De gemeente Ede zegt niets te weten van de undercoveracties van onderzoeksbureau NTA in de moskee in die gemeente. Dat schrijft Binnenlands Bestuur.
De gemeente Ede zegt weliswaar op de hoogte te zijn geweest van dat er een onderzoek werd gedaan, maar niet dat het om een undercoveronderzoek ging.
Vrijdag werd bekend dat het particuliere onderzoeksbureau NTA in minstens tien gemeenten op vermoedelijk illegale wijze aan zijn informatie was gekomen, namelijk door undercoveronderzoek in moskeeën en andere islamitische organisaties.
Vijf jaar gelden zou er met het onderzoek in Ede zijn begonnen, nadat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) er bij de gemeente op aandrong polarisering en radicalisering in de gaten te houden. In die tijd was er veel aandacht voor dit thema, vanwege Nederlandse jongeren die naar Syrië afreisden om zich bij IS aan te sluiten.
Ede zegt te gaan uitzoeken wat er precies is misgegaan. Zondag heeft er al een gesprek met de islamitische gemeenschap plaatsgevonden. ‘We begrijpen dat ze het rapport zien als inbreuk op hun privacy. We nemen de zorgen en vragen uiterst serieus’, aldus de gemeente.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) roept Turkije op om een wet te wijzigen die het beledigen van de president strafbaar stelt. Volgens het EHRM schendt de wet de vrijheid van meningsuiting.
De afgelopen zeven jaar heeft Turkije ruim 160.000 strafrechtelijke onderzoeken gedaan naar mensen die president Erdogan zouden hebben beledigd, zijn er meer dan 35.000 rechtszaken gestart en zijn er bijna 13.000 mensen veroordeeld.
Een van de veroordeelden is Vedat Sorli, die in 2017 een voorwaardelijke gevangenisstraf van 11 maanden kreeg omdat hij op Facebook een karikatuur van president Erdogan deelde, samen met satirische en kritische opmerkingen. Volgens het EHRM was er geen juridische basis voor het veroordelen van Sorli en is dit ‘onverenigbaar met de vrijheid van meningsuiting’.
Het EHRM oordeelt dat de wet die het beledigen van de president verbiedt moet worden gewijzigd, om ervoor te zorgen dat mensen de vrijheid hebben om een mening te hebben en te uiten, zonder inmenging van de autoriteiten, zodat onterechte veroordelingen zoals in het geval van Sorli niet meer zullen gebeuren.
Of Turkije daadwerkelijk zal luisteren naar het Europees hof is maar zeer de vraag. Zo bepleit het hof al tijden voor de vrijlating van de gevangengenomen dissidente zakenman en filantroop Osman Kavala uit zijn Turkse cel, maar zonder succes.
Ondertussen hebben drie Amerikaanse senatoren nieuwe sancties tegen Turkije voorgesteld als de regering geen stappen neemt om de mensenrechtenschendingen Turkije aan te pakken. De senatoren noemen dat sinds de mislukte coup van 2016 de repressie in Turkije ernstig is verhevigd.
De Turkse regering geeft de Gülenbeweging – bestaande uit aanhangers van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen – de schuld van de coup. Tienduizenden vermeende Gülen-sympathisanten zijn sindsdien gearresteerd en veroordeeld.
Vanwege het oplopende aantal coronabesmettingen in Nederland heeft Marokko besloten om vluchten van en naar Nederland op te schorten. Dit meldt de Marokkaanse nieuwssite Le360.
Het besluit werd gisteren meegedeeld aan alle betrokken luchtvaartmaatschappijen, meldt de website, en ook voor Duitsland en het Verenigd Koninkrijk gelden. Het vliegverbod zou om middernacht al van kracht worden.
De Marokkaanse autoriteiten hebben het besluit nog niet officieel aangekondigd.
Bronnen vertellen Le360 dat de oplopende besmettingen in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland de reden is. Enkele dagen eerder heeft Marokko om diezelfde reden het luchtverkeer van en naar Rusland opgeschort.
Laila Mechbal, directeur van Air Arabia Maroc, twittert dat de vliegtuigmaatschappij vanaf middernacht al het vliegverkeer met Nederland, het VK en Duitsland zal opschorten. De Marokkaanse autoriteiten hebben het besluit echter nog niet officieel aangekondigd.
