14.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 785

‘Ik voel me bedrogen door Tijs van den Brink’

1
Tijs van den Brink kreeg na de eerste uitzending van Tijs en de ramadan de volle laag op social media. Moslims spraken hun ongenoegen uit over het beeld van de islam dat Van den Brink de kijker voorspiegelt. De Kanttekening sprak Van den Brink en twee van zijn criticasters.

Tijs van den Brink, presentator bij de Evangelische Omroep (EO), kondigde op 9 mei in het tv-programma De nieuwe maan aan dat hij moslims wilde leren kennen. Dat wilde hij bewerkstelligen door in een tv-programma deel te nemen aan de ramadan.

Nog voordat één minuut was uitgezonden van het driedelige Tijs en de ramadan was het programma onderwerp van controverse. Aan tafel bij De nieuwe maan trok journalist Enis Odaci de vergelijking met bioloog Freek Vonk die op safari gaat. Ook voor de andere journalist aan tafel, Raja Felgata, klonk het alsof Van den Brink op zoek ging naar een vreemd diersoort in het land.

Trokken zij voorbarige conclusies? Niet als we de stormvloed van negatieve reacties moeten geloven die zijn losgebarsten na de eerste uitzending afgelopen maandag. Op Twitter en Facebook spraken veel moslims hun verontwaardiging uit over het geschetste beeld in het programma. Eén van hen is Mostafa Hilali, één van de oprichters van de Facebook-pagina Niet mijn islam. ‘Ik heb met kromme tenen gekeken naar de eerste uitzending. Hij gaat bij religiewetenschapper Anne Dijk langs en zij benoemt gelijk de kern van het probleem. Ze vraagt namelijk ‘wat is je intentie?’ Hij roept dan dat hij moslims wil leren kennen. Prima, maar laat het dan ook een persoonlijke zoektocht zijn, focus je op de ramadan. In plaats daarvan zien we na een paar minuten een ex-moslim, die een schrijnend verhaal vertelt over hoe de gemeenschap hem heeft laten vallen. Dat is een probleem dat aandacht verdient, maar maak daar dan een journalistiek programma van en doe niet alsof je oprecht geïnteresseerd bent in moslims.’

Geconfronteerd met deze kritiek laat Van den Brink weten: ‘Ik wilde graag meedoen aan de ramadan. Als je dat doet kan je het over de mooie kanten van de islam hebben. Maar daarnaast zijn er ook andere relevante vragen die je moet kunnen stellen. Eén van die vragen is of je zomaar kan stoppen met de islam.’

Van den Brink spreekt in de eerste uitzending ook met de uiterst controversiële salafistische preker Fawaz Jneid. Via een livestream laat hij een vrouw die zich zorgen maakt over het geweld dat in naam van de islam wordt gepleegd, vragen stellen aan Jneid. Ook dit fragment maakte veel boosheid los onder moslims. Jacob van der Blom, directeur van de Essalam-moskee in Rotterdam, laat weten: ‘Het is weer het aloude liedje van de EO. Het komt er altijd op neer dat de EO haar verwrongen beeld van de islam graag bevestigd wil zien. Dat zagen we al toen Arie Boomsma met bekeerlingen op een kameel door de woestijn trok en we zien het nu weer.’

Hilali vindt het bezwaarlijk dat alleen Jneid de ruimte krijgt om theologische vragen te beantwoorden. ‘Hij wil theologische vragen stellen over hoe het nou zit in de islam en dan kiest hij heel toevallig een imam die zeer berucht is vanwege zijn ultra-orthodoxe houding en die uit moskeeën geweerd wordt. Dan vraag ik mij af hoe Tijs het zou vinden als ik voor een documentaire Kerst zou gaan vieren bij een christelijke familie en aan hen vraag waarom christenen abortusklinieken aanvallen. En dat ik vervolgens een ex-christen bijvoorbeeld een Jehovah Getuige een afgrijselijk verhaal laat vertellen over hoe hij verbannen is uit zijn gemeenschap. Om vervolgens de meest radicale dominee van een splinterbeweging te raadplegen over het christendom. Ik neem aan dat hij dan ook van mening is dat ik geen zuivere wedstrijd heb gespeeld.’

Van den Brink reageert: ‘Ik bestrijd het beeld dat ik mijn gasten eenzijdig heb gekozen. Ik heb met veel verschillende moslims gesproken. Mijn indruk is echter dat ook liberale moslims erkennen dat de islam wetten voorschrijft die wij niet in de Grondwet zouden opnemen. Concreet gaat dat om vragen als ‘waarom mogen mannen met vier vrouwen trouwen en vrouwen niet met meer mannen?’ en ‘waarom is scheiden voor de man zo veel gemakkelijker dan voor de vrouw?’ Ik ben in alle gesprekken van links tot rechts tegengekomen dat de gelijkheid van christenen, joden en atheïsten ten opzichte van moslims niet gegarandeerd is. Ik heb met een liberale moslima gesproken die vastzat in een islamitisch huwelijk. Daar word je niet vrolijk van.’

Op de vraag of Jneid representatief is voor de islam en of hij aanhang heeft, antwoordt Van den Brink: ‘Ik weet niet of hij veel of weinig steun heeft. Op Facebook heeft hij wel duizenden volgers. Ook is hij is bezig met een nieuwe moskee. Daarnaast is hij één van de weinige imams die zich openlijk salafist noemt, terwijl uit allerlei onderzoeken blijkt dat het salafisme in Nederland toch echt bestaat en volgens mij ook toeneemt. Kennelijk is hij dus relevant.’

In de derde aflevering die op 10 juli wordt uitgezonden spreekt Van den Brink ook met Shabir Burhani, beter bekend als Maiwand al-Afghani, die vanwege zijn uitspraken op social media veroordeeld is voor opruiing, het aanzetten tot haat, discriminatie en het opzettelijk beledigen van homo’s. Op de vraag welke moslims Burhani vertegenwoordigt, antwoordt Van den Brink: ‘Het is voor ons moeilijk om na te gaan wie draagvlak heeft en wie niet. We wilden van hem weten waarom sommige moslims afreisden naar Irak en Syrië. Er zijn niet veel mensen die ons dat kunnen vertellen.’ Hilali reageert: ‘Blijkbaar heeft hij het netwerk om met Jneid in contact te komen, dan moet zijn redactie ook in staat zijn om uit te zoeken welke mensen er in de moslimgemeenschap draagvlak hebben en welke niet.’

Van den Brinks woorden over dat hij verschillende moslims heeft gesproken overtuigen Hilali niet. ‘Als hij dat zegt, dan is dat totale bullshit. Als je spreekt met Jneid dan moet je ook iemand daar tegenover stellen. Bijvoorbeeld iemand als Abdulwahid van Bommel of imam Marzouk Aulad Abdellah. Dat doet hij niet. In plaats daarvan laat hij een ex-moslim een tragisch verhaal vertellen. Tragisch, maar we weten ook dat dit niet voor alle ex-moslims geldt. Er zijn ook ex-moslims die helemaal geen hinder hebben ondervonden van hun gemeenschap. Hij kiest er doelbewust voor om de islam te problematiseren. Dat mag hoor, maar wees daar dan eerlijk over. Van een christen verwacht ik op zijn minst dat hij betracht eerlijk te zijn over zijn intenties. Ik voel me echt bedrogen en voorgelogen door hem.’

Dijk schreef na de uitzending een open brief, die gepubliceerd is op de website nieuwwij.nl. Daarin geeft ze aan dat ze spijt heeft van haar deelname aan het programma. Ze schrijft dat Van den Brink drie uur lang bij haar thuis was en dat daar slechts enkele quotes van zijn uitgezonden. Ze beklaagt zich erover dat Jneid vervolgens ‘wel alle ruimte krijgt voor een onzinnig antwoord’.

Van der Blom zegt daarover niet verbaasd te zijn. ‘Anne had beter moeten weten. Het is naïef om te denken dat je enige invloed kan uitoefenen op het wereldbeeld van Tijs van den Brink.’

De tweede aflevering van Tijs en de ramadan wordt vanavond uitgezonden om 21.25 op NPO 1.

‘Koppigheid is een goede eigenschap’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Spaans-Nederlandse Juanita Hernandez (18).

Wat doe je?
‘Onlangs heb ik het eerste jaar van de studie International Studies afgerond aan de Universiteit Leiden. Daarnaast ben ik bezig met reizen en het ophalen van mijn talen. Zo was ik deze week nog in Duitsland om mijn Duits wat bij te spijkeren. Waar ik erg naar uitkijk is een reis naar Colombia, waar ik seksuele voorlichting ga geven aan twaalf tot zeventienjarigen. De link met Spaanstalige landen komt wellicht omdat mijn vader Spaans is; ik ben in Nederland geboren. Ik vind het belangrijk taboes de wereld uit te helpen. In Colombia is seksualiteit nog een heikel punt. Verder stond ik voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer op plek elf van de lijst van Artikel 1.’

