Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden gaat zeer binnenkort over een motie stemmen die de massamoord op de Armeniërs in het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog als een genocide aanmerkt. Dit meldt Yahoo News.
Volgende week zal de zogeheten ‘Regelcommissie’ binnen het Huis zich buigen over de vraag of zij een resolutie over erkenning van de Armeense Genocide zal voorleggen aan het gehele Huis van Afvaardigen. De Regelcommissie is een speciale commissie die de bevoegdheid heeft om resoluties uit andere commissies aan per direct aan het Huis van Afgevaardigden voor te leggen.
Een dergelijke resolutie over de Armeense Genocide was in 2007 aangenomen in de Huis-commissie Buitenlandse Betrekkingen. Maar het Huis van Afgevaardigden heeft tot dusver niet aangedurfd om hierover te stemmen. Turkije werd gezien als een belangrijke NAVO-bondgenoot en de Verenigde Staten zijn bang hun positie in het Midden-Oosten te schaden.
Het besluit van de Regelcommissie is aangekondigd door haar voorzitter Jim McGovern, die ook Democratische afgevaardigde van Massachusetts is. Hij is trots dat de Regelcommissie deze resolutie zal behandelen, vertelt hij aan Yahoo News. Zijn district Worchester kent de oudste Armeense diaspora-gemeenschap van de Verenigde Staten.
‘De genocide niet erkennen is een smet op onze mensenrechtenreputatie en zendt precies de verkeerde boodschap uit aan mensenrechtenschenders over de hele wereld.’
De timing is opvallend, want de verhoudingen tussen de Verenigde Staten en Turkije zijn nogal gespannen sinds de Turkse operatie in Noord-Syrië. Maar het besluit van de Regelcommissie om erkenning van de Armeense Resolutie voor te leggen aan het Huis van Afgevaardigden lijkt precies bedoeld om Turkije tegengas te geven.
‘Het is tijd om Turkije verantwoordelijk te gaan houden voor haar daden’, zo reageert het Democratische parlementslid Don Beyer uit Virginia.
Als de Regelcommissie het voorstel voor erkenning van de Armeense Genocide heeft voorgelegd aan het Huis van Afgevaardigden, dan zou het Huis vanaf volgende week al hierover kunnen stemmen. Yahoo News denkt dat de resolutie grote kans maakt om te worden aangenomen. Democraten en Republikeinen lijken redelijk eensgezind in deze kwestie.
Afgelopen week sprak ook Ted Cruz, een van de invloedrijkste Amerikaanse senatoren, zich uit voor erkenning van de ‘vreselijke genocide die het Armeense volk heeft ondergaan’. Een concreet voorstel om aan de Senaat voor te leggen heeft hij echter nog niet.
Tussen 1914 en 1918 werden ongeveer anderhalf miljoen Armeniërs vermoord door de Ottomaanse autoriteiten. Het overgrote deel van de historici spreekt over een genocide. Turkije beweert dat het dodental veel lager lag en dat er geen vooropgezet plan was om de Armeniërs uit te moorden.
Als het Amerikaanse parlement de Armeense Genocide erkent, dan is dit pijnlijk voor Donald Trump. Die wil de Turkse president Recep Tayyip Erdogan graag te vriend houden. Maar deze handeling vanuit het Huis van Afgevaardigden is niet de enige actie van Congresleden die Trump in verlegenheid brengt.
Hier komt namelijk nog bij dat Republikeinse en Democratische senatoren de president hebben gevraagd de Syrisch-Koerdische commandant Ferhat Abdi Sahin uit te nodigen om over de situatie in Syrië te praten. Turkije is verbolgen over deze actie. Erdogan heeft alvast om uitlevering van Sahin gevraagd.
Sahin is opperbevelhebber van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). Turkije beschouwt de SDF als zijtak van de Koerdische Arbeiderspartij PKK, die in Turkije, de EU en Amerika op de terroristenlijst staat.
Sahin was een topfiguur binnen de PKK voordat hij zich aansloot bij de SDF. Hij wordt gezocht door Interpol vanwege terreuraanvallen op Turkse veiligheidstroepen, aldus Erdogan in een interview op de nationale televisiezender TRT. Hij is bang dat de Amerikanen Sahin als een legitieme politieke figuur zien.
Hij lanceerde samen met Erdogan de AKP en was minister van Buitenlandse Zaken in het eerste AKP-kabinet (2002 – 2003). Nu heeft Yasar Yakis spijt. Als diplomaat had hij het beleid ten opzichte van de EU en de Koerden heel anders aangepakt. ‘Voor de NAVO is Turkije geen aanwinst meer, maar een last.’
Yasar Yakis (81) had al een omvangrijke diplomatieke carrière achter de rug voordat hij in de politiek belandde. Hij werkte bij het Turkse consulaat in Antwerpen, de Turkse ambassade in het Syrische Damascus, bij de NAVO en de Verenigde Naties en was ambassadeur in Saoedi-Arabië.
In 2001 richtte hij samen met onder meer Abdullah Gül en Recep Tayyip Erdogan de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling op: de AKP. Een jaar later werd hij minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet van minister-president Abdullah Gül.
Yakis werd in januari 2016 als lid van de AKP geroyeerd. Hij schreef kritische artikelen over Erdogans buitenlandbeleid voor het dissidente Zaman, de oppositiekrant die vlak voor de mislukte coup van juli 2016 onder staatstoezicht werd geplaatst en na de coup werd gesloten.
Met gemengde gevoelens kijkt hij terug op de politieke keuzes die maakten dat hij instapte in Erdogans AKP-avontuur. ‘Ik zou niet hebben meegedaan aan de AKP als ik wist wat ik nu weet.’ De Kanttekening sprak met Yasar Yakis over zijn politieke carrière, de Turkse buitenlandse politiek en de inval in Syrië.
Een diplomaat in de politiek
De politiek had zijn interesse helemaal niet, vertelt Yakis. ‘Ik wilde mij in 2001, na veertig jaar diplomatieke dienst, terugtrekken: genieten van mijn mooie tuin en mijn memoires gaan schrijven. Maar mijn vriend Abdullah Gül gooide roet in het eten.’
Gül kende hem nog van zijn tijd in Saoedi-Arabië, waar Yakis ambassadeur was. Gül werkte in Jeddah voor de Islamitische Ontwikkelingsbank. De latere president wilde dat zijn vriend vanwege zijn indrukwekkende staat van dienst één van de oprichters van de AKP zou worden. Gül gaf leiding aan het hervormingsgezinde deel binnen de partij, dat tegen corruptie streed en wat wilde doen tegen de werkloosheid.
Yakis twijfelde: ‘Ik vroeg hem: ‘Wat betekent dat, medeoprichter? Is dat belangrijk? Of maar een labeltje?’ Gül antwoordde dat het inderdaad een labeltje was, maar wel een belangrijk labeltje. ‘Ik heb mij toen laten overhalen, terwijl ik helemaal geen interesse in de politiek had. En dat heb ik nog steeds niet.’
In 2002 deed de AKP voor het eerst mee aan de parlementsverkiezingen. De partij haalde meteen een overweldigende meerderheid. Gül werd premier, Yakis werd aanvankelijk in het parlement verkozen. ‘Daar heb ik nog een mooie anekdote over’, vertelt hij.
‘Ik was nog geen minister toen ik in december 2002 een reis langs enkele Europese hoofdsteden maakte om de Turkse EU-kandidatuur te bespreken. Toen we uit Athene vertrokken met het vliegtuig was ik nog geen minister, maar toen we landden in Madrid wel. Onderweg was ik tot minister van Buitenlandse Zaken benoemd.’