In de afgelopen week zijn in Nederland 25.751 nieuwe positieve tests geregistreerd, meldde het IVRM gisteren. Dat is 44 procent meer dan vorige week.
Bij toeval stuitte ik op een ‘open brief’ op deze website (‘Stop met die quasiwetenschappelijke prietpraat’, 22 september). Deze is aan mijn adres, geschreven door ‘collega-historicus’ Tineke Bennema, een journaliste die voornamelijk publiceert over de actualiteit in het Midden-Oosten. Ik heb nog nooit een Open Brief ontvangen en misschien is het ook helemaal niet de bedoeling daarop te reageren. Toch waag ik een poging.
De Open Brief begint met een compliment voor mijn boek De geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Nieuw Amsterdam, 2019), want ‘het leest als een trein’. Die lof kan ik goed gebruiken, want de rest van de brief bevat uitsluitend kritiek.
Die kritiek richt zich met name op mijn boek De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop, dat dit jaar bij Prometheus te Amsterdam is verschenen. Bennema vindt dit boek te beknopt en bovendien bekritiseert zij het feit dat de tekst niet is gelardeerd met voetnoten, maar slechts voorzien is van een verantwoording van de gebruikte literatuur en websites. Mij is niet duidelijk waarom ze uitgerekend de opzet van mijn publicatie afkeurt. De Notendop-reeks bestaat uitsluitend uit paperbacks van ten hoogste honderd pagina’s met teksten zonder voetnoten.
Het is haar goed recht te veronderstellen dat de geschiedenis van de Nederlandse slavernij op de een of andere manier niet geschikt is voor zo’n formule. Ik ben benieuwd hoe ze De Middeleeuwen van Frank Tang, De klassieke Oudheid van Fik Meijer of De Wereld, een kleine geschiedenis van Jan van Oudheusden beoordeelt. Bestaan die boekjes allemaal uit oppervlakkige prietpraat, die je maar beter ongelezen kunt laten? Is de Open Brief op dit punt dan niet aan de verkeerde geadresseerd en had Bennema niet beter de uitgever van deze reeks van haar ongenoegen op de hoogte kunnen stellen, voorzien van een voorstel om de reeks te vervangen door een serie dikke boeken met een uitvoerig wetenschappelijk apparaat?
Het is mij opgevallen dat zij haar bijdragen aan de verschillende dagbladen evenmin voorziet van voetnoten en een literatuuropgave. Voor de krant vindt ze dat blijkbaar vanzelfsprekend, maar waarom dan niet voor een reeks waarin de lezer op beknopte wijze voor het eerst kan kennismaken met een historisch onderwerp? Nu lijkt haar kritiek op alleen het format van mijn boekje het gevolg van het feit dat de inhoud haar niet bevalt.
Als het om voetnoten gaat, kan ik Bennema overigens een tip geven. Het door mij geschreven deel van Pieter C. Emmer & Jos J.L. Gommans, The Dutch Overseas Empire, 1600-1800 (Cambridge University Press, 2021) is voorzien van tenminste zeventig voetnoten. Ut prosit!
Graag zou ik Bennema’s kritiek op mijn tekst willen bespreken, maar dat is onmogelijk. Nergens wijst ze op concrete fouten, maar toch noemt ze mijn tekst ‘gedateerd’, zonder aan te geven welke nieuwe interpretaties er zouden zijn. Mijn vergelijking van een aantal recente publicaties over het Nederlandse slavernijverleden met de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek keurt ze af, zonder aan te geven waarom. Er staat een aantal ongemakkelijke feiten in dat hoofdstuk en Bennema en ik verschillen duidelijk van mening over de taak van een historicus, want zij lijkt van mening te zijn dat ik die feiten beter niet had kunnen noemen. Daar ben ik het niet mee eens.
Zo is in ons land na de Bezetting het beeld ontstaan van een klein, maar dapper volk, dat vele Joodse landgenoten het leven heeft gered. Onderzoek toont echter aan dat in Nederland het percentage overlevende Joden van alle bezette landen het laagst was. Dat ongemakkelijke feit moet je niet verzwijgen, want zonder die kennis komt er nooit onderzoek naar de vraag waarom dat percentage zo laag was. Mutatis mutandis geldt dat ook voor de slavernijgeschiedenis.