Waar wil je heen?
‘Mijn toekomst ligt nog volledig open. Ik weet alleen dat ik mezelf wil vormen naar de dingen die ik interessant vind. Welk beroep daar dan later bij komt, zie ik wel. Beter worden in alles wat ik doe is belangrijk voor mij. Zo ben ik bijvoorbeeld best koppig en wil ik tijdens discussies graag gelijk hebben. Ik herinner me een debat op het Albeda College in Rotterdam tijdens de verkiezingscampagne, waarbij ik het onder andere moest opnemen tegen Farid Azarkan van Denk en Don Ceder van de ChristenUnie. Dat was pittig en ik weet dan ook niet of ik dat later zou willen doen in de Tweede Kamer. Activisme ligt me beter. Een demonstratie of bepaalde actie leiden, dát lijkt me echt interessant. Dat is mijn droom.’

Heb je een kruiwagen?
‘Voordat ik bij Artikel 1 kwam, was het soms best eenzaam. In discussies stond ik vaak alleen in mijn mening. Als het om Zwarte Piet ging was ik vaak de enige die daar tegen was. Maar ook op het gebied van feminisme week ik vaak af van de norm. Ik vind nu de steun en inspiratie die ik zocht bij Artikel 1. De sfeer binnen de partij zou ik omschrijven als een familiegevoel. Iedereen herkent de strijd bij de ander, iedereen is afwijkend op de één of andere manier. Dat is fijn, ook al zijn we het niet over alles eens. Maar uiteindelijk zijn we er voor iedereen en is de onderlinge acceptatie onderling erg groot.’

Zijn er beren op de weg?
‘Te hoge verwachtingen. Dat is vaak een valkuil. Ook al hadden we minstens twee zetels verwacht, je moet ook accepteren dat dingen tijd nodig hebben. De komende jaren verwacht ik dat we veel gaan bereiken, te beginnen bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam volgend jaar maart. Wat ook een valkuil is: je te veel aantrekken van anderen. Zeker als je jong bent, vergt het moed om achter je standpunten te blijven staan. Koppigheid is een goede eigenschap.’

Heb je tips?
‘Wees impulsief. Niemand heeft iets over jou te zeggen. Als iets goed voelt, doe het dan gewoon! Als je dat combineert met het hebben van niet te hoge verwachtingen, dan sta je altijd sterk in je schoenen. Zo wil ik bijvoorbeeld graag actie voeren. Ik had het er laatst over met een vriend. Het is nu vergelijkbaar met de jaren zestig: jongeren zetten zich af tegen de ouderen over dingen die fout zitten. Als je dat ziet, blijf dan niet passief, maar doe iets!’

‘Baudet maakt zich schuldig aan genocidepraat’

1
Thierry Baudet maakt veel los onder linkse activisten. Wat beweegt hen? De Kanttekening bezocht een anti-Baudet-demonstratie en sprak met betogers om een antwoord te vinden op die vraag.

Op één van de heetste dagen van het jaar vorige week maandag verzamelden zich zo’n zestig activisten op het Neude om te protesteren tegen Thierry Baudet en zijn Forum voor Democratie. Zelfs aan het begin van de avond was het nog rond de dertig graden op het bekendste plein van Utrecht, normaliter het domein van studenten en terrasgangers. ‘Nazisme is normaal geworden’, zegt Obed Brinkman uit Groningen. ‘Ik kan niet tegen onrecht. Als ik iemand een vrouw met een hoofddoek zie uitschelden, moet ik daar wat aan doen.’ Brinkman kreeg een golf van bedreigingen over zich heen nadat hij in 2015 een videoclip van het nummer Fuck de PVV lanceerde. Hij organiseerde de grote tegendemonstratie tegen de anti-islam-organisatie PEGIDA en wist daarvoor zo’n driehonderd actievoerders op de been te krijgen. ‘Het is gewoon ontzettend gevaarlijk wat Baudet doet. Hij ageert tegen de huidige elite, die hij wil vervangen door zijn eigen, racistische elite.’ Brinkman wijt de huidige polarisatie in de samenleving aan de wereldpolitiek, die af en toe erg dichtbij komt. ‘Als je Irak en Afghanistan bombardeert moet je niet gek op staan kijken als er ook iets bij ons gebeurt. Nu zie je dat IS en Baudet baat hebben van elkaar. Ze houden elkaar in stand door angst te creëren voor de ander.’

Genocidepraat
Wan Ing, één van de sprekers, typeert in haar toespraak Baudets uitspraak dat ‘het Nederlandse volk homeopathisch wordt verdund’ als ‘genocidepraat’. Wat haar ook steekt zijn de uitspraken van Baudet over vrouwen. ‘Ze zullen zeggen dat we hoeren zijn, hysterisch, gek, we zullen bedreigd worden met verkrachting, ze zullen ons vertellen dat we zelfmoord moeten plegen en we zullen bang zijn dat één van die malloten het heft in eigen handen zal nemen en ons in ons eigen huis zal opzoeken’, roept Ing strijdvaardig. ‘Vrouwenstrijd! Onze strijd! Internationale solidariteit!’, klinkt het onder aanvoering van de spreekster op het podium. Een groot spandoek met daarop de tekst ‘schorem voor demagogie’ gaat door het publiek.

Wan Ing.

Een jonge Fillipijns-Nederlandse rapper laat tijdens haar optreden weten tot de dag van de demonstratie nog nooit van Baudet gehoord te hebben. Het weerhoudt haar er niet van strijdbare leuzen te verkondigen en op te roepen tot solidariteit met de kwetsbaren in deze wereld.

Gedraag je naar de wensen van je gastheer
Op een bankje aan de rand van het plein volgt Carlos Tasamis (25) wat zich voor zijn ogen afspeelt. ‘In vijf jaar tijd heb ik dit land flink zien veranderen. Toen ik vanuit Portugal hier kwam als uitwisselingsstudent trof ik een zeer divers land aan, waarbij op Koninginnedag iedereen meedeed. Dit land is écht divers, vooral als ik het vergelijk met mijn eigen land.’ Hij vindt dat er niet zo veel gesproken moet worden over racisme. ‘Want of het er nu is of niet, het woord racisme gaat in de hoofden van mensen zitten.’ Hij vindt de strijd die de aanwezige vrouwen voeren tegen vrouwonvriendelijkheid onterecht. ‘In Nederland zie je vrouwen om vier uur ’s nachts zonder enig probleem over straat gaan. Dat is in Portugal een stuk lastiger.’ Hoe kijkt hij aan tegen het huidige vluchtelingendebat? ‘Mensen houden niet van verandering en zijn erg loyaal aan wat ze kennen. Het is een belangrijke factor in dit verhaal dat wel eens wordt vergeten, ook door deze actievoerders. Wat betreft de vluchtelingen zelf: in Portugal zeggen we ‘als je naar Rome gaat, wees dan als de Romeinen, gedraag je naar de wensen van je gastheer’.’

Versplinterd
Op het plein is ook activist Anne Fleur Dekker, die de menigte toespreekt. Heeft een anti-Baudet-demonstratie wel zin? ‘Het gaat erom dat we een tegengeluid laten horen en media-aandacht genereren. We hopen dan ook dat er de volgende keer nog meer mensen bij zullen zijn’, zegt Dekker. Ze hoopt dat linkse partijen en maatschappelijke organisaties daarbij de handen inéén slaan. ‘De opkomst van mensen als Baudet is te belangrijk om versplinterd te zijn en met partijbelangen bezig te zijn. We moeten eventuele onenigheden gewoon binnenskamers houden en samen sterk staan.’ Wil ze de politiek in? ‘Nu zeker niet. Voorlopig ga ik me inzetten op straat. Er is genoeg te doen.’ Dekker kwam onlangs onder vuur te liggen na een tweet over Geert Wilders, waarin zij, naar eigen zeggen sarcastisch, opriep tot het stenigen van Wilders.

Anne Fleur Dekker.

Lamleggen
Na afloop van het protest valt de groep in kleinere eenheden uiteen. In café De Bastaard, dat als leus ‘doe maar gek, dan doe je gewoon genoeg’ voert, wordt door de aanwezige actievoerder vooruit geblikt, naar de G20-bijeenkomst in Hamburg op 7 en 8 juli. ‘Zo’n honderdduizend activisten gaan de stad lam leggen. Er zijn plannen om toegangswegen, treinsporen en viaducten te blokkeren of te saboteren’, zegt een jongen die niet met zijn naam in de krant wil.

De volgende morgen blijkt dat een actiegroep al begonnen is met het lamleggen van de stad. Op verschillende plekken langs het spoor in Hamburg werden bedieningsmechanismes en wisselsystemen in brand gestoken. Het zou gaan om een gecoördineerde aanval door een actiegroep die zichzelf Shutdown G20: Take Hamburg Offline! noemt. ‘Het spoornet is het zenuwcentrum van het kapitalisme’, is volgens de actiegroep de reden van de aanval.