Bij zijn familie lag het AKP-lidmaatschap van Yasar Yakis gevoelig. ‘Ik kom uit een seculier nest. Mijn schoonzus was boos en zei dat mijn oudere broer, waarmee ze was getrouwd, zich omdraaide in zijn graf. Ook mijn nichtjes waren kritisch. ‘Ze gebruiken je nu, maar laten je in de steek zodra die gelegenheid zich zal voordoen’, zeiden ze tegen mij.’
Onder seculiere Turken bestond de vrees dat de AKP een islamistische partij zou zijn, een partij die de democratie predikt maar vrouwen zou verplichten een hoofddoek te dragen. Dat gebeurde echter niet. De AKP zou pas in een veel later stadium haar ware antidemocratische gezicht laten zien, vertelt Yakis. ‘Ik zou niet hebben meegedaan aan de AKP als ik wist wat ik nu weet.’
Yakis was maar kort minister. Toen Erdogan in 2003 Gül opvolgde als premier, volgde Gül Yakis op als minister van Buitenlandse Zaken. Yakis werd weer parlementariër, wat hij tot 2011 zou blijven. Met Erdogan had Yakis af en toe contact.
‘In 2010 waren we het nota bene 100 procent met elkaar eens. In de statuten van de AKP stond dat je niet langer dan drie termijnen mag aanblijven in een openbare functie. Sommige AKP-leden wilden van deze regel af, maar ik vond dat een slecht idee. Als je parlementariërs om de zoveel tijd afwisselt, dan kan je beter kijken welke personen het meest geschikt zijn voor ministersfuncties. Erdogan was het met mijn argumentatie eens en dankzij zijn steun werden de statuten niet gewijzigd.’
Een jaar later hadden Yakis en Erdogan voor het laatst een persoonlijk onderhoud met elkaar. Yakis wilde graag stoppen als parlementslid; in 2007 wilde hij dat eigenlijk al, maar hij liet zich toen door Erdogan overhalen om te blijven. Erdogan wilde in 2011 ook graag dat Yakis aan zou blijven, maar besloot deze keer om niet aan te dringen. ‘Hierna hebben we geen contact meer gehad’, vertelt Yakis.
Na zijn Kamerlidmaatschap werd Yakis gasthoogleraar in Oxford, schreef hij artikelen en gaf hij lezingen. Hierdoor zou hij uiteindelijk tegenover Erdogan en de AKP komen te staan.
‘Ik schreef ook kritische stukken over het Turkse buitenlandse beleid, waardoor ik in 2016 als AKP-lid ben geroyeerd. Ik schreef ook artikelen voor Zaman, waarmee de Turkse regering toen op ramkoers lag. Mijn royement vond plaats in januari 2016, twee maanden voordat de Turkse staat Zaman onder staatstoezicht stelde en voor de mislukte coup van 15 juli.’
‘Een definitieve vrede met de Koerden lag binnen handbereik’
De Turkse inval in Syrië
Turkije is twee weken geleden Noord-Syrië binnengevallen. Dit gebeurde nadat de Turkse president Erdogan van de Amerikaanse president Trump gedaan kreeg dat de laatste Amerikaanse troepen uit Noord-Syrië worden teruggetrokken. Erdogan zegt de ‘terroristen’ van de YPG, de grotendeels Koerdische strijders die Noord-Syrie beheersten, als een bedreiging voor Turkije te zien. Ook wil hij een groot deel van de 3,6 miljoen vluchtelingen die nu nog in Turkije zijn, onderbrengen in een zogeheten ‘safe zone’, die moet worden bewaakt door het Turkse leger.
Als oud-diplomaat en voormalig minister van Buitenlandse Zaken heeft Yakis uiteraard een mening over deze operatie. Volgens hem moeten we die allereerst begrijpen tegen de achtergrond van de Arabische opstanden in de eerste jaren van dit decennium.
Yakis legt uit dat Turkije hoopte dat de Arabische lente in Syrie zou leiden tot het aan de macht komen van islamistische regimes die ideologisch lijken op de AKP. Daar is niets van terecht gekomen. Turkije steunde de rebellen die de Syrische president Bashar al-Assad weg wilden hebben, maar zijn regime bleef – mede dankzij Russische en Iraanse steun – toch in het zadel. De Turkse Syriëpolitiek mislukte en na de ondergang van het kalifaat van IS ontstond er zelfs een autonome Koerdische regio aan de grens met Turkije
Een tweede reden van de Turkse bemoeienis was geloof, aldus Yakis. In Syrië hangt 80 procent van de bevolking de soennitische islam aan, een minderheid is christelijk of alawiet. Het soennitische Turkije heeft meer sympathie voor de soennitische Arabische rebellen dan voor Assad, die alawiet is.
Yakis: ‘Als de situatie andersom was, dus dat een soennitische Assad regeerde over een alawitische meerderheid, dan lag de sympathie van Turkije natuurlijk bij Assad.’ Yakis noemt dit een ‘sektarische benadering’ van het conflict.
Er is nog een derde reden voor de Turkse operatie in Noord-Syrië, zegt Yakis: de Turken hebben de Koerdische kwestie verkeerd benaderd.
‘Begin 2015, toen PKK-leider Abdullah Öcalan al een tijd in de gevangenis zat, was er een opening naar de Koerden. In het Dolmabahce-paleis in Istanbul werden goede besprekingen gevoerd. Een definitieve vrede met de Koerden lag binnen handbereik. Maar toen won de pro-Koerdische HDP bij de parlementsverkiezingen heel veel zetels, waardoor de AKP haar meerderheid in het parlement verloor. Erdogan was bang geworden, omdat zijn machtspositie in gevaar liep. Hij is toen 180 graden gedraaid en een anti-Koerdische politiek gaan voeren. Ook ging de AKP een coalitie aan met de ultranationalistische MHP. Binnen vijf maanden waren er nieuwe verkiezingen, die door de AKP-MHP-coalitie werden gewonnen. Sinds 2015 voert Erdogan een anti-Koerdische politiek.’
Volgens Yakis mogen we Erdogans gevecht tegen de ‘Volksbeschermingseenheden’ van de YPG niet los zien van zijn anti-PKK-politiek: de YPG is volgens hem gelinkt aan de PKK.
De YPG is de militaire tak van de Democratische Unie Partij, de Syrisch-Koerdische partij van Salih Muslim Muhammad. Muslim heeft in Istanbul gestudeerd en spreekt vloeiend Turks. Volgens Yakis speelt de Turkse politiek voor de Syrische Koerden dan ook een belangrijke rol.
‘Bij het uitbreken van de Arabische lente stelde de Turkse regering voor aan Muslim om Assad de oorlog te verklaren. De Turken zouden hem dan steunen. Maar Muslim besloot Assad met rust te laten. Hij was bang dat Assad de Koerden zou verslaan en dat de Turken hem dan niet te hulp zouden schieten. Als Turkije er wel in geslaagd was om Muslim te overtuigen en de Syrische Koerden ervoor hadden gekozen om met Turkije samen te werken, dan had de geschiedenis een hele andere uitkomst gehad. Dan was er geen Turkse operatie in Syrië geweest.’
Nadat YPG-strijders IS hadden weggejaagd uit het noord-Syrische Kobane, mochten Arabieren en Syrische Turkmenen van de YPG niet terugkeren naar hun huizen, vertelt Yakis. ‘Die werden door de Koerden ingepikt. Ook staken de YPG-strijders huizen en akkers in brand. Amnesty International heeft hierover een kritisch rapport geschreven. Het optreden van de YPG zette bij de Turken kwaad bloed.’
Nog steeds gelooft Yakis dat de Turkse inval voorkomen had kunnen worden. De Turken, de Koerden en Assad hadden volgens hem naar een diplomatieke oplossing moeten zoeken. ‘Maar daar slaagden ze niet in. Daarom besloot Turkije tot een militaire operatie.’
