zo vindt de Palestijns-Nederlandse activiste Ieman Abou Rashed dat ‘alle zionisten’ uit Israël moeten vertrekken. ‘Laat Europa hen een stuk van zijn eigen land geven’, zei ze in het christelijke Nederlands Dagblad. ‘Dan krijgt Europa meteen ook het zionisme weer terug. Het Westen voelt zich natuurlijk schuldig over de Holocaust. Wij ontkennen die ook niet. Maar moeten Palestijnen daarvoor nu nog steeds opdraaien?’
ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers reageert woedend op deze quote. ‘Israël en alle Joden die in dat land hun veilig onderkomen hebben gevonden moeten ‘in principe’ weg. Het wordt gedebiteerd en gepubliceerd als een interessante optie’, twittert hij kritisch richting het Nederlands Dagblad.
De Vereniging van Universiteiten is tegen het boycotten van Israëlische universiteiten. Dit schrijft voorzitter Pieter Duisenberg op Twitter.
Duisenberg reageert op een oproep van honderden wetenschappers, docenten en studenten aan Nederlandse hogescholen en universiteiten om Israëlische academische instellingen te boycotten.
Onder de ondertekenaars bevinden zich prominente wetenschappers als historici Nadia Bouras en Sara Polak (Universiteit Leiden), arabist Annelies Moors (Universiteit van Amsterdam), theoloog Janneke Stegeman (Universiteit Utrecht) en antropologen Sinan Cankaya en Thijl Sunier (Vrije Universiteit Amsterdam).
Geen zuivere koffie, vindt Duisenberg: ‘Universiteiten zijn een vrijplaats voor debat en onderzoek. Deze oproep voor een boycot hoort daar absoluut niet bij en heeft geen steun van de Nederlandse universiteiten.’
Duisenberg reageerde met zijn tweet op een artikel in Elsevier van de Leidse wetenschapper Bart Collard, die de ondertekenaars van de oproep selectieve verontwaardiging en een gebrekkig moreel kompas verwijt.
Collard: ‘Ogenschijnlijk zijn de ondertekenaars veel minder begaan met de slachtoffers van andere, bijvoorbeeld islamitische, regimes dan met de Palestijnen. De onderdrukte en vermoorde niet-moslims, vrouwen en homoseksuelen – zoals in Iran – zijn hun aandacht kennelijk niet waard. In plaats daarvan richten zij hun pijlen op Israël – een democratische rechtstaat die zo goed mogelijk probeert te balanceren tussen mensenrechten en de veiligheid van haar inwoners, in een permanente (dreigende) oorlog.’
In 2012 beëindigde de overheid financiering van tolken in de zorg. Biculturele Nederlanders die de Nederlandse taal niet machtig zijn, worden hierdoor de toegang tot kwalitatief goede zorg bemoeilijkt. Om alsnog te kunnen communiceren met de zorgverlener, zetten zij vaak hun kinderen in om te vertalen. Dit kan leiden tot psychische klachten bij het kind.
‘De enige manier om dit op te lossen is door de financiering van tolken te regelen en één landelijk telefoonnummer in te stellen waarmee zorgverleners zonder poespas een tolk in kunnen schakelen’, zegt Simone Goosen. Bij de Johannes Wier Stichting, een organisatie die de toegankelijkheid van de zorg poogt te vergroten, is zij campagneleider tegen taalbarrières in de zorg en het sociaal domein.
Op 7 april – de Wereldgezondheidsdag – lanceerde Goosen vanuit deze stichting, samen met AJN Jeugdartsen Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, de postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’. Hiermee roepen de organisaties zorgprofessionals op om een einde te maken aan de praktijken waarin kinderen van biculturele Nederlanders als tolk moeten fungeren voor hun ouders, die de Nederlandse taal niet machtig zijn.
Postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ (Beeld: Johannes Wier Stichting)
‘Iedereen heeft recht op goede zorg. Op basis van de behandelingsovereenkomst die zorgverleners met patiënten aangaan hebben zij de verantwoordelijkheid om goed met de patiënt te communiceren’, vertelt Goosen. In januari is de overeenkomst uitgebreid met een stuk over samen beslissen met de patiënt. Hiermee is het belang van goede communicatie tussen patiënt en zorgverlener nog beter in de wet vastgelegd, betoogt zij.