Bennema beweert in haar brief: ‘Helaas voor u zijn er nieuwe historici gekomen met nieuwe inzichten, met nieuwe hulpmiddelen als de slavenregisters, die die conservatieve in hebben gehaald.’ Het is de schrijfster blijkbaar ontgaan dat ik 45 jaar geleden samen met Ernst van den Boogaart al van de slavenregisters gebruik heb gemaakt voor onze publicatie ‘Plantation Slavery in Surinam in the Last Decade Before Emancipation: The Case of Catharina Sophia’, verschenen in 1976 in de Annals of the New York Academy of Sciences, pagina’s 205 tot en met 225.
Overigens geeft Bennema nergens aan waar de gegevens van de slavenregisters conflicteren met de inhoud van mijn publicaties. Blijkbaar moet de lezer van haar Open Brief maar blijmoedig aanvaarden dat er ‘nieuwe historici’ zijn voorzien van ‘nieuwe inzichten’. Is dat een uitleg, die wel aan de hoge wetenschappelijk standaard van Bennema voldoet?
Als historicus zou je moeten weten dat het verleden een vreemd land is, waar ze de dingen anders doen
Tot slot kritiseert Bennema mijn interpretatie van het brandmerken van de slaven. In mijn Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel geef ik aan dat het brandmerken in onze ogen een barbaars gebruik is, maar dat de slaven daar wellicht anders over dachten. Om dat te onderzoeken moet je de huidige normen en waarden even opzijzetten en je inleven in de denkwereld van een Europeaan en Afrikaan in de periode 1500-1800.
Het eerste dat opvalt is het feit dat het brandmerken van slaven een lange traditie kent. De Grieken merkten hun slaven met de letter delta (doulos), terwijl de Romeinen het brandmerken reserveerden voor slaven die waren weggelopen, voor slaven die in de mijnen werkten en voor veroordeelde strafgevangenen. In Frankrijk werden gevangenen die veroordeeld waren ‘tot de galeien’ nog tot 1832 voorzien van het brandmerk ‘TF’ (Traveaux Forcés). In de overzeese koloniale wereld werd het brandmerken toegepast zowel bij Europese contractarbeiders als bij Afrikaanse slaven.
Hoe kom ik op de gedachte dat Afrikanen het brandmerk misschien wel positief beoordeelden? Ik baseer mij daarbij op het proefschrift Om werk van jullie te hebben van Ruud Beeldsnijder. Op pagina 119 verwijst hij naar de twee versies van de Verhandeling over den landbouw in de colonie Suriname, geschreven door de achttiende-eeuwse ervaringsdeskundige Anthony Blom, planter en landbouwkundige.
Blom beschrijft dat vóór het aanbrengen van het brandmerk (ter grootte van een duim) de desbetreffende plaats op de huid eerst van dik kaarsvet moest worden voorzien. Ook meldt hij dat het brandmerken onderdeel was van een initiatieperiode, waarbij de plantageleiding de nieuwkomers alleen lichte werkzaamheden liet verrichten en geschenken uitdeelde, om ‘hun stemming wat te verbeteren’. Volgens Blom zagen de slaven het brandmerk als een garantie dat ze niet wéér van eigenaar zouden wisselen. Dat was wel nodig, want de meesten hadden een vreselijk reis achter de rug. Eerst in Afrika honderden kilometers lopen van slavenmarkt naar slavenmarkt, dan de verkoop aan een Afrikaanse makelaar aan de kust, dan aan een slavenschip en tot slot aan een plantage. Door die vele wisselingen hadden de slaven de indruk gekregen nergens meer bij te horen.
In Nederland anno 2021 onderschatten wij de behoefte onder Afrikanen om deel uit te maken van een collectief. Het laatste wat je in Afrika wilde zijn was vrij, want een ongebonden individu kon worden gekidnapt, verkocht, tot slaaf gemaakt of gedood worden zonder represailles of straf. Alleen de leden van een collectief beschermden elkaar. Dat maakt het begrijpelijk waarom de slaven op sommige plantages de leiding hielpen om de overvallen van de bosnegers af te weren en waarom de slaven de kapitein van hun slavenschip ontzetten, toen hij door een aantal dronken matrozen werd belaagd.