Binnenlandse politiek
Is de Turkse operatie niet vooral bedoeld om de oppositie tot zwijgen te brengen, om ervoor te zorgen dat iedereen achter het Turkse leger staat en het niet meer gaat over de binnenlandse problemen waarmee Turkije kampt? Yakis beaamt dit. Hij noemt dit zelfs de vierde reden van Turkije om de operatie te beginnen, naast de Arabische lente, godsdienstige motieven en een verkeerde politiek tegenover de Koerden.
‘Ik denk dat Erdogan de machtsbasis van de regerende AKP wilde versterken door steun te zoeken in nationalistische kringen’, zegt hij. ‘Ook heeft de Turkse regering meer dan een jaar geleden beloofd – een belofte die dikwijls werd herhaald – om de operatie in Syrië te starten. Erdogan herhaalde de tekst uit een lied: ‘We zullen komen op een nacht, plotseling’.’
Erdogan sprak over het plan om in Noord-Syrië meer dan een miljoen Syrische vluchtelingen te huisvesten, een voorstel dat hij ook vorige maand in New York toelichtte op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Yakis vindt dit plan ondoordacht.
‘Hiervoor is samenwerken met het Syrische regime nodig. Dat moet toestaan dat Turkije onroerend goed onteigend. Maar Turkije heeft zulke samenwerking tot dusverre geweigerd. Daarnaast kosten de bouwplannen van Erdogan heel veel geld, ongeveer 30 miljard dollar. Hoe ga je dat betalen? Buitenlandse investeerders zullen dit niet snel doen. En met huizen bouwen alleen kom je er niet. De Syriërs moeten ook aan het werk, er moeten nieuwe banen worden geschapen. Dat kost ook een heleboel geld.’
Akkoord met Rusland
Begin deze week sloten Erdogan en de Russische president Vladimir Poetin in het Russische Sotsji een akkoord over wie de controle krijgt in Noord-Syrië. Turkije krijgt niet zo’n grote strook als ze had beoogt. Het grootste deel komt onder gezag van het Syrische leger te staan. Wel moeten de YPG-troepen zich terugtrekken uit het hele gebied dat Turkije wilde veroveren.
‘Op het eerste gezicht lijkt Turkije verloren te hebben’, duidt Yakis het akkoord. ‘Erdogan wilde een veiligheidszone van 30 kilometer diep en 440 kilometer lang, maar het is nu een zone van 120 kilometer lang geworden en 10 kilometer breed. En er patrouilleren ook Russische soldaten. Maar de oorspronkelijke plannen waren onrealistisch. Turkije heeft nu een heleboel binnengehaald.’
Yakis is optimistisch over de uitwerking van het akkoord. De akkoorden tussen Turkije en Rusland en tussen Turkije en de VS – dat vorige week werd gesloten – lijken hem elkaar niet in de weg te zitten. ‘We weten niet of de YPG-eenheden uitputtingstactieken zullen gaan gebruiken tegen het Turkse leger, maar volgens mij hebben de akkoorden met Rusland en de Verenigde Staten hebben een basis gelegd voor relatieve stabiliteit in de regio.’
Wel zorgt het akkoord met Russen in Sochi volgens Yakis voor een grotere verwijdering tussen Turkije en de rest van de NAVO. ‘Hierdoor wordt Turkije meer de Russische invloedssfeer ingezogen.’
‘Turkije kan het EU-lidmaatschap voorlopig wel vergeten’
Rusland en de EU
Ondanks de Turkse operatie in Syrië zegt Yakis dat Turkije niet snel uit de NAVO zal stappen of uit het westerse bondgenootschap zal worden gezet. Toch stelt hij resoluut: ‘Voor de NAVO is Turkije geen aanwinst meer, maar een last.’ Degene die hier het meeste profijt van heeft is Vladimir Poetin, aldus Yakis. Hij noemt de Russische president ‘een schaakspeler die op het politieke schaakbord slimme zetten doet’.
De EU is op het schaakbord in Syrië geen belangrijke speler. Turkije zal dan ook geen rekening met de EU houden in dit conflict, verwacht Yakis. Maar los hiervan ziet hij dat Turkije genoeg problemen met de EU heeft.
‘Het is nu echt duidelijk dat Turkije het EU-lidmaatschap voorlopig wel kan vergeten. De toetredingsprocedure is bevroren. En het ziet er voorlopig niet naar uit dat hier verandering in komt. Turkije is nu een verre van democratisch land.’
Turkije is nu niet op een EU-lidmaatschap uit. Het land bedreigt de EU juist met een nieuwe vluchtelingenstroom. Yakis gelooft dat deze confrontatiepolitiek onverstandig is.
‘Dit is een tweesnijdend zwaard. Turkije kan de ‘poorten’ weliswaar openzetten, maar Europese landen kunnen nog steeds hun eigen poorten gesloten houden. Als ik de beleidsmaker was, dan zou ik het niet zo doen als Erdogan.’
Yakis vindt dat Turkije en de EU juist meer met elkaar moeten samenwerken, omdat ze elkaar nodig hebben. Bijvoorbeeld bij de bestrijding van terrorisme.
‘Turkije was de snelweg voor terroristen die naar Syrië en Irak trokken. Onderweg door Turkije maakten IS-strijders ook vrienden. Uit onderzoek blijkt dat 7 procent van de Turken sympathiek staat tegenover IS. Dat betekent niet dat deze mensen allemaal terroristen zijn, maar stel dat 1 op de 1000 dat is, dan heeft Turkije een groot probleem. IS heeft nu twee aanslagen in Istanbul gepleegd, op het vliegveld en op een nachtclub. De organisatie blijft gevaarlijk.’
Samenwerking: het is een term die de relatie tussen Turkije en het Westen steeds minder goed kenschetst – en die wellicht wonderlijk klinkt uit de mond van iemand die Erdogans partij mede uit de grond stampte. Maar Yasar Yakis blijft bovenal een diplomaat, die heilig gelooft in de kracht van het overleg.
Vanaf 10 uur demonstreren journalisten van diverse media voor de rechtbank in Rotterdam voor de vrijlating van hun collega Robert Bas.
Robert Bas is gisteren op last van de rechter-commissaris in Rotterdam in gijzeling genomen, want de NOS-journalist wil niet getuigen in een strafzaak. Bas wil zijn bron beschermen.
Bas stelde vragen aan zijn bron, die overigens geen verdachte is de zaak. Hij wil niet vertellen waarom hij bepaalde vragen stelde.
De strafzaak gaat over de zogeheten ‘vergismoord’ op ggz-directeur Rob Zweekhorst. Hij werd door de moordenaar in de war gehaald met een drugscrimineel.
Sinds het nieuws bekend is vallen journalisten hun collega massaal bij op Twitter. In een verklaring meldt de NOS de gijzelneming te zien als een aantasting van de persvrijheid. ‘Robert heeft niets anders gedaan dan zijn werk; het beschermen van bronnen hoort daarbij.’
In Libanon demonstreren sinds vorige week honderdduizenden burgers tegen corruptie en werkloosheid. Journalist Bastiaan van Blokland, die in Beirut heeft gestudeerd en nog regelmatig in Libanon is, legt de complexe achtergrond van deze protestbeweging uit.
Vanaf vorige week donderdag zijn in Libanon honderdduizenden mensen de straat opgegaan. Deze mensen demonstreren tegen de in hun ogen corrupte regering. Ze willen dat er een nieuwe regering komt, die een einde moet maken aan de economische problemen waarmee het land al jaren kampt.
Protesten tegen een overheid die niet naar haar burgers luistert, tegen onvrede, werkloosheid en economische malaise. De burgeropstanden in Libanon ogen als iedere andere opstand van de laatste jaren. Maar daarachter gaat een complexe realiteit schuil. Hoe kwam het zover in dat ‘vrije, mondaine Libanon’? En is het er wel zo vrij en mondain?