Taalbarrière
Dat de landelijke financiering van tolken in de zorg is stopgezet, heeft volgens Goosen te maken met het overheidsbeleid in 2012. ‘Er werd in die tijd wel gezegd dat met gratis tolken in de zorg mensen geen reden zouden hebben om de Nederlandse taal te leren. Dat is absurd’, zegt Goosen. Er moest bezuinigd worden op de overheidsbegroting en iedereen werd geacht zelfredzaam te zijn.
Toenmalig minister Edith Schippers (VVD) schreef in antwoord op Kamervragen naar aanleiding van de uitgebreide protesten uit de zorg: ‘Het uitgangspunt blijft dat mensen er zelf verantwoordelijk voor zijn om in de Nederlandse taal te kunnen communiceren. Als zij niet in staat zijn om die verantwoordelijkheid te nemen, zijn er voldoende vangnetten en alternatieven om eventuele taalbarrières te slechten.’
Goosen: ‘Ik gun iedereen goede beheersing van de Nederlandse taal. De realiteit is echter dat niet alle mensen de Nederlandse taal zodanig beheersen, dat zij ook met zorgverleners kunnen communiceren.’
Sommige migranten beheersen de Nederlandse taal niet omdat ze pas kort in Nederland zijn, aldus Goosen. Hier zijn allerlei redenen voor, zoals een lage leerbaarheid of psychische of andere gezondheidsklachten die de taalvaardigheid belemmeren. Deze combinatie van factoren maakt dat er altijd mensen zijn die een tolk nodig hebben. ‘Het kunnen telkens andere groepen zijn, maar de vraag naar een tolk in de zorg blijft bestaan.’
Kind als tolk
De urgentie voor een landelijke financiering voor professionele tolken in de zorg wordt ook benadrukt door de kinderen van patiënten die niet of slecht Nederlands spreken. ‘Het is slecht voor hun ontwikkeling als kinderen de rol van de ouder overnemen – parentificatie – en daardoor hun eigen emoties op de tweede plek zetten’, valt er te lezen op de website van de Johannes Wier Stichting. Dat heeft de Turks-Nederlandse Nezos Demirel uit eerste hand ervaren. De 51-jarige wijkregisseur bij een stichting voor zorg en welzijn moest op jonge leeftijd als tolk dienen voor haar vader en moeder.
‘Mijn vader kreeg op 43-jarige leeftijd een hartinfarct, waarvoor hij naar de huisarts ging. De arts had hem met pijnstillers naar huis gestuurd, omdat hij een ontsteking in zijn schouder zou hebben’, vertelt ze. ‘Mijn vader wist dat er meer aan de hand was, en toen we naar het ziekenhuis gingen, bleek het om een hartinfarct te gaan.’
Demirel was dertien jaar oud toen ze ontdekte dat de huisarts alcohol dronk tijdens het werk. Wanneer zij de zorgverzekeraar hiervan op de hoogte wilde stellen, werd haar verteld dat het bekend was en de organisatie er niets aan kon doen. Wel wist Demirel met behulp van buurtbewoners een klacht in te dienen, waarna ze uiteindelijk een excuusbrief van de huisarts ontving.
‘Maar hij heeft nog jarenlang een praktijk gehad. Ik ging daar vaker heen met mijn ouders om voor hen te tolken. Op een hele bekrompen manier zei hij eens tegen mijn moeder dat ze terug moest gaan naar Turkije, omdat dat beter voor haar was. Hij vond mijn vader een moeilijke man en wimpelde hem vaak af. Het ligt aan jouw vader, en dat hij hier in Nederland niet kan aarden, zei hij dan.’
Naast de verantwoordelijkheid die haar was opgelegd om te vertalen, had Demirel moeite met het vinden van de juiste woorden. ‘Mijn ouders gingen ervan uit dat ik alles begrijp, omdat ik hier naar school ging. Als kind zit je dan tussen een deskundige en je ouders in, die verwachten dat je alle medische informatie begrijpt en ook kunt vertalen. Dan heb ik het nog niet eens over de impact die bepaalde onderwerpen op mij hadden als kind.’
‘Ik brak op. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd’
Op haar zestiende ging Demirel regelmatig met haar moeder mee naar de geestelijke gezondheidszorg. ‘Mijn moeder had psychosociale klachten. Ik ben heel lang met haar meegegaan naar de psycholoog om de gesprekken te vertalen, totdat ik opbrak en niet meer kon. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd.’