Wat vonden de Afrikanen van die littekens op hun huid, gelet op het feit dat Afrika tot vandaag de dag een lange traditie kent van huidversieringen op de zijkant van de schedel, het voorhoofd, de wangen en borst om te laten zien tot welke groep je behoort? Dat maakt het aannemelijk dat de pas aangekomen slaven een brandmerk ook zo interpreteerden. Uiteraard doet deze uitleg niets af van het feit dat brandmerken in onze ogen een barbaars gebruik is, maar als historicus zou je moeten weten dat het verleden een vreemd land is, waar ze de dingen anders doen. Dat lijkt Bennema niet te beseffen en daarom is zij niet mijn collega.
In 2019 ontnam de Indiase deelstaat Assam na een volkstelling het burgerschap van twee miljoen inwoners, voornamelijk moslims, omdat hunIndiase roots niet ver genoeg zouden teruggaan. Meestal komen zij of hun voorouders uit buurland Bangladesh. Zij hebben geen burgerrechten meer en worden nu het land uitgejaagd.
Eind september raakten zo’n 1.300 gezinnen dakloos, toen de autoriteiten besloten om ‘illegale’ islamitische dorpen te ontruimen. Ook kwamen kwamen twee dorpelingen, waarvan een nog wel degelijk het burgerschap zou bezitten, aldus een bewoner tegen al Jazeera.
Op dit moment bevinden deze inwoners zich in krappe krotten, gestut met wat er nog over is van hun huizen, meldt de Arabische nieuwszender. ‘Hebben we dan geen enkel recht?’, vraagt een van de gedupeerden zich af tegen the Guardian.
Activisten en deskundigen geloven dat de ontruimingsactie niet op zichzelf staat. De autoriteiten zouden bezig zijn met een bredere campagne om Assam te zuiveren van ‘buitenlanders’ die hun burgerrechten zijn verloren. Zij moeten worden teruggestuurd naar Bangladesh, ondanks het feit dat de meesten in India zijn geboren.
De Indiase regering en deelstaatregeringen zouden hierbij moslims doelbewust discrimineren. Want ondertussen is het voor niet-moslims uit buurlanden Pakistan en Bangladesh gemakkelijk is om Indiase staatsburgerschap aan te vragen. Op die manier kunnen hindoeïstische Assamezen die bij de volkstelling van 2019 buiten de boot vielen via een omweg alsnog volwaardig Indiaas burger worden.
Ook zouden politici en autoriteiten de andere kant op kijken wat betreft de verhevigde verbale en fysieke haat die moslims over zich heen krijgen. Onlangs nog dwong een hindoe-nationalistische menigte in Madhya Pradesh, in het midden van India, een moslima gedwongen haar hoofddoek af te doen. De vrouw heeft geen aanklacht tegen haar belagers ingediend. Om die reden heeft de politie twee mannen die waren opgepakt weer vrijgelaten.
De Amerikaanse journalist C.J. Werleman vreest dat het recente geweld tegen moslims in India door hindoe-nationalisten, waaronder de sloop van ‘illegale’ moslimdorpen in de oostelijke Indiase deelstaat Assam, een verdere stap is richting etnische zuivering door de Indiase leiders.
‘Vanaf het moment dat de Indiase premier Narendra Modi (foto) in 2014 aan de macht kwam op basis van een gespierde en dreigende hindoe-nationalistische agenda, luiden mensenrechtenactivisten de alarmbel voor de op handen zijnde moslimgenocide in India en Kashmir’, schrijft de journalist.
De nationalistische regeringspartij BJP maakt er volgens Werleman geen geheim van dat het op termijn de tweehonderd miljoen moslims in het land wil ‘uitroeien en vernietigen’. Ook de NGO Genocide Watch waarschuwde twee jaar geleden dat ‘de voorbereiding op een genocide in India definitief aan de gang is’.