Het antwoord op die laatste vraag is zowel ja als nee. Libanon is een plek van uitersten, waar je de hipste nachtclubs vindt, maar ook de armste kampen. Hoogopgeleide, liberale stadsjeugd bevolkt de uitgaansstraten van Beirut, terwijl iets zuidelijker de stad in handen is van Hezbollah. Het noordelijke Tripoli kent wijken waar IS steun geniet en langs de kust boven de hoofdstad bieden hoerententen en casino’s vertier. In de bergen kun je ’s winters skiën, in Sur is het goed toeven aan zee. En wie wil weten waar de PLO van Arafat lange tijd zijn basis had, wandelt zo Sabra en Shatila binnen.
Verschrikkelijk lastig
Tijdens de Arabische revoluties van begin dit decennium bleef Libanon grootschalige oproer bespaard. Maar nu is het er raak. Tot nog toe zijn de opstanden overwegend vreedzaam; moslim en christen staan hand in hand in een verenigende poging de macht van hun politici te breken. Die eendrachtigheid is niet vanzelfsprekend.
De slepende burgeroorlog (1975 – 1990) staat in het collectieve geheugen gegrift. Het was mede vormend voor de diepe, diepe crisis waarin Libanon zich op dit moment bevindt. En het is de aanleiding voor de huidige protesten. Elkaar nu de maat nemen vanwege elkaars religie of afkomst is precies het soort sektarisme dat de demonstranten willen doorbreken.
In tegenstelling tot de autocratische staatsvormen die in de landen om Libanon heen eerder regel dan uitzondering zijn, heeft Libanon geen sterke overheid. Er is geen krachtige leider of een allesoverheersend leger. Er zijn vele machtshebbers die hun eigen eilandje bestieren, er zijn de religieuze leiders die hun invloed uitoefenen over hun groepen en stinkend rijke zakenlui die met hun imperia soms meer zeggenschap hebben dan de politici – als die politici tenminste zelf niet vuistdiep in dat zakenimperium zitten.
Persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting staan onder druk en het juridisch systeem is corrupt. En dan is er de sociale druk die al de verschillende groepen op elkaar uitoefenen, onderling maar vooral intern. Verandering betekent niet simpelweg één leider onttronen, zoals dat gebeurde met Mubarak (Egypte), Khaddafi (Libië) en Ben Ali (Tunesië). En dat maakt het zo verschrikkelijk lastig.
Hezbollah
In naam is Libanon democratisch. Je kunt er je stem uitbrengen op politieke partijen van allerhande allooi, waarvan de achterbannen in meerderheid bestaan uit één van de vele religieuze stromingen binnen het christendom en de islam. Stemfraude komt voor, maar is niet de reden voor het ogenschijnlijk onaantastbare politieke bestel. De overheid staat niet met een geweer in je rug geprikt over je schouder mee te kijken bij het uitbrengen van je stem.
Integendeel: de politiek is zo verdeeld als maar kan. Allianties veranderen mee met de machtsverhoudingen in Libanon (en daaromheen) en wijzigen op basis van hoe opportuun haar leiders durven te zijn. Daaruit komen de meest vreemdsoortige bondgenootschappen voort.
Zo is er een, zij het soms gecompliceerde, samenwerking tussen de grootste partij van het land – met een christelijke achterban – en Hezbollah – de sjiitische volksbeweging, militie én politieke partij die wordt gesponsord door Teheran en Damascus. De feitelijke schaduwmacht in het land. Een macht die Libanon tijdens de opstanden om haar heen heeft geholpen veilig te blijven, door jihadistische oproer in de kiem te smoren.
Het is ook de militie die in 2006 het Israëlische leger verraste bij een invasie door laatstgenoemde, die poogde korte metten te maken met Hezbollah. Ironisch genoeg had de actie het tegenovergestelde tot gevolg.
De spanning met buurland Israël is een blijvende geworden. Recentelijk nog vlogen raketten en mortieren over en weer, voor het eerst in jaren. De sterke aanwezigheid van Hezbollah bracht het land een schijnstabiliteit, maar is juist explosief en destabiliserend, al is het alleen maar omdat Hezbollah het geweldsmonopolie van de staat gedeeltelijk overnam. Het leger van Libanon is zwak, Hezbollah vult van lieverlee de leemte.
Dat roept de toorn op van Israël, dat er niet gerust op is dat de beweging zich koest houdt aan Israëls noordelijke grenzen. Het sjiitische Hezbollah is bovendien een aartsvijand van soennitisch-jihadistische groepen, en dat brengt een verhoogd risico op aanslagen met zich mee. Uiteindelijk komt dat neer op ordinaire machtspolitiek: Iran versus Saoedi-Arabië en diens bondgenoten. En Libanon als trekpop van hun belangen.
Klein Midden-Oosten
Al die factoren, gepropt in de snelkookpan die het hyper-diverse Libanon is, waar afkomst en religie ertoe doen, waar wantrouwen jegens de ander diepgeworteld is, maken van Libanon een Midden-Oosten in het klein. Een land waar de soennitische premier Saad Hariri samen moet werken met de katholieke president Michel Aoun en de sjiitische voorzitter van het parlement, Nabih Berri, de langstzittende politicus in het parlement, en met verstrekkende macht.
Invloeden van onder meer Frankrijk, de Verenigde Staten, Iran en Saoedi-Arabië zijn er verenigd in één huis. Dan laten we de langdurige greep van de Syrische president Hafez al-Assad en zijn zoon Bashar gemakshalve even buiten beschouwing.
Machtspolitiek is de crux in dit verhaal. Niet religie, zoals vaak wordt beweerd. Natuurlijk heeft religie alles van doen met de complexiteit van Libanon en is het een factor van belang bij het begrijpen van het land. Toch is het uiteindelijk slechts een middel om politieke verdeel-en-heersspelletjes te spelen. Dat is het al sinds medio negentiende eeuw. Inmiddels zijn we verschillende opstanden, lokale coups, interventies en een burgeroorlog verder. En nog is er maar weinig veranderd.
De filantroop en zakenman Hariri
Na de burgeroorlog (1975-1990) lag Libanon in puin. Letterlijk en figuurlijk. Maatschappelijk ontwricht, economisch kapot en zonder de duizenden mensen die het land hadden verlaten. Vooral de hoofdstad Beirut was hevig beschadigd geraakt door jarenlange gevechten en bombardementen.
Maar daar zou verandering in komen, in de persoon van de zeer vermogende filantroop en zakenman Rafik Hariri. Hij had zich in de laatste jaren van de oorlog steeds populairder gemaakt en fungeerde als tussenpersoon voor verschillende partijen om tot een vredespact te komen. Hij was een speciale gezant van Saoedi-Arabië, het land waar hij ook staatsburger van was geworden.
Gedurende de oorlogsjaren deelde Hariri beurzen uit aan Libanese jeugd, zodat zij konden studeren aan universiteiten in het buitenland. Daarnaast richtte hij in zijn thuisland scholen op. Hariri, de man die zijn rijkdommen vergaarde in de bouwsector in Saoedi-Arabië en warme banden onderhield met het Saoedische koningshuis, maar die zijn sobere roots als plattelandsjongen uit de Libanese kustplaats Saïda nooit was vergeten.
Hij raakte geliefd, werd gezien als een verenigend symbool van een verscheurd land. Het duurde dan ook niet lang voordat Rafik Hariri premier werd, in 1992. Tot tweemaal toe vervulde hij die rol, tot hij uit onvrede opstapte vanwege de macht die buurland Syrië bleef uitoefenen op zijn land. De herbenoeming van een pro-Syrische legergeneraal tot president was voor Hariri de druppel.