Voor ouders die hun gezondheidsklachten niet willen delen met hun kinderen is het net zo ongemakkelijk, ziet de Syrisch-Nederlandse Leen Esmail. Zij is op haar twintigste met haar ouders en jongere broer naar Nederland gekomen. Door haar goede beheersing van de Nederlandse taal wordt zij niet alleen door haar familie, maar ook door haar buren gevraagd om als tolk mee te gaan naar doktersafspraken.
‘Voordat ik met mijn ouders of met mijn buren mee ga naar de dokter moet ik altijd eerst de woorden opzoeken om hun klachten zo goed mogelijk te kunnen vertalen. Ik ben altijd bang dat ik de verkeerde woorden gebruik. Het is geen grap als je een fout maakt op medisch gebied’, vertelt Esmail. Ook vindt ze het lastig om persoonlijke zaken van haar ouders en buren met de artsen te bespreken.
‘Ik ging eens met een zwangere buurvrouw mee naar de dokter om te vertalen. Die vroeg haar wanneer zij voor het laatst geslachtsgemeenschap had. Het was voor haar te beschamend om het aan mij te moeten vertellen. Deze informatie wilde ik ook niet weten. En als er een professionele tolk beschikbaar was, dan had het ook niet gehoeven.’
Bij haar ouders merkt Esmail dat ze dan liever niet naar de huisarts gaan, omdat ze bepaalde gezondheidsklachten te beschamend vinden om met hun kinderen te moeten delen. ‘Er zijn nog veel taboes die zij niet met hun kinderen willen bespreken, en dan blijven ze hun gezondheidsklachten behouden.’
Het vertalen voor haar ouders neemt daarnaast veel tijd in beslag, die Esmail moet gebruiken om zelf te studeren. ‘Soms heeft mijn moeder een doktersafspraak wanneer ik op school zit. Dan heb ik geen andere keus dan mijn les te moeten verlaten om met mijn moeder mee te gaan, of om via de telefoon te vertalen. Als dit zo doorgaat kan ik studievertraging oplopen. Dat geldt ook voor andere jongeren die, net als ik, voor hun ouders moeten tolken.’
Het is daarom terecht dat de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ de nadruk legt op de emotionele en mentale belasting die kinderen ervaren wanneer zij moeten vertalen voor hun ouders, vindt Forugh Karimi. Zij is psychiater en voorzitter van de afdeling Transculturele Psychiatrie binnen de Nederlandse Vereniging voor de Psychiatrie.
‘Wanneer we kinderen als tolken inzetten, dan zadelen we hen op met de problemen van hun ouders. Dit doen wij niet bij Nederlandse kinderen. Waarom dan wel bij deze kinderen? Het zijn ook kinderen die kind moeten kunnen zijn’, zegt zij. ‘Kinderen zijn heel loyaal. Ze kunnen geen nee zeggen tegen hun ouders wanneer hen wordt gevraagd te vertalen. Als zij merken dat hun ouders ziek zijn, dan willen ze vaak uit zichzelf een helpende hand bieden.’
Kinderen die worden belast met de verantwoordelijkheid om te vertalen voor hun ouders kunnen op latere leeftijd last krijgen van trauma’s, faalangst en emotionele problemen, aldus Karimi. ‘Laten we niet vergeten dat het vaak om kinderen gaat die al het een en ander hebben meegemaakt. Kinderen die voor hun veiligheid naar een ander land zijn gevlucht en alles zijn kwijtgeraakt. In plaats van dat zij op hun ouders kunnen leunen, moeten zij er nu voor hun ouders zijn.’
Segregatie in de zorg
Maar de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft niet alleen impact op kinderen en volwassenen die als kind moesten vertalen voor hun ouders. Ook voor de kwaliteit van de zorg heeft het negatieve gevolgen, benadrukt Karimi. ‘Iemand die de Nederlandse taal goed beheerst is in staat om door te vragen naar de diagnose en de behandeling. Iemand die dat niet kan moet genoegen nemen met een beetje uitleg. Maar als arts moet je er zeker van zijn dat de patiënt de informatie heeft begrepen’, legt zij uit. ‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen.’