Azerbeidzjan is naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, de hoogste rechtbank van de Verenigde Naties, gestapt. Het land beschuldigt Armenië van het leggen van landmijnen in Nagorno-Karabach, als onderdeel van een campagne van ‘etnische zuivering’.
Azerbeidzjan won vorig jaar een bloedige oorlog tegen Armenië om het gebied Nagorno-Karabach, dat tot de jaren negentig van Azerbeidzjan was maar toen werd bezet door Armenië. Volgens Azerbeidzjan ontdekten veel van haar burgers die na de ‘bevrijding’ naar hun huizen terugkeerden dat het gebied door Armenië met landmijnen was bedekt. Er zouden daardoor minstens 106 Azerbeidzjanen, waaronder 65 burgers, gedood of gewond zijn geraakt.
Gisteren sprak een Azerbeidzjaanse vertegenwoordiger voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over ‘Armenië’s campagne van etnische zuivering en het aanzetten tot geweld tegen Azerbeidzjanen’. Hij verzocht het hof om Armenië te gebieden het leggen van landmijnen te stoppen, Azerbeidzjan kaarten van mijnenvelden te verstrekken en maatregelen te nemen om het ‘aanzetten tot rassenhaat’ tegen Azerbeidzjanen te stoppen.
De klacht van Azerbeidzjan volgt op een klacht die vorige week door Armenië werd ingediend bij datzelfde gerechtshof in Den Haag. Daarin wordt Azerbeidzjan beschuldigd van het aanzetten tot etnische haat en wordt het verzocht om gevangenen vrij te laten uit de oorlog. Volgens Trouw maken de aanklachten van Armenië en Azerbeidzjan juridisch gezien weinig kans.
Volgens Turkse mediabereidt Ankara zich voor op juridische stappen tegen Nederland omdat hier gemeenten undercoveronderzoeken hebben uitgevoerd in moskeeën en islamitische organisaties.
Volgens deskundigen mag je niet zomaar undercover onderzoek doen naar ‘verdachte’ organisaties en zijn de onderzoeken daarmee illegaal. Bronnen binnen het Turkse ministerie zeggen dat Nederland de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens heeft geschonden en er dus een juridische basis is om Nederland te vervolgen.
Bijna 150 Turks-Nederlandse moskeeën vallen onder de Islamitische Stichting Nederland (ISN), dat gelieerd is aan Diyanet, het Turkse orgaan dat de soennitische staatsgodsdienst in ere houdt. Turkije leidt Diyanet-imams op en stuurt ze naar Nederland om te preken in Turks-Nederlandse moskeeën, terwijl Turkije hun salaris blijft betalen.
Vorig jaar oordeelde de Kamercommissie tegen ‘ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen’ dat Ankara via Diyanet grip houdt op Turkse Nederlanders.
Rotterdam, Delft, Almere, Eindhoven, Huizen, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer, Veenendaal, Helmond en Ede gaven opdracht tot dergelijke onderzoeken. Er staan verscheidene Turks-Nederlandse moskeeën in deze gemeenten, al is het nog niet helemaal duidelijk in welke moskeeën precies onderzoek is gedaan.
Ook moslimorganisaties in Nederland reageren geschokt op de onthulling van NRC. De Rotterdamse moskee-koepel SPIOR spreekt over ‘staatsislamofobie’. De Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland pleit voor een ‘nationale coördinator tegen islamofobie’ om dit soort misstanden in de toekomst te voorkomen.
Activisten zijn boos op de gemeente Rotterdam, die het vroegtijdig beëindigde Black Lives Matter-protest van 2020 gebruikt voor citymarketingdoeleinden.
De Black Lives Matter-demonstratie die in juni 2020 in plaatsvond is terug te vinden op een poster in het kader van het 25-jarige bestaan van de Erasmusbrug. Op de poster staat ‘2020: fighting for equality’ en ‘Rotterdam. Make it happen’, waardoor het lijkt alsof de stad helemaal achter dit protest stond.
Maar activisten weten nog dat deze demonstratie vroegtijdig werd beëindigd. Er stonden toen zoveel mensen op en rond de Erasmusbrug, dat de driehoek van burgemeester, hoofdofficier en korpschef oordeelde dat de anderhalve meter afstand niet kon worden gewaarborgd en de demonstratie afbrak. Er ontstonden relletjes waarbij politie en ME ingrepen.