In 2004 legde hij zijn taken neer. Nog altijd bleek Libanon speelbal van de machtige landen in de regio. In 2005 kwam mister Lebanon om bij een enorme bomaanslag nabij de befaamde corniche-promenade van Beirut. De erfenis die hij achterliet was geen fraaie en legde mede de basis voor de opstanden die we nu zien.
De wederopstanding
Hariri had tijdens en na de oorlog één duidelijk doel: de wederopbouw van Beirut. Volgens de overlevering liep hij al tijdens de oorlog met een maquette rond van een herbouwde binnenstad. Sommigen zien daarin de opportunist en zakenman Hariri, die een fortuin zou verdienen met diezelfde wederopbouw, door goedkoop grond op te kopen – ook op gewilde plekken direct aan de kust – en er gigantische gebouwen voor terug te zetten. Anderen zien een man die tot in het diepst van zijn ziel hield van zijn land en niets liever wilde dan de diepe wonden die waren geslagen helen. Voor beide argumenten is veel te zeggen.
Wat zeker is, is dat Rafik Hariri een onhoudbaar economisch model heeft ingevoerd, dat vooral berust op keihard kapitalisme. Zijn droom was van Beirut weer het Parijs van het Midden-Oosten maken, zoals het ooit was geweest in de eerste helft van de vorige eeuw. Hariri wilde buitenlandse investeerders lokken om naar Libanon te komen. Belastingregels werden versoepeld en versimpeld.
Werk, handel en een continue dollarstroom zouden de zorgen van weleer doen vergeten en van Libanon een welvarende staat maken. De dollar raakte steeds inniger verstrengeld met de Libanese lira, wat op termijn voor grote problemen zou zorgen. Maar in de jaren negentig leek er nog geen vuiltje aan de lucht.
Om te zorgen dat alles rimpelloos verliep, was corruptie aan de orde van de dag in Hariri’s nieuwe Libanon. De zakenman-politicus managede zijn land alsof het een bedrijf was, en bedrijfsvoering betekende in zijn handboek vaak de portemonnee trekken om je zin te krijgen. ‘A corrupter – not corrupt’, zo werd over hem gezegd. Het doel heiligde de middelen, alles om Libanon maar uit het slop te trekken. Hariri verloor daarbij de complexe realiteit van zijn land uit het oog.
Voor ieder wat wils, maar geen eenheid
We gaan terug naar 1989. Toen werd het Taif-akkoord getekend, waarbij opnieuw een herindeling was gemaakt van het parlement. Daarin stond een fixed aantal zetels voor iedere religieuze groep vastgelegd.
Na de oorlog werden veel milities omgevormd tot politieke partijen (of die waren dat al), en hun leiders, die tot dan toe aan het hoofd hadden gestaan van hun strijdende fracties, moesten plots samenwerken in het parlement. Er waren diverse christelijke en islamitische partijen, sommige partijen waren op socialistische leest geschoeid, andere waren seculier van aard, kapitalistisch, nationalistisch of sterk ideologisch, zoals Hezbollah, dat de wapens overigens nooit heeft neergelegd.
Het leger moest nu een nationale eenheid vormen, waarin alle groepen gerepresenteerd waren. Legerleiders zouden zich verre van politiek houden. Maar vanuit Damascus was er grote invloed op die legerleiding. Het Syrische leger bleef bovendien grootschalig aanwezig in Libanon. Tot een politieke eenheid tussen de verschillende partijen in het parlement kwam het overigens ook al niet. Libanon bleef uiterst fragiel.
De huidige premier Saad Hariri (links)
Politicus of businessman?
Door het decennialange verdeel-en-heersmodel kende Libanon slechts op een paar moment in haar geschiedenis een sterke overheid. Dat was op die momenten dat een legerleider het voor het zeggen had. Uiteraard ging dat gepaard met sterk in macht toegenomen strijdkrachten. Om die reden is een krachtig leger altijd de vrees geweest van machthebbers in Beirut. Kijk naar de geschiedenis van Egypte, Turkije en Syrië: het waren de legerleiders die de zittende president onttroonden.
De onzekerheid over een stabiele toekomst leerde Libanezen vertrouwen op de eigen patron, de eigen groep, die al dan niet iets kon betekenen voor jou op politiek niveau. Wil je een eigen bedrijf beginnen, iets bereiken of een baan bij de overheid? Connecties, wasta genoemd, brengen je verder.
Zo ontstond een patronagesysteem dat vanuit de samenleving, via de vele lagen van de ambtenarij zo het parlement invloeide. Niet zonder uitzondering staan parlementariërs aan het hoofd van een groot bedrijf, of wordt hun partij gefinancierd door vermogende zakenlui.
Om een idee te geven: de huidige premier Saad Hariri erfde miljarden van zijn vader Rafik; de voormalige minister en premier Najib Mikati is de rijkste Libanees, met een geschat vermogen van 2,5 miljard dollar; en de voormalige vicepremier Issam Fares zit daar niet ver onder. Zo kun je nog wel even doorgaan.
Met een structuur waarbij bedrijfsleven en politiek sterk met elkaar verweven zijn en waarbij de maatschappij is georganiseerd langs sektarische lijnen en men ook op die manier stemt, is het niet verwonderlijk dat de zwak functionerende overheid een vacuüm schiep dat werd gevuld door private partijen die op hun beurt een politieke kleur hebben. Wil je het maken in de Libanese maatschappij, dan heb je wasta nodig en ken je dus belangrijke zakenmensen en politici – een vicieuze cirkel.
Angst voor de Ander
Het Libanese parlement staat bekend om zijn besluiteloosheid. Voordat president Michel Aoun aantrad in 2016 zat het land tweeënhalf jaar zonder president. Over weinig wordt men het eens met elkaar en allianties wisselen razendsnel. Bovendien weten politici en hun trouwe partijleden de continue spanning die er heerst voor weer een burgeroorlog te cultiveren, door populistisch en bij vlagen racistische retoriek, waarbij ook Syrische vluchtelingen het te verduren krijgen.
De sluimerende angst voor ‘de Ander’, de verbondenheid aan de eigen groep en het welhaast plichtmatige stemgedrag dat daaruit voortkomt, zorgt ervoor dat sektarische partijpolitiek springlevend is én blijft. Politici die een businessmodel hebben gemaakt van het disfunctioneren van hun eigen parlement trekken aan het langste eind.
De gemiddelde Libanees wéét dat. Hij ziet het. Toch is het maar moeilijk te doorbreken, als de staat geen vangnet biedt, terwijl jouw achterban dat wel doet en als politieke alternatieven moeilijk te realiseren zijn.
Het is te kort door de bocht te stellen dat Libanezen alles maar laten gebeuren. Gaandeweg beginnen veel jonge mensen, ook buiten Beirut, in te zien dat er op deze manier voor hen geen toekomst is. Een trend die veertien jaar geleden al wortel schoot.
Is er hoop?
Na de moord op Rafik Hariri in 2005 pikten Libanezen de bemoeienis over hun land niet langer. Massaal gingen ze de straat op, grotendeels vreedzaam, zoals we ook nu zien. Onder hevige internationale druk pakte Syrië haar biezen. De lange arm vanuit Damascus trok zich iets terug en het Syrische leger vertrok.
Maar, de protesten van toen ten spijt, nooit kwam het tot een grote doorbraak in Libanon. De elektriciteitsvoorziening blijft problematisch, een alternatief generatornetwerk is prijzig en wordt uitgebuit door de zogenoemde generatormaffia. Het land is vervuild en kent een enorm afvalprobleem. Internet is schreeuwend duur, de werkloosheid hangt rond de 25 procent.