In de psychiatrie bestaat de tendens om patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn door te verwijzen naar artsen die de moedertaal van de patiënt wel spreken, aldus Karimi. ‘Daar ben ik absoluut geen voorstander van, omdat je hierdoor een soort segregatie veroorzaakt in de zorg. Dat betekent dat artsen met bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse afkomst hun ‘eigen volk’ maar moeten dienen, omdat zij dezelfde taal spreken als de patiënt’, zegt zij. ‘Dat is geen oplossing voor de problemen die de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft veroorzaakt. Patiënten moeten doorverwezen worden naar de juiste arts die hen goed kan behandelen, niet naar een arts die toevallig ook dezelfde moedertaal spreekt.’
‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen’
Dat beaamt basisarts Siham Amlal. Patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn vragen haar weleens om in hun moedertaal te spreken. ‘Aan mijn naam en uiterlijk denken sommige patiënten dat ik een Arabische afkomst heb. Als Arabischsprekende patiënten de Nederlandse taal niet beheersen kijken ze mij weleens aan, in de hoop dat ik voor hen wil vertalen of in het Arabisch wil spreken. Maar ik spreek geen Arabisch’, vertelt zij.
Wanneer er een zorgverlener aanwezig is die de moedertaal van de patiënt toevallig wel spreekt, merkt zij dat de patiënt veel meer op zijn gemak is. ‘Dan durven ze ook meer te zeggen tijdens een consult, omdat ze dat kunnen. In plaats van dat ze zich bekommeren om de taal die zij niet begrijpen’, zegt Amlal.
Sommige patiënten zijn creatief in het zelf bedenken van oplossingen om de taalbarrière te overbruggen, merkt zij. ‘Dan hebben zij hun klachten al in het Nederlands uitgeschreven in een brief, met hulp van buurtgenoten die de Nederlandse taal wel goed spreken. Maar het is vervelend dat zij dit moeten doen, omdat een taalbarrière niet mag leiden tot suboptimale zorg. Het is niet de verantwoordelijkheid van de patiënt om goede zorg te leveren, maar van de zorgverlener.’
De afschaffing van de financiering voor tolken in de zorg leidt tot meer kosten en consulten die onnodig zouden zijn geweest als er een tolk was, stelt Amlal. Volgens haar zijn zorgverleners gebaat bij de terugkomst van de ‘tolkentelefoon’, die tot 2012 nog beschikbaar was door vergoeding vanuit de overheid. ‘Het is ook een noodzaak voor artsen, zowel bicultureel als autochtoon, om hulp te krijgen in de gespreksvoering met patiënten die een taalbarrière hebben.’
Eén landelijk telefoonnummer
De initiatiefnemers van de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ pleiten daarom voor één landelijk telefoonnummer waarmee zorgprofessionals zo gemakkelijk en zo snel mogelijk de juiste tolk kunnen inschakelen. Hiervoor moet de overheid weer geld beschikbaar stellen om de tolken te kunnen bekostigen. In de praktijk blijkt het regelen van de noodzakelijke financiering moeizaam te verlopen. Zelfs nadat minister Tamara van Ark (VVD) van Medische Zorg en Sport naar aanleiding van Kamervragen benadrukte dat zorgverleners professionele tolken moeten inschakelen als dit ‘noodzakelijk is om goede zorg te kunnen verlenen.’
In plaats van dat er landelijke financiering komt, wordt de verantwoordelijkheid voor het bekostigen van de tolken nu gelegd bij de zorgaanbieder en zorgverzekeraar, legt Simone Goosen uit. ‘Deze werkwijze invoeren in alle zorgsectoren is vreselijk veel werk en leidt tot versnippering en dure inkoop van tolken. Daarnaast is het ondoenlijk voor kleine zorgorganisaties en vrijgevestigde zorgprofessionals om afspraken te maken met zorgverzekeraars wanneer een zorgverlener meer dan gemiddeld tolken moet inschakelen.’
Volgens de Nationale Zorgautoriteit (NZa) zouden tolkenkosten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de tariefbepaling zijn inbegrepen. Als onderdeel van het ministerie VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) reguleert de NZa de bekostiging in de zorg. De organisatie stelt dat een vergoeding voor de inzet van een tolk bij iedere prestatie van de zorgaanbieder in de ggz is inbegrepen, ongeacht of de tolk daadwerkelijk is ingezet. Deze informatie is volgens Goosen echter onvolledig en onjuist.