Spokenwordartiest Zaïre Krieger, een van de organisatoren achter die Black Lives Matter-demonstratie, twittert: ‘Ons protest gebruiken om de stad te promoten en tegelijkertijd vreedzame protesten neerslaan is.. een speciaal soort lef.’
De posteractie valt al helemaal slecht omdat de politie afgelopen zondag ook optrad op het woonprotest – op diezelfde Erasmusbrug. Activisten hekelden dit politie-ingrijpen, dat huns inziens veel te hard was. BIJ1 stelde Kamervragen.
‘Totaal schaamteloos’, twittert Sander van der Kraan, een van de organisatoren achter het woonprotest.
Iemand anders heeft meteen maar een nieuwe poster gephotoshopt: ‘2021: Hitting and arresting peaceful protesters’.
De Congolees-Canadese schrijver Blaise Ndala (1972) werd geboren in de Democratische Republiek Congo, studeerde van 2003 tot 2007 rechten in België en emigreerde daarna naar Canada. Daar werkte hij werkte als docent Frans en daarna als federaal ambtenaar. Maar zijn grote passie is schrijven, iets wat hij sinds 2014 op professionele basis doet. Dit jaar verscheen zijn roman Dans le ventre du Congo (In de buik van Congo). Dankzij haar blinde liefde voor een koloniale ambtenaar belandt prinses Tshala in 1958 op de wereldexpo in Brussel, waar ze wordt tentoongesteld in een ‘menselijke dierentuin’. Uiteindelijk verdwijnt ze zonder een spoor achter te laten. In 2004 gaat haar nichtje in België op zoek naar de verdwenen prinses. We spraken Ndala over zijn schrijverschap, zijn nieuwe roman en de vraag hoe België en Congo met het koloniale verleden moeten omgaan.
Wat trok u aan in het schrijverschap?
‘Mijn vader speelde hierin grote rol. Toen ik kon lezen, liet mijn vader mij altijd boeken lezen, die ik daarna moest samenvatten. Het was een spel tussen mijn vader en ik. Hij stelde mij ook vragen over het boek. Wat gebeurt er met de hoofdpersoon? Ik leerde hierdoor goed over verhalen nadenken. Toen ik ietsje ouder was begon ik zelf, als hobby, ook met schrijven. Gedichten, maar ook fictie. Het was echter niet mijn doel om schrijver te worden. Ik wilde studeren en advocaat worden, en daarna professor in de rechtsgeleerdheid.’
Hoe bent u dan toch schrijver geworden?
‘Er gebeurde iets toen ik naar Canada emigreerde. Ik had op dat moment een goede baan. Mijn toenmalige verloofde ontdekte per ongeluk een manuscript van mijn roman en was heel enthousiast. Ze had ook meteen door dat het mijn verhaal was, omdat ze de manier van spreken natuurlijk kende. Ze vroeg mij: ‘Waarom stuur je dit niet naar een uitgever?’ Ik was hier terughoudend over. Ik zei tegen haar: ‘Je bent verliefd op mij, daarom ben je zo vooringenomen. Uitgevers krijgen honderden manuscripten binnen, ze geven maar heel weinig ervan uit.’ We hebben toen een deal gemaakt. Ik zei: ‘Geef mij drie maanden tijd. Dan schrijf ik een nieuwe roman, en die sturen we – als jij dat ook een goed boek vindt – naar een uitgever op. Als het boek wordt uitgegeven, dan betaal ik onze vakantie naar Costa Rica. Als het boek niet wordt uitgegeven, dan betaal jij de vakantie.’ Het was voor mij dus een win-win-situatie. Ik begon mijn nieuwe roman te schrijven, naast mijn gewone werk, en had die binnen drie maanden af. Omdat het nu serieus was, deed ik meer mijn best. En mijn vriendin vond deze roman ook veel beter. De uitgever naar wie ik de roman stuurde was ook erg enthousiast. Schrijven was sindsdien niet langer een vrijblijvende hobby.’
Uw nieuwste boek gaat over de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Waarom heeft u voor dit historische onderwerp gekozen?