Libanon kent een brain drain van hoogopgeleide jonge mensen die hun kansen elders grijpen. Belastingmaatregelen om het gapende miljardentekort te dichten treffen keer op keer de midden- en onderklasse. Rijke Libanezen komen overal mee weg en corruptie is alomtegenwoordig. Libanon zit in een diepe economische, maatschappelijke én politieke crisis. Daarvoor zijn haar leiders, maar ook de bevolking verantwoordelijk.
Na de demonstraties in 2005 kwam het tien jaar later weer tot een uitbarsting, tijdens de afvalcrisis. Dit waren grootschalige protesten waaruit nieuwe politiek bewuste groepen en politieke partijen ontstonden. Eén van die groepen schopte het bij de gemeenteraadsverkiezingen van Beirut in 2016 vanuit het niets tot de tweede partij van de stad. Libanon kent weliswaar een winner takes all-systeem, maar toch: het betekende een doorbraak.
Het laat zien dat verandering mogelijk is binnen de bestaande kaders van de wet. Niettemin zal het moeilijk worden een diepgeworteld, corrupt systeem, de wasta en de macht van Hezbollah te breken, als Libanon daarbij ook als internationale speelbal gebruikt blijft worden door de landen om haar heen.
De huidige protesten hebben hopelijk het effect van de steen in de rivier, een rimpeleffect dat zorgt voor een landelijke mentaliteitsverandering – het besef dat politici slechts zo sterk zijn als hun achterban hen láát zijn. Dat je je bovendien ook kunt verenigen op basis van politieke visie of sociale klasse, ongeacht de religieuze groep waartoe je behoort.
De oplossing ligt voor een groot deel bij de burger zelf, door de eigen politici de waarheid te zeggen. En daar is lef voor nodig. Precies dát is wat we op dit moment zien gebeuren.
Het dorpsbestuur van het Duitse Altenstadt-Waldsiedlung heeft besloten Stefan Jagsch van de Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD) af te zetten als voorzitter.
Vorige maand besloten de fracties van de christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen unaniem om de 33-jarige Stefan Jagsch als voorzitter van de dorpsraad aan te wijzen. De reden: hij was de enige kandidaat.
De extreemrechtse NPD is de partij van de neonazi’s, meldt het Duitsland Instituut. De partij is het afgelopen decennium diverse keren ontsnapt aan een verbod. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de partij ongrondwettelijk was, maar te klein om de democratie omver te kunnen werpen.
Dit besluit zorgde in Duitsland en daarbuiten dan ook voor veel ophef, ook bij landelijke politici. CDU-voorzitter Annegret Kramp-Karrenbauer eiste dat Jagsch zo snel mogelijk uit zijn ambt moest worden gezet. En SPD-voorzitter Lars Klingbeil tweette boos: ‘De SPD heeft een heel duidelijk standpunt. We werken niet samen met nazi’s! Nooit!’
Twee gemeentebestuurders, van de CDU en van de SPD, namen het initiatief om opnieuw over het voorzitterschap te stemmen. Zij waren bij de verkiezing van september niet aanwezig.
Jagsch werd dinsdagavond weggestemd, maar stelde zich direct daarna weer kandidaat voor het voorzitterschap. Hij kreeg bij de nieuwe stemming echter maar één stem.
De 22-jarige CDU-politica Tatjana Cyrulnikov is verkozen tot de nieuwe voorzitter van de raad van Altenstadt-Waldsiedlung, dat 2.650 inwoners telt. Jagsch overweegt nu juridische stappen.
De versterkte gebedsoproep: ineens was-ie daar – als we de ophef in de (sociale) media mogen geloven, tenminste. Maar hoe terecht is dit beeld?
De Blauwe Moskee in Amsterdam-West was de afgelopen weken volop in het nieuws. De moskee wil de azan – de gebedsoproep – versterkt laten klinken, als eerste moskee in de hoofdstad.
De Blauwe Moskee wil dit één keer per week doen, voor elk vrijdagmiddaggebed. Volgens imam Yassin Elforkani helpt dit om de ‘islam te normaliseren’, zo bracht het Parool twee weken geleden.
Een meerderheid van de Amsterdamse gemeenteraad staat welwillend tegenover de versterkte gebedsoproep. Toch zijn de negatieve reacties fel en talrijk. ‘Opdringerig islamiseren’, vindt FvD-raadslid Annabel Nanninga. Volgens haar is het tijd dat we een ‘grens stellen’.
De PVV grijpt de ophef aan voor Kamervragen. ‘Gillende haatpaleizen allemaal sluiten’, zegt Wilders in een tweet. ‘Doe maar in Saoedi-Arabië. Maar niet hier.’ Duizenden andere twitteraars vallen de PVV-leider bij.
Wil van Soest van de Amsterdamse Partij voor de Ouderen gaat zelfs een vergelijking met IS niet uit de weg: ‘We zijn net van het IS-gebeuren af’, verzucht Van Soest in het multiculturele debatprogramma de Nieuwe Maan.
Niets nieuws
IS, Saoedi-Arabië, een grens stellen – wie de afgelopen week het debat heeft gevolgd, zou wel eens de indruk kunnen krijgen dat Nederland met deze versterkte azan iets heel nieuws te verstouwen krijgt.
Het gekke is: de oproep tot gebed is al veel langer te horen op andere plekken in Nederland – maar zonder al die landelijke ophef, stelt Said Bouharrou van de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland.
Volgens Bouharrou zijn er in ons land een veertigtal moskeeën die de oproep voor het vrijdaggebed laten horen met behulp van versterkers. ‘Het is niets nieuws’, reageert hij nuchter.
‘Voor sommige mensen is het even wennen’
Bouharrou geeft aan dat moskeeën die dit doen contact houden met hun omgeving en met de gemeente. ‘Acceptatie heeft ook te maken met informatie. Omwonenden hoeven niet onnodig ongerust te worden. In alle gevallen reageert de omgeving er goed op.’
Zijn ervaring is dat mensen even moeten wennen aan de nieuwigheid. ‘In het begin hoor je de gebruikelijke argumenten van tegenstanders, zoals de angst dat de waarde van hun woning zal dalen of dat ze opeens het gevoel krijgen dat ze in Saoedi-Arabië wonen. Zodra ze een oproep voor het gebed eenmaal ervaren hebben, blijkt het allemaal wel mee te vallen.’
Ergens betreurt Bouharrou het dat het voornemen van De Blauwe Moskee zo uitgebreid in de media is gekomen. Anders was er niet zoveel commotie geweest. ‘De dialoog moet gevoerd blijven worden’, benadrukt hij. ‘Nieuwsgierigheid is daarbij een belangrijk element. Bezoek eens een moskee.’
Even wennen
De lokale collegepartijen PvdA en D66 zeggen in Amsterdam een oogje in het zeil te houden wat betreft de duur en de sterke van de oproep vanuit de Blauwe Moskee. Het hangt het er per gemeente en per gebied ook maar net vanaf hoeveel ruimte de moskee krijgt.
Zo klinkt elke vrijdagmiddag de gebedsoproep vanuit de Mevlana Moskee in Rotterdam – alleen niet met versterkers. ‘Dat mag ook niet’, vertelt Ömer Biçen, voorzitter van het bestuur van de Mevlana Moskee. De moskee heeft een vergunning voor de oproep voor een specifiek aantal decibellen. ‘Daar houden we ons aan.’
De Mevlana Moskee zou de azan graag vijf keer per dag doen. ‘Maar dán krijgen we hoogstwaarschijnlijk wel problemen met omwonenden. Vooral in verband met de oproep in de vroege ochtend. Die is in de zomertijd rond vier uur – half vijf ‘s ochtends. Dat stellen niet-moslims beslist niet op prijs. Het verstoort hun nachtrust.’