‘Sinds het afschaffen van de vergoeding in 2012 zijn veel minder tolken ingezet dan nodig, waardoor er geen goed beeld is van de kosten. Zorgverleners in de ggz hebben daarnaast geen gegevens over tolkenkosten, blijkt uit officiële documenten. Dus hoe kan de NZa dan over de informatie beschikken om te stellen dat de tolkenkosten zijn inbegrepen?’
‘Als de NZa hier niet over gaat, wie dan wel?’
Op vragen van de Kanttekening waarom de NZa geen oplossing ziet in één landelijk telefoonnummer voor zorgverleners om tolken te kunnen inschakelen, reageert de organisatie kort. ‘Hier gaan wij niet over. Wij zeggen niet dat dit geen oplossing is.’
In antwoord op Kamervragen wijst minister Van Ark echter naar de NZa, reageert Goosen. ‘Als de NZa, de organisatie die de bekostiging in de zorg reguleert, nu zegt dat ze hier niet over gaat, wie gaat er dan wel over? Wie neemt de verantwoordelijkheid om de financiering van tolken in de zorg en het sociaal domein snel en duurzaam te regelen?’
Als je een verjaardagsfeestje gezellig wilt houden, kun je maar beter niet over politiek, religie of voetbal praten. Mensen kunnen dan onevenredig sterk emotioneel reageren, met alle gevolgen van dien. Recent onderzoek maakt duidelijk dat maar liefst 8,2 miljoen Nederlanders liefhebbers zijn van betaald voetbal. Ze kijken voetbal op tv of in een stadion en praten er geregeld over in hun vrije tijd. De immense populariteit van betaald voetbal staat in schril contrast met dat andere beladen thema voor verjaardagsfeestjes: politiek. Slechts 321.000 Nederlanders zijn lid van een politieke partij. Wat kunnen politieke partijen leren van succesvolle voetbalclubs in het binden en boeien van (potentiële) leden?
De eerste liefde van mijn leven was geen mooi meisje met schitterende ogen en met de naam van een Griekse godin. Nee, mijn eerste liefde was een Griekse held: Ajax. Ik identificeerde me met voetballers met een Surinaamse achtergrond, net als ik. Seedorf, Rijkaard, Davids en Kluivert: zij waren mijn helden en gaven me het gevoel dat ook een zwarte jongen als ik de top kon bereiken. Ajax is nog steeds een zeer multiculturele voetbalclub. Een club met voetballers, tegenwoordig gelukkig zowel mannen als vrouwen, met wortels uit alle delen van de wereld. De culturele diversiteit binnen veel politieke partijen daarentegen is marginaal. Terwijl de Ajax-selectie lijkt op de multiculturele Nederlandse samenleving is dat bij een gemiddelde gemeenteraadsfractie of Tweede Kamerfractie allesbehalve het geval.
Ook geeft Ajax van nature jeugdspelers alle ruimte door te breken tot het eerste elftal. 37,4 procent van de speeltijd van dit Eredivisieseizoen was bij Ajax beschikbaar voor spelers uit de eigen jeugd. Ver boven het Europese gemiddelde en het resultaat van een bewuste strategie. ‘Ajax wil het publiek vermaken door wedstrijden te winnen met attractief en aanvallend voetbal. De club wil dit bewerkstelligen met zoveel mogelijk zelfopgeleide spelers in de A- selectie.’ En dan constateer ik tegelijkertijd dat het gemiddelde gemeenteraadslid 53 jaar is. Politieke partijen weten onvoldoende jongeren te verleiden politiek actief te worden en ontberen een succesvolle strategie om het tij te keren.
Die keuze voor de jeugd én voor attractief en aanvallend voetbal is een andere reden voor mijn liefde voor Ajax. Juist in een tijd waarin het algehele beeld is dat profvoetbal enkel en alleen gaat om zoveel mogelijk geld verdienen. Kapitalisme boven voetbalromantiek. Maar niets is minder waar. Bij Ajax gaan waarden boven winst. Een lid van bijvoorbeeld GroenLinks betaalt gemiddeld 85 euro per jaar voor contributie, een Ajaxsupporter betaalt minimaal 228 euro per seizoen voor een seizoenkaart; goed voor zeventien thuiswedstrijden. Voetbalsupporters krijgen meer waar voor hun geld dan een lid van een politieke partij. Ze worden bij een club als Ajax actief vermaakt. Ze kunnen na een lange werkweek even hun gedachten verzetten. Voelen zich onderdeel van een voetbalgemeenschap, een groep voetbalgeestverwanten. Allen toegewijde aanhangers van hetzelfde voetbalgeloof en liefhebbers van dezelfde Griekse held. Liederen zingen die verbroederen. Samen in de voetbaltempel, die de ArenA heet, rouwen om een dramatische nederlaag en samen uit volle borst juichen voor een winnende goal in de laatste minuut. Het gevoel van saamhorigheid tussen leden van een politieke partij is in potentie aanwezig, vanwege de verbindende ideologie en de mogelijkheid om tastbare successen te behalen. Wetten die bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen, maar ook een verkiezingsoverwinning. Terwijl voetbalclubs volop inspelen op het clubgevoel van hun loyale achterban, lijken Nederlandse politieke partijen in dit kader op zoekende amateurs.