‘Er heerst een dubbel taboe. Niet alleen in België maar ook in Congo is er nog steeds veel stilte over de koloniale tijd. Dat België zich geneert voor de misdaden die in Congo zijn gepleegd snap ik, maar ook de Congolezen kennen hun eigen geschiedenis onvoldoende. Er is weinig rigeur, weinig preciesheid. De Belgische koloniale overheersing wordt in Congoleze schoolboeken in hele brede, niet precieze termen omschreven, zonder de specifieke details. Dat is echt een omissie, want in België bestaan veel boeken over de Eerste en Tweede Wereldoorlog, toen het land door de Duitsers werd bezet. Ik heb in Congo op de beste scholen gezeten, maar toch heel weinig over mijn eigen geschiedenis geleerd. Mijn romans hebben als doel om Congolezen meer historisch bewustzijn bij te brengen, verhalen over de geschiedenis te vertellen die ze niet kennen.
‘Mijn romans hebben als doel om Congolezen meer historisch bewustzijn bij te brengen’
‘De wereldtentoonstelling is zo’n moment dat de Belgische en Congolese geschiedenis elkaar kruisen. Expo 58 was niet de eerste wereldtentoonstelling in Brussel. In 1897, toen de beruchte Leopold II koning van België was, werd ook een wereldtentoonstelling in de Belgische hoofdstad georganiseerd. Tijdens deze tentoonstelling was er een ‘menselijke dierentuin’, waar Congoleze ‘inboorlingen’ als ‘wilden’ werden tentoongesteld voor het westerse publiek en ‘exotische dansen’ moesten opvoeren. Zeven Congolezen overleefden de koude Belgische winter niet. Ze belandden in een anoniem massagraaf en zijn pas in 1953 fatsoenlijk begraven. Vijf jaar later vindt in Brussel Expo 58 plaats. Maar de Belgen hebben blijkbaar niets van de geschiedenis geleerd en ook deze tentoonstelling heeft een mensen-zoo.’
En heeft België nu, ruim zestig jaar later, wel iets geleerd van deze onverkwikkelijke geschiedenis?
‘Nee en ja. Er is helaas nog steeds veel racisme in België, en er wordt nog steeds in racistische stereotypen gedacht. Zwarte voetballers worden met apengeluiden begroet door racistische supporters. Dat is een echo uit het koloniale verleden, want de Congolezen op de wereldtentoonstelling werden door sommige bezoekers vijandig bejegend en met bananen bekogeld. Ze werden niet gezien als mensen maar als apen.
‘Tegelijkertijd zie ik dat België de laatste jaren enorme stappen vooruit heeft gemaakt. Daar ben ik niet blind voor. Ook de Black Lives Matter-protesten van vorig jaar hebben veel weerklank in België gekregen. Standbeelden van koning Leopold II, die verantwoordelijk was voor miljoenen doden in Congo, werden beklad. Er staat in België een nieuwe generatie op die zich op een andere manier wil verhouden met het verleden, een einde wil maken aan het residu-racisme dat nog steeds bestaat. Het is ook belangrijk dat deze donkere bladzijden uit het Belgische verleden worden verwerkt. Want alleen dan kunnen we afrekenen met de racistische vooroordelen, die enorm hardnekkig zijn.’
Moet België excuses aanbieden voor de koloniale misdaden die in Congo zijn gepleegd, ook die voor 1908 zijn gepleegd toen Congo nog niet officieel een Belgische kolonie was?
‘Ja, ik vind van wel. België heeft er in 1908 voor gekozen om de Congo Vrijstaat van koning Leopold II over te nemen. Daarmee erfde België niet alleen de lusten van de kolonie – de rijke bodemschatten – maar ook de lasten. Zo simpel is dat. De winsten die in België werden gemaakt zijn betaald met Congolees bloed, laten we wel wezen. En België moet hiervoor rekenschap afleggen.
‘België heeft nauwelijks rekenschap afgelegd en weigerde om verantwoordelijkheid te nemen. Na de onafhankelijkheid in 1960 koos België voor de gemakkelijke weg. De bedrijven die in Congo actief waren, verplaatsten hun hoofdkwartier naar Brussel. De winsten bleven naar België gaan. Dat is best f*cked – excusez le mot. Congo is ziek, maar België ook. Daarom is het maken van excuses ook helend voor België. Maar er is nog een lange weg te gaan. België kan denk ik veel opsteken van Duitsland. Niet alleen heeft Duitsland uitgebreid rekenschap afgelegd over de nazitijd en de Tweede Wereldoorlog, maar ook over zijn foute koloniale verleden.’