De Mevlana Moskee staat aan de rand van de wijk Delfshaven en werd opgeleverd in 2001. Vanaf dat moment is er één keer per week een gebedsoproep in verband met het vrijdaggebed. Biçen: ‘We zijn daarover met omwonenden in gesprek gegaan. Er waren heel weinig mensen tegen. Voor zover bij mij bekend, zijn er geen klachten van buurtbewoners.’
Op de ophef in Amsterdam reageert Biçen begripvol. ‘Het ligt er ook aan in wat voor buurt de Blauwe Moskee zich bevindt. Dat weet ik niet precies. Voor sommige mensen is het even wennen.’
Reisgids Lonely Planet heeft haar jaarlijkse ‘top 10 beste bestemmingen’ bekend gemaakt. Opvallende bestemmingen voor 2020 zijn Bhutan, Aruba, Nederland en Marokko.
Actualiteit, ‘unieke ervaringen’, duurzaamheid en de ‘wow-factor’ zijn de graatmeters waar Lonely Planet haar top 10 op heeft gebaseerd. Op nummer 1 staat Bhutan, het Aziatische koninkrijkje dat ingeklemd zit tussen India en China. De reden: haar schoonheid, maar ook omdat Bhuthan het enige CO2-negatieve land ter wereld, meldt Lonely Planet.
Op de vierde plaats prijkt Aruba. Lonely Planet prijst haar goede ‘vibes’ en noemt het eiland een ‘laboratorium’ voor hernieuwbare energie-oplossingen. Bovendien werkt Aruba aan een verbod op wegwerpplastic.
Een opmerkelijke zevende plaats is voor Nederland. In 2020 staan er meerdere feesten op het programma die niet te missen zijn, aldus de gids. Het is dan 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog is afgelopen – een reden voor veel festiviteiten – en het Songfestival komt langs. Ook Koningsdag, Bevrijdingsdag en de Waddenzee zijn volgens Lonely Planet een tripje waard.
Marokko staat op de negende plaats. Lonely Planet is lovend over haar toeristische attracties en verbeterde infrastructuur. Zo heeft het land de eerste hogesnelheidstrein van Afrika. Ook kroont Lonely Planet Marrakesh tot de eerste Culturele Hoofdstad van Afrika, vanwege haar rijke erfgoed.
Sinds april 2017 heeft de Britse politie in totaal 24 terroristische aanslagen voorkomen.
Zestien kwamen uit islamistische hoek, acht uit die van extreemrechts. Dit vertelde politietopvrouw Cressida Dick tijdens een persconferentie.
Op dit moment is de Britse terreurdreiging ‘zwaar’. Dat betekent dat de kans groot is dat er binnenkort weer een poging wordt gedaan om een terroristische aanslag te plegen.
De meesten die een aanslag beramen komen nog steeds uit islamistische hoek. Maar volgens de Britse politie, groeit extreemrechts terrorisme snel.
Een derde van de aanslagen die sinds april 2017 is voorkomen komt uit de koker van extreemrechts. Het gevaar van islamistisch geïnspireerd terrorisme is in deze periode hetzelfde gebleven ten opzichte van de jaren daarvoor.
Extreemrechtse dreiging is sinds 2016 het snelst groeiende terreurprobleem, stelde de Britse politie en maand geleden al.
Turkije moet verantwoordelijk worden gehouden voor de oorlogsmisdaden in Syrië die door de pro-Turkse rebellengroepen zouden zijn gepleegd. Dat stelt Mark Esper, de Amerikaanse minister van Defensie.
Esper zegt te denken dat de berichten over oorlogsmisdaden die de jihadistische rebellen zouden hebben gepleegd tegen de Koerdische milities waar zijn.
‘Ik heb de rapporten ook gezien, we proberen ze te monitoren. Ze zijn verschrikkelijk en als ze kloppen, en ik denk dat ze kloppen, dat zijn dit oorlogsmisdaden’, aldus Esper tegen de Amerikaanse zender CNN.
Ook zegt Esper dat zulke oorlogsmisdaden niet zonder gevolgen mogen blijven. ‘Ik denk dat degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn hiervoor verantwoordelijk gehouden moeten worden, in veel gevallen is dit de Turkse regering.’
De Amerikaanse terrorisme-onderzoeker Anne Speckhard interviewde honderd IS’ers in handen van de Koerden. Zij vreest de terugkeer van IS. ‘IS heeft duizenden leden en zet nog steeds mensen aan tot aanvallen over de hele wereld.’
Sinds Turkije Noord-Syrië is binnengevallen, is er onduidelijkheid over hoeveel IS’ers er uit de door Koerden bewaakte kampen zijn ontsnapt. De Syrian Democratic Forces (SDF), die de scepter zwaaiden over Noord-Syrië, komen met berichten dat honderden IS-aanhangers zijn weggelopen. Turkije beweert ondertussen honderden IS’ers opnieuw te hebben vastgezet. Onderwijl vrezen sommigen dat onder de islamistische milities van Erdogan zich ook oud-IS’ers bevinden.
De Kanttekening sprak over het gevaar van IS met psychiater en wetenschapper Anne Speckhard. Zij is universitair hoofddocent aan de Medical School van Georgetown University in Washington D.C en directeur van het International Center for the Study of Violent Extremism.
Speckhard onderzoekt de psychologische oorzaken die mensen ertoe bewegen zich in te zetten voor de terroristische zaak, zoals ze beschrijft in het boek Talking to terrorists (2012). Daarin zoomt ze onder meer in op jihadistische aanslagplegers. Voor een nieuw onderzoek naar terrorisme heeft zij inmiddels honderd IS-strijders geïnterviewd.
Onder die honderd IS-strijders zit ook de naam van Abu Mansour al Maghrebi, een topman binnen IS. Sinds zijn interview aan Speckhard van afgelopen maart staat hij te boek als de officieuze ‘ambassadeur’ van IS voor Turkije. Hij zei daarin speciale banden met Turkse ambtenaren te onderhouden.
Volgens Al Maghrebi heeft Turkije IS geholpen met water, voedsel en de behandeling van gewonden in ziekenhuizen. Deze relatie tussen Turkije en IS is gebaseerd op ‘wederzijdse voordelen’, zei Maghrebi tegen Speckhard. Hij voegde daar – met inmiddels profetische woorden – aan toe: ‘Zij (Turkije, red.) wilden het hele noorden van Syrië.’
Wat zijn de banden tussen IS en Turkije? Zijn er ook IS’ers onder Erdogans troepen? En hoe gevaarlijk kan IS nog worden? We vroegen het Speckhard zelf.
Hoe was het voor u en uw collega’s om IS-strijders te interviewen? Hebben deze strijders spijt van wat ze hebben gedaan?
‘We spraken met deze strijders terwijl ze in de gevangenis zaten. Ze waren daarom geen gevaar. Sommige IS-strijders waren ware gelovigen die nog steeds willen vechten. Maar anderen waren gedesillusioneerd, vooral degenen die helemaal naar Baghouz zijn gekomen. Daar hadden de Iraakse IS-strijders veel geld, reden rond in auto’s en kregen het beste voedsel, terwijl strijders uit Europa verhongerden – sommigen namen zelfs hun toevlucht tot gras. Dit veroorzaakte wrok. Het kan zijn dat ze logen, maar ze leken mij oprecht.’
U sprak ook uitgebreid met Abu Mansour al Maghrebi, die de rol van ‘IS-ambassadeur voor Turkije’ speelde. Wat was zijn belangrijkste onthulling?
‘Dat hij was uitgenodigd om met president Erdogan te praten. Natuurlijk heeft hij misschien gelogen, maar mijn Iraakse collega’s van de Iraakse contraterrorisme-diensten geloofden hem. We wisten dat IS een netwerk had verspreid over Turkije, met ‘veilige huizen’ in Istanbul en op de grens met Syrië en Irak. We wisten ook dat het Turkse leger en de Turkse inlichtingendienst MIT in sommige gevallen bij IS betrokken waren. Maar dat het zo goed georganiseerd was – met de Turkse MIT en het leger – en zo uitgebreid was? Dat was een verrassing voor ons.’