Voetbalsupporters krijgen meer waar voor hun geld dan een lid van een politieke partij
Natuurlijk zijn voetbal en politiek niet volledig met elkaar te vergelijken. Desondanks valt er altijd iets van elkaar te leren. Helemaal omdat er ook de nodige parallellen zijn tussen beide takken van sport, met een evident grote maatschappelijke rol en betekenis. Dat vond Louis van Gaal ook, toen hij in 2006 het CDA met Heerenveen vergeleek, de PvdA met Feyenoord en de VVD met PSV. En laat bij de laatstgenoemde voetbalclub nu net VVD’er Klaas Dijkhoff per 1 juli toetreden tot de Raad van Commissarissen. De VVD is in de Tweede Kamer weliswaar de grootste partij, maar met hun slechts 25.000 leden nemen ze de negende plek in – achter partijen als de ChristenUnie en SGP. Het is een kwestie van tijd totdat de VVD, dankzij de voetballessen van partijcoryfee Dijkhoff, ook qua ledenbinding weer terugkeert in de top van de politieke Eredivisie.
De overleden Tunesisch-Franse mensenrechtenadvocate Gisèle Halimi wordt mogelijk bijgezet in het Panthéon. Rechts Frankrijk heeft hier grote moeite mee, omdat ze Algerijnse onafhankelijkheidsactivisten heeft verdedigd.
Om haar inzet voor vrouwen- en homorechten wordt advocate Gisèle Halimi (1927-2020) geprezen door links en intellectueel Frankrijk. Na haar overlijden in juli 2020 gaan er stemmen op om haar bij te zetten in het Panthéon in Parijs, waar sinds 1791 de ‘groten’ uit de Franse geschiedenis worden bijgezet. Onder andere Voltaire, Victor Hugo, Alexandre Dumas, Émile Zola, Marie Curie en André Malraux liggen in het Panthéon begraven.
Maar veel conservatieve en nationalistische Fransen willen niet dat Halimi in het Panthéon wordt bijgezet. Dat komt omdat Halimi tijdens de Algerijnse Oorlog (1954-1962) Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders verdedigde en martelingen door het Franse leger aan de kaak stelde.
Verenigingen die de belangen vertegenwoordigen van harkis, de pro-Franse Algerijnen die na de onafhankelijkheidsoorlog naar Frankrijk zijn gevlucht, en pieds-noirs, de nazaten van de Franse kolonisten in Algerije, zouden de ‘pantheonisering’ van de mensenrechtenadvocate als een belediging kunnen opvatten.
In januari verscheen in de conservatieve krant le Figaro een brief van vijftig harki-vrouwen, waarin stevige kritiek op de advocate werd geleverd. Ze schreven dat ‘Gisèle Halimi bij verschillende gelegenheden haar minachting voor harkis heeft getoond en geen vrouw van verzoening is’.
Het is in Frankrijk een absolute regel dat een ‘pantheonisatie’ moet samenbrengen en vooral niemand beledigen. Dit betekent dat de toelating van Halimi tot het Panthéon, die postuum het gepolariseerde debat over het Franse koloniale debat nieuw leven inblaast, allesbehalve vanzelfsprekend is.
Een grote groep activisten, feministen, academici en anderen vinden dat Macron niet moet buigen voor deze rechtse lobby. ‘De advocate, die zich inzette voor de legalisering van abortus en de decriminalisering van homoseksualiteit, begreep al heel vroeg dat ze in haar strijd aan de kant moest staan van de onderdrukten en de vergetenen van de republiek: gekoloniseerde volkeren, armen, vrouwen’, aldus de groep in een open brief in de linkse krant Libération.