‘Belgische winsten zijn betaald met Congolees bloed. België moet hiervoor rekenschap afleggen’
U doelt op de Namibische genocide van 1904-1908 op de Herero en Nama?
‘Precies. Duitsland heeft hier niet alleen zijn verontschuldigingen voor aangeboden, maar is met Namibië ook een herstelbetalingsregeling overeen gekomen. De Belgen zouden zich hierdoor moeten laten inspireren en met de Congolezen een brede discussie moeten beginnen over alle koloniale misdaden, menselijk en economische. Wat het resultaat ook moge zijn.’
Ook na de onafhankelijkheid kampte Congo met veel ellende: de moord op premier Patrice Lumumba in 1961, de dictatuur van Mobutu en daarna de bloedige burgeroorlog, die aan meer dan twee miljoen mensen het leven heeft gekost. Hoe ziet u de toekomst van Congo in? Zijn er misschien redenen om toch optimistisch te zijn?
‘Een betere toekomst is inderdaad mogelijk. Ik woon nu in Canada, dat nog geen tweehonderd jaar bestaat. Canadezen zeggen altijd dat hun land een jong land is. Maar bedenk dat Congo nog veel jonger is, het land bestaat nu 61 jaar. Congo was totaal onvoorbereid op de onafhankelijkheid, met chaos en oorlog en de dictatuur van Mobutu tot gevolg. En daarna kwam er opnieuw oorlog. Toch wil ik niet pessimistisch zijn. Congo is rijk aan grondstoffen. De bevolking is jong. Er is enorm veel potentieel. In de huidige leiders heb ik weinig vertrouwen. Maar er is een civil society in opkomst, jongeren die willen werken aan een betere toekomst, voor verandering kunnen zorgen. Zij zijn het licht in de duisternis.’
Beeld: Seuil
Uw boek is nog niet in het Nederlands vertaald. Komt er nog een Nederlandse vertaling van Dans le ventre du Congo?
‘Dat is wel de bedoeling. Ik ga binnenkort naar de Frankfurter Buchmesse om mijn boek te promoten. Ik hoop dat we ook een uitgever kunnen vinden voor de Nederlandstalige markt. Niet alleen is mijn roman relevant voor Vlaamse lezers in België, maar ook voor Nederlandse lezers gezien jullie koloniale verleden in Indonesië en Suriname. Maar eigenlijk vind ik het nog belangrijker dat mijn roman in Congoleze talen vertaald wordt. Juist Congolezen moeten hun geschiedenis beter leren kennen. En met deze historische roman wil ik daar mijn steentje aan bijdragen.’
Duizenden Britse moslims gaan niet naar de universiteit, omdat het afsluiten van een studielening met rente in strijd zou zijn met de islam. Dit concludeert het onderzoekscollectief ‘Muslim Census’ na een enquête onder tienduizenden Britse moslims.
De resultaten laten zien dat een op de tien moslims die wil studeren een academische opleiding misloopt. Een op de zes moslimstudenten financiert de opleiding zelf, via familie en parttime baantjes.
Een op de vijf moslimstudenten die wél voor een traditionele studielening heeft gekozen, komt in gewetensnood.
71 procent van de geënquêteerden vindt dat het huidige studiefinancieringssysteem moslims discrimineert.
De onderzoekers dringen aan op een nieuw stelsel van Alternatieve Studiefinanciering (ASF) om verdere ongelijkheid te voorkomen.
ASF is een financieringsmodel dat geen rente opbouwt. Ter compensatie dragen studenten die een ASF aangaan bij aan de opleiding van toekomstige studenten.
De conservatieve oud-premier David Cameron is een voorstander van ASF. ‘Nooit meer mag een moslim in Groot-Brittannië het gevoel krijgen niet naar de universiteit te kunnen, omdat hij simpelweg vanwege zijn religie geen studielening kan krijgen.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.