Arundhati Roy haalt woede Indiase Nederlanders op de hals

0
Indiase Nederlanders hebben fel gedemonstreerd bij een bijeenkomst met de Indiase schrijver Arundhati Roy. Zij is in eigen land omstreden onder meer vanwege haar strijd tegen het kastesysteem en voor de onafhankelijkheid van Kasjmir.

Het Rotterdamse concert- en congresgebouw De Doelen werd onlangs verblijd met de komst van bestsellerauteur Arundhati Roy uit India. De organisatie Boek & Meester, die maandelijks een literatuurprogramma presenteert, had haar uitgenodigd. Aanleiding was haar nieuwe boek Het ministerie van opperst geluk. De Indiaas-Nederlandse schrijver Ernest van der Kwast interviewde Roy voor een publiek van geïnteresseerden. De Kanttekening was ook aanwezig.

Roys eerste roman De god van de kleine dingen (1997) rolde ruim zes miljoen keer over de toonbank, waarvan meer dan 150.000 maal in Nederland. In datzelfde jaar won ze de invloedrijke Booker Price. Het ministerie van opperst geluk gaat over liefde in de regio Kasjmir, waar veel moslims wonen. De setting van het verhaal maakt dat het ook gelezen kan worden als een maatschappelijke aanklacht. Hoewel het een fictief verhaal is, roept het veel weerstand op bij nationalisten. Kasjmir is in ruime zin bestuurlijk tussen drie landen verdeeld. Hoewel in de praktijk elk van deze regio’s wordt bestuurd door het land dat het opeist, heeft India de toewijzing van de door Pakistan en China opgeëiste gebieden formeel niet erkend. Pakistan beschouwt heel Kasjmir als betwist gebied. Kasjmir vormt de inzet van een langdurig territoriaal geschil tussen de drie landen, het Kasjmir-conflict.

Roy is omstreden in India. Naar eigen zeggen houdt ze zielsveel van haar land, alleen is haar vaderlandsliefde niet kritiekloos. Ze stelt problemen in India aan de kaak die onder meer betrekking hebben op de rechten van vrouwen, het kastesysteem, kernproeven en Kasjmir. In India ligt vooral dat laatste onderwerp zeer gevoelig. Roy steunt de onafhankelijkheidsstrijd van Kasjmir.

Een aanzienlijk deel van de Indiase bevolking beschouwt elke vorm van kritiek op India als anti-nationalistisch. Daarom had een groep critici van Roy op Facebook opgeroepen om te demonstreren tegen haar komst naar Nederland. Maar bij de ingang van De Doelen stonden vrijdagavond uitsluitend geïnteresseerde bezoekers te wachten. Eenmaal binnen genoot het publiek van een interessant gesprek met een sociaal bewogen schrijver en ‘activist’ die zichzelf liever niet zo ziet. ‘Activist vind ik een groot woord. Ik kan mijn bekendheid gebruiken om aandacht voor bepaalde zaken te krijgen.’

Roy spreekt bescheiden over haar schrijverschap, maar benadrukt dat ze wel degelijk een missie heeft. ‘Eigenlijk ben ik nog steeds beduusd van het succes van mijn eerste boek. De voordelen zijn de luxe om me op één ding te kunnen concentreren én belangrijke zaken op de kaart te zetten om zo andere mensen te helpen. Ik deins er niet voor terug om af en toe kritische – voor Indiase begrippen – uitspraken te doen. Ik steek mijn ergernis over het kastesysteem niet onder stoelen of banken. Iedereen die er op de één of andere manier mee in aanraking komt, raakt besmet.’

Roy staat midden in het leven. ‘Ik houd van de geluiden van de stad en moet er niet aan denken om te moeten schrijven in een hutje op de hei.’ Alleen schrijft ze niet in Delhi, maar in een piepklein kamertje in een andere stad. ‘Echt piepklein’, garandeert ze Van der Kwast. ‘Dan bedoel ik drie zo groot als deze tafel.’ Er klinkt gegrinnik in de zaal, want zo groot is die tafel niet.

De literaire bijeenkomst verloopt voorbeeldig, totdat een paar mannen uit het publiek shame on you roepen. Veel bezoekers kijken naar de plek waar dat geroep vandaan komt. Iemand van de organisatie van Boek & Meester vliegt erop af om de boze mannen te kalmeren. Later blijkt dat dit de mensen zijn die hadden opgeroepen om te demonstreren. De organisatie van de avond besloot om hen uit te nodigen en in de zaal de kans te geven hun vragen te stellen op het daarvoor bestemde moment. Als de zaal gekalmeerd is, krijgt één van de demonstranten het woord. ‘Ze zegt dat ze geen politicus, schrijver of activist is, waar bemoeit ze zich dan mee?’ Roy geeft een korte reactie, die ze besluit met ‘en zal ik me gedragen als een goede Indiase vrouw’.

De tegenstanders van Roy verlieten nadat zij hun zegje hadden gedaan meteen het pand. Toch ging, tot teleurstelling van velen die het boek net hadden aangeschaft, de geplande signeersessie niet door. De entourage van Roy vond dat er niet genoeg beveiliging was. Heel jammer voor al haar fans die het een geweldige avond vonden. Onder de bezoekers was amper begrip voor de tegenstanders. Niet vanwege hun mening, maar de manier waarop ze die verkondigd hadden. ‘Voer die discussie in India, niet hier’, riep één van de bezoekers naar de demonstranten. Roy schreef het laatste deel van het boek in Londen. De demonstranten beweerden dat zij gevlucht is uit India. Roy ontkent dat. ‘Vluchten is echt overdreven. Gevlucht ben ik zeker niet.’

Wie is Arundhati Roy?
Suzanna Arundhati Roy (1961) is schrijver en politiek activist. Ze is de dochter van een Syrisch-christelijke moeder en een hindoeïstische vader. Haar eerste semi-biografische roman De god van de kleine dingen vertelt het verhaal van een tweeling die door een dramatisch voorval van elkaar gescheiden wordt. De twee zien elkaar na 23 jaar terug en blikken vervolgens terug op de voorbije periode. Het boek raakt aan onderwerpen zoals het kastensysteem, de rol van de vrouw, het leven van Syrische christenen in de Indiase deelstaat Kerala en de rol van de communistische partij aldaar. Daardoor riep het boek veel wrevel op in India. Internationaal is het boek hooggeprezen. Na het grote succes van De god van de kleine dingen wendde Roy haar bekendheid bewust aan in politiek activisme en schreef ze hoofdzakelijk non-fictie. Ze bekritiseert onder meer de rol van de Verenigde Staten in Afghanistan, het ‘staatsterrorisme’ van Israël en het nucleaire programma van India en verwijt de Indiase regering dat ze genocide door de Tamils op Sri Lanka heeft gestimuleerd. In 2004 kreeg ze de Sydney Peace Prize toegekend vanwege de geweldloosheid van haar activisme.

Den Haag moet Rabats invloed terugdringen

0

Eén van de onvoorziene bijeffecten van grootschalige immigratie is dat het nieuwe vaderland daarmee ook interne conflicten uit het oude vaderland importeert. Vraagstukken van buitenlandse politiek worden zo ook automatisch vraagstukken van binnenlandse politiek. Dat zien we al langer bij de Israëlisch-Palestijnse kwestie, waar veel inwoners van Nederland afhankelijk van hun etnische (en religieuze) achtergrond verschillend tegenaan kijken.

En de afgelopen jaren hebben vooral in het teken gestaan van de tegenstellingen binnen Turkije, eerst vooral tussen Turken en Koerden en meer recent tussen seculiere tegenstanders en religieuze aanhangers van Erdogan. Sommige moskeeën blijken, als gevolg van de wijze van financiering en de werving van imams, min of meer als verlengde van de Turkse staat te fungeren, wat niet alleen het onderlinge wantrouwen, maar ook dat van de Nederlandse autoriteiten heeft versterkt.

De laatste weken zijn echter plotseling ook de Marokkaanse Nederlanders in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Dat als gevolg van de onlusten in het vooral door Berbers bewoonde Rif-gebied, waar veel Marokkaanse Nederlanders hun wortels hebben. Zoals de Koerden zich in Turkije, zo voelen de Berbers in Marokko zich door de nationale overheid achtergesteld, verwaarloosd en onderdrukt.

De huidige koning Mohammed VI mag dan wel modern ogen – zeker vergeleken bij zijn zeer tiranniek opererende vader (berucht vanwege geheime gevangenissen) – en in het Westen als een baken van stabiliteit in een onrustiger regio gelden, veel recente ‘democratische’ moderniseringen, die hij onder indruk van de ‘Arabische Lente’ heeft doorgevoerd, zijn toch vooral uiterlijke schijn. Ook aan de autoritaire positie van de koning in religieuze zaken is niets veranderd: zoals – de nog altijd gekozen – Erdogan een sterke greep heeft op de islam in Turkije, zo heeft – de langs erfelijke weg op de troon belande – Mohammed VI dat op die in zijn land.

Dat is vorige week gebleken, toen de imam van de Amsterdamse moskee al-Ihsane Marokkaanse Nederlanders verbood om te demonstreren tegen het brute optreden van de politie tegen demonstranten in het Rif-gebied, waar sommige plaatsen nu al vele dagen in een soort staat van beleg verkeren. Zoals in 2011 in Tunesië de vlam in de pan sloeg nadat een fruitverkoper zichzelf uit protest tegen de voortdurende chicanes van de autoriteiten in brand had gestoken, zo is dat nu in Marokko gebeurd na de dood van een visverkoper, wiens koopwaar door de politie in een vuilniswagen was gedeponeerd. De houding van de imam herinnert aan die van sommige Turkse moskeebesturen in Nederland, die Erdogans heksenjacht op andersdenkenden steunden.

Inmiddels is dat verbod de imam op de nodige kritiek uit eigen Marokkaans-Nederlandse kring te komen staan: zoals de mislukte coup tegen Erdogan deed met de Turks-Nederlandse gemeenschap, splijt de opstand in de Rif nu de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Daarbij hebben de tegenstanders van Rabat het nu in zekere zin moeilijker dan die van Ankara, omdat in Turkse kring zowel seculieren als Koerden meer gewend zijn oppositionele standpunten in te nemen. Dat als gevolg van een oudere democratische traditie. In het Marokkaanse geval dankt de koning zijn macht formeel niet aan de steun van het volk. Hij beschikt mede vanwege zijn religieuze positie over een veel vanzelfsprekender autoriteit dan de gekozen, en dus in de toekomst in theorie dus ook wegstembare, Turkse president. Wie zich tegen Mohammed VI keert, keert zich daarmee directer tegen de fundamenten van het staatsbestel, dan wie Erdogan bekritiseert.

De oplossing van het aan de onvrede ten grondslag liggende kernprobleem kan Nederland uiteraard niet oplossen. Die heeft te maken met de corrupte cliëntelistische cultuur in Marokko zelf, die dat land met de buurlanden in Noord-Afrika deelt. Het recht functioneert voor de gewone bevolking niet als gegarandeerd recht, maar te veel als een gunst, waarbij ongeschreven relaties belangrijker zijn dan geschreven regels. Aan een goede betrekking kom je niet op grond van je eigen competenties, maar op grond van je contacten. Je krijgt niet iets voor elkaar omdat een objectieve wet je iets garandeert, maar bijvoorbeeld omdat je de vrouw van de buurman van de burgemeester kent.

Veel hoogopgeleide jongeren – en dat is in veel Arabische landen hoofdoorzaak van de onvrede – zijn daardoor werkloos of moeten zich met schnabbelbaantjes in leven zien te houden, terwijl de elite de lucratieve functies voor zichzelf reserveert. Het aantal goedverdienende banen is voor die elite te gering om, nadat ook de allerlaatste kneusjes in eigen kring aan bod zijn gekomen, nog veel ruimte voor anderen over te laten.

De onmogelijkheid om dit kernprobleem van buitenaf aan te pakken, impliceert dat de mogelijkheden voor Den Haag beperkt zijn, om te voorkomen dat de spanningen vanuit Marokko naar de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap overslaan. Helemaal zonder wapens zit de Nederlandse overheid echter niet. Net als in het Turkse geval zal aan de Marokkaanse autoriteiten duidelijk gemaakt moeten worden dat in Nederland demonstratievrijheid bestaat en dat die ook voor Nederlanders van Marokkaanse afkomst geldt. En tevens zal de directe (financiële) afhankelijkheid van Marokkaanse moskeeën in Nederland van de Marokkaanse overheid, waarmee die forse invloed binnen onze grenzen verworven heeft, teruggedrongen moeten worden.

Nicht Schlafen

0

Alain Platel is de choreograaf van de moderne dansgroep Les Ballets C de la B. Hij presenteerde deze week op het Holland Festival zijn nieuwe danscompositie Nicht Schlafen, wat verwijst naar de woelige periode in Europa voor de Eerste Wereldoorlog. Het is een stuk dat je vanaf het eerste moment letterlijk en figuurlijk bij de keel grijpt. Negen jonge dansers die uit alle windstreken van Europa en Afrika komen staan op het podium: Belgisch, Belgisch-Congolees, Frans, Frans-Marokkans, Israëlisch, Italiaans. Terwijl de muziek van Gustav Mahler over het podium rolt vallen de dansers elkaar minutenlang fysiek aan waarbij zij elkaar letterlijk de kleren van het lijf scheuren. Stukken stof vliegen door de lucht in deze energieke woede-uitbarsting. In een gesprek met de choreograaf na afloop van de voorstelling vertelt hij dat de scène ontstaat is op basis van wat de dansers zelf in België, de standplaats van de groep, aan agressie in de samenleving aanvoelen.

Ik zit geschrokken en gebiologeerd te kijken. Als de dansers na deze scène, die wel een kwartier duurt, langzaam overgaan in individuele dansbewegingen kan ik pas weer gewoon ademhalen. Hoe gaat dit verder? Hoe brengt de regisseur dit weer bij elkaar? Ik voel sterk de behoefte dat de eenheid, de harmonie in de dans groep wordt hersteld. Na het geweld van iedereen tegen iedereen, moet het antwoord wel liefde en gezamenlijkheid zijn. Het interessante is dat de choreograaf niet kiest voor de voor de hand liggende tegenovergestelde kracht van agressie: liefde. Hij herstelt daarentegen het evenwicht door het dansen van rituelen.

Platel legt ons na afloop uit dat dat ontstaan is uit improvisaties. Eén van de dansers zet een eigen dansvorm in, gebruikmakend van klassieke of moderne dans vanuit zijn eigen culturele tradities. Gaandeweg volgen de andere dansen zijn ritme en ontstaan er een synchrone dans. De rituele dans krijgt de andere dansers in hun greep. De eenheid wordt hersteld juist gebruikmakend van de verschillende individuele bagage in deze diverse groep.

Ik moest tijdens de voorstelling onwillekeurig denken aan de recente aanslagen in Londen en Manchester. Hoe wij allen na het geweld van de aanslagen, dat als doel heeft ons te verdelen, teruggrijpen op rituelen. Een krachtig moment in Manchester was dat tijdens de stilte bij de herdenking een jonge vrouw begint te zingen en dat langzaam iedereen mee begint te zingen. Een onverwachte actie van een individu wordt overgenomen door iedereen en werkt om samen te komen.

Regelmatig denk ik bij een aanslag: hoe kan het dat een paar mensen dood en verderf kunnen zaaien terwijl tientallen of zelfs honderden mensen wegrennen? De groep is gezamenlijk toch sterker dan die paar mensen? Op YouTube circuleert een filmpje hoe de dader van de aanslag op de Finsbury Park-moskee in Londen wordt overmeesterd door een groep moskeegangers. In het filmpje zien we armen die aan elkaar trekken terwijl overal geschreeuw klinkt. Deze mensen laten zien dat de groep sterker is dan de enkele terrorist. In plaats van weg te rennen gaan zij op de terrorist af en overmeesteren hem. De dappere moskeegangers vormden inderdaad vooraf al een groep, maar toch wijzen zij ons in deze tijden van geweld de weg. We moeten wakker worden en mentaal een groep vormen, vanuit onze individuele verschillen, om samen in actie te komen als het er om gaat.

GroenLinks weigert mee te werken aan uitsluiting

0

Wat vloeiden er een krokodillentranen na het stuklopen van de onderhandelingen over een nieuw kabinet met GroenLinks op het onderwerp migratie. Wat waren Rutte en Buma ‘verbijsterd’ over ‘het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel’ bij Klaver. Zelden ook had Rutte zo’n moeite te verhullen hoe blij hij was dat deze ‘linkse dwarsligger’ niet meer meedeed. Ook Buma met zijn immer schijnheilige CDA-blik vond het allemaal toch wel ‘heel onbegrijpelijk’ dat Klaver kennelijk niet bereid was tot meer inschikkelijkheid. Het ging volgens Rutte immers om een ‘klein puntje in de kantlijn van de onderhandelingen’. Je zou nog kunnen redeneren dat de VVD en het CDA inderdaad oprecht teleurgesteld waren, omdat ze nu geen goede sier konden maken en tegelijk de volgende partij met een linkse agenda zouden kunnen vermorzelen. Want zelfs als GroenLinks zou meedoen met een kabinet dan was het natuurlijk duidelijk dat de partij bij de uitwerking van nog heel veel andere dossiers nauwelijks iets voor elkaar had gekregen.

In de media kreeg Klaver het nadien flink te verduren en werd de vraag gesteld of hij hier met zijn rigide houding volgens sommigen of principiële standvastigheid volgens anderen, niet getoond had dat hij geen goed onderhandelaar is en de Haagse poldermores kennelijk niet goed begrijpt. Er werd zelfs gesuggereerd dat Klaver hetzelfde deed als Wilders: als het erop aankomt, dan trekt hij zich terug. En er werd gesuggereerd dat Klaver was teruggefloten door wat de ‘asiellobby’ werd genoemd. Alsof het om de belangen van de bouwsector, van reizigers in het openbaar vervoer of van het midden-, en kleinbedrijf gaat. Hij kreeg natuurlijk ook lof voor zijn standvastigheid, juist omdat het om zo’n belangrijke zaak als vluchtelingen en migratie gaat en niet om een ‘gering puntje’. We zouden haast vergeten dat nog maar een dik jaar geleden de ‘toestroom van asielzoekers’ welhaast het grootste onheil was dat ons land volgens rechts overkwam. Alsof het om een besmettelijke ziekte ging die snel om zich heen greep. De populisten hadden de wind in de zeilen en met het oog op de naderende verkiezingen namen vrijwel alle partijen, met uitzondering van D66 en GroenLinks, het taalgebruik van Wilders c.s. over.

De Turkije-deal, mede bedacht door de PvdA, betekende inderdaad dat het doel van de populistische onheilsprofeten, namelijk ervoor zorgen dat die ‘armoedzaaiers ons achtertuintje niet vertrappelen’, voor een groot deel gerealiseerd werd. We zien ze niet meer in zulke aantallen het land inkomen, dus is het probleem opgelost. Reportages over de omstandigheden waaronder mensen leven die oorlog en geweld ontvluchten, werden in de loop van de maanden ook schaarser. Zo verdampt het probleem voor je ogen. Alleen, nu gaan vluchtelingen die via Noord-Afrika naar Europa proberen te komen het feestje bederven. Dus moet er een zelfde deal worden gesloten met landen daar. Onder het mom van ‘opvang in de regio’ houd je die misère weer lekker buiten de deur en kun je net doen of er niets aan de hand is. Wat je niet ziet bestaat niet. Juist die onzichtbaarheid was voor GroenLinks terecht een brug te ver.

Het is goed dat die partij zulke goede contacten heeft bij deskundigen en betrokkenen (‘de asiellobby’) want uit die kringen klinkt al vanaf het begin de kritiek dat de Turkije-deal inderdaad op bepaalde punten heeft gewerkt (minder mensen vragen asiel aan), maar ook dat die helemaal niet in overeenstemming is met tal van internationale verdragen op het gebied van vluchtelingen en mensenrechten.

De opvang van vluchtelingen ‘in de regio’ betekent dat deze mensen zijn overgeleverd aan regeringen die welbewust, of als neveneffect van hun beleid, meewerken aan de verdere uitsluiting en racialisering van vluchtelingen. Zij worden steeds meer weggezet als een aparte categorie mensen waar iets mee mis is. Niet als mensen die in omstandigheden terecht zijn gekomen waar ze part noch deel aan hebben. Die categorisering is gebaseerd op herkomst, godsdienst en huidskleur. Dat is geen feitenvrije ‘kletspraat van de linkse kerk’; het blijkt keihard uit de cijfers en de uitvoeringspraktijk ter plaatse.

Op een studiedag die een aantal weken geleden op de Vrije Universiteit werd georganiseerd over raciale uitsluiting werd dat zonneklaar aangetoond. Niet zozeer wat er op papier staat, maar wat er in de praktijk gebeurt, creëert de ondragelijke omstandigheden waarin vluchtelingen zich bevinden. Die omstandigheden zijn door de Turkije-deal niet minder geworden, maar juist toegenomen. Dat staat de ‘nu-nog-niet vluchtelingen’ van de toekomst ook te wachten als er een ‘Noord-Afrika-deal’ komt.

Dat GroenLinks hier een grens trekt is geen kiezersbedrog, maar een teken dat de partij de rug recht houdt en niet bereid is mee te werken aan deze onmenselijke vormen van uitsluiting.

Djinns: niet iedereen die geesten ziet is gestoord

1
Volgens Mohammed G. gaf een djinn hem de opdracht naar IS-gebied af te reizen. Hij kreeg tbs. Waar ligt de grens tussen een religieuze ervaring en een psychose? De Kanttekening sprak daarover het OM, de advocaat van G., psychologen en andere experts.

De Iraaks-Koerdische Maastrichtenaar Mohammed G. was in 2013 de eerste persoon in Nederland die veroordeeld werd voor het plannen van deelname aan de gewelddadige jihad in Syrië. Hij kreeg geen straf, omdat hij volgens de rechtbank volledig ontoerekeningsvatbaar was in de periode dat hij zijn plannen maakte. Hij gaf als verklaring dat een djinn (een bovennatuurlijk onzichtbaar wezen in de islamitische traditie) als een oud-Koerdisch strijder aan hem verscheen en hem de opdracht gaf om uit te reizen naar IS-gebied. Volgens de psychiater die hem onderzocht leed hij aan paranoïde schizofrenie. Vervolgens werd hij een jaar lang opgenomen in een psychiatrische kliniek. Daarna heeft hij volgens het OM opnieuw geprobeerd om uit te reizen naar IS-gebied. G. ontkent dat. Op 29 augustus vorig jaar werd hij voor de tweede keer veroordeeld voor een poging tot uitreizen, ditmaal kreeg hij drie jaar celstraf en tbs met voorwaarden. Tegen die uitspraak ging hij in hoger beroep.

De advocaat van G., Jan Jesse Lieftink, vindt het onterecht dat er tbs is opgelegd, omdat er twijfel is gerezen over de mentale gesteldheid van G. ‘In de tweede rechtszaak kon niet worden vastgesteld dat mijn cliënt lijdt aan paranoïde schizofrenie. Het kan niet zo zijn dat iemand in 2013 nog schizofreen was en in 2016 niet meer. De inzet van het hoger beroep is dan ook mede om de tbs-oplegging aan te vechten.’

Tuscha Essed, persvoorlichter van het OM, laat desgevraagd weten dat op 11 juli aanstaande de eerst volgende pro-forma-zitting zal plaatsvinden. G. verblijft op dit moment voor een hernieuwd onderzoek in het Pieter Baan Centrum.

Johan van de Beek, journalist van de krant de Limburger, heeft de rechtsgang van G. op de voet gevolgd. ‘Het zien van djinns speelde in de eerdere rechtszaken tegen Mohammed een belangrijke rol. Er is overduidelijk iets mis met Mohammed. Als hij daadwerkelijk in Syrië in het kalifaat terechtgekomen was, dan denk ik niet dat IS hem daar met open armen had ontvangen. Hij is niet stabiel en erg onvoorspelbaar in zijn gedrag. Je weet niet wat je aan hem hebt en dat is voor terroristen altijd een gevaar. Waarschijnlijk hadden ze hem dan gelijk naar het front gestuurd, zodat hij een snelle ‘heldendood’ kon sterven.’

Wat de zaak van G. bijzonder maakt is dat hij zegt in opdracht van een djinn te handelen en dat psychiaters dat als een psychotische ervaring hebben gekenmerkt. Transcultureel psychiater Hans Rohlof omschrijft desgevraagd een psychose als volgt: ‘Een psychose is het verlies of het gedeeltelijke verlies van de realiteit. Je hebt dan ideeën die op wanen berusten, je ziet dingen die er in het echt niet zijn, zoals geesten, of je hoort stemmen.’ Deze omschrijving, die ook te lezen is in het DSM (Diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) van de psychiatrie, gaat ervanuit dat het zien van geesten iets is wat niet reëel kan zijn. De cruciale vraag bij het ontoerekeningsvatbaar verklaren van G. is dus of contact hebben met een djinn een realistische ervaring is. Moslims geloven immers in het bestaan van djinns.
Op de vraag of een religieuze ervaring hetzelfde is als een psychose antwoordt Rohlof: ‘Een religieuze ervaring is een ervaring die aan het psychotische grenst, omdat men iets ziet of hoort dat wetenschappelijk niet is waar te nemen.’ Toch is louter iets zien wat wetenschappelijk niet te verklaren is niet voldoende om als psychotisch gediagnosticeerd te worden. ‘In de praktijk is het lastig om psychoses van religieuze ervaringen te scheiden. Als een geloofsgroep gezamenlijk iets als echt beschouwd dan moet dat worden meegewogen. Of iemand een psychose heeft hangt af van de manier waarop zijn ervaring te refereren is naar zijn omgeving. Als zijn ervaring geaccepteerd wordt door de omgeving, bijvoorbeeld als zijn geloofsgenoten aannemen dat God bestaat en dat je contact met God kan hebben, dan zal een psychiater dat niet als psychotisch betitelen.’ Hetzelfde kan worden gezegd over djinns. Rohlof: ‘Voor veel Arabieren geldt dat de wereld van de djinns echt is. Djinns worden in de Koran beschreven, dat is een duidelijk teken dat er sprake is van een parallelle wereld waarin een grote groep mensen in gelooft.’

Of iets een reële ervaring is hangt dus af van de culturele of religieuze werkelijkheid van de groep waar iemand deel vanuit maakt. Psychologen en psychiaters met een islamitische achtergrond kunnen de traditionele en de wetenschappelijke visie op de werkelijkheid combineren. Dat is ook wat psycholoog Najat Rabbae poogt te doen: ‘Ik heb een Marokkaanse vader een Nederlandse moeder. Ik merk dat mijn Marokkaans-Nederlandse cliënten het fijn vinden dat ik snap waar ze vandaan komen. Ik zie redelijk veel Marokkaans-Nederlandse cliënten en verhalen over djinns en zwarte magie komen vaak voor, al merk ik dat cliënten zelf ook kunnen twijfelen in hoeverre hun klachten daar aan geweten kunnen worden. Het is sowieso een onderwerp dat speelt in de Marokkaanse cultuur.’

Het spanningsveld tussen een psychotische aandoening enerzijds en een religieuze ervaring anderzijds is voor haar herkenbaar. ‘De vraag in hoeverre het hebben van contact met djinns een reële ervaring is, is een vraag waar ik zelf ook mee worstel. Mijn vader is gelovig, mijn moeder niet. Beide invloeden neem ik ook mee in mijn eigen ervaringen, ideeën en behandelingen. Ik ben zelf niet overtuigd van djinns, maar zal ook zeker niet kunnen zeggen dat zoiets niet bestaat. Moslims beschouwen het als een reële ervaring. Daarom is het vanuit behandelperspectief zeker niet handig om gelijk te spreken over psychoses. Je kan zo iemand dan meteen kwijtraken, hij of zij zal zich niet begrepen voelen. Een open benadering is heel belangrijk. Soms is een harde diagnose in het psychotische spectrum niet meteen mogelijk of zelfs wenselijk en is het belangrijker om het in het achterhoofd te houden en in de gaten te houden hoe de klachten zich ontwikkelen. Om een diagnose zo veel mogelijk te benaderen vraag ik vaak of er andere mensen bij waren die de bizarre verschijnselen ook hebben kunnen zien. Mensen komen vaak met dezelfde soort dingen, zoals het overgeven van vreemde substanties. Verder vraag ik hoe mensen in de omgeving over de klachten denken, om te kunnen bepalen in hoeverre zij dit nog als normaal verschijnsel zien dan wel dat zij zich juist zorgen maken over de mentale gezondheid van hun vriend of familielid. Hoewel dat onderscheid natuurlijk ook weer cultureel bepaald kan zijn. Het blijft dus lastige materie.’

Rabbae ziet niet meteen reden om te twijfelen aan de ontoerekeningsvatbaarheidsverklaring van G. ‘Ik neem aan dat zijn diagnose niet alleen gesteld is op basis van zijn contacten met djinns. Voor de diagnose schizofrenie heb je meer kenmerken nodig. Periodes van wanen en hallucinaties worden afgewisseld met periodes van affectieve vervlakking, empathieverlies en sociaal isoleren. De diagnose bestaat uit het nalopen van al die klachten.’ Het door G. geschetste beeld van een djinn die hem de opdracht geeft om naar Syrië af te reizen past volgens Rabbae beter bij de omschrijving van een psychose dan bij de omschrijving van djinns. ‘Wat ik meestal hoor als het gaat om contact met djinns, is dat mensen ineens merken dat ze weerstand voelen tegen alles wat met de islam te maken heeft. Bijvoorbeeld dat ze niet meer kunnen bidden of niet meer bij een Koran in de buurt willen zijn. De djinn waardoor ze bezeten zijn zorgt er dan voor dat ze zich af willen keren van het geloof. Ik ben minder vaak tegengekomen dat djinns tegen mensen spraken en opdrachten gaven. Meestal gaat het om bezetenheid en zit een djinn in iemand. Spreken met iemand buiten jezelf past naar mijn idee eerder bij de omschrijving van een psychose.’

Volgens Van de Beek schaamt G. zich mogelijk voor de diagnose schizofrenie en hoopt hij dat zijn omgeving meegaat in de gedachte dat hij contact heeft met djinns. ‘Ik weet dat hij in de rechtszaal heeft gezegd dat één van de allerergste dingen die hem zouden kunnen overkomen is dat zijn familie, die nu grotendeels in Iraaks-Koerdistan woont, zou oordelen dat hij zich schuldig maakt aan sjirk, dus dat hij afgoden aanbidt. Dat hij volgens deskundigen een psychiatrisch probleem heeft, is in zijn cultuur een groot taboe. Ik denk dat hij het als een uitkomst ziet om te kunnen verwijzen naar bovennatuurlijke wezens, dan ben je eerder slachtoffer dan dat je als gek wordt gezien.’

Psycholoog Esma Kammite is moslima. Anders dan Rabbae is zij wel overtuigd van het bestaan van djinns. Tegelijkertijd is ze kritisch als cliënten daarover spreken. ‘Als moslima beschouw ik het contact met djinns als een reële, maar zeer zeldzame ervaring. Als islamitische psycholoog met een Marokkaanse achtergrond ben ik bekend met de voorwaarden en richtlijnen in de islam rond bezetenheid en contact met djinns. Dat is een grote meerwaarde in het mee kunnen gaan in de belevingswereld van de cliënt, maar vooral in het hebben van een draagvlak voor mijn tegenargumenten wanneer er, zoals veelal het geval, gesproken kan worden van een psychiatrische aandoening. Ik gebruik de door de cliënt zelf aangedragen argumentatie, namelijk ‘volgens de islam bestaat dit, ik ben moslim en daarom kan ik het ook hebben’, om zijn of haar zelfdiagnose te ontkrachten. Mijn ervaring is dat ik in tachtig procent van de gevallen de cliënten kan overtuigen dat er sprake is van een psychiatrische aandoening en zij hiervoor reguliere zorg nodig hebben in plaats van alternatieve geneeswijzen.’

Om tot dat punt te komen is het volgens Kammite van belang dat de behandelaars nauw samenwerken met islamitische genezers. ‘Het betrekken van een imam of raki (islamitische genezer, red.) is onmisbaar in de behandeling van cliënten die beweren dat ze contact hebben met djinns. Deze islamdeskundigen komen in de meeste gevallen tot de conclusie dat er geen sprake kan zijn van djinns. Vervolgens ga ik in gesprek met de cliënt en leg ik uit wat er aan de hand is: ‘U stelt dat u bezeten bent of contact hebt met djinns. De imam of raki heeft u onderzocht en geneeswijzen toegepast. Daaruit blijkt dat er bij u geen djinns zijn. Dus kunnen wij volgens de islam waarin u gelooft concluderen dat er waarschijnlijker sprake is van een mentale ziekte’.’

Volgens Kammite volgen lang niet alle behandelaren deze route. ‘Psychologen en psychiaters verschillen hierover van mening. Ik heb meegemaakt dat collega’s het contact met djinns afdeden als ‘lariekoek’ of ‘hocuspocus’. Ik merk dat de westerse psychologie geneigd is om alles wat niet in een westerse context past pathologisch te benaderen.’

De behandelaar moet nagaan of de gedragingen en de ervaringen van de cliënt door zijn of haar omgeving beoordeeld worden als reële ervaringen en geaccepteerd gedrag. Als dat het geval is, is een psychose minder waarschijnlijk. Dat deze benadering niet altijd een sluitende definitie biedt blijkt onder andere uit de lotsbestemming van de christelijke sekte People’s Temple. De leider van deze sekte, Jim Jones, riep zijn volgelingen in 1978 op om zelfmoord te plegen. Daar werd massaal gehoor aan gegeven. Binnen de groep van volgelingen was het plegen van zelfmoord op dat moment de norm. Het objectief vaststellen van een psychose is dus niet eenvoudig, erkent ook Rohlof. ‘Ik geef toe definitiegewijs kom je niet helemaal goed uit. Het voorval van de People’s Temple wordt ook wel omschreven als een collectieve psychose. In dat geval wordt niet de sekte als de norm beschouwd, maar de grotere groep van christenen waar zij deel van uit maken. Maar wat beschouwd moet worden als een religieuze ervaring en wat een psychose is, blijft een dunne lijn.’

Wat zegt de wetenschap van de psychiatrie over djinns?
Bijzonder hoogleraar Klinische Psychopathologie Jan Dirk Blom van de Universiteit Leiden onderzocht samen met twee collega’s hoe vaak patiënten die contact zeggen te hebben met djinns als psychotisch worden gediagnosticeerd in de psychiatrie. Uit zijn onderzoek blijkt dat in 66 van de onderzochte gevallen er een medische diagnose gesteld kon worden en in 45,2 procent van de gevallen was dat schizofrenie (uit: The attribution of psychotic symptoms to jinn in Islamic patients, 2004). Op de vraag of de psychiatrische wetenschap het bestaan van djinns uitsluit laat Blom weten: ‘Wat wij in onze publicatie hebben geprobeerd duidelijk te maken, is dat religie en wetenschap twee uiteenlopende perspectieven bieden op onze werkelijkheid. De vraag bij iemand die meent in contact te staan met een djinn is dus niet ‘is dit een hallucinatie of een djinn’, maar ‘helpt het om naar dit verschijnsel te kijken vanuit een medisch perspectief of vanuit een religieus perspectief?’ Uit onderzoek weten we dat het horen van stemmen, ook als die worden toegeschreven aan een djinn of God, gepaard gaan met hersenactiviteit in onder andere de taalgebieden van het brein. Op vergelijkbare wijze gaat het ervaren van visioenen gepaard met activiteit in de occipitale cortex. Dat zou, kort door de bocht, een argument kunnen zijn om te stellen dat het zien en horen van djinns dus allemaal een kwestie is van hersenactiviteit. Vanuit een religieus perspectief kan daar evenwel tegenin worden gebracht dat djinns of God nu eenmaal met ons mensen communiceren door ons brein te activeren. Naar mijn mening bestaat er geen antwoord op de vraag of dit waar is of niet. Er zijn alleen verschillende perspectieven van waaruit de vraag kan worden beantwoord. De psychiatrie doet dan ook geen uitspraak over de waarheidsclaims van religies. Wel kunnen psychiaters een uitspraak doen of het hen zinvol lijkt om wel of geen medische behandeling te starten en kan, het liefst in samenwerking met een islamitisch geestelijk verzorgende, worden onderzocht welke aspecten een medische en welke een religieuze benadering behoeven.’

‘In Nederland voel je de sfeer van ramadan niet’

0
Hoe ervaren vluchtelingen de ramadan in Nederland? Wat zijn de belangrijkste verschillen met het herkomstland? Drie vluchtelingen delen hun ervaringen met de Kanttekening.

Deze maand stond voor veel moslims in het teken van het vasten. Ook voor de vluchtelingen Zaher Shaar (23, uit Syrië), Emad Ahmed Hamadi (27, uit Irak) en Ahmed Abdulrahman (20, Palestina). Voor de tweede keer maakten zij de ramadan mee in Nederland.

Emad en Zaher zijn samen naar het asielzoekerscentrum in Tilburg gekomen, waar hun vriend Ahmed nog woont. Het is rustig als we doorlopen naar zijn kamer. Van de ruim zeshonderd mensen die hier in het begin zaten, zitten er nu nog ongeveer honderd. ‘Vorig jaar was het veel gezelliger tijdens de ramadan’, zegt Emad. ‘Er waren toen veel meer mensen hier die meededen.’

De kamer van Ahmed is niet groot. Twee bedden en een keukenblokje, meer stelt het niet voor. Het is er erg warm en dat maakt het vasten niet makkelijker. Hoewel het de tweede keer is dat ze de ramadan meemaken in Nederland, is het nog steeds zwaar. Je mag in Nederland ruim achttien uur niet eten, in Syrië en Irak is dat circa veertien uur.


Zaher.

‘Ik ben nog steeds niet gewend geraakt aan het vasten hier’, zegt Zaher. ‘Het aantal uur dat je niet mag eten is lang.’ Emad en Ahmed zijn het daarmee eens, al went het wel langzaam. ‘In het begin heb je echt honger en dorst, maar je moet toch volhouden.’ Ze kennen mensen die door de lange tijden zijn gestopt. ‘Iedereen is verantwoordelijk voor zijn of haar gedrag. Iedereen mag zelf weten wat hij of zij doet’, zegt Emad.

De lange dag komen de jongens door met slapen en bezigheden. ‘We proberen ’s nachts zo lang mogelijk wakker te blijven. Als we niet slapen dan duurt de dag wel erg lang.’ Van kwart over tien ’s avonds tot vier uur s’ nachts mogen ze eten. ‘Een uur van te voren beginnen we met koken.’ Het eten klaarmaken gebeurt gezamenlijk. ‘Normaal kookt iedereen voor zichzelf, maar tijdens de ramadan doen we dat samen.’

Het menu is heel divers; van soep en frietjes tot macaroni en bami. Eten dat dorst veroorzaakt proberen ze te vermijden. De boodschappen worden gehaald bij een Nederlandse of Turkse supermarkt. ‘Bij de Turk halen we vlees, omdat we weten dat het halal geslacht wordt. Ook halen we er brood en producten uit ons eigen land.’ Een verschil met vorig jaar is volgens Ahmed dat ze nu beter voorbereid zijn. ‘We weten nu waar we boodschappen kunnen doen. Vorig jaar was dat nog even zoeken.’ Eten doen ze gezamenlijk. ‘We zitten soms met vijf of tien man. Dat past niet altijd op een kamer. Vaak gooien we daarom de deuren open en lopen we van de ene naar de andere kamer om te eten’, zegt Emad.

Het grote verschil met vasten in Nederland en het herkomstland is volgens Emad de sfeer. ‘In het land van herkomst is iedereen aan het vasten. Iedereen heeft daar begrip voor elkaar. Hier in het azc zetten we de deuren voor elkaar open, maar daar openen mensen hun hele huis. Na het eten wordt er ook veel meer georganiseerd. Mensen verzamelen zich in cafés en buiten op straat worden er spelletjes gedaan. Er zijn veel activiteiten. Het is de sfeer, hier in Nederland voel je dat niet.’


Emad (rechts).

Ze voelen zich hier wel geaccepteerd. ‘Ik had niet verwacht dat we zo geaccepteerd zouden worden. We krijgen veel vragen, maar ook steunbetuigingen. Nederlanders vinden het knap dat we vasten. Van het contact met hen krijg ik echt het gevoel dat ze het accepteren’, zegt Emad. Zaher heeft zelfs een Nederlandse vriend die een dag meedeed met het vasten. ‘Hij wil het nooit meer doen’, zegt hij lachend.

Voor het Suikerfeest hebben de jongens niet echt plannen. ‘We gaan zelf zoete hapjes maken en zoeken elkaar op. De moskeeën in Tilburg organiseren wat voor de kinderen uit het azc. Die krijgen dan cadeautjes. Voor de volwassenen is er een speciaal gebed’, aldus Zaher. Ahmed ziet grote verschillen met Palestina. ‘Hier in Nederland is het een gewone dag. Het is heel anders dan in eigen land. Daar tellen we heel het jaar de dagen af voor het Suikerfeest. Het is een groot feest en iedereen doet mee.’

Zolang het onveilig is in het herkomstland willen de mannen graag in Nederland blijven. Ze willen blijven meedoen aan de ramadan. Het is volgens hen een traditie die hoort bij het geloof. Daarnaast is het volgens Emad ook nog goed voor je gezondheid. ‘De maag werkt elf maanden voor ons, dus die geven we tijdens de ramadan rust.’

Surinaamse Nederlanders voelen zich niet gehoord

0
Nederland maakt zich op voor Keti Koti, een Surinaamse feestdag op 1 juli ter viering van de afschaffing van de slavernij in 1863. Hoewel er veel te vieren valt, zijn er ook genoeg problemen, zoals racisme en het niet erkennen en bespreekbaar maken van het slavernijverleden.

Onlangs presenteerden de Surinaams-Nederlandse organisaties Surinaams Inspraak Orgaan (SIO) en New Urban Collective (NUC) het onderzoeksrapport Je moet twee keer zo hard werken over discriminatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt ten aanzien van Surinaamse Nederlanders. Van alle respondenten heeft bijna driekwart de afgelopen twee jaar discriminatie op de werkvloer ervaren, bijvoorbeeld in de vorm van kwetsende grappen.

Discriminatie
‘Ik heb op het werk zo vaak te maken gehad met racistische opmerkingen. Je wil jezelf verder ontwikkelen, beter worden in wat je doet en je ook een beetje een onderdeel voelen van het team, maar voor mij was dat niet altijd vanzelfsprekend’, zegt Andrew End van de SIO-jongerencommissie. Zo had hij een leidinggevende die hem telkens in een accent aansprak wat Surinaams moest voorstellen. ‘Ook op school kreeg ik telkens het gevoel dat witte Nederlanders werden voorgetrokken, zelfs bij het krijgen van uitleg van de docent. Dat soort dingen blijft je hele leven bij. Ik heb altijd gedacht dat ik veel meer had kunnen bereiken als ik de aandacht had gekregen die zij kregen.’

Volgens Peggy Burke, oud-raadslid namens de PvdA, wordt discriminatie van Surinaamse Nederlanders op de arbeidsmarkt enorm onderschat. ‘Dat is heel erg jammer, omdat ik juist geloof dat je mensen in een diverse samenleving, waarin organisaties een divers personeelsbeleid hanteren, veel beter kunt laten presteren. Het is niet goed te praten dat Surinaams-Nederlandse jongeren zich, zoals Rutte zegt, moeten invechten in een land waar ze geboren en getogen zijn. Het is al een heel gedoe als Surinaamse Nederlander om een baan te vinden, maar de vraag blijft ook hoe ze stand houden nadat ze eenmaal aan het werk zijn. We horen vaak dat Surinaamse Nederlanders voor Zwarte Piet of neger worden uitgemaakt. Dat soort dingen jaagt hen weg. Ze worden letterlijk weggepest.’

[blendlebutton] Ook Raksha Nazir, juridisch begeleider bij Stichting Vluchtelingenwerk, heeft zowel op de werkvloer als op school negatieve gevolgen van discriminatie ervaren. ‘Tot de uitreiking van je diploma ervaar je dat je buiten de boot valt. In een zee van wit val je op. Mensen reageren verbaasd als ze horen dat je al een master hebt en bezig bent met de tweede. Omdat de norm wit is, wordt je als uitzondering gezien en dat wordt je telkens weer duidelijk gemaakt.’

Integratie
In Nederland bestaat het beeld dat Surinaamse Nederlanders heel goed geïntegreerd zijn en minder problemen ervaren rond racisme en discriminatie dan Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Cijfers tonen echter een andere werkelijkheid aan; een werkelijkheid van juist veel discriminatie en racisme. ‘Mensen denken dat wij goed geïntegreerd zijn en zeggen vervolgens dat we niet moeten zeiken. Het is erg vreemd dat de integratie van Surinaamse Nederlanders zo vaak in hun nadeel werkt’, zegt End. ‘Wanneer Surinaamse Nederlanders een uitkering aanvragen wegens werkloosheid bijvoorbeeld, wordt er heel moeilijk gedaan, omdat ze de taal kennen, goed zijn geïntegreerd en dus eigenlijk beter voor zichzelf kunnen opkomen, denkt men. Maar een goede integratie sluit niet uit dat je keihard gediscrimineerd kan worden. Er is altijd wel een potje tegen radicalisering of voor integratie van bepaalde groepen, maar voor Surinaamse Nederlander is dat er niet. We worden afgestraft omdat we goed kunnen meedraaien in de samenleving. We hebben bijna geen tools meer om ons in Nederland verder te ontwikkelen. En dat hebben we nu wel hard nodig.’

Nazir sluit zich bij End aan, maar benadrukt dat er onderling verschillen zijn tussen Surinaamse Nederlanders. ‘Ik denk dat mensen met Afrikaanse afkomst meer racisme ervaren dan mensen met bijvoorbeeld Aziatische roots. Het soort discriminatie is ook anders. Wat we wel gemeen hebben, is dat we allemaal met micro-agressie te maken hebben.’ Nazir denkt dat Surinaamse Nederlanders veel vaker slachtoffer zijn van racisme dan veel autochtone Nederlanders denken. ‘We belanden steeds in situaties waarin er geïmpliceerd wordt dat we onze plek moeten kennen. Dat is pijnlijk.’

Slavernij
Naast discriminatie en racisme voelen Surinaamse Nederlanders zich ook niet gehoord als het gaat om de discussies over Zwarte Piet of erkenning van het slavernijverleden. ‘Ik ben geboren in Nederland, ik ben hier opgegroeid en wil mij Nederlander voelen, maar dat gevoel heb ik niet en dat krijg ik niet door dit soort dingen. Ik mag mijn stem niet laten horen, wanneer ik dat wel doe, wordt het toch niet serieus genomen. Het lijkt wel alsof we niet bestaan’, zegt End. ‘Het minachten van de zwarte bevolking in Nederland is iets waar we met z’n allen heel goed naar moeten kijken.’

Burke zegt dat het gevoel van ‘niet gehoord worden’ een enorme impact heeft op vooral jonge Surinaamse Nederlanders. ‘De discussie speelt al jaren. Men wil gewoon niet luisteren naar het standpunt van de gemeenschap. Gelukkig is de generatie van nu wel veel strijdbaarder dan de mijne, dat zal wel een verschil maken.’ Hij vindt dat Surinaamse kwesties niet serieus worden genomen in het onderwijs. ‘Op school wordt het hoofdstuk over de geschiedenis van de slavernij structureel overgeslagen. Iedereen wordt geacht op 5 mei de bevrijding te vieren, terwijl een dag als 1 juli (afschaffing slavernij, red.) niet belangrijk wordt gevonden. De Nederlandse geschiedenis zit nou eenmaal zo in elkaar, dat moeten we eindelijk eens accepteren.’

End sluit zich daarbij aan. ‘Ik ben maar één alinea, hooguit vijftig woorden tegengekomen in de geschiedenisboeken over slavernij. Daarin stond trouwens heel nonchalant dat het gewoon een soort handel was’, beklaagt End. Volgens hem laat dat zien dat Surinaamse Nederlanders de erkenning waar ze om vragen helemaal niet krijgen. ‘We zijn in Nederland blijkbaar niet eens in staat om het leed van vierhonderd jaar slavernij openlijk te erkennen.’

Nazir zegt dat zij zich als Surinaamse Nederlander altijd bewust is geweest van het gebrek aan historisch besef in Nederland. ‘Geschiedenisboeken die onvolledige en incorrecte gebeurtenissen weergeven en docenten met een gebrek aan kennis en heel veel vooringenomenheid hebben daar zeker aan bijgedragen’, legt Nazir uit. ‘Het probleem is dat er gewoon geen of onvoldoende interesse is om dit deel van de Nederlandse geschiedenis te accepteren en daar lering uit te trekken. De Zwarte Piet-discussie maakt dat pijnlijk duidelijk. Wit Nederland kan niet omgaan met de gevolgen van het koloniale verleden en dus ook niet erkennen hoe oude machtsstructuren nu nog effect hebben op onze samenleving.’ Het ontkennen van het bestaan van racisme en discriminatie heeft volgens haar vanzelfsprekend ook gevolgen voor hoe men omgaat met islamofobie. ‘Als Surinamer én moslim vind ik dat extra erg, maar ook dit wordt weggewuifd. Dit zijn problemen waar ik niet dagelijks persoonlijk mee word geconfronteerd, maar die wel een rol spelen in de mate waarin ik mij ergens welkom voel.’

Identiteit
Maar voelen Surinaams-Nederlandse jongeren zich dan nog wel thuis in Nederland, na alles wat er in hun ogen misgaat? ‘Als je in Nederland bent geboren en getogen, wat is dan je thuis?’, vraagt Burke. ‘Nederland is hun land. Het is dus triest dat ze in hun eigen land niet volledig geaccepteerd worden. Dat ze ook geen ander land hebben waar ze naar zouden kunnen verhuizen, maakt de jongere generaties veel strijdbaarder om de problemen aan te pakken. Want ze zien dat ze geen andere optie hebben.’

Strijdbaar is Nazir zeker. ‘We zien dat er iets niet goed zit in de Nederlandse samenleving en we willen dat veranderen. De keuze om in Nederland te wonen is voor ons gemaakt door onze ouders, maar wij kiezen ervoor om de plek op te eisen die we verdienen in dit land. Ik denk dat dat echt een heel belangrijke ontwikkeling is. Dit is ook ons land. Ik wil naar die volwaardigheid toe en misschien gebeurt dat nog in mijn leven, maar anders voor mijn kinderen of kleinkinderen.’

De Surinaamse identiteit speelt nog steeds een belangrijke rol in het leven van Surinaamse jongeren. ‘Ik ben geboren in Suriname en ik identificeer mij ook als Surinamer. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de talen die ik spreek, het eten dat ik eet, de muziek waar ik op dans en mijn ideeën over opvoeding. Dat is allemaal onderdeel van mijn Surinaamse identiteit’, zegt Nazir. ‘Mijn identiteit kan en wil ik niet verstoppen. Je ziet het aan mijn uiterlijk, maar ook aan mijn ideeën en de manier waarop ik bepaalde dingen ervaar. Het is vormend geweest voor wie ik ben en hoe ik in het leven sta.’ End denkt er ook zo over. ’Ik voel me honderd procent Surinamer. Maar ik woon ook in Rotterdam en het is heel mooi om te kunnen zeggen dat ik me ook Rotterdammer voel.’

Terwijl veel Surinaamse Nederlanders zich achtergesteld en niet gehoord voelen, zijn er ook mensen die zich daar niet helemaal in kunnen vinden. ‘De Surinaamse gemeenschap is enorm divers, niet iedereen is het met elkaar eens’, merkt Ixora Balootje, lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland namens de ChristenUnie/SGP. ‘Ook bij discussies over Zwarte Piet en het slavernijverleden zie je dat er grote verschillen zijn in de standpunten die Surinaamse Nederlanders nemen.’ [/blendlebutton]