President Emmanuel Macron, aanvankelijk een voorstander van de toelating van de advocate tot het Panthéon, lijkt terug te krabbelen. Maar de regering-Macron heeft nog geen officieel standpunt in de kwestie ingenomen. Het is een beslissing waarvoor veel mensen moeten worden geraadpleegd. ‘De reflectie is aan de gang’, aldus een anonieme bron dichtbij de regering tegen het Franse persbureau AFP.
Maurice Meeuwissen van de Rotterdamse PVV-fractie is boos op Denk, omdat er 24 uur een Palestina-vlag op de deur van de fractiekamer van Denk heeft gehangen. Dit schrijft Dagblad 010.
Een vlagafbeelding van het Eurosongfestival moest binnen een kwartier weg, schrijft Meeuwissen in een brief aan burgemeester Ahmed Aboutaleb. Hij vindt dat het stadhuis met twee maten meet. Ook heeft Meeuwissen inhoudelijk moeite met de Palestijnse vlag.
‘Die vlag staat voor Hamas, dus: terreur, dood, verderf en Jodenhaat. Elke keer als ik die Palestijnse vlag zie word ik ermee geconfronteerd dat D66 minister Kaag, mogelijk, met mijn belastingcenten zorgt dat Hamas bommen op Israël gooit.’
Denk staat vierkant achter de Palestijnen in het conflict met Israël. Nadat in een tweet van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu ook de Nederlandse vlag als ‘steunland’ werd afgebeeld, reageerde het Rotterdamse Denk-raadslid Van Baarle verbolgen:
‘Nee. Haal mijn vlag daar weg. Ik sta niet achter een potentaat die met zijn misdadige regering een volk verdrijft, onderdrukt en vermoordt.’
Vorige week vrijdag werd tijdens de Palestina-demonstratie in Utrecht een antisemitische leus geroepen. Rechtse en christelijke partijen in de Utrechtse gemeenteraad reageerden geschokt. Volgens burgemeester Sharon Dijksma is de gewraakte uitspraak mogelijk strafbaar, aldus AD Utrecht.
Op videobeelden van de demonstratie is te zien dat er geroepen wordt: ‘Herinner je Khaybar, het leger van Mohammed keert terug.’ Deze leus verwijst naar de slag bij Khaybar (629), toen alle mannen van een opstandige Joodse stam in Medina werden gedood.
De fracties van VVD, CDA, ChristenUnie, Stadsbelang Utrecht en de PVV zijn geschrokken, bleek uit het wekelijkse vragenuurtje gisteravond. Burgemeester Dijksma heeft het over ‘een heel ernstige uitspraak’, die volgens haar mogelijk strafbaar is.
Als er aangifte wordt gedaan, gaat het OM dit onderzoeken. Ze weet niet of het OM ook onderzoek doet als er geen aangifte volgt. Het is maar de vraag of de betrokken demonstranten die deze leuzen riepen kunnen worden achterhaald.
Ook op de Palestina-demonstratie in Amsterdam, afgelopen zondag, werd er ‘Khaybar’ geroepen. CDA en ChristenUnie in de hoofdstad reageerden woedend.
Een 51-jarige man uit Vlaardingen heeft vier jaar gevangenisstraf opgelegd gekregen, vanwege zijn betrokkenheid bij de Libische terroristische organisatie Ansar al-Sharia. Dit bericht RTV Rijnmond.
Verdachte Ahmad S. vluchtte in 1997 naar Nederland. Na de val van Muammar Gadaffi keerde hij regelmatig terug naar Libië. Naar eigen zeggen voor liefdadigheid, maar volgens de rechter om de terreurorganisatie Ansar al-Sharia te adviseren.
Niet alleen adviseerde hij Mohammed al-Zaharia, de leider van Ansar al-Sharia, maar ook riep hij terroristen op liquidaties te plegen.
Omdat de verdachte niet zelf heeft meegevochten in de Libische Burgeroorlog kreeg Ahmad S. vier jaar gevangenisstraf. Het Openbaar Ministerie had zeven jaar cel geëist. S. was al eerder veroordeeld voor kindermisbruik met drie minderjarige jongens, die door hem jarenlang waren misbruikt. Hij zat hiervoor ook een gevangenisstraf uit.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.