Hoe weet u zeker dat Abu Mansour al Maghrebi de waarheid sprak?
‘We waren vijf uur in gesprek, hij heeft zichzelf nooit tegengesproken. Als hij het antwoord op een vraag van ons niet wist, zei hij dat. Al Maghrebi werkte als ingenieur in Marokko. Hij is een zeer intelligente man, goed in cijfers, een goede manager. Maar hij was geen opschepper die trots zei dat hij een hoog figuur was. Toen hij zei wat hij deed en het kwartje bij mij viel, riep ik uit: ‘Oh mijn God, je was een emir.’ Dat gaf hij toe.’
‘Veel landen hebben IS ondersteund’
U heeft getuigenissen gehoord van Abu Mansour al Maghrebi en andere IS-strijders. Weet u of Qatar en Saoedi-Arabië IS steunden, zoals weleens wordt beweerd?
‘Het is belangrijk om te weten dat veel landen IS hebben ondersteund. Ze deden dit door wapens te geven aan het Vrije Syrische Leger, dat deze wapens doorverkocht aan IS. Ook Nederland, zoals je hebt kunnen lezen in de Nederlandse media, heeft wapens geleverd aan jihadistische groepen. Dat Qatar IS rechtstreeks zou hebben ondersteund wordt vaak beweerd, al geloof ik dit niet. Ik heb heel vaak om bewijs gevraagd, maar ik heb dit niet gekregen. Saoedische miljonairs hebben mogelijk het Vrije Syrische Leger ondersteund – en daarmee indirect IS.’
En hoe zit het met Turkije? In hoeverre steunde dat land IS?
‘De betrokkenheid van Turkije bij IS is het grootst. De Turken lieten 40.000 buitenlandse strijders hun land binnenstromen en oversteken naar Syrië. De Turkse inlichtingendienst MIT heeft wapens geleverd aan Syrische strijders met geheime vrachtwagentransporten. Dit is goed gedocumenteerd en hier hebben de media ook over bericht. Daarnaast horen we dergelijke verhalen van IS-strijders: dat ze in Turkse ziekenhuizen medisch werden behandeld als ze aan het front gewond raakten. De Turken zorgden ook voor water in de dam, zodat IS niet zonder stroom kwam te zitten. Turkije heeft de meeste fouten gemaakt, maar ik wil benadrukken dat Europa ook heeft gefaald. Belgische politieagenten vertelden mij dat ze blij waren om deze jongens naar Syrië te laten afreizen, in de hoop dat ze daar zouden sterven. En jullie premier Mark Rutte zei ook iets soortgelijks.’
Zou je achteraf kunnen zeggen dat de IS-strijders de nuttige idioten van Erdogan waren, omdat ze de Turkse invasie in Noord-Syrië mogelijk maakten?
‘Ja. Turkije heeft IS zeker gebruikt om de Koerden te bestrijden.’
Denkt u dat Erdogan opzettelijk IS-strijders in Syrië wil bevrijden?
‘Nee. Maar als je alleen zijn acties beoordeelt, zou je het je misschien kunnen afvragen. Mijn Iraakse collega grapte toen hij hoorde over de gevangenisbreuken: ‘Het lijkt erop dat Erdogan gehoor geeft aan de IS-oproep om de gevangenen te bevrijden.’ Het is een gevolg van willekeurige bombardementen en beschietingen en het roepen dat YPG’ers (de Koerdische milities die het grootste deel van de SDF uitmaken, red.) terroristen zijn, zodat bewakers bang zijn voor hun leven en posten verlaten.’
Zitten er nu veel voormalige IS-militanten in de nieuwgevormde pro-Turkse islamitische milities, die samen met het Turkse leger Syrië binnendringen?
‘Er zijn veel meldingen dat die er zijn. Onze SDF-partners, die ons hielpen bij het interviewen van honderd IS-kaderleden in SDF-gevangenissen en -kampen, vertelden ons dat ze degenen die ze gevangen hadden in Afrin konden traceren naar de strijdgroepen IS en Al-Nusra. Ik heb ze zelf nog niet geïnterviewd. De strijders die werden gefilmd vertelden dat ze ongewapende gevangenen vermoorden en neerschoten. Ook hoorde je sommigen de IS-slogan ‘baqiya’ uitroepen, waarmee ze zeggen dat IS zal blijven en zich zal uitbreiden. Dat is huiveringwekkend.’
Zal Erdogan dreigen IS-strijders naar Europa te sturen om ons zo te kunnen chanteren? Of zal hij subtiel zijn in zijn aanpak?
‘Nee, dat laatste hoeft hij niet. Hij beschikt over alle Syrische vluchtelingen en over nog veel meer mensen uit andere landen die Turkije zijn binnengestroomd, in de hoop hun weg naar Europa en de VS te vinden. Hij dreigt met een nieuwe vluchtelingenstroom wanneer hij iets nodig heeft of iets wil en dat is een zeer reële bedreiging voor Europa.’
In Irak pleegde IS genocide tegen de Jezidi’s en tegen de Assyrische christenen. Denkt u dat de jihadistische milities – met Erdogans zegen – ook in Syrië een genocide zullen plegen tegen Koerden en christenen?
‘De Syrische Arabische militanten die Turkije steunt zijn bloeddorstig en in sommige gevallen zelfs blij om te moorden uit naam van Allah.’
Denkt u dat het kalifaat weer zal opstaan? Of denkt u dat IS in een andere vorm zal terugkeren?
‘Het kalifaat beschikt niet meer over een territorium, maar bestaat nog steeds. IS heeft duizenden leden en zet nog steeds mensen aan tot aanvallen over de hele wereld. IS zal waarschijnlijk nooit meer over zoveel middelen beschikken en zo rijk zijn als het ooit was, maar IS heeft het goud dat de organisatie heeft gestolen verborgen, dus wie weet? Ik betwijfel of ze ooit weer over een territorium zullen heersen. Niemand zal het toestaan. Zelfs Turkije zal geen doorvoerland meer willen zijn voor islamitische jihadisten. IS is geschapen onder ‘ideale’ omstandigheden als de mislukte Syrische lente en slecht bestuur in Irak.’
‘Erdogan heeft een punt bereikt waarop geen terugkeer meer mogelijk is’
Een grote meerderheid van de Turken steunt Erdogan in het binnenvallen van Syrië. Hij behaalt hiermee een enorme binnenlandse overwinning, nietwaar?
‘Erdogan heeft de lokale verkiezingen eerder dit jaar in de grote steden verloren. Hij wordt geconfronteerd met enorme binnenlandse problemen zoals de economische malaise, de politieke repressie en de Syrische vluchtelingen die hij heeft opgenomen en weerstand oproepen bij veel Turken. Maar het nationalistische, anti-Koerdische verhaal domineert nu de media, ook omdat de media in handen zijn van Erdogan en onafhankelijke journalisten zijn gevlucht of in de gevangenis zitten. Wat de Koerden betreft heeft Erdogan nu een onderwerp dat de Turken bindt.’
Erdogan maakt zich door deze invasie in Syrië ook populair bij veel moslims zonder Turkse roots. Zij zien hem als de sterke man die het Westen een lesje leert. Hoe denkt u daarover?
‘Erdogan heeft een punt bereikt waarop geen terugkeer meer mogelijk is. Kinderen stierven als gevolg van de bombardementen, honderdduizenden mensen sloegen op de vlucht. Je zag die beelden, toch? Hoe kun je dat verdedigen?